De
zon vanmorgen in de mist weinig meer dan een lichtende schijf in de hoogste
kruinen van de bomen: de tekening van mijn geest in de mist. Ik denk, zodra de
mist optrekt, zodra de zon er is in volle glorie zal ik klaar staan om er ook
te zijn, misschien dan niet glorierijk maar dan toch presentabel, in gedachten een
nog jonge man.
Ik
wacht nu nog zoals de herder van Dante die zijn schapen niet kan buiten laten
omdat de weide met rijm is bedekt en hij geen voer meer heeft - Dante wist niet
hoe hij verder moest met zijn straffen die hij te bedenken had - en de herder wacht
op de zon tot de rijm verdwenen is. En wat de herder ondervond, ondervind
ik. Ik ook wacht elke morgen tot de rijm
is opgelost, tot mijn geest is uitgeklaard en ik buiten kan met mijn gedachten
als er die er zouden zijn. Vanmorgen
stel ik me een eerder vreemde vraag, hoe de dingen aan de vijver zijn als ik er
niet ben. Ik vraag me dit, wel wetende dat de dingen zijn zoals ze zijn of ik
er nu ben of niet.
En
toch niet. Als ik er ben, worden ze bekeken, ondergaan ze mijn aanwezigheid. Ik
kan ze betasten, ruiken, beluisteren, ze zijn meer. Er is iemand die ze ziet en
die weet dat ze er zijn; terwijl de dingen zelf het niet weten dat ze er zijn.
Ik ben aldus in zekere mate het ego van de dingen die ik zie. Via mij weten ze
dat ze er zijn, zonder mij weten ze het niet. Ik vul ze aan.
Hieruit
vloeit een andere vraag voort, een belangrijke vraag met even belangrijke
gevolgtrekkingen - en dan val ik terug op wat ik al zo dikwijls vermeld heb - welk
is het belang van al die dingen, welk is het belang van een Universum, als noch
hier noch op het even welke plaats in de Kosmos, er niet iemand is om toe te
zien en zich vragen te stellen over wat hij ziet?
En
hier op ingaande waag ik voorop te stellen dat de mens, de denkende mens,
noodzakelijk is, centraal staat in het kosmisch gebeuren in en omheen het
zichtbare en onzichtbare dat van het Universum is. We
zijn niet het nada, we zijn de aanvulling opdat het Universum een geheel zou
zijn van materie en geest. Of duidelijker nog, zonder de mens, is het Universum
een onwezenlijke leegte, het Universum zou er zijn, en dit is al. Maar het zou
niet geweten zijn dat het er is. Kunnen we dan zeggen dat de dingen er zijn omdat
de mens er is?.
Er
zijn nu oneindig vele zonnen met planeten omdat het bewezen is, en we het dus
weten. Ze waren er ten tijde van Dante en toch waren ze er niet omdat niet
geweten was dat ze er waren. Zo denken we dat de denkende mens hier is opdat geweten
zou zijn dat de dingen bestaan. Dat hij hier is om te getuigen dat het
Universum IS.
En
als dit Universum er nog is als een (ten dele) onbegrepen geheel, dan is de
mens er om verder te zoeken, met een steeds groeiende behoefte om te weten hoe
het er is. Hierbij treedt hij op, als een zeer interessant deel van het
Universum, treedt hij op in naam van het Universum.
En
als hij optreedt in naam van het universum, waag ik het te besluiten dat het Universum er is omdat de mens de
denkende, zoekende mens er zijn moest
Vergeef
me als ik te ver ben gegaan, het was sterker dan mezelf. Weet echter als ik
spreek over de mens, dat het niet is over zijn handelingen dit is het materiële
aspect, wel, over de mens die zoekende is om beter te begrijpen wat van het
Universum is en van al wat er verband mee houdt.
|