Klara vraagt me elke
dag verwonderd te zijn en ik doe mijn best om, zelfs verwonderd te zijn over
mijn verwondering er nog altijd te zijn. Dit met een knipoog naar het leven
toe. Al weet ik niet wat het leven is
noch wat het is te leven. Maar de verwondering ken ik, het is helemaal niets
nieuw, ik schrijf er dagelijks over of alludeer er op. In feite, en men
begrijpe me niet verkeerd, wil ik zelf verwondering zijn over wat ik schrijf.
Ik was dit wellicht toen ik meende te mogen opstellen dat er nooit een schepping is geweest en ga maar
verder.
Is het aanstellerij,
is het allesbehalve nederigheid, is het zo maar iets uitgekraamd op goed valle
het uit? Wie zegt het me als ik het niet zeggen zou, zelfs met overtuiging dat
het niet zo is.
Mijn kameraad van
vele jaren aan de zee in San Juan Alicante, sprak me over wat hij wist wat de
zee betekende als hij er was met mij, en zelfs, als hij er alleen was, hij er een
sterk gevoel had dat ik er was en dat hij spreken kon met mij, soms luidop,
zegde hij, maar meestal in gedachten. Zelfs als hij thuis was en er neer zat in
de tuin, of er rondliep dacht hij aan de ogenblikken dat we samen waren daar op
die plaats op de rotsen met de zee voor ons, immens tot aan de einder, immer aanrollend
tot aan onze voeten. Hij had dat gevoel niet met zijn echtgenote, hij had dit
enkel met mij als we er zaten en als we spraken over wat er was in de wereld;
zelfs als we er waren, zwijgend, gevangen in gedachten. Hij sprak me over het
wonder dat de vriendschap is. Hij was enkele jaren ouder dan ik maar ik voelde even
goed wat hij voelde over het wonder van het vriendzijn. Hij is heengegaan na
een korte ziekte. Ik heb hem toegesproken als hij opgebaard lag tijdens de mis
in de kerk. Ik heb hem verteld hoe ik me voelde bij hem, naast elkaar gezeten,
soms met een boek in de hand en wat het is een vriend die heen gaat. Hij was
een gelovig man, al spraken we er weinig over, maar. Ik ,wist het omdat ik hem
bezig zag in de kathedraal in Alicante waar we elke zondag de mis bijwoonden. Hij
sprak me dan over zijne moeder, die een heilige was, wist hij, die heel wat
had meegemaakt in haar leven.
We zagen elkaar enkel
daar aan de zee en de rotsen in San Juan, op een plaats Cabo de las Huertas, de Kaap der Tuinen. In Vlaanderen woonden we
op een boogscheut met de wagen van elkaar, maar we zochten elkaar niet op alsof
we verschillende personen waren hier in dit land. Maar eens, ginds op de rotsen
aan zee, waren we ingesteld op elkaar, de zee was de sacrale band die ons
samenhield.
Verwondering dus over
wat van de vriendschap is tussen twee mannen op leeftijd. Na de wandeling, op
een terras een koffie drinkend, of een biertje, of een glas wijn, of,
uitzonderlijk op grote momenten, een Carlos primero brandy. Moments of happiness, we kennen ze.
Verwonderd zijn over die momenten van geluk die lijk lentebloesems vallen over
ons.
Ik weet dat hij ginds
op die bijzondere plaats aan zee, wacht op mij, zoals een vader die wacht aan
de hemelpoort op de komst van zijn zoon.
|