 |
|
 |
|
|
 |
01-04-2019 |
Er zijn van die dagen. |
De reis gaat verder,
ik ontdoe de dagen van hun naam, zie hoe het licht de dingen tekent en hoe de
dingen me benaderen, niets is wat er de vorige morgens niet was, een vlucht
duiven misschien, de roep van de overvliegende aalscholvers misschien, maar
onvermijdelijk is er het schrijven dat me wacht, het gebeuren dat zich onveranderlijk
opdringt.
Denk ik dan: man je
gaat er aan ten onder, op een dag zul je vertrekken zonder aan te komen, zul je
onderweg ergens steken blijven, in het midden van een zin, in het midden van
een woord zal je adem stokken en wie zal dan verder schrijven de luchten in, de
dagen verder, de maanden naar december toe?
Ademnood is
schrijversnood, je weet wat het is maar je schuift het op zij. Je denkt, het is
nog niet voor mij bestemd, toch niet vandaag, morgen kan het of de dag erna, maar
niet vandaag, niet nu, het ogenblik van dit eeuwige, opstandige nu, van het
zijn in het nu ogenblik, er in opgetild, er in vastgezet en weer losgelaten,
keer op keer in een volgend nu.
Wachtend op het woord
is je dag zoals hij gisteren was en toch ook
niet want je wachten is niet wat het gisteren was. Het is een
aaneenschakeling van verschillende wachten, de dag door, de nacht in.
Hoe je leeft is hoe
je bent, losgeslagen of bepaald in wat je dacht en hoe je er waart op ingesteld. Je torent er
niet boven uit, je bent geen feniks, je ploetert maar wat in je woorden om in
leven te blijven, nog niet te vergaan in ledigheid. Je wilt strijdend ten onder
gaan. Een ijdele gedachte waar geen mens beter van wordt en, rust is je niet
gegund, geen sikkepit, de tijd is er om gebruikt te worden niet om ingeslapen
rond te lopen. En als het zo is, als je het zo zeker weet, waarom klaag je dan?
Jij zelf hebt het
opgezocht, het is niet naar je toe gekomen, het heeft niet gezegd, ik ben hier
je hebt me te nemen, neen, je interpreteerde als een must, de uitdaging die
plots is opgerezen uit de bladzijden van een boek. Trouwens, vraag je nu maar
af, wie je zou geweest zijn ware dat boek er niet geweest: een arme sterveling.
Niet dat je er nu beter aan toe bent, maar je hebt toch iets dat een houvast is
om mee binnen te varen in de zee van dagen over jou. Stel, dat het er niet ware
geweest: je dagen leeg, hoogstens gevuld met de woorden van anderen om naar op
te kijken. Nu heb je het voorrecht op te zien naar de woorden van jezelf, de
woorden die er waren, die er altijd zijn geweest in de wereld om je heen.
Denk, dat je uit de
massa opgerezen bent om woord te zijn, in de schaduw weliswaar van de groten
van de aarde en je weet, de plaats van nu is de plaats die je was voorbehouden,
het licht van hen heb je niet bereikt, al wou je wel, al lag het in je
betrachten, in de wijze waarop je je hebt ingezet en je je hebt opgesteld. Maar
meer was niet voorzien voor jou in het Boek dat van het leven is.
Je kunt vergaan in
deze leuze, geen plus est en vous,
maar, contentez-vous de ce qui est en vous
want meer bereikt je niet en houd dit je voor gezegd.
Wat is er van de dag
van 1 april, waar je de zotten brengt waar je maar wil. Ik ben niet zo ver
gegaan. Ik ben gebleven binnen de openheid van het nu ogenblik dat ik uitgerekt
heb tot het uiterste punt ervan om het volledig leeg te halen. Een soort gebed
tot de Heer, of de Dame, of het Zijn van het Universum.
Ik voel me er niet
goed bij. Er zijn van die dagen.
01-04-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-03-2019 |
Verwondering. |
Klara vraagt me elke
dag verwonderd te zijn en ik doe mijn best om, zelfs verwonderd te zijn over
mijn verwondering er nog altijd te zijn. Dit met een knipoog naar het leven
toe. Al weet ik niet wat het leven is
noch wat het is te leven. Maar de verwondering ken ik, het is helemaal niets
nieuw, ik schrijf er dagelijks over of alludeer er op. In feite, en men
begrijpe me niet verkeerd, wil ik zelf verwondering zijn over wat ik schrijf.
Ik was dit wellicht toen ik meende te mogen opstellen dat er nooit een schepping is geweest en ga maar
verder.
Is het aanstellerij,
is het allesbehalve nederigheid, is het zo maar iets uitgekraamd op goed valle
het uit? Wie zegt het me als ik het niet zeggen zou, zelfs met overtuiging dat
het niet zo is.
Mijn kameraad van
vele jaren aan de zee in San Juan Alicante, sprak me over wat hij wist wat de
zee betekende als hij er was met mij, en zelfs, als hij er alleen was, hij er een
sterk gevoel had dat ik er was en dat hij spreken kon met mij, soms luidop,
zegde hij, maar meestal in gedachten. Zelfs als hij thuis was en er neer zat in
de tuin, of er rondliep dacht hij aan de ogenblikken dat we samen waren daar op
die plaats op de rotsen met de zee voor ons, immens tot aan de einder, immer aanrollend
tot aan onze voeten. Hij had dat gevoel niet met zijn echtgenote, hij had dit
enkel met mij als we er zaten en als we spraken over wat er was in de wereld;
zelfs als we er waren, zwijgend, gevangen in gedachten. Hij sprak me over het
wonder dat de vriendschap is. Hij was enkele jaren ouder dan ik maar ik voelde even
goed wat hij voelde over het wonder van het vriendzijn. Hij is heengegaan na
een korte ziekte. Ik heb hem toegesproken als hij opgebaard lag tijdens de mis
in de kerk. Ik heb hem verteld hoe ik me voelde bij hem, naast elkaar gezeten,
soms met een boek in de hand en wat het is een vriend die heen gaat. Hij was
een gelovig man, al spraken we er weinig over, maar. Ik ,wist het omdat ik hem
bezig zag in de kathedraal in Alicante waar we elke zondag de mis bijwoonden. Hij
sprak me dan over zijne moeder, die een heilige was, wist hij, die heel wat
had meegemaakt in haar leven.
We zagen elkaar enkel
daar aan de zee en de rotsen in San Juan, op een plaats Cabo de las Huertas, de Kaap der Tuinen. In Vlaanderen woonden we
op een boogscheut met de wagen van elkaar, maar we zochten elkaar niet op alsof
we verschillende personen waren hier in dit land. Maar eens, ginds op de rotsen
aan zee, waren we ingesteld op elkaar, de zee was de sacrale band die ons
samenhield.
Verwondering dus over
wat van de vriendschap is tussen twee mannen op leeftijd. Na de wandeling, op
een terras een koffie drinkend, of een biertje, of een glas wijn, of,
uitzonderlijk op grote momenten, een Carlos primero brandy. Moments of happiness, we kennen ze.
Verwonderd zijn over die momenten van geluk die lijk lentebloesems vallen over
ons.
Ik weet dat hij ginds
op die bijzondere plaats aan zee, wacht op mij, zoals een vader die wacht aan
de hemelpoort op de komst van zijn zoon.
31-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-03-2019 |
Het zijn van de tijd zelf |
Er is een zeker
spanningsveld als ik het einde van de maand benader. Een terugblik ook, een
afwegen van wat eens te meer voorbij is, een deel dagen, zijnde ditmaal een
vierde van het jaar. Het is ook een nieuw vertrek in een nieuwe ruimte van tijd
die zich openen gaat. Ik hoop dan telkens op een verse bevruchting van de geest
door wat ik ontmoeten zal op mijn weg, nu ik meer en meer gekluisterd word aan
binnenwegen.
Een vriend, een paar
dagen geleden bracht even mijn hoofd op hol toen hij met vuur sprak over de
beroemde 38 frescos van Giotto illustrerend het leven van Maria, die zich bevinden
in de Capella degli Scrovegni,
gelegen in de Giardino dellArena
in Padova. Hij zegde me dat hij deze driemaal heeft bezocht, wat veel
betekenend is. En ik, zoals hij erover uitweidde, benijdde hem, als ik eraan
dacht, in plaats van de kunststeden te bezoeken, ik me offerde aan de bergen
van de Valais, en ik dus weinig meer te vertellen heb dan wat ik van de bergen
daar heb overgehouden. Mijn vervoering was van een totaal andere aard, ze kende
niet het verheffende van wat de mens vermag, wel het verhevene van wat de
natuur vermag. Hij genoot en ik onderging. Ik weet wel dat je, zoals je niet
alle boeken lezen kunt, je ook niet alle
kunstwerken kunt zien, dat beperking de regel is, maar ik weet toch dat mijn
beperking overmaats is als ik vrienden hoor vertellen over hun bezoek aan de
Hermitage in St.Petersburg of de kastelen van Tsjechië, of de frescos van Giotto.
Ik voel me dan a poor man
teruggetrokken en onder zegel geplaatst.
Hoe kom ik eraan me
te storen hiermede. Heb ik Giotto niet bezocht ik heb toch in Frankrijk de
gotische kathedralen bezocht, ik heb er toch de romaanse kerken bezocht en ik
heb toch gezocht te verklaren waarom uit het romaans de gotiek is gekomen,
zoals uit de Bijbel de Verlichting is ontstaan. Heb ik dus de schilderijen van
de Hermitage, heb ik Giotto niet meegenomen in de bergen, ik had er toch de
bergen zelf en al wat er mee verband houdt en er is immens veel te beleven wat
die aangaat. Weliswaar je bent er anders, zoals je altijd anders bent eens weg
van huis, eens weg, in ouderdom gegroeid, uit het landschap van je jeugd. We
spreken er nog over, we halen terug wat nog terug te halen is, ook:
The
bitter apple and the bite in the apple.
