i
Wat zet me er toe aan te
spreken over het liefdesleven van een man die geen liefdesleven hebben mocht? Wat
win ik er bij, als het geen verlies zou zijn?
De reden waarom ik
gisteren in mijn blog André Pézard heb opgevoerd en wat hij vertelde over het
fresco van Giotto: Jezus en Maria Magdalena in de Hel moest gezien worden als een inleiding die me brengen moest naar het Laatste
Avondmaal van Leonardo Da Vinci, een fresco dat me heeft geïntrigeerd en nog meest
van al omwille van het feit dat Leonardo het gewaagd heeft de aanwezigen op zijn
fresco te schilderen zoals hij het gedaan heeft, met een vrouw - onmiskenbaar
een vrouw - gezeten rechts naast Jezus. Het moet dus in die tijd, einde XVe
eeuw, een gekend feit geweest zijn door iedereen aanvaard.
Eigenaardig is wel dat -
tot en met Dan Brown - iedereen, en zeker in de Kerk, dacht dat het Johannes was die daar zat.
Johannes die dus over zichzelf zou geschreven hebben dat hij het was die de
meest geliefde discipel van Jezus was.
Ik ben Dan Brown niet gaan
herlezen. Wel het Evangelie van Johannes, hoofdstuk 13, vers 23, zoals ik
gisteren geschreven heb. Ik ben zelfs de tekst ervan gaan zoeken in de vier Bijbels
in mijn bezit:
In de eerste plaats, in
mijn Willibrordus vertaling 1975. Hier staat er heel duidelijk: de leerling die door Jezus werd bemind - ik denk niet dat Jezus een man beminde - de discipel lag dicht tegen Jezus aan,
lezen we. Iets wat Da Vinci niet heeft gedaan, op zijn fresco, leunt de
discipel aan bij Petrus.
In mijn King James Bijbel
van 1611, lezen we in 13, 23, letterlijk het zelfde: the disciple whom Jesus loved, leaning on Jesus bosom. Dus niet
de minste twijfel mogelijk.
In La Biblia de Jerusalen,
die een vertaling is uit de Franse versie, la Bible de Jérusalem. Hier heerst
de correcte vertaling, hier ook is het: Uno
de sus discípulos, el que Jesús amaba, estaba a la mesa al lado de Jesús, sobre el pecho de Jesús.
In mijn Osty Bijbel wil men
twijfel zaaien - de tekst is minder vloeiend ook: A table, tout contre le sein de Jésus
se trouvait un de ses disciples, celui que Jésus préférait. Er is
een enorm verschil tussen aimer en préférer. Het is duidelijk dat met deze
woorden geschermd werd, want in een voetnoot bij de tekst wordt er aan
toegevoegd, tussen twee commas, celui
que Jésus aimait. Osty in zijn vertaling heeft alles gedaan wat mogelijk
was om te laten uitschijnen dat het Johannes was die Jezus prefereerde.
In de vier Bijbels is het
echter in hoofdstuk 19: 25 dat de oplossing duidelijk gesteld wordt. Het is de
passage aan de voet van het kruis - het gaat hier enkel om de tekst van het
Evangelie van Johannes - aan het kruis zijn
aanwezig: zijn moeder, de zuster van zijn moeder én, Maria Magdalena, dus geen
Johannes te bespeuren. En onmiddellijk erna in 19: 26: Jésus donc voyant sa
mère et près delle, le disciple quil préférait, dit à sa mère
(op wat hij
zegde kom ik terug). Le disciple quil aimait kan dus onmogelijk Johannes
geweest zijn, maar Maria Magdalena die er aanwezig was.
Ik heb dit willen
uitschrijven omdat het een voor mij belangrijke passage is wat de persoon van Jezus
betreft. Het brengt hem terug tot zijn mens-zijn. En wat de woorden van de
Willibrordus 1975 aangaat, de laatste door Jezus aan het kruis gesproken tot
zijn Moeder en de leerling, Maria Magdalena, in 19: 26: Toen Jezus zijn Moeder zag en naast haar de leerling die hij lief had,
zei hij tot zijn Moeder: Vrouw, zie daar uw zoon. 27: Vervolgens zegde Hij tot
de leerling: zie daar uw Moeder. En van dat ogenblik af nam de leerling haar
bij zich in huis. Of voor mij een duidelijke woordspeling: jij, Maria
Magdalena, zult voortaan haar zoon zijn.
Ik moet er om te besluiten
aan toevoegen dat Hoofdstuk 20 opnieuw verwarring zaait. Hierin is er sprake
van Maria Magdalena die de eerste is de zondagmorgen, zijnde de eerste dag van
de week, om het graf te bezoeken, ze ziet dat het graf leeg is en loopt in
allerhaast naar Simon Petrus en, naar de leerling die Jezus lief heeft om hen
te verwittigen. Wat dan weer de twijfel doet oprijzen.
In elk geval Leonardo Da Vinci
moet meer geloofd hebben in de gegevens van hoofdstuk 13 en 19 en niet in deze van hoofdstuk 20; en wij zijn hem hierin gevolgd.
Hij heeft dus, en met
geldige reden volgens Johannes, Maria Magdalena een plaats gegeven naast Jezus
op zijn fresco. En we weten nu waarom ze zich op het fresco neigt tot Simon
Petrus - en niet ligt aan de borst van Jezus - omdat die haar de vraag stelt wie
het is waarvan Jezus zegt dat hij hem verraden gaat.
Ik kan nu, met een gerust
gemoed(?) deze zaak afsluiten met een voetnoot en definitief klasseren.
Aanvullende Tekst:
Een
lezer, Roger Tas ,wees er me op dat André Pézard (1893-1984), onnauwkeurig was. Hij schrijft me. De beroemde frescos van Giotto
bevinden zich in de Capella degli
Scrovegni, en die is gelegen in de Giardino dellArena in Padova, inderdaad op de plaats van het
Romeinse amfitheater (arena). De kapel werd in het begin van de 14e
eeuw gebouwd in opdracht van Arrigo (Enrico) Scrovegni, als Wiedergutmachung
voor de schande van zijn vader Reginaldo die als woekeraar erg rijk was
geworden. Dante ontmoet die Reginaldo in de Het (Canto XVII, 64-67).
Giotto kreeg de opdracht de kapel van frescos te voorzien. In 38 taferelen
wordt het leven uitgebeeld van Maria
(van voor haar geboorte, met het verhaal van haar ouders, Joachim en Anna, tot
aan de geboorte van haar zoon Jezus) en Jezus
(van zijn geboorte tot zijn Verrijzenis, Hemelvaart en Pinksteren). Ook Het
Laatste Oordeel is afgebeeld. Het tafereel waar Pézard naar verwijst is niet de
Nederdaling in het Voorgeborchte (want dat heeft Giotto hier niet geschilderd),
maar wel de Verrijzenis (Noli me tangere). Jezus is triomfantelijk opgestaan
uit het graf en draagt het pennoen met het kruis en de tekst Victor Mortis.
Maria Magdalena ligt geknield aan zijn voeten.
|