Vooraf,
vraag me hoe ik mijn dagen vul en ik zal het je zeggen: ik herlees mijn
gedicht, ik schrijf mijn blog, ik werk, grondig
aan mijn manuscript - nog altijd - en tussendoor tracht ik mijn verloren
blogs van 2018, wellicht ook door een onvaste hand, terug te halen van mijn
olijfgroen Blogveld, en je weet het hoe ik op sta in de morgen en, hoe mijn
dag er uit ziet.
On-uithoudbaar,
in het licht van die donkere wolk die me volgen blijft, steven ik af op iets
wat ik nog niet kende. Je hoeft het me dus niet te vragen. Wat ik schrijf is
mijn dagboek, het is geen verzinsel, het is getekend door de realiteit van het
zijn en het worden.
En,
pas nu dringt het door tot mij wat Dyson bedoelde met zijn infinite in all directions. Hij
bedoelde niet alleen het oneindige van het uitgestrekt zijn van de Kosmos, maar
hij had ook zijn blik gericht, op het oneindige van het naar binnen gekeerd
zijn, het oneindige van de geest binnen de Kosmos.
Als
ik het hier over heb, is het mijn blog die me bezig houdt, het helpt me niet
wat de rest aangaat, helemaal niet, integendeel het houdt me verwijderd van het
overige dat verschoven wordt naar later.
Waar
sta ik dan te trampelen, wat verschil maakt het uit, of ik er in slaag te doen
wat ik meen te doen te hebben, of het niet te doen, geen zier. Het is maar
wat inbeelding, een verzameling van droombeelden die niet au sérieux moeten genomen worden. Dit gaat allemaal wel voorbij als
ik anticipeer op wat nog komen kan, anticipeer op dingen waarmee ik jullie nog
denk te verrassen, hopelijk morgen, ten laatste overmorgen of de dag er na. En,
heb je, als je dit leest, ook het gevoel hoe dicht we tot elkaar gekomen zijn
in deze dagen van hoge winden, van regen en van donkergrijze wolken. Ik heb het
in elk geval, dit gevoel, dat een rijkdom is, dat van het verwijderen is van de
stop op de fles zodat de Aladin er in, die ik ben, op stijgen kan, zich
vermengen kan met al wat is, dit houden kan en je ermee bezoeken kan elke dag
van jullie leven.
Vergeet
wat ik gisteren schreef, vergeet wat ik de vorige dagen op jullie liet afkomen,
het was ik het niet die dat schreef, het was iemand in mij die ik zo vlug
mogelijk vergeten wil, opsluiten wil. Wat ik dus wel wil is vertoeven, in mijn
wijze volle uren, in wat is van het binnenste dat van de Kosmos is. Ik ben wel
niet zo zeker dat Dyson, al schreef ik het, er wel aan gedacht zou hebben. In
elk geval ik denk er aan voor hem.
Akhnaton,
die mijn vriend geworden is - hij weet het al - noemde dit het aroma van het
leven, het is het ook voor wat er na zal komen en geen naam hoeft.
Consider
this words as mij morning prayer.
|