And
the ragged rock in the restless waters,
Waves
wash over it, fogs conceal it;[1]
We hebben te leren aanvaarden
het leven dat was en zoals het was in al zijn schakeringen, zelfs deze die we
blijvend afdekken willen, verbergen willen in een laag van mist. Er is toch
geen ontkomen meer aan want, Time the destroyer
is time the preserver.
Zo zijn we nu eenmaal
ingesteld, het verleden weegt op het heden en het heden tracht er zich
voortdurend van te ontdoen. In de mate dat we er in slagen beleven we het
heden, het nu dat van het ogenblik is en enkel van het ogenblik zelf . Dit is
de grote kunst die weinigen bezitten, en het is nu eenmaal ook zo dat je met de
jaren meer en meer terugblikt op wat was, dan op wat nog komen gaat. Wat er tussen
ligt blijft meestal achterwege.
[1]
T.S.Eliot: Four
Quartets, The dry salvages, vers 117-119 en 115
30-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-03-2019 |
Het zijnde in potentie |
De eerste
zin die me te binnen valt is altijd toonaangevend. Ik dacht eraan dat wat ik
schrijf een lappendeken is van teksten die komen en gaan en afhankelijk zijn
van het ogenblik zelf dat ik ga neerzitten. Na zovele jaren wordt het dan een
warboel te weten wat ik al schreef en hoe ik het schreef en hierbij is het onvermijdelijk
dat ik me herhaal.
Dit was
gisteren het geval, toen ik Paul Davies boek in de hand hield en ik ging
herlezen wat ik onderlijnd had en hierin mijn inspiratie vond. Het is het geluk
dat ik heb, dat ik altijd bij het lezen, het voor mij meest opvallende heb
aangestipt. Het zijn zinnen die het boek schragen en mijn gedachten voeden. Zo
gaat het nu eenmaal in het leven. We bouwen verder op wat we vinden bij
anderen, of we voegen er iets aan toe, of, wat ook gebeurt, we breken het af of
zetten het in een andere coloriet. Hier is geen ontkomen aan.
Maar hoe
arm zouden we niet zijn indien we elke dag vertrekken zouden van uit het niets,
van uit een leegte, een donkere holte, zoals voor velen het Universum is
ontstaan. Geloof hen niet, zoals je niet geloven moet - ik zeker niet - dat er
geen voedingsboden is voor wat ik schrijf; dat mijn woorden niet klaar liggen,
zodat ik ze maar op te rapen heb. Zo moet het ook gebeurd zijn met het
Universum. Er was geen schepping uit het niets, dit kan niet, er was het
materialiseren van wat er was, het geleidelijk aan blootleggen van wat er was.
Hoe het er al was blijft een raadsel zoals het een raadsel is dat ik er in
slaag mijn vijf honderd woorden te schrijven die ook geleidelijk aan
blootkomen, alsof ik maar met een doek het stof erop weg te vegen heb opdat ze
er zouden zijn;
Het
ontstaan van het Universum moet ook zo iets geweest zijn maar dan op een totaal
andere schaal. Het was er, het is er altijd geweest in een of andere, zoals mijn
woorden, bestaande vorm. Het was er in potentie en het potentiële heeft vorm
gekregen.
Zeg ik
jullie dat het my lucky morning was. Zeg
ik jullie dat ik om vijf uur ben opgestaan, het hoofd, dacht ik, leeg; dat ik
beginnen schrijven ben en dat je nu leest wat er gekomen is, niet uit het niets
, maar uit wat er in potentie in mij aanwezig was. En was het niet in mij, het
was er dan toch ergens.
Zo was het gisteren, maar toen dacht ik
nog niet aan wat ik nu geschreven heb. Zo zal het, hoop ik, morgen zijn,
telkens opnieuw, tot ik stilvallen zal, het ogenblik dat ik niet meer de kracht
zal hebben de woorden te gaan halen waar ze wachten om genomen, om uitgestreken
te worden. Een schilder, een beeldhouwer, een componist is op eenzelfde wijze
ingesteld, als hij de kracht heeft, of wat ook dat nodig is, neemt hij over wat
er voorhanden is, bij de ene wat meer dan bij de andere.
Ik noemde dit vroeger creatief zijn,
wat het schijnbaar is. Ik zou dit nu een andere naam willen geven, het is de
eigenheid te gaan blootleggen wat er onderhuids is. Een eigenheid die niet
aan elk van ons in een zelfde mate gegeven is.
Maar dit is dan een ander verhaal,
even diepzinnig. Ik schrijf er geen andere.
29-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-03-2019 |
Paul Davies en de New Physics |
De meeste boeken die ik bezit zijn van vóór 2010, toen ik met mijn blogs
begonnen ben. Dit betekent dat ik blijf teren op wat ik, in de vorige eeuw (!),
tot en met het begin van de XXIste heb ontdekt, heb onthouden, verwerkt, en
gecommentarieerd. Het betekent helemaal niet dat ik geen oog heb gehad voor het
nieuwe dat zich aanbood, maar de essentie is van vroeger, is de humus van
waaruit ik opgegroeid ben.
Destijds, en nu nog, was en is Paul Davies voor mij een belangrijke
leermeester. Vooral zijn God and the New Physics[1]
heeft me heel wat bijgebracht. Een
zin bijvoorbeeld die hij haalde bij Niels Bohr is me altijd bij gebleven:
Anyone who is not shocked
by quantum theory has not understood it.
Ik meen wel de diepere zin van de New Physics
begrepen te hebben. Ik meen zelfs er elke dag mee geconfronteerd te zijn als ik
met een duw op de knop van het doosje in de hand, het hekken open, of als ik
mijn mails verstuur naar alle uithoeken van de wereld, vele zaken verwijzen me
vandaag naar het bevreemdende van de Nieuwe Fysica.
En wat ik al herhaalde malen heb willen zeggen,
als ik er, als met kennis van zaken -
wat ik niet heb - over spreek, zijn de
woorden van Davies, woorden die ik haal uit zijn Preface bij zijn God and
the New Physivs:
no doubt
many of my colleagues would strongly disagree with the conclusions I attempt to
draw. I respect their opinions. This is simply one mans perception of the
universe; there are many others. My motivation for writing the book is that I am convinced there is more to the world
than meets the eye.
Dit zijn de woorden die ik duidelijk zou willen
onderlijnen als zijnde ook die van mij. Om te beginnen, beweren dat ik begrepen heb
wat de kwantumtheorie betekent zou ik zeker niet durven zeggen of schrijven,
maar ik weet dat het toch mijn beeld van God en van het Universum radicaal
heeft gewijzigd, dat het mijn
visie op de dingen heeft open gescheurd, dat ik nu weet dat er muziek en
mystiek binnenin de dingen zit. En in deze zin is het een enorm belangrijk
iets. En dat ik, als mens, een belangrijk deel uitmaak van al wat is, dat ik er
in mijn materiële vorm deel van uitmaak en zeker ook in mijn onzichtbare
immateriële vorm, deze van de denkende mens.
Het is een gedachte die ik koester: ik, zwemmend in de wereld van het
denken, de wereld van de geest, die ik nu zie als de wereld van wat is
binnenin de particules van het atoom in al hun verscheidenheid. Een gedachte
die enorm veel mogelijkheden biedt. Ze licht een tipje op van de donkere sluier,
zelfs al weet ik, dat ik nog niet op de drempel ervan sta en dat ik de tijd
niet meer heb om verder te komen, dat dit ene tipje, toch iets is dat beloftes
inhoudt. En wat meer is, ik weet dat het in de goede richting wijst.
Ooit las een vriend priester de mis in een soort kapel in de catacomben
van Rome. Hij sprak toen in een korte homilie, voor de vuist, over God en hij
sprak deze voor hem, als priester, toch vreemde woorden. Er is, zegde hij, een
wand tussen God en de mens, een glazen wand maar deze is bedampt langs de kant
van God.
Ik schrijf dit in het licht van de morgen, midden in de levende, wondere
natuur, die zijn tentakels heeft, gedrenkt in de kwantum fysica. Gedrenkt in de
geheimenis van atoom en elektron en misschien meer nog, in de deeltjes die nog
te ontdekken zijn om, eens ontdekt, op zoek te moeten gaan naar nog dieper
gelegen aspecten van het wondere geheel. En dit alles opwellend van uit de
ondergrond naar de dagelijkse gebeurtenissen die ons gevangen houden en
waarmede we bezig zijn.
Echter, terwijl ons lichaam op weg is naar zijn eindpunt, is onze geest
vliedende, zoekt hij alle mogelijke middenwegen op die hij nemen kan, vrij en
tijdloos, de eeuwigheid aan zijn voeten liggend.
Er is inderdaad heel wat meer in de wereld dan het oog kan zien en dit is het, dat de
queeste voedt en in beweging houdt.
[1] Paul Davies: God and the New Physics.
Ed. J.M. Dents and Sons,Ltd.London, 1983.
28-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-03-2019 |
Het Evangelie van Johannes: 13, 19, 20. |
i
Wat zet me er toe aan te
spreken over het liefdesleven van een man die geen liefdesleven hebben mocht? Wat
win ik er bij, als het geen verlies zou zijn?
