Veel tijd zullen we niet meer hebben om te herlezen wat we schreven, omdat het veel is wat er staat en te kort de tijd die hij ons overlaat.
Alsof we, om te kennen wie we zijn we weten wilden wat werd opgetekend, teruggaan wilden naar de vele plaatsen waar we waren en hoe we waren,
ons bezinnen wilden hoe we hebben liefgehad: de holle weg naar de kapel een zomeravond - vuurvliegjes in de struiken toen ik je hield in het diepste van de velden met maan en sterren levend boven ons.
Alsof ik nood zou hebben te herlezen wat toen in mij is neergerezen.
Alsof er noch zin zou zijn, noch lijn in wat de dagen waren, de jaren blad na blad ons niet gewijzigd had, gevormd tot waar we nu staan opgesteld.
Zo: Dimmi maestro, dimmi signore, Zeg me, Dante, wat je over eeuwigheid ons nog te vertellen hebt?
Zelfs al komen we er niet verder mee het blijft een vraag die we niet laten kunnen, al zoeken we, al trachten we voortdurend te ontcijferen al wat hierover er te lezen staat,
alom is stilte en stilte is wat blijven zal.
|