De meeste boeken die ik bezit zijn van vóór 2010, toen ik met mijn blogs
begonnen ben. Dit betekent dat ik blijf teren op wat ik, in de vorige eeuw (!),
tot en met het begin van de XXIste heb ontdekt, heb onthouden, verwerkt, en
gecommentarieerd. Het betekent helemaal niet dat ik geen oog heb gehad voor het
nieuwe dat zich aanbood, maar de essentie is van vroeger, is de humus van
waaruit ik opgegroeid ben.
Destijds, en nu nog, was en is Paul Davies voor mij een belangrijke
leermeester. Vooral zijn God and the New Physics[1]
heeft me heel wat bijgebracht. Een
zin bijvoorbeeld die hij haalde bij Niels Bohr is me altijd bij gebleven:
Anyone who is not shocked
by quantum theory has not understood it.
Ik meen wel de diepere zin van de New Physics
begrepen te hebben. Ik meen zelfs er elke dag mee geconfronteerd te zijn als ik
met een duw op de knop van het doosje in de hand, het hekken open, of als ik
mijn mails verstuur naar alle uithoeken van de wereld, vele zaken verwijzen me
vandaag naar het bevreemdende van de Nieuwe Fysica.
En wat ik al herhaalde malen heb willen zeggen,
als ik er, als met kennis van zaken -
wat ik niet heb - over spreek, zijn de
woorden van Davies, woorden die ik haal uit zijn Preface bij zijn God and
the New Physivs:
no doubt
many of my colleagues would strongly disagree with the conclusions I attempt to
draw. I respect their opinions. This is simply one mans perception of the
universe; there are many others. My motivation for writing the book is that I am convinced there is more to the world
than meets the eye.
Dit zijn de woorden die ik duidelijk zou willen
onderlijnen als zijnde ook die van mij. Om te beginnen, beweren dat ik begrepen heb
wat de kwantumtheorie betekent zou ik zeker niet durven zeggen of schrijven,
maar ik weet dat het toch mijn beeld van God en van het Universum radicaal
heeft gewijzigd, dat het mijn
visie op de dingen heeft open gescheurd, dat ik nu weet dat er muziek en
mystiek binnenin de dingen zit. En in deze zin is het een enorm belangrijk
iets. En dat ik, als mens, een belangrijk deel uitmaak van al wat is, dat ik er
in mijn materiële vorm deel van uitmaak en zeker ook in mijn onzichtbare
immateriële vorm, deze van de denkende mens.
Het is een gedachte die ik koester: ik, zwemmend in de wereld van het
denken, de wereld van de geest, die ik nu zie als de wereld van wat is
binnenin de particules van het atoom in al hun verscheidenheid. Een gedachte
die enorm veel mogelijkheden biedt. Ze licht een tipje op van de donkere sluier,
zelfs al weet ik, dat ik nog niet op de drempel ervan sta en dat ik de tijd
niet meer heb om verder te komen, dat dit ene tipje, toch iets is dat beloftes
inhoudt. En wat meer is, ik weet dat het in de goede richting wijst.
Ooit las een vriend priester de mis in een soort kapel in de catacomben
van Rome. Hij sprak toen in een korte homilie, voor de vuist, over God en hij
sprak deze voor hem, als priester, toch vreemde woorden. Er is, zegde hij, een
wand tussen God en de mens, een glazen wand maar deze is bedampt langs de kant
van God.
Ik schrijf dit in het licht van de morgen, midden in de levende, wondere
natuur, die zijn tentakels heeft, gedrenkt in de kwantum fysica. Gedrenkt in de
geheimenis van atoom en elektron en misschien meer nog, in de deeltjes die nog
te ontdekken zijn om, eens ontdekt, op zoek te moeten gaan naar nog dieper
gelegen aspecten van het wondere geheel. En dit alles opwellend van uit de
ondergrond naar de dagelijkse gebeurtenissen die ons gevangen houden en
waarmede we bezig zijn.
Echter, terwijl ons lichaam op weg is naar zijn eindpunt, is onze geest
vliedende, zoekt hij alle mogelijke middenwegen op die hij nemen kan, vrij en
tijdloos, de eeuwigheid aan zijn voeten liggend.
Er is inderdaad heel wat meer in de wereld dan het oog kan zien en dit is het, dat de
queeste voedt en in beweging houdt.
[1] Paul Davies: God and the New Physics.
Ed. J.M. Dents and Sons,Ltd.London, 1983.
|