De reden waarom ik
gisteren in mijn blog André Pézard heb opgevoerd en wat hij vertelde over het
fresco van Giotto: Jezus en Maria Magdalena in de Hel moest gezien worden als een inleiding die me brengen moest naar het Laatste
Avondmaal van Leonardo Da Vinci, een fresco dat me heeft geïntrigeerd en nog meest
van al omwille van het feit dat Leonardo het gewaagd heeft de aanwezigen op zijn
fresco te schilderen zoals hij het gedaan heeft, met een vrouw - onmiskenbaar
een vrouw - gezeten rechts naast Jezus. Het moet dus in die tijd, einde XVe
eeuw, een gekend feit geweest zijn door iedereen aanvaard.
Eigenaardig is wel dat -
tot en met Dan Brown - iedereen, en zeker in de Kerk, dacht dat het Johannes was die daar zat.
Johannes die dus over zichzelf zou geschreven hebben dat hij het was die de
meest geliefde discipel van Jezus was.
Ik ben Dan Brown niet gaan
herlezen. Wel het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 13, vers 23, zoals ik
gisteren geschreven heb. Ik ben zelfs de tekst ervan gaan zoeken in de vier Bijbels
in mijn bezit:
In de eerste plaats, in
mijn Willibrordus vertaling 1975. Hier staat er heel duidelijk: de leerling die door Jezus werd bemind - ik denk niet dat Jezus een man beminde - de discipel lag dicht tegen Jezus aan,
lezen we. Iets wat Da Vinci niet heeft gedaan, op zijn fresco, leunt de
discipel aan bij Petrus.
In mijn King James Bijbel
van 1611, lezen we in 13, 23, letterlijk het zelfde: the disciple whom Jesus loved, leaning on Jesus bosom. Dus niet
de minste twijfel mogelijk.
In La Biblia de Jerusalen,
die een vertaling is uit de Franse versie, la Bible de Jérusalem. Hier heerst
de correcte vertaling, hier ook is het: Uno
de sus discípulos, el que Jesús amaba, estaba a la mesa al lado de Jesús, sobre el pecho de Jesús.
In mijn Osty Bijbel wil men
twijfel zaaien - de tekst is minder vloeiend ook: A table, tout contre le sein de Jésus
se trouvait un de ses disciples, celui que Jésus préférait. Er is
een enorm verschil tussen aimer en préférer. Het is duidelijk dat met deze
woorden geschermd werd, want in een voetnoot bij de tekst wordt er aan
toegevoegd, tussen twee commas, celui
que Jésus aimait. Osty in zijn vertaling heeft alles gedaan wat mogelijk
was om te laten uitschijnen dat het Johannes was die Jezus prefereerde.
In de vier Bijbels is het
echter in hoofdstuk 19: 25 dat de oplossing duidelijk gesteld wordt. Het is de
passage aan de voet van het kruis - het gaat hier enkel om de tekst van het
Evangelie van Johannes - aan het kruis zijn
aanwezig: zijn moeder, de zuster van zijn moeder én, Maria Magdalena, dus geen
Johannes te bespeuren. En onmiddellijk erna in 19: 26: Jésus donc voyant sa
mère et près delle, le disciple quil préférait, dit à sa mère
(op wat hij
zegde kom ik terug). Le disciple quil aimait kan dus onmogelijk Johannes
geweest zijn, maar Maria Magdalena die er aanwezig was.
Ik heb dit willen
uitschrijven omdat het een voor mij belangrijke passage is wat de persoon van Jezus
betreft. Het brengt hem terug tot zijn mens-zijn. En wat de woorden van de
Willibrordus 1975 aangaat, de laatste door Jezus aan het kruis gesproken tot
zijn Moeder en de leerling, Maria Magdalena, in 19: 26: Toen Jezus zijn Moeder zag en naast haar de leerling die hij lief had,
zei hij tot zijn Moeder: Vrouw, zie daar uw zoon. 27: Vervolgens zegde Hij tot
de leerling: zie daar uw Moeder. En van dat ogenblik af nam de leerling haar
bij zich in huis. Of voor mij een duidelijke woordspeling: jij, Maria
Magdalena, zult voortaan haar zoon zijn.
Ik moet er om te besluiten
aan toevoegen dat Hoofdstuk 20 opnieuw verwarring zaait. Hierin is er sprake
van Maria Magdalena die de eerste is de zondagmorgen, zijnde de eerste dag van
de week, om het graf te bezoeken, ze ziet dat het graf leeg is en loopt in
allerhaast naar Simon Petrus en, naar de leerling die Jezus lief heeft om hen
te verwittigen. Wat dan weer de twijfel doet oprijzen.
In elk geval Leonardo Da Vinci
moet meer geloofd hebben in de gegevens van hoofdstuk 13 en 19 en niet in deze van hoofdstuk 20; en wij zijn hem hierin gevolgd.
Hij heeft dus, en met
geldige reden volgens Johannes, Maria Magdalena een plaats gegeven naast Jezus
op zijn fresco. En we weten nu waarom ze zich op het fresco neigt tot Simon
Petrus - en niet ligt aan de borst van Jezus - omdat die haar de vraag stelt wie
het is waarvan Jezus zegt dat hij hem verraden gaat.
Ik kan nu, met een gerust
gemoed(?) deze zaak afsluiten met een voetnoot en definitief klasseren.
Aanvullende Tekst:
Een
lezer, Roger Tas ,wees er me op dat André Pézard (1893-1984), onnauwkeurig was. Hij schrijft me. De beroemde frescos van Giotto
bevinden zich in de Capella degli
Scrovegni, en die is gelegen in de Giardino dellArena in Padova, inderdaad op de plaats van het
Romeinse amfitheater (arena). De kapel werd in het begin van de 14e
eeuw gebouwd in opdracht van Arrigo (Enrico) Scrovegni, als Wiedergutmachung
voor de schande van zijn vader Reginaldo die als woekeraar erg rijk was
geworden. Dante ontmoet die Reginaldo in de Het (Canto XVII, 64-67).
Giotto kreeg de opdracht de kapel van frescos te voorzien. In 38 taferelen
wordt het leven uitgebeeld van Maria
(van voor haar geboorte, met het verhaal van haar ouders, Joachim en Anna, tot
aan de geboorte van haar zoon Jezus) en Jezus
(van zijn geboorte tot zijn Verrijzenis, Hemelvaart en Pinksteren). Ook Het
Laatste Oordeel is afgebeeld. Het tafereel waar Pézard naar verwijst is niet de
Nederdaling in het Voorgeborchte (want dat heeft Giotto hier niet geschilderd),
maar wel de Verrijzenis (Noli me tangere). Jezus is triomfantelijk opgestaan
uit het graf en draagt het pennoen met het kruis en de tekst Victor Mortis.
Maria Magdalena ligt geknield aan zijn voeten.
27-03-2019, 07:34 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-03-2019 |
Maria Magdalena en Da Vinci |
Over wat schrijf ik anders
dan over zaken die ik belangrijk vind en die ik bewaren wil op een plaats van
mij. Zo ben ik jaren bezig geweest met de lectuur van Dantes Divina Commedia. Vele passages hierin
zijn me bijgebleven. Zo de geschiedenis van Francesca en Paolo; de roekeloze reis
van Ulysses tot voorbij de grensstenen geplaatst door Hercules (tussen Spanje
en Marokko); de opsluitng en hongerdood van graaf Ugolino en zijn twee kinderen
en twee kleinkinderen; én het nederdaling van Christus in de Hel, in het
Voorgeborchte - ondertussen afgeschaft door de Kerk - en het is die doortocht
die ik hier op het voorplan brengen wil.
Het is Vergilius die dit
vertelt aan Dante in Canto IV van het Inferno Toen ik hier nog maar pas was aangekomen[1], heb
ik hier een machtig iemand zien binnenkomen, gekroond en met het teken van de
overwinning [2].
En, zegt
hij nog de gekroonde heeft met zich meegenomen: de schim, en hij noemt ze op,
van Adam en zijn zoon Abel, deze van Noah, van Mozes, van Abraham de patriarch,
van koning David, van Israël met zijn vader en zijn kinderen en van Rachel voor
wie hij zo lang dienen moest. En vele anderen en allen maakte hij gelukzalig.
Maar ik wil dat je weet dat er vóór hen geen menselijke zielen werden gered. Vergilius
en Dante wandelen verder, en op een ogenblik Dante, fier, zegt dat ze zijn in
het gezelschap van Homerus, Horatius, Ovidius en Lucanus, en ze onderweg
praatten over dingen waarvan het hier (op aarde) beter is erover te zwijgen dan
er daar over te spreken.
André
Pézard, in zijn werk Dante, Oeuvres complètes éditions Gallimard,
1965, vertaalt gekroond en met het teken van de overwinning, door portant couronne et pennon de victoire
en voegt er aan toe : dat deze twee details, couronne et enseigne, kroon
en vaandel, te zien zijn op een fresco van Giotto, in de arena van Padua, waar
Christus, vergezeld van Maria Magdalena, neerdaalt in het Voorgeborchte van de
Hel, houdende in de hand een vaandel met een kruis en met de woorden victor mortis.
Da
Vinci volhardde aldus in zijn geloof dat Maria Magdalena, de geliefde/de vrouw
was van Jezus en dat het maar logisch was dat zij het was die naast Jezus zat
op zijn Laatste Avondmaal. Hij zal zich hierbij gesteund gevoeld hebben door
het verhaal van het Laatste Avondmaal in het Evangelie van Johannes:
21.
Toen Jezus dit gezegd had werd Hij ontroerd en verklaarde: Voorwaar, voorwaar.
Ik zeg u een van u zal Mij overleveren. 22. De leerlingen keken elkaar aan, in
het onzekere wie Hij bedoelde. 23. Een van de leerlingen, degene die door Jezus
bemind werd, lag dicht tegen Jezus aan
Degene
onder de leerlingen die door Jezus werd
bemind, lezen we[3],
wordt in 19. 25 en 26 geïdentificeerd als Maria Magdalena. Er is niet de minste
twijfel mogelijk; Jezus en Maria Magdalena waren een koppel. Of ze gehuwd waren
en of de bruiloft van Cana er verband mee houdt laat ik over aan de
Bijbelkenners. Eigenaardig is het evenwel dat Maria, de moeder, als ze er was als
genodigde, zou verwittigd geworden zijn dat er geen wijn meer voorradig was.
Ik heb dus, op basis van het Evangelie van
Johannes, niet de minste twijfel dat wat Da Vinci geschilderd heeft in zijn
Laatste Avondmaal waar er een dame gezeten is naast Christus, absoluut
strookt met de waarheid die ik vind bij Johannes.
Of er kinderen waren is een andere zaak, maar een
gissing in deze richting lijkt me niet onwaarschijnlijk. Ook niet voor Dan
Brown.
[1] Vergilius overleed in 19 voor Chr.
[2] Io era nuovo in questo stato / quando ci vidi venire un possente /
con
segno di vittoria coronato ( Inferno, canto IV: 52-54).
[3] 23.Now there was, leaning on
Jesus bosom, one of his disciples, whom Jesus loved lezen we in de King James versie van 1611. Deze leerling verschijnt in 19. 25 samen met Maria, zijn
moeder en haar zuster, als Maria Magdalena, aan de voet van het kruis. Deze
aanwezigheid wordt verder bevestigd in 19. 26 as the disciple standing
by, whom he loved.
26-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-03-2019 |
Zodagnamiddag in de lente |
Sprakeloos,
woordeloos, me weggeborgen gehouden in de plooien van de dag en gewacht, hopende
dat de klank van het licht mijn wereld naar
binnen zou openen. Maar niets bereikte me, niets of niemand kwam aankloppen om
binnengelaten te worden.
Ken
je deze gevoelens, willen en niets dat komt? Geen lichtpunt, geen openbaring. Een
student die niet weet hoe te beginnen aan zijn verhandeling. Ken je dit?
In
het dagboek dat mijn oudste dochter, Patricia, me schonk, waar het openvalt,
een zin van Alan Watts: We are all on
the process of waking up! Are you ready to wake up and find out who you really are?
En
vraag ik me af: Sta je nog steeds achter je statement van, nu al een paar
dagen terug, de durf die je toen hebt getoond en die je ondertussen, dankzij
Titus Burckhardt, hebt bevestigd gevonden, in de woorden van Ibn Arabi, geboren
in Murcia in 1165:
The fact that the terrestrial position of the human being, serving as
the fixed point to which will be related all the movements of the stars, here
symbolises the central role of man in the cosmic whole, of which man is like
the goal and the center of gravity.[1]
En er zullen er zeker heel wat zijn die dit gedacht en
geschreven hebben. In elk geval, ik sta er achter en blijf er logisch denkend achter
staan: de mens - niet de mens als dusdanig maar de geest in de mens - moet
gezien worden als het centrale punt in de Kosmos. Al het materiële omheen hem
tot in het oneindig oneindige, is noodzakelijk opdat hij er geestelijk zou
kunnen staan.
Maar als het zo is, hoe leven we ernaar, vooral als je
gewacht hebt tot een ver gevorderde leeftijd om het te ontdekken, hoe ga je om met
deze levensregel?
Of is het niet zo dat we geleefd worden, dat alles wat
die regel betreft vanuit de Kosmos zelve op ons afkomt; dat het al altijd zo
geweest is en het altijd zo zal blijven; dat we vast zitten in die
stroombeweging van het eerste ogenblik na de Big Bang af - en dit moet ik al
geschreven hebben.
Hoe we er zullen uit te voorschijn komen weet ik niet;
evenmin of het de mens op de planeet Aarde zal zijn die verder zal worden
opgevolgd tot op het eindpunt, weet ik niet; er zijn trouwens plaatsen,
planeten genoeg waar de geest van de mens, de nieuwe dan, kan gedijen. Misschien
zijn er plaatsen al waar die geest veel verder staat dan hier bij ons op aarde.
Het zou dus moeten volstaan het te weten, het te
beseffen welke rare vogels we zijn om er
naar te leven, ons te omwikkelen met die wolk van geest die de aarde in zijn
greep heeft; niet alleen toe te zien maar ook er vast in te geloven om dus geen
remmende factor te zijn.
Noteer, dat ik dit in de eerste plaats opteken voor mezelf,
dat ik het zie als een stroming die ik te volgen heb. Ik wil er niemand mee
belasten, als dit ooit een belasting zou kunnen
zijn. De stroom is er wil je je laten meevoeren, je doet het bewust; wil
je het ignoreren, je doet het onbewust, maar meegenomen wordt je. Daar is geen
ontkomen aan.
Ik denk niet dat het verkeerd zal aflopen, ik denk
niet dat er in de Kosmos, wat de geest ervan betreft, iets kan verkeerd gaan.
Misschien wel hier op Aarde, maar wat betekent de Aarde als planeet in de
Kosmos, nada. De geest in de mens op aarde daarentegen is van kosmische origine,
hij is niet enkel van de aarde, hij is van alle plaatsen, van alle planeten waar
leven mogelijk is, hij is wat de uiteindelijke uitkomst betreft ongenaakbaar.
Het is de visie die we hebben op deze zondag van 24 maart,
naar de avond toe.
[1]
Titus Burckhardt : Mystical Astrology according to Ibn Arabi,
translated from the French by Bulent Rauf, Beshara Publications, 1977, pag.10.
25-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-03-2019 |
Wat van mijn beginnen is |
Onder
elke blog verschijnt de melding Geschreven door Ugo dOorde, het is de fout
van de beginner die ik was en die ik meedraag sedert ik met een blog begonnen
ben. Echter geloof me, er zijn meer teksten geschreven door Karel Mortier dan
door Ugo dOorde, hoewel de lijn tussen beide soms moeilijk te trekken valt
want altijd hebben ze wel iets gemeen.
Zo
zijn we beiden nu begaan met een blog over het laatste schilderij van Vincent
Van Gogh, een schilderij waarin we Van Goghs afscheid van het leven menen te
lezen. Een van de komende dagen/weken geef ik hiervoor het woord aan Ugo en kan
hij zich uitleven.
Ondertussen
begin ik me zorgen te maken over wat ik begonnen ben. Een blog die ontstond in
antwoord op één zin van José Saramago die ik negen jaar geleden las in Le Monde, in verband met het verschijnen
ven dezes Cahier of Cuaderno- een verzameling van zijn blogs - waarin hij op
de dag van zijn 86ste verjaardag schreef: Ik omhels de woorden die
ik schreef, ik wens ze een groot leven toe en herbegin mijn schrijven daar waar
ik het gelaten heb. Ik was toen, de dag van 18 mei 2010, zo dwaas te schrijven:
Ik
ook omhels vandaag de woorden die ik schreef, wens ze een lang en groot leven
toe en ik begin nu, omdat ik niet kan stoppen met schrijven, mijn schrift, mijn cuaderno, dat doorlopen zal, zo hoop ik
toch, tot het einde van mijn dagen.
Vandaag
is mijn wandeltocht met het woord als gezel nog altijd gaande. Is het veeleer niet,
omdat ik me wil laten opmerken als schrijver, als iemand die iets te zeggen heeft
wat nog niet werd gezegd, en dit op een eigenzinnige wijze, een Einzelgänger in de literatuur, zoals
elke schrijver er denkt een te zijn?
Ik
mis mijn broer Daniël die veel te vroeg is weggegaan. Hij was mijn mentor, hij
zou me al lang gewezen hebben op mijn fouten, al lang gezegd hebben: Man, stop
ermee, je schrijft ouderwets over ouderwetse zaken die nog pasten ten tijde v an de Verlichting en dan nog op een wijze die
niemand nog interesseert. Je schrijft zoals een zondagsschilder die zijn doek
vult met fotografische koeien en bomen, met een kerktoren middenin, zonder voldoende
background. Misschien met een vleugje Gilliams, een vleugje T.S.Eliot, maar
meer niet. De rest komt uit je kleinburgerlijk zelf, en het ergste is, wat je
schrijft is niet te begrijpen voor de mens van vandaag, zoals het evenmin te
begrijpen was voor de mens van gisteren. Destijds, in je zelfgeborgenheid
schreef je zonder argwaan, schreef je omdat je hand stond naar het schrijven.
Vandaag met dat fameuze blog van jou, schrijf je vanuit je wereld naar je eigen
wereld. Je schrijft als vastgeketend op de contouren van een cirkel, langs je
lezers heen, je raakt hun klederen, maar heb je, je ooit al afgevraagd - en nu
met je statement van gisteren en van de dagen ervoor - of je binnendringt
langs de poriën van hun geest, de poriën van hun hart?
Ik
denk dat hij ongeveer dit, ware hij er nog geweest, me zou gezegd hebben. En
dan die andere broer, de jongste van ons drie, Georges, deze zwijgt. Wat zou
die kunnen zeggen: Man maak dat ik in jou nog mijn broer herken?
24-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-03-2019 |
A Statement |
Ik ga zelden met lege handen
naar de vijver, noch met een leeg hoofd. Wat ik gisteren gewaagd heb te
schrijven, dat er een Universum nodig was opdat de mens, de geest in de mens,
zou kunnen bestaan, zindert nog na in mij. Het zijn meer dan boude woorden, gedragen
en gevoed door de eerste zin van het Evangelie van Johannes: In den beginne was het Woord, en ik gisteren schreef dat het Woord zich heeft veruiterlijkt in een
Universum dat levend is, dat bewegend is, dat groeiend is opdat hieruit de mens
zou kunnen ontstaan, en in de mens, de geest van de mens die het Woord is.
Dit is zoals ik het zag gisteren, dit is waar ik de klemtoon heb gelegd.
Meer was er niet maar ook niets minder. En dan nog dit: de beweging die van het
Universum is, is ook deze van het Woord, deze van de Geest in de mens.
Ik moet deze gedachte, nu ze neergeschreven staat, vergeten en verlaten
omdat ik me, als denkend mens, opgenomen voel in een draaikolk waar ik, naar de
essentie van mezelf toe, niet meer uitkom.
Ulrich Libbrecht zou me een Taoist genoemd hebben, en ik denk dat hij
gelijk heeft, dat je van het ogenblik dat je begint te denken dat in den
beginne het Woord was, je ook denken kunt dat in den beginne Tao was, en je
verloren bent voor het westen, dat je
een oosterling wordt, een volgeling van Lao Tseu, een volgeling van de oosterse
Jezus.
Ik nam deze namiddag, wetende wat ik schrijven ging, een boek van Titus
Burckhardt mee naar de vijver. Mijn vrienden waren aan het vissen, ik zat op het
terras in de zon. Ik wist dat om me heen de sappen aan het stijgen waren, dat
de botten aan het zwellen waren, op het punt open te barsten. Ik dacht dat wat
ik geschreven had het gevolg was van de lente, dat ook mijn geest was open gebarsten
en dat ik nu zwijgen kon en alles op zijn beloop laten voor een lange tijd.
Maar er was een reden waarom ik een
klein boekje heb meegenomen.
De oosterse
herkomst van die eerste zin van Johannes wordt versterkt door het feit dat de
beschrijving van het Hemelse Jerusalem uit de Apocalyps, een afspiegeling is
van de mandala van het Paradijs van Vaikuntha, de hemelse woning van Vishnu,
zoals het beschreven staat in de Skanda
Purâna.
Het parallellisme van deze mandala en de voorstelling van het
Hemelse Jerusalem is te frappant en het is het nog meer als beide teksten
vergeleken worden. Dit weet ik nu omdat ik het lees bij Titus Burckhardt[1] wiens
boek ik ontdekte in la chambre des
preux van die oude chalet in Grimentz, en later heb gekocht.
Dan ook, de eerste zin van Johannes is eigen aan het oosten,
Ulrich Libbrecht zou dit zeker bevestigen. Het is a statement waarmede elk boek zou kunnen/moeten
beginnen.
[1] Titus Burckhardt : Symboles, Recueil dEssais, Arche, Milano 1980,
p.29. Le parallélisme avec notre image
de la Jérusalem céleste est frappant; il
est encore plus explicite lorsquon compare les textes sacrés correspondants.
23-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-03-2019 |
Het uiterste van het denken |
De
zon vanmorgen in de mist weinig meer dan een lichtende schijf in de hoogste
kruinen van de bomen: de tekening van mijn geest in de mist. Ik denk, zodra de
mist optrekt, zodra de zon er is in volle glorie zal ik klaar staan om er ook
te zijn, misschien dan niet glorierijk maar dan toch presentabel, in gedachten een
nog jonge man.
Ik
wacht nu nog zoals de herder van Dante die zijn schapen niet kan buiten laten
omdat de weide met rijm is bedekt en hij geen voer meer heeft - Dante wist niet
hoe hij verder moest met zijn straffen die hij te bedenken had - en de herder wacht
op de zon tot de rijm verdwenen is. En wat de herder ondervond, ondervind
ik. Ik ook wacht elke morgen tot de rijm
is opgelost, tot mijn geest is uitgeklaard en ik buiten kan met mijn gedachten
als er die er zouden zijn. Vanmorgen
stel ik me een eerder vreemde vraag, hoe de dingen aan de vijver zijn als ik er
niet ben. Ik vraag me dit, wel wetende dat de dingen zijn zoals ze zijn of ik
er nu ben of niet.
En
toch niet. Als ik er ben, worden ze bekeken, ondergaan ze mijn aanwezigheid. Ik
kan ze betasten, ruiken, beluisteren, ze zijn meer. Er is iemand die ze ziet en
die weet dat ze er zijn; terwijl de dingen zelf het niet weten dat ze er zijn.
Ik ben aldus in zekere mate het ego van de dingen die ik zie. Via mij weten ze
dat ze er zijn, zonder mij weten ze het niet. Ik vul ze aan.
Hieruit
vloeit een andere vraag voort, een belangrijke vraag met even belangrijke
gevolgtrekkingen - en dan val ik terug op wat ik al zo dikwijls vermeld heb - welk
is het belang van al die dingen, welk is het belang van een Universum, als noch
hier noch op het even welke plaats in de Kosmos, er niet iemand is om toe te
zien en zich vragen te stellen over wat hij ziet?
En
hier op ingaande waag ik voorop te stellen dat de mens, de denkende mens,
noodzakelijk is, centraal staat in het kosmisch gebeuren in en omheen het
zichtbare en onzichtbare dat van het Universum is. We
zijn niet het nada, we zijn de aanvulling opdat het Universum een geheel zou
zijn van materie en geest. Of duidelijker nog, zonder de mens, is het Universum
een onwezenlijke leegte, het Universum zou er zijn, en dit is al. Maar het zou
niet geweten zijn dat het er is. Kunnen we dan zeggen dat de dingen er zijn omdat
de mens er is?.
Er
zijn nu oneindig vele zonnen met planeten omdat het bewezen is, en we het dus
weten. Ze waren er ten tijde van Dante en toch waren ze er niet omdat niet
geweten was dat ze er waren. Zo denken we dat de denkende mens hier is opdat geweten
zou zijn dat de dingen bestaan. Dat hij hier is om te getuigen dat het
Universum IS.
En
als dit Universum er nog is als een (ten dele) onbegrepen geheel, dan is de
mens er om verder te zoeken, met een steeds groeiende behoefte om te weten hoe
het er is. Hierbij treedt hij op, als een zeer interessant deel van het
Universum, treedt hij op in naam van het Universum.
En
als hij optreedt in naam van het universum, waag ik het te besluiten dat het Universum er is omdat de mens de
denkende, zoekende mens er zijn moest
Vergeef
me als ik te ver ben gegaan, het was sterker dan mezelf. Weet echter als ik
spreek over de mens, dat het niet is over zijn handelingen dit is het materiële
aspect, wel, over de mens die zoekende is om beter te begrijpen wat van het
Universum is en van al wat er verband mee houdt.
22-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-03-2019 |
Over het vergeten |
Een
fractie van tijd, even maar de dag even lang als de nacht, een even dat
voorbij wentelt in een oogwenk, en berekend tot op een seconde na, genoteerd
staat[1]: de
aarde precies in het exacte oosten een
overgang zijnde, een moment dat ook - zo zie ik het toch, maar je hoeft me niet te volgen - getekend
staat in onze genen.
We
gaan er aan voorbij, omdat het van de kosmos is, van het gewone doen van de
aarde is, en er geen verbazen meer is om wat de stand van de aarde in haar gang
omheen de zon aangaat. Het gaat ook allemaal zo vlug, we hebben amper de tijd
nog om er over na te denken, laat het ons dan maar vergeten. We hebben andere zorgen
om het hoofd.
Vergeten
omdat het een gewone zaak is, iets dat er altijd is waaraan niet hoeft gedacht
te worden. Maar er is ook het vergeten
wat je niet vergeten wilt, wat een andere zaak is. Ik vergat de naam van een
Russische componist en bleef hem vergeten. Zelfs nu, ik las hem zo-even nog en
toch moet ik er terug naar zoeken.
Op
een nacht dat de slaap niet kwam, een vioolconcert, op Klara. Ik wist
onmiddellijk van welke componist het concerto was, een Russische. Ik was er
zeker van. Ik kende het concerto maar al te goed. Ik ging de naam uitspreken
maar de naam kwam niet. Een week lang heb ik er naar gezocht binnen in mij,
maar niet gevonden. Ik heb een lijst gemaakt van alle Russische componisten die
ik kende van Katchatoerian tot Shostakovich, een tiental vond ik er, maar niet
de naam die ik vinden wou. Op een morgen hield ik het niet meer uit, ik heb
Google opgezocht en vond de naam Prokofief, mijn grote vriend Prokofief, de
schitterende man van zijn vioolconcerto en zijn even schitterend, sprankelend piano
concerto.
Begrijpelijk
dat ik me zorgen begin te maken, want het doet zich meer en meer voor, dat ik
zoek naar een naam als ik schrijf en hem in mijn tekst moet vervangen door drie
punten (
) omdat ik er op reken dat ik hem later terugvinden zal. Gewoonlijk duikt hij op voor het einde
van mijn tekst, maar hier, Prokofief, bleef halsstarrig weg, nochtans is hij
een van mijn favoriete componisten.
Tekenen
van mijn leeftijd wellicht, een zekere angst ook dat het verder zou uitlopen En
mijn vergeten wijzen zou ik de richting van wat elk van ons bevreesd als de
jaren er zijn.
Ik
blijf dus best een uitdager van mezelf te zijn. Mijn geest in gang te houden
want ik vermoed niet dat mijn vergetelheid gebonden zou zijn aan één naam,
Prokofief. Ooit, weigerde mijn klavier de naam Saramago. Ik typte Saramago en
ogenblikken erna versprong hij op Schraag. Wat nu, zie ik, niet meer het
geval is. Maar dit was technisch, dit was geen vergeten.
Ik
weet, mijn lichaam verstijft, verliest elke soepelheid, mijn gang is moeilijk,
mijn bewegen vertoont een stroefheid die ik bewust ervan zijnde, onderga. Ik
zet dus alles op alles opdat dit niet gebeuren zou met wat ik mijn geestesvermogen
noem. De naam Prokofief was een eerste verwittiging, misschien ook niet, maar ik
hield er toch aan dit gebeuren een datum mee te geven.
Eventueel
voor later.
[1]
20 maart: 22.58, de astronomische
lente begint. Het middelpunt van de zonneschijf bereikt het lentepunt (ecliptische
lengte 0°0000) en trekt van zuid naar noord door het vlak van de evenaar. Dit
moment heet de equinox. Theoretisch duurt de dag vandaag even lang als de nacht
en dit voor alle plaatsen op het aardoppervlak. Voor meer hierover: de Sterrengids
2019, Stip.media:
21-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-03-2019 |
Het licht dat van de geest is |
Een morgen die van het wezen van het licht is.
Een morgen die bezinning is, een vage terugblik naar wat me in mijn jeugd werd bijgebracht
en ik, met de jaren voor een groot deel verworpen heb. Vervangen heb door het
geloof in een alles omvattend Zijn, aanwezig in de minimaalste particules, als aanwezig in alle
geledingen van wat is, en er is het Al.
Een
levend iets, een eenheid, waarin alles met alles gelinkt is. Het ganse
universum, één levend wezen van materie en geest
ineen verweven, het ene niet bestaande zonder het andere.
Gelovend
dat dit een spiritueel gegeven is dat ons omhult en ons vormt, dat ons levend houdt,
niet alleen als deel ervan, maar als functioneel deel ervan. We zijn de ogen
van het Universum, we zien wat het is, wie het is en hoe het is. En als
dusdanig zijn we, elk afzonderlijk, een zelfbewust mini-universum op ons eigen. Ik bedoel hiermee dat het Universum er niet
zou zijn waren wij, de mens, er niet.
We zijn er opdat het Universum via ons 'weten' zou dat het er is. Zeg dus nooit, zoals Jacques Monod, dat we er toevallig
zijn. De denkende mens is er omdat het noodzakelijk is dat hij er is.
En de mens, hij is er - en dan bedoel ik in
de eerste plaats het denkend vermogen - of kan er zijn, op elke plaats in het Universum, op
elke plaats waar de mogelijkheid is dat hij er zou zijn, de aarde een van de
n-plaatsen zijnde. Ik denk dus niet dat we in het Universum de uitverkorenen
zijn of blijven zullen.
Dit is waar ik vandaag, uitzonderlijk,
geïnspireerd door het licht van een namiddag, ben aangekomen. Het punt in mijn
levenslange bezinning: mijn hunker, die
Sehnsucht nach dem ganz Anderen, zoals Max Horkheimer het formuleerde.
Nochtans, vrienden, want dat zijn jullie,
daartegenover, hoe gemakkelijk is het niet alle vragen, al het zijnde, opzij te
zetten, de pauselijke Veritatis Splendor
van jaren terug te herlezen en te aanvaarden. Aldus te leven zoals het ons gevraagd
wordt, blindelings vertrouwend - en er zijn er velen die dit doen in deze
wereld - in wat de Geschriften voorhouden of: geloven om te begrijpen zoals
Bernardus het wist en niet zoals Abelard, begrijpen om te kunnen geloven.
Ik dacht vanmorgen
dat dit het eindpunt kon zijn, een soort inventaris in enkele schamele woorden
gebundeld, de uitkomst van alle gesprekken die ik gehouden heb, al die tijd, en
met mezelf en met de boeken - een Multatuli tot de hoofden van Lebak
- gegevens naast elkaar en over elkaar gelegd, in elkaar geschoven, openingen
naar andere structuren van het weten, die naar ik meende de waarheid dichter
benaderden, al wist ik niet wat die waarheid wel was of zijn kon.
Een zaak echter is
zeker. Ik las over de New Physics en ik vond dit een nieuwe
Bijbel, ditmaal geschreven in data en niet in woorden die vertaald dienden te
worden. Ik las over bepaalde gebeurtenissen dat die van de hand Gods waren, waaraan
ik geen boodschap had omdat de God van mij, in de dingen zelf, in al wat is en wat
nog komen zal, verweven zijn, en zijn
verwevenheid, zijn ego is.
En alles wat ik las
of dacht bleef, zoals deeg in de trog, gistend in de geest. En zo gebeurt
dagelijks dat al wat is van de gebeurtenissen in mijn leven, door de dwingende
krachten van de geest in mij, worden overgebracht naar mijn hand en mijn
vingers en over het papier als ik schrijf.
Ik ben de man en zijn
dans van woorden, alsof ik adem in woorden en woorden in osmose over mijn witte
bladen worden uitgestrooid en dit, mijn leven was en is, de adem van mijn
dagen.
*
Ik schreef dit met op
de achtergrond - er is er altijd een als ik schrijf - Anne-Marie Mutter in het
derde vioolconcerto van Mozart. Een absoluut hoogtepunt. Ik luister dan, zonder
te luisteren, gefocust op wat ik schrijf, maar omhuld met Mozart en Mutter:
beide staan daar de viool in de hand, de verlenging van hun geest die ik
onderga in mijn woorden.
20-03-2019, 07:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-03-2019 |
Leermeesters |
Ik
heb niet de keuze, laten of niet laten. Ik kan niet de blogs van het eerste uur
zo maar achterwege laten in de handen van de tijd waar ze vergaan zullen tot
stof. Ik wil de meest sprekende eruit een nieuwe kans geven en, evenwel
herwerkt en aangepast, binnen brengen in de tijden van nu, omdat ik denk dat ze
het waard zijn, omdat ik er het beste van mezelf in aantref.
Ik
had er op zondag 17 maart, een blog - een hoogmis - over geschreven. Ik was er
een ganse dag van vroeg in de morgen al, voortdurend mee bezig geweest. Had er
zelfs, omdat ik mijn bloggeschiedenis zag als een pelgrimstocht naar Istafan, de
verzen van Rainer Maria Rilke in verwerkt die beginnen met:
In
diesem Dorfe steht das letzte Haus
so
einsam wie das letzte Haus der Welt
en
eindigde bij:
Und
die das Dorf verlassen wandern lang
und
viele sterben wielleicht unterwegs.
Maar,
weet je wat het is een tekst van 500 woorden bij elkaar te schrijven in de loop
van de dag en bij avond, als alles klaar is om ingelogd te worden voor de
volgende dag, hem te verliezen door een onachtzaamheid. Truly, Im getting old,
Im getting awkward in dealing with my pc, mijn pc overstijgt me,
Het
is niet de eerste maal dat dit voorvalt, de vorige keer waren het zes maanden
blogs die verloren gingen. Gelukkig, deze zijn op groene achtergrond
overgebleven op de centrale computer, waar ik ze mettertijd terug kan gaan
halen. Maar hier wacht ik en blijf ik wachten tot het te laat zal zijn.
Ik
vertel dit omdat het verlies van een tekst, een gebeuren is dat zwaar doorweegt,
en vandaag nog steeds. De tekst had me heel wat moeite gekost en ik had niet
meer de moed noch de kracht om er even over na te denken en trachten te
herschrijven wat ik geschreven had. Ook vanmorgen had ik die kracht niet. Ik
weet wel hoe het gebeurde, hoe ik het had kunnen herstellen maar, in lichte
paniek, heb ik verkeerd gehandeld. Ik moet het me vergeven.
Ik
heb dus jullie, mijn lezers van het eerste uur op 18 maart een gedicht gestuurd
dat ik in 2012 al had opgenomen als blog. Evenwel heb ik alles her-ingekleed,
mijn enige verdienste. Ik vond dat wat ik toen gedicht heb, het beste was dat
ik ooit geschreven had en ook het meest passende in de poëzie van vandaag.
Echter dit dankzij Samuel Beckett en Stefan Hertmans, zonder hen had ik het
nimmer geschreven. We hebben altijd leermeesters nodig.
Als
ik teruggrijp naar wat van zeven jaar en meer geleden is - en ik zal het nog doen - dan grijp ik terug naar de
leermeester die ikzelf toen was. Hier is, meen ik, niets verkeerd aan.
19-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-03-2019 |
Salmuel Beckett: 'Neither' |
Neither
to and fro in shadow from inner to
outer shadow
from impenetrable self to imprene-
trable unself by way of neither
as between two lit refuges whose
doors once neared gently close, once
turned
away from gently part again
beckoned back and forth and turned
away
heedless of the way, intent on
the one
gleam or the other
unheard footfalls only sounds
till at last held for good, absent for
good from self and other
then no sound
then gently light unfading on that
unheeded
neither
unspeakable
home
De
tekst en de vertaling van, en een essay over dit gedicht van Samuel Beckett,
kan je vinden in dat warm en soepel in de hand liggend, schitterend
geconcipieerd en even schitterend geschreven boek van Stefan Hertmans: Het putje van Milete, een bundel
essays uitgegeven door Meulenhoff,
Amsterdam, 2002. Hertmans schrijft hier over het ontstaan van het gedicht, de
moeilijkheid bij het vertalen - hoe vertalen we neither en dan liefst in één woord?
De
wijze waarop Hertmans, Becketts woorden overbrengt is gewoon een poëma op zichzelf. Maar wat
ook en hoe ook, het is een boek dat ik koester, des te meer er ook een
essay in voorkomt over Maurice Gilliams, die mijn literair leven in een zekere
zin op hol bracht; over de Gentians
van D.H. Lawrence, die ik zo zie groeien in de bergen; over Jorge Luis Borges,
die me veroverde met zijn Nueve Ensayos dantescos.
Ik
moet bekennen dat ik het gedicht van Beckett gezien heb als een abstracte
schilderij in woorden, met oninterpreteerbare vormen en kleuren. Het is,
gedragen door deze idee dat mijn neither-gedicht is ontstaan. Het is geen
vertaling - behoudens het italiek gedrukte - maar een eigen versie van Neither.
Noch
We zullen wel
nooit
een neither-gedicht schrijven
zoals Beckett
het
onverwoorde te verwoorden wist,
niet te
begrijpen
omwille van zo
alles zeggend
in
niets-betekenende zinnen
alsof het
Universum erin verscholen lag
en toch ook maar
niet, weergalmend,
de dood
een abstract
in woorden
schilderij
waar kleur en vormen weggelaten
om even maar
wie we waren.
We zullen wel
nooit
een neither-gedicht schrijven,
al wilden we
om het ontzaglijke
van dit leven
dat ons omkneld hier houdt
en toch
bewegen
laat in een
eigen eigenzinnigheid,
zo denken we
maar geen gedicht
om op te vallen
om er naar uit
te kijken,
om er slapen
mee te gaan,
onverlet,
onverlaten, on-overeenstemmend
van het zijn toch
zoekend
naar de zin
van sterren en sterrenstelsels,
beangstigend
oneindig
oneindig alles
is,
en wij,
innerlijk enorm
omdat we alles
beluisteren, bekijken kunnen,
opentrekken,
verzegelen en dichter brengen
tot ons
binnen, en begrijpen niet
te begrijpen
kunnen,
al wilden we,
dan
o zo teder, zo losjes
het licht wegdeemsterend
dat achteloos evenmin
niet uit te spreken
thuis
Maar een neither-gedicht
zullen we wel
nooit
schrijven, al wilden we
opstijgen
kunnen
om ons te
verliezen
een nimmer te
vergeten ogenblik
van het zijn.
18-03-2019, 07:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-03-2019 |
Gedicht uit vorige eeuw. |
Gedicht uit vorige eeuw.
Zullen
we
nimmer
vooraf weten wat de hand
zal schrijven
als de roep er is
van oude Bijbels
op de tafel
en van stenen die we raapten,
gebeeldhouwd
door de regen,
nu we,
heel wat meer
dan halverwege,
het donkere
woud betreden
in t gewemel
daar
van licht en schemer
vele zaden liggen
om te schieten
waar ze neder
vielen;
tenminste zo
de kiem ervan
hoog gistend
bleef,
lijk jonge
wijn bij Elihoe[1],
die nieuwe
zakken dreigt te scheuren.
Zo liggen vele
zinnen
in het rijk
van ons bezinnen
klaar
om uit te
dragen
wat als baken
ons werd meegegeven,
bij het
ontwaken, soms
als het eerste
licht
de kamer
binnenvalt of s avonds
in het ruisen
van de bomen
of het
gefluister van de vogels in de hagen,
of van de
regen in het raam geslagen,
Uit te dragen:
het dAlmachtige
was
die ons het
werelds leven schonk
en het ook ons
zal ontnemen.
Al weten we
niets met zekerheid, hierover
toch
wat poëzie bedreven,
een klonter Kosmos, zo, uit ons
gegleden,
Zelfs
al zullen er
niet velen zijn om het te lezen,
omdat van alle
zaken
het hen de
minste zorg zal wezen
hoe lijk stuifmeel
door de wind gedreven
hier ons woord zal wezen.
Kap dan weg
zoals je netels
kapt, het stupide vers,
je bent uit stof en tot stof keer je
terug,
uit Genesis
weg,
het hoefde
niet, voldoende is geweten
dat dit
lichaam sterven zal.
Ook,
als
er gelezen moet, zo leerden ons
Nothomb en
Fabre d'Olivet:
je bent uit geest en tot geest keer je
terug.
Het enige wat zinnig
is,
in wat van deze
wereld is.
Het dan ook de toonaard is,
van al wat hier geschreven
en, van al wat hier niet
geschreven
staat.
[1] Uit het
Boek van Job: 32.19
17-03-2019, 06:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-03-2019 |
Waar de verwondering? |
Als
ik hoor dat een kind van vijf, vóór het eerste schooljaar al leert wat de
zwaartekracht is, dan zal het enkele jaren verder, geen nood meer hebben de plaats
te kennen van de aarde en de planeten ten overstaan van de zon, het zal, eens
tien jaar, al gehoord hebben van de formule van Einstein, zal alles weten over
de snelheid van het licht en vertrouwd zijn met het bestaan van atomen, elektronen
en andere deeltjes. Het kind zal zich in een wereld weten waarvan ik op mijn achttiende
nog niet het minste benul had, wel wist ik heel wat te vertellen over Jules
Verne en zijn Twintig duizend mijlen onder zee. Vandaag echter realiseer ik
me de mogelijkheden geboden door iets zoals mijn gsm, zelfs als ik over het
mechanisme ervan niets afweet, het volstaat er enkele essentiële begrippen over
te hebben en ik kan er niet alleen mee communiceren, gesproken of geschreven, met
iemand aan de andere zijde van de wereld, maar hij dient ook als een Wereldbibliotheek.
Zelfs al ken er al de mogelijkheden niet van ik weet dat deze oneindig zijn. En
ziende hoe vlug alles evolueert vraag ik me af waar de wetenschappelijke en
technologische wereld zal staan, als Amaury, de oudste achterkleinzoon, tien
jaar zal zijn, dus vijf jaar verder.
Zeker
is dat voor Amaury, de wereld van nu er altijd is geweest, hij is ermee geboren.
Hij kent niet een tijd dat er niet was wat nu is. Het is zijn vertrekpunt, het
is van hier uit dat hij de wereld gaat verkennen. Het is voor hem de gewoonste
zaak van zijn wereld. Zullen er voor hem op het gebied van techniciteit nog
ooit zaken komen, waarover wij, en dan zeker ik, keer op keer zijn verwonderd
geweest?
Een
wereld met zelfrijdende autos, zelfvliegende vliegtuigen, zelfmaaiende
grasmaaiers, wat kun je nog meer verwachten? Als ik de trucage mogelijkheden
zie van de filmhuizen, als ik zie dat de hemel zelfs de limiet niet meer is;
als ik zie dat ze zelfs geen echte personen meer nodig hebben om een film te
maken. Alles kan, alles is mogelijk, het toestel waar ik om vroeg in mijn blog
van gisteren is achterhaald, is voorbijgestreefd. Je moet er maar aan denken en
het staat er, de computer lost het op voor jou, lost alles op voor jou.
Ik
keek gisteren naar een you tube film die toonde hoe de stalen ronde kogeltjes in de as
van een fietswiel, gemaakt worden, ontstellend
te zien hoe deze met de grootste perfectie uit een staaldraad worden geknipt
en tot mooie glanzende bollen worden omgetoverd, enkel op het allerlaatste moment komt er iemand tussen.
Neen,
de verwondering zal uit de wereld zijn. Een schilderij zoals het Lam Gods van
Van Eyck, een fresco zoals het Laatste Avondmaal van Da Vinci zullen bekeken
worden zonder oog te hebben voor het kunstenaars-schap van de schilder. Ze
moeten zich zelfs niet meer te verplaatsen, ze kunnen het bestuderen, thuis,
van uit hun zetel[1].
Ze kunnen er zelfs verbeteringen op aanbrengen, of stukken er uit wegnemen en
verplaatsen waar ze ook willen.
Ik
weet echter niet hoe ze staan tegenover een symfonie van Beethoven, van Mahler
of van Shostakovich; hoe ze staan tegenover een schilderij van Renoir, van Turner,
van Mönch, tegenover de poëzie van Guido Gezelle, van T.S. Eliot, van Rainer
Maria Rilke. ik weet niet wat ze er van denken zullen als ik nu al zie waar de
schilderkunst, Koons en Hirst, de muziek, John Cage, de literatuur,
Houellebecq, de poëzie, het gedicht Oote van Jan Hanlo, zich vandaag bevinden.
Waar
zal hier hun verwondering liggen en hoe, als die er zou zijn, zal die door hen
uitgeschreven worden?
[1] Ik
lees in de krant: zetel is geen Nederlands woord, het is een bank of een fauteuil;
in vogelvlucht is niet gekend, zij spreken van hemelsbreed. (Nederlanders weten niet dat Vlamingen de
zelfde taal spreken, Els Snick, vertaalster, in De Standaard van 1 maart.)
16-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-03-2019 |
.Wat misschien te wensen ware. |
Traag maar o zo zeker schuift de aarde naar haar equinoxpunt toe. Denken we er soms
aan, aan het punt waarop de dag even lang
is als de nacht?
Een vriend van en aan de vijver, wel, hij
dacht er aan. Hij vertelde me hoe belangrijk en even noodzakelijk het niet zou
zijn als we dagelijks zouden geconfronteerd worden niet alleen met uur en datum,
maar ook met de plaats van de aarde en van de andere met het blote oog
zichtbare planeten in hun baan om de zon.
Belangrijk
misschien, noodzakelijk minder, maar er elke dag een blik op werpen zou niet
misstaan. Er zou over gesproken kunnen worden in het café van het dorp, bijvoorbeeld,
tussen pot en pint of, zoals het nu is geëvolueerd tussen Orval en Trappist, voor
minder doen we het niet meer. Zeker is, zoals ik het zie, de drank zou er toe
bijdragen om de gesprekken warm te houden, de ene er wat meer over wetend dan
de andere.
Ik
denk niet dat dit nog veraf ligt, ik denk zelfs dat het in de sterren van
vandaag te lezen staat dat er een of andere vinnige man of vrouw er achter zal
komen en een poging zal doen. En verwacht je aan iemand uit het verre oosten,
om een dergelijk mechanisme - als het nog niet zou bestaan - met trompetgeschal
op de markt te brengen.
In
elk geval wat we er ook moge over denken, het zou een verdieping zijn van de
gesprekken, iets anders dan deze over voetbal of wielrennen, iets anders dan
over het weer. En ook, we zouden beter weten waar we staan en vooral waar we rondlopen
in deze kosmos van ons.
Misschien,
maar niemand weet dit met zekerheid, is er nu in een andere kosmos, de weergalm
van de onze, een ander iemand daar op het zelfde gedacht gekomen en is hij het
op zijn manier aan het verkondigen. Het kan zelfs dat we het van elkander
afgekeken hebben.
Het
beeld van de evolutie van de mens in de kosmos zou er mee gediend zijn; het
ecologisch gedachtengoed zou er door gesteund worden; we zouden even losgewrikt
worden uit onze dagelijkse noden en weten dat er andere noden zijn die door ons
moeten opgelost worden.
Het
zou tevens een boost geven aan de aarde als planeet onder de planeten; ons aantonen
waar we staan, wie we zijn en hoe we er zijn: onze alledaagse omgeving duidelijk
zichtbaar in hare kosmische context. Een boost die doordringen zou tot het
inzicht van de mens in zijn reëel bestaan hier op aarde.
Het
zou hem een nieuw en duidelijker zicht geven op zijn plaats in de wereld, een
wereld waarvoor hij tot hier toe te weinig aandacht heeft gehad. Het zou hem
binnenleiden in een nieuw bestaan, een dieper bewustzijn van wat is.
In
elk geval, het zou ons raker aantonen, wat er boven ons hoofd aan het gebeuren
is terwijl we hier onze kleine zaken aan het afhandelen zijn. Want we hebben
nood aan een ruimer perspectief. De tijd dringt.
15-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-03-2019 |
Het aroma |
Vooraf,
vraag me hoe ik mijn dagen vul en ik zal het je zeggen: ik herlees mijn
gedicht, ik schrijf mijn blog, ik werk, grondig
aan mijn manuscript - nog altijd - en tussendoor tracht ik mijn verloren
blogs van 2018, wellicht ook door een onvaste hand, terug te halen van mijn
olijfgroen Blogveld, en je weet het hoe ik op sta in de morgen en, hoe mijn
dag er uit ziet.
On-uithoudbaar,
in het licht van die donkere wolk die me volgen blijft, steven ik af op iets
wat ik nog niet kende. Je hoeft het me dus niet te vragen. Wat ik schrijf is
mijn dagboek, het is geen verzinsel, het is getekend door de realiteit van het
zijn en het worden.
En,
pas nu dringt het door tot mij wat Dyson bedoelde met zijn infinite in all directions. Hij
bedoelde niet alleen het oneindige van het uitgestrekt zijn van de Kosmos, maar
hij had ook zijn blik gericht, op het oneindige van het naar binnen gekeerd
zijn, het oneindige van de geest binnen de Kosmos.
Als
ik het hier over heb, is het mijn blog die me bezig houdt, het helpt me niet
wat de rest aangaat, helemaal niet, integendeel het houdt me verwijderd van het
overige dat verschoven wordt naar later.
Waar
sta ik dan te trampelen, wat verschil maakt het uit, of ik er in slaag te doen
wat ik meen te doen te hebben, of het niet te doen, geen zier. Het is maar
wat inbeelding, een verzameling van droombeelden die niet au sérieux moeten genomen worden. Dit gaat allemaal wel voorbij als
ik anticipeer op wat nog komen kan, anticipeer op dingen waarmee ik jullie nog
denk te verrassen, hopelijk morgen, ten laatste overmorgen of de dag er na. En,
heb je, als je dit leest, ook het gevoel hoe dicht we tot elkaar gekomen zijn
in deze dagen van hoge winden, van regen en van donkergrijze wolken. Ik heb het
in elk geval, dit gevoel, dat een rijkdom is, dat van het verwijderen is van de
stop op de fles zodat de Aladin er in, die ik ben, op stijgen kan, zich
vermengen kan met al wat is, dit houden kan en je ermee bezoeken kan elke dag
van jullie leven.
Vergeet
wat ik gisteren schreef, vergeet wat ik de vorige dagen op jullie liet afkomen,
het was ik het niet die dat schreef, het was iemand in mij die ik zo vlug
mogelijk vergeten wil, opsluiten wil. Wat ik dus wel wil is vertoeven, in mijn
wijze volle uren, in wat is van het binnenste dat van de Kosmos is. Ik ben wel
niet zo zeker dat Dyson, al schreef ik het, er wel aan gedacht zou hebben. In
elk geval ik denk er aan voor hem.
Akhnaton,
die mijn vriend geworden is - hij weet het al - noemde dit het aroma van het
leven, het is het ook voor wat er na zal komen en geen naam hoeft.
Consider
this words as mij morning prayer.
14-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-03-2019 |
'Ah, qui donc m'aimera?' |
1
Al
wat ik schrijf, dacht hij, is doordrenkt van poëzie, ah, qui donc maimera?, de klacht van Maurice Gilliams als
inleiding tot zijn Elias, die hij gaan halen is bij de poëet, Francis Jammes
of, wie zal er van mijn geschriften houden, later als ik er niet meer zal zijn,
wie zal zich nog herinneren de man die elke dag een blog schreef omdat hij - en
zo is het wellicht - omdat hij nog niet wou dood gaan, terwijl hij al gestorven
is wat de mogelijkheden tot het zich verplaatsen naar andere, ongekende of
zelfs gekende oorden betreft; wie?
Hij
is vechtende tegen de tijd, een strijd die hij verliezen zal en hij zal niet
verrijzen uit zijn as in de geschriften die hij achterlaat op plaatsen die niet
meer te bereiken zullen zijn. Hij weet het want hij voelt, zijn krachten nemen
af, hij vergaat letterlijk in wat geschreven staat op de olijfgroengekleurde
paginas van zijn blogvelden. Andere velden heeft hij niet. Verkeerd, totaal
verkeerd geleefd, als hij het zeggen mag, verkeerd gegokt.
Als
hij terugblikt op de vele mooie, uitzonderlijke dagen die er waren, kent het
einde ervan een bitterheid, die hij te aanvaarden heeft: het gevoel dat het een
verloren zaak geworden is, dat zijn leven geen succesverhaal is geweest omdat
hij niet geweten heeft - het zat niet in zijn genen - om er tegen aan te gaan.
Wat
hij nu schrijft is het effect van de donkere wolk van gisteren, ze heeft zich
vastgezet in zijn aderen, in zijn bloed en hij ziet geen lichtpunt meer,
verdwaasd als hij schijnt te zijn door de dagen die voor hem liggen
uitgespreid, hoeveel er ook nog moge zijn, de ondergrond ervan neigt naar de
diepte die een soort van afgrond is.
Komt
hij dit nog te boven, deze donkere wolk lost ze zich nog op? Hij weet het niet.
Het gedicht, dat geschreven staat is van een gans andere geladenheid, is niet
passend bij zijn woorden hier waar hij handelt over het tijdelijke, terwijl het
gedicht spreekt over het eeuwige. Het Tijdelijke dat van de dood is, het Eeuwige
dat is van de geest. Er is geen ontkomen aan.
Wie
hij was staat opgetekend in zijn blogs, wie hij wordt biedt geen zekerheid, het
kan dat hij volledig stil valt, dat er geen laatste woord komen zal, dat waar
hij vandaag eindigt het laatste woord zal zijn of het voorlaatste. De
beslissing is al genomen staat al opgetekend ergens tussen de bomen, tussen de
dagen die nog komen ingeschoven. Gisteren gebeurde het dat door de onvaste hand
die een eigenschap dreigt te worden, ineens een ganse tekst verdween van het
scherm. Het was een goede tekst, een enige tekst, een stevige tekst, hij hield
ervan, en plots was hij weg alsof ik hem minuten ervoor niet had vastgelegd.
Was het een inbeelding geweest, is het zo dat ik niet alleen zoeken moet naar
een naam - gisteren naar de naam van Vivaldi - maar dat ik me nu al zinnen
inbeelden zou als geschreven staande? Tekenen wellicht, die zich herhalen
zullen in wat er nog overblijft aan toekomst.
Zo,
dit is het landschap waar ik deze morgen heb vertoefd. Ditmaal ben ik zeker,
het staat geacteerd, er kan
niet meer aan getwijfeld. Mijn hoop is het vlug te verlaten.
PS.
Het
citaat is onvolledig, er gaat een belangrijke regel aan vooraf: La poésie que jai rêvée, gâta toute ma
vie, ah, qui donc maimera?
13-03-2019, 06:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |