 |
|
 |
|
|
 |
20-03-2019 |
Het licht dat van de geest is |
Een morgen die van het wezen van het licht is.
Een morgen die bezinning is, een vage terugblik naar wat me in mijn jeugd werd bijgebracht
en ik, met de jaren voor een groot deel verworpen heb. Vervangen heb door het
geloof in een alles omvattend Zijn, aanwezig in de minimaalste particules, als aanwezig in alle
geledingen van wat is, en er is het Al.
Een
levend iets, een eenheid, waarin alles met alles gelinkt is. Het ganse
universum, één levend wezen van materie en geest
ineen verweven, het ene niet bestaande zonder het andere.
Gelovend
dat dit een spiritueel gegeven is dat ons omhult en ons vormt, dat ons levend houdt,
niet alleen als deel ervan, maar als functioneel deel ervan. We zijn de ogen
van het Universum, we zien wat het is, wie het is en hoe het is. En als
dusdanig zijn we, elk afzonderlijk, een zelfbewust mini-universum op ons eigen. Ik bedoel hiermee dat het Universum er niet
zou zijn waren wij, de mens, er niet.
We zijn er opdat het Universum via ons 'weten' zou dat het er is. Zeg dus nooit, zoals Jacques Monod, dat we er toevallig
zijn. De denkende mens is er omdat het noodzakelijk is dat hij er is.
En de mens, hij is er - en dan bedoel ik in
de eerste plaats het denkend vermogen - of kan er zijn, op elke plaats in het Universum, op
elke plaats waar de mogelijkheid is dat hij er zou zijn, de aarde een van de
n-plaatsen zijnde. Ik denk dus niet dat we in het Universum de uitverkorenen
zijn of blijven zullen.
Dit is waar ik vandaag, uitzonderlijk,
geïnspireerd door het licht van een namiddag, ben aangekomen. Het punt in mijn
levenslange bezinning: mijn hunker, die
Sehnsucht nach dem ganz Anderen, zoals Max Horkheimer het formuleerde.
Nochtans, vrienden, want dat zijn jullie,
daartegenover, hoe gemakkelijk is het niet alle vragen, al het zijnde, opzij te
zetten, de pauselijke Veritatis Splendor
van jaren terug te herlezen en te aanvaarden. Aldus te leven zoals het ons gevraagd
wordt, blindelings vertrouwend - en er zijn er velen die dit doen in deze
wereld - in wat de Geschriften voorhouden of: geloven om te begrijpen zoals
Bernardus het wist en niet zoals Abelard, begrijpen om te kunnen geloven.
Ik dacht vanmorgen
dat dit het eindpunt kon zijn, een soort inventaris in enkele schamele woorden
gebundeld, de uitkomst van alle gesprekken die ik gehouden heb, al die tijd, en
met mezelf en met de boeken - een Multatuli tot de hoofden van Lebak
- gegevens naast elkaar en over elkaar gelegd, in elkaar geschoven, openingen
naar andere structuren van het weten, die naar ik meende de waarheid dichter
benaderden, al wist ik niet wat die waarheid wel was of zijn kon.
Een zaak echter is
zeker. Ik las over de New Physics en ik vond dit een nieuwe
Bijbel, ditmaal geschreven in data en niet in woorden die vertaald dienden te
worden. Ik las over bepaalde gebeurtenissen dat die van de hand Gods waren, waaraan
ik geen boodschap had omdat de God van mij, in de dingen zelf, in al wat is en wat
nog komen zal, verweven zijn, en zijn
verwevenheid, zijn ego is.
En alles wat ik las
of dacht bleef, zoals deeg in de trog, gistend in de geest. En zo gebeurt
dagelijks dat al wat is van de gebeurtenissen in mijn leven, door de dwingende
krachten van de geest in mij, worden overgebracht naar mijn hand en mijn
vingers en over het papier als ik schrijf.
Ik ben de man en zijn
dans van woorden, alsof ik adem in woorden en woorden in osmose over mijn witte
bladen worden uitgestrooid en dit, mijn leven was en is, de adem van mijn
dagen.
*
Ik schreef dit met op
de achtergrond - er is er altijd een als ik schrijf - Anne-Marie Mutter in het
derde vioolconcerto van Mozart. Een absoluut hoogtepunt. Ik luister dan, zonder
te luisteren, gefocust op wat ik schrijf, maar omhuld met Mozart en Mutter:
beide staan daar de viool in de hand, de verlenging van hun geest die ik
onderga in mijn woorden.
20-03-2019, 07:04 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-03-2019 |
Leermeesters |
Ik
heb niet de keuze, laten of niet laten. Ik kan niet de blogs van het eerste uur
zo maar achterwege laten in de handen van de tijd waar ze vergaan zullen tot
stof. Ik wil de meest sprekende eruit een nieuwe kans geven en, evenwel
herwerkt en aangepast, binnen brengen in de tijden van nu, omdat ik denk dat ze
het waard zijn, omdat ik er het beste van mezelf in aantref.
Ik
had er op zondag 17 maart, een blog - een hoogmis - over geschreven. Ik was er
een ganse dag van vroeg in de morgen al, voortdurend mee bezig geweest. Had er
zelfs, omdat ik mijn bloggeschiedenis zag als een pelgrimstocht naar Istafan, de
verzen van Rainer Maria Rilke in verwerkt die beginnen met:
In
diesem Dorfe steht das letzte Haus
so
einsam wie das letzte Haus der Welt
en
eindigde bij:
Und
die das Dorf verlassen wandern lang
und
viele sterben wielleicht unterwegs.
Maar,
weet je wat het is een tekst van 500 woorden bij elkaar te schrijven in de loop
van de dag en bij avond, als alles klaar is om ingelogd te worden voor de
volgende dag, hem te verliezen door een onachtzaamheid. Truly, Im getting old,
Im getting awkward in dealing with my pc, mijn pc overstijgt me,
Het
is niet de eerste maal dat dit voorvalt, de vorige keer waren het zes maanden
blogs die verloren gingen. Gelukkig, deze zijn op groene achtergrond
overgebleven op de centrale computer, waar ik ze mettertijd terug kan gaan
halen. Maar hier wacht ik en blijf ik wachten tot het te laat zal zijn.
Ik
vertel dit omdat het verlies van een tekst, een gebeuren is dat zwaar doorweegt,
en vandaag nog steeds. De tekst had me heel wat moeite gekost en ik had niet
meer de moed noch de kracht om er even over na te denken en trachten te
herschrijven wat ik geschreven had. Ook vanmorgen had ik die kracht niet. Ik
weet wel hoe het gebeurde, hoe ik het had kunnen herstellen maar, in lichte
paniek, heb ik verkeerd gehandeld. Ik moet het me vergeven.
Ik
heb dus jullie, mijn lezers van het eerste uur op 18 maart een gedicht gestuurd
dat ik in 2012 al had opgenomen als blog. Evenwel heb ik alles her-ingekleed,
mijn enige verdienste. Ik vond dat wat ik toen gedicht heb, het beste was dat
ik ooit geschreven had en ook het meest passende in de poëzie van vandaag.
Echter dit dankzij Samuel Beckett en Stefan Hertmans, zonder hen had ik het
nimmer geschreven. We hebben altijd leermeesters nodig.
Als
ik teruggrijp naar wat van zeven jaar en meer geleden is - en ik zal het nog doen - dan grijp ik terug naar de
leermeester die ikzelf toen was. Hier is, meen ik, niets verkeerd aan.
19-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-03-2019 |
Salmuel Beckett: 'Neither' |
Neither
to and fro in shadow from inner to
outer shadow
from impenetrable self to imprene-
trable unself by way of neither
as between two lit refuges whose
doors once neared gently close, once
turned
away from gently part again
beckoned back and forth and turned
away
heedless of the way, intent on
the one
gleam or the other
unheard footfalls only sounds
till at last held for good, absent for
good from self and other
then no sound
then gently light unfading on that
unheeded
neither
unspeakable
home
De
tekst en de vertaling van, en een essay over dit gedicht van Samuel Beckett,
kan je vinden in dat warm en soepel in de hand liggend, schitterend
geconcipieerd en even schitterend geschreven boek van Stefan Hertmans: Het putje van Milete, een bundel
essays uitgegeven door Meulenhoff,
Amsterdam, 2002. Hertmans schrijft hier over het ontstaan van het gedicht, de
moeilijkheid bij het vertalen - hoe vertalen we neither en dan liefst in één woord?
De
wijze waarop Hertmans, Becketts woorden overbrengt is gewoon een poëma op zichzelf. Maar wat
ook en hoe ook, het is een boek dat ik koester, des te meer er ook een
essay in voorkomt over Maurice Gilliams, die mijn literair leven in een zekere
zin op hol bracht; over de Gentians
van D.H. Lawrence, die ik zo zie groeien in de bergen; over Jorge Luis Borges,
die me veroverde met zijn Nueve Ensayos dantescos.
Ik
moet bekennen dat ik het gedicht van Beckett gezien heb als een abstracte
schilderij in woorden, met oninterpreteerbare vormen en kleuren. Het is,
gedragen door deze idee dat mijn neither-gedicht is ontstaan. Het is geen
vertaling - behoudens het italiek gedrukte - maar een eigen versie van Neither.
Noch
We zullen wel
nooit
een neither-gedicht schrijven
zoals Beckett
het
onverwoorde te verwoorden wist,
niet te
begrijpen
omwille van zo
alles zeggend
in
niets-betekenende zinnen
alsof het
Universum erin verscholen lag
en toch ook maar
niet, weergalmend,
de dood
een abstract
in woorden
schilderij
waar kleur en vormen weggelaten
om even maar
wie we waren.
We zullen wel
nooit
een neither-gedicht schrijven,
al wilden we
om het ontzaglijke
van dit leven
dat ons omkneld hier houdt
en toch
bewegen
laat in een
eigen eigenzinnigheid,
zo denken we
maar geen gedicht
om op te vallen
om er naar uit
te kijken,
om er slapen
mee te gaan,
onverlet,
onverlaten, on-overeenstemmend
van het zijn toch
zoekend
naar de zin
van sterren en sterrenstelsels,
beangstigend
oneindig
oneindig alles
is,
en wij,
innerlijk enorm
omdat we alles
beluisteren, bekijken kunnen,
opentrekken,
verzegelen en dichter brengen
tot ons
binnen, en begrijpen niet
te begrijpen
kunnen,
al wilden we,
dan
o zo teder, zo losjes
het licht wegdeemsterend
dat achteloos evenmin
niet uit te spreken
thuis
Maar een neither-gedicht
zullen we wel
nooit
schrijven, al wilden we
opstijgen
kunnen
om ons te
verliezen
een nimmer te
vergeten ogenblik
van het zijn.
18-03-2019, 07:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-03-2019 |
Gedicht uit vorige eeuw. |
Gedicht uit vorige eeuw.
Zullen
we
nimmer
vooraf weten wat de hand
zal schrijven
als de roep er is
van oude Bijbels
op de tafel
en van stenen die we raapten,
gebeeldhouwd
door de regen,
nu we,
heel wat meer
dan halverwege,
het donkere
woud betreden
in t gewemel
daar
van licht en schemer
vele zaden liggen
om te schieten
waar ze neder
vielen;
tenminste zo
de kiem ervan
hoog gistend
bleef,
lijk jonge
wijn bij Elihoe[1],
die nieuwe
zakken dreigt te scheuren.
Zo liggen vele
zinnen
in het rijk
van ons bezinnen
klaar
om uit te
dragen
wat als baken
ons werd meegegeven,
bij het
ontwaken, soms
als het eerste
licht
de kamer
binnenvalt of s avonds
in het ruisen
van de bomen
of het
gefluister van de vogels in de hagen,
of van de
regen in het raam geslagen,
Uit te dragen:
het dAlmachtige
was
die ons het
werelds leven schonk
en het ook ons
zal ontnemen.
Al weten we
niets met zekerheid, hierover
toch
wat poëzie bedreven,
een klonter Kosmos, zo, uit ons
gegleden,
Zelfs
al zullen er
niet velen zijn om het te lezen,
omdat van alle
zaken
het hen de
minste zorg zal wezen
hoe lijk stuifmeel
door de wind gedreven
hier ons woord zal wezen.
Kap dan weg
zoals je netels
kapt, het stupide vers,
je bent uit stof en tot stof keer je
terug,
uit Genesis
weg,
het hoefde
niet, voldoende is geweten
dat dit
lichaam sterven zal.
Ook,
als
er gelezen moet, zo leerden ons
Nothomb en
Fabre d'Olivet:
je bent uit geest en tot geest keer je
terug.
Het enige wat zinnig
is,
in wat van deze
wereld is.
Het dan ook de toonaard is,
van al wat hier geschreven
en, van al wat hier niet
geschreven
staat.
[1] Uit het
Boek van Job: 32.19
17-03-2019, 06:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-03-2019 |
Waar de verwondering? |
Als
ik hoor dat een kind van vijf, vóór het eerste schooljaar al leert wat de
zwaartekracht is, dan zal het enkele jaren verder, geen nood meer hebben de plaats
te kennen van de aarde en de planeten ten overstaan van de zon, het zal, eens
tien jaar, al gehoord hebben van de formule van Einstein, zal alles weten over
de snelheid van het licht en vertrouwd zijn met het bestaan van atomen, elektronen
en andere deeltjes. Het kind zal zich in een wereld weten waarvan ik op mijn achttiende
nog niet het minste benul had, wel wist ik heel wat te vertellen over Jules
Verne en zijn Twintig duizend mijlen onder zee. Vandaag echter realiseer ik
me de mogelijkheden geboden door iets zoals mijn gsm, zelfs als ik over het
mechanisme ervan niets afweet, het volstaat er enkele essentiële begrippen over
te hebben en ik kan er niet alleen mee communiceren, gesproken of geschreven, met
iemand aan de andere zijde van de wereld, maar hij dient ook als een Wereldbibliotheek.
Zelfs al ken er al de mogelijkheden niet van ik weet dat deze oneindig zijn. En
ziende hoe vlug alles evolueert vraag ik me af waar de wetenschappelijke en
technologische wereld zal staan, als Amaury, de oudste achterkleinzoon, tien
jaar zal zijn, dus vijf jaar verder.
Zeker
is dat voor Amaury, de wereld van nu er altijd is geweest, hij is ermee geboren.
Hij kent niet een tijd dat er niet was wat nu is. Het is zijn vertrekpunt, het
is van hier uit dat hij de wereld gaat verkennen. Het is voor hem de gewoonste
zaak van zijn wereld. Zullen er voor hem op het gebied van techniciteit nog
ooit zaken komen, waarover wij, en dan zeker ik, keer op keer zijn verwonderd
geweest?
Een
wereld met zelfrijdende autos, zelfvliegende vliegtuigen, zelfmaaiende
grasmaaiers, wat kun je nog meer verwachten? Als ik de trucage mogelijkheden
zie van de filmhuizen, als ik zie dat de hemel zelfs de limiet niet meer is;
als ik zie dat ze zelfs geen echte personen meer nodig hebben om een film te
maken. Alles kan, alles is mogelijk, het toestel waar ik om vroeg in mijn blog
van gisteren is achterhaald, is voorbijgestreefd. Je moet er maar aan denken en
het staat er, de computer lost het op voor jou, lost alles op voor jou.
Ik
keek gisteren naar een you tube film die toonde hoe de stalen ronde kogeltjes in de as
van een fietswiel, gemaakt worden, ontstellend
te zien hoe deze met de grootste perfectie uit een staaldraad worden geknipt
en tot mooie glanzende bollen worden omgetoverd, enkel op het allerlaatste moment komt er iemand tussen.
Neen,
de verwondering zal uit de wereld zijn. Een schilderij zoals het Lam Gods van
Van Eyck, een fresco zoals het Laatste Avondmaal van Da Vinci zullen bekeken
worden zonder oog te hebben voor het kunstenaars-schap van de schilder. Ze
moeten zich zelfs niet meer te verplaatsen, ze kunnen het bestuderen, thuis,
van uit hun zetel[1].
Ze kunnen er zelfs verbeteringen op aanbrengen, of stukken er uit wegnemen en
verplaatsen waar ze ook willen.
Ik
weet echter niet hoe ze staan tegenover een symfonie van Beethoven, van Mahler
of van Shostakovich; hoe ze staan tegenover een schilderij van Renoir, van Turner,
van Mönch, tegenover de poëzie van Guido Gezelle, van T.S. Eliot, van Rainer
Maria Rilke. ik weet niet wat ze er van denken zullen als ik nu al zie waar de
schilderkunst, Koons en Hirst, de muziek, John Cage, de literatuur,
Houellebecq, de poëzie, het gedicht Oote van Jan Hanlo, zich vandaag bevinden.
Waar
zal hier hun verwondering liggen en hoe, als die er zou zijn, zal die door hen
uitgeschreven worden?
[1] Ik
lees in de krant: zetel is geen Nederlands woord, het is een bank of een fauteuil;
in vogelvlucht is niet gekend, zij spreken van hemelsbreed. (Nederlanders weten niet dat Vlamingen de
zelfde taal spreken, Els Snick, vertaalster, in De Standaard van 1 maart.)
16-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-03-2019 |
.Wat misschien te wensen ware. |
Traag maar o zo zeker schuift de aarde naar haar equinoxpunt toe. Denken we er soms
aan, aan het punt waarop de dag even lang
is als de nacht?
Een vriend van en aan de vijver, wel, hij
dacht er aan. Hij vertelde me hoe belangrijk en even noodzakelijk het niet zou
zijn als we dagelijks zouden geconfronteerd worden niet alleen met uur en datum,
maar ook met de plaats van de aarde en van de andere met het blote oog
zichtbare planeten in hun baan om de zon.
Belangrijk
misschien, noodzakelijk minder, maar er elke dag een blik op werpen zou niet
misstaan. Er zou over gesproken kunnen worden in het café van het dorp, bijvoorbeeld,
tussen pot en pint of, zoals het nu is geëvolueerd tussen Orval en Trappist, voor
minder doen we het niet meer. Zeker is, zoals ik het zie, de drank zou er toe
bijdragen om de gesprekken warm te houden, de ene er wat meer over wetend dan
de andere.
Ik
denk niet dat dit nog veraf ligt, ik denk zelfs dat het in de sterren van
vandaag te lezen staat dat er een of andere vinnige man of vrouw er achter zal
komen en een poging zal doen. En verwacht je aan iemand uit het verre oosten,
om een dergelijk mechanisme - als het nog niet zou bestaan - met trompetgeschal
op de markt te brengen.
In
elk geval wat we er ook moge over denken, het zou een verdieping zijn van de
gesprekken, iets anders dan deze over voetbal of wielrennen, iets anders dan
over het weer. En ook, we zouden beter weten waar we staan en vooral waar we rondlopen
in deze kosmos van ons.
Misschien,
maar niemand weet dit met zekerheid, is er nu in een andere kosmos, de weergalm
van de onze, een ander iemand daar op het zelfde gedacht gekomen en is hij het
op zijn manier aan het verkondigen. Het kan zelfs dat we het van elkander
afgekeken hebben.
Het
beeld van de evolutie van de mens in de kosmos zou er mee gediend zijn; het
ecologisch gedachtengoed zou er door gesteund worden; we zouden even losgewrikt
worden uit onze dagelijkse noden en weten dat er andere noden zijn die door ons
moeten opgelost worden.
Het
zou tevens een boost geven aan de aarde als planeet onder de planeten; ons aantonen
waar we staan, wie we zijn en hoe we er zijn: onze alledaagse omgeving duidelijk
zichtbaar in hare kosmische context. Een boost die doordringen zou tot het
inzicht van de mens in zijn reëel bestaan hier op aarde.
Het
zou hem een nieuw en duidelijker zicht geven op zijn plaats in de wereld, een
wereld waarvoor hij tot hier toe te weinig aandacht heeft gehad. Het zou hem
binnenleiden in een nieuw bestaan, een dieper bewustzijn van wat is.
In
elk geval, het zou ons raker aantonen, wat er boven ons hoofd aan het gebeuren
is terwijl we hier onze kleine zaken aan het afhandelen zijn. Want we hebben
nood aan een ruimer perspectief. De tijd dringt.
15-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-03-2019 |
Het aroma |
Vooraf,
vraag me hoe ik mijn dagen vul en ik zal het je zeggen: ik herlees mijn
gedicht, ik schrijf mijn blog, ik werk, grondig
aan mijn manuscript - nog altijd - en tussendoor tracht ik mijn verloren
blogs van 2018, wellicht ook door een onvaste hand, terug te halen van mijn
olijfgroen Blogveld, en je weet het hoe ik op sta in de morgen en, hoe mijn
dag er uit ziet.
On-uithoudbaar,
in het licht van die donkere wolk die me volgen blijft, steven ik af op iets
wat ik nog niet kende. Je hoeft het me dus niet te vragen. Wat ik schrijf is
mijn dagboek, het is geen verzinsel, het is getekend door de realiteit van het
zijn en het worden.
En,
pas nu dringt het door tot mij wat Dyson bedoelde met zijn infinite in all directions. Hij
bedoelde niet alleen het oneindige van het uitgestrekt zijn van de Kosmos, maar
hij had ook zijn blik gericht, op het oneindige van het naar binnen gekeerd
zijn, het oneindige van de geest binnen de Kosmos.
Als
ik het hier over heb, is het mijn blog die me bezig houdt, het helpt me niet
wat de rest aangaat, helemaal niet, integendeel het houdt me verwijderd van het
overige dat verschoven wordt naar later.
Waar
sta ik dan te trampelen, wat verschil maakt het uit, of ik er in slaag te doen
wat ik meen te doen te hebben, of het niet te doen, geen zier. Het is maar
wat inbeelding, een verzameling van droombeelden die niet au sérieux moeten genomen worden. Dit gaat allemaal wel voorbij als
ik anticipeer op wat nog komen kan, anticipeer op dingen waarmee ik jullie nog
denk te verrassen, hopelijk morgen, ten laatste overmorgen of de dag er na. En,
heb je, als je dit leest, ook het gevoel hoe dicht we tot elkaar gekomen zijn
in deze dagen van hoge winden, van regen en van donkergrijze wolken. Ik heb het
in elk geval, dit gevoel, dat een rijkdom is, dat van het verwijderen is van de
stop op de fles zodat de Aladin er in, die ik ben, op stijgen kan, zich
vermengen kan met al wat is, dit houden kan en je ermee bezoeken kan elke dag
van jullie leven.
Vergeet
wat ik gisteren schreef, vergeet wat ik de vorige dagen op jullie liet afkomen,
het was ik het niet die dat schreef, het was iemand in mij die ik zo vlug
mogelijk vergeten wil, opsluiten wil. Wat ik dus wel wil is vertoeven, in mijn
wijze volle uren, in wat is van het binnenste dat van de Kosmos is. Ik ben wel
niet zo zeker dat Dyson, al schreef ik het, er wel aan gedacht zou hebben. In
elk geval ik denk er aan voor hem.
Akhnaton,
die mijn vriend geworden is - hij weet het al - noemde dit het aroma van het
leven, het is het ook voor wat er na zal komen en geen naam hoeft.
Consider
this words as mij morning prayer.
14-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-03-2019 |
'Ah, qui donc m'aimera?' |
1
Al
wat ik schrijf, dacht hij, is doordrenkt van poëzie, ah, qui donc maimera?, de klacht van Maurice Gilliams als
inleiding tot zijn Elias, die hij gaan halen is bij de poëet, Francis Jammes
of, wie zal er van mijn geschriften houden, later als ik er niet meer zal zijn,
wie zal zich nog herinneren de man die elke dag een blog schreef omdat hij - en
zo is het wellicht - omdat hij nog niet wou dood gaan, terwijl hij al gestorven
is wat de mogelijkheden tot het zich verplaatsen naar andere, ongekende of
zelfs gekende oorden betreft; wie?
Hij
is vechtende tegen de tijd, een strijd die hij verliezen zal en hij zal niet
verrijzen uit zijn as in de geschriften die hij achterlaat op plaatsen die niet
meer te bereiken zullen zijn. Hij weet het want hij voelt, zijn krachten nemen
af, hij vergaat letterlijk in wat geschreven staat op de olijfgroengekleurde
paginas van zijn blogvelden. Andere velden heeft hij niet. Verkeerd, totaal
verkeerd geleefd, als hij het zeggen mag, verkeerd gegokt.
Als
hij terugblikt op de vele mooie, uitzonderlijke dagen die er waren, kent het
einde ervan een bitterheid, die hij te aanvaarden heeft: het gevoel dat het een
verloren zaak geworden is, dat zijn leven geen succesverhaal is geweest omdat
hij niet geweten heeft - het zat niet in zijn genen - om er tegen aan te gaan.
Wat
hij nu schrijft is het effect van de donkere wolk van gisteren, ze heeft zich
vastgezet in zijn aderen, in zijn bloed en hij ziet geen lichtpunt meer,
verdwaasd als hij schijnt te zijn door de dagen die voor hem liggen
uitgespreid, hoeveel er ook nog moge zijn, de ondergrond ervan neigt naar de
diepte die een soort van afgrond is.
Komt
hij dit nog te boven, deze donkere wolk lost ze zich nog op? Hij weet het niet.
Het gedicht, dat geschreven staat is van een gans andere geladenheid, is niet
passend bij zijn woorden hier waar hij handelt over het tijdelijke, terwijl het
gedicht spreekt over het eeuwige. Het Tijdelijke dat van de dood is, het Eeuwige
dat is van de geest. Er is geen ontkomen aan.
Wie
hij was staat opgetekend in zijn blogs, wie hij wordt biedt geen zekerheid, het
kan dat hij volledig stil valt, dat er geen laatste woord komen zal, dat waar
hij vandaag eindigt het laatste woord zal zijn of het voorlaatste. De
beslissing is al genomen staat al opgetekend ergens tussen de bomen, tussen de
dagen die nog komen ingeschoven. Gisteren gebeurde het dat door de onvaste hand
die een eigenschap dreigt te worden, ineens een ganse tekst verdween van het
scherm. Het was een goede tekst, een enige tekst, een stevige tekst, hij hield
ervan, en plots was hij weg alsof ik hem minuten ervoor niet had vastgelegd.
Was het een inbeelding geweest, is het zo dat ik niet alleen zoeken moet naar
een naam - gisteren naar de naam van Vivaldi - maar dat ik me nu al zinnen
inbeelden zou als geschreven staande? Tekenen wellicht, die zich herhalen
zullen in wat er nog overblijft aan toekomst.
Zo,
dit is het landschap waar ik deze morgen heb vertoefd. Ditmaal ben ik zeker,
het staat geacteerd, er kan
niet meer aan getwijfeld. Mijn hoop is het vlug te verlaten.
PS.
Het
citaat is onvolledig, er gaat een belangrijke regel aan vooraf: La poésie que jai rêvée, gâta toute ma
vie, ah, qui donc maimera?
13-03-2019, 06:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-03-2019 |
De donkere wolk. |
Kwam
er vanmorgen, van uit het oosten een donkere wolk aan; vroeg ik me af of het een[KLM1] voorteken was, een
minder goed dan van andere dagen toen het oosten een gloed van vuur was. Maar
ik had er geen antwoord op, ik kon enkel afwachten wat de uren me brengen
zouden en dan, wat ik hoopte, meer aan woorden dan aan daden of gebeurtenissen.
Al weet je toch maar nooit.
De
dag heeft zich geopend, ik heb mijn mails gelezen en heb gekeken naar de lijnen
in mijn hand. Heb alles correct gevonden, behoudens de dreiging van die wolk, ze
hing er nog, ik vroeg me af hoe ze zich oplossen zou, in kleine of in grote
dingen, in rustige onbewogenheid of in stille begeestering.
En
de donkerte ervan, het aanzwellen ervan, drong door tot diep in mijn gedachten.
Het toch een teken kon zijn van iets dat nakend was. Van vele zaken heb ik al
geschreven, blijft er toch altijd nog iets dat nog komen kan, iets dat ik met mijn
lezers nog niet besproken heb, evenmin als met me zelf?
Schijnbaar
denk ik, is er nu voor mij een tijd op komst die totaal tegengesteld
zal zijn aan de tijd die van de lente is, aan de tijd die is van het uitlopen
van de levenssappen, maar dit maal, niet meer tot in mijn woorden. Is het dit de donkere wolk
die aan kwam drijven en zich nog steeds niet heeft opgelost, zelfs niet in alle
kleuren van grijs, van de donkerste uit naar de meest lichtende, zijnde de grijze
kleuren van mijn hart, dan toch bij momenten?
Waar
we gekomen zijn, kleine dingen zijn het die ons verrassen kunnen, die we houden
kunnen alsof het lambriseringen waren van geluk en tederheid, barokke spelingen
van het lot. En ook hoe luttel we ons voelen
kunnen op bepaalde momenten die plots verschijnen, waarin we ondergedompeld worden
voor een tijd, om er nadien terug uit te verschijnen, gelouterd door al wat was
en niet was en achter ons gelaten, de woorden die we waren en we blijven zullen,
die ons antwoord zijn op alle vragen die ooit gesteld kunnen worden.
In
de dagen die voorbij zijn hebben we een gedicht geschreven dat we klaar hadden
om te worden ingelogd, klaar om het neer te leggen aan jullie voeten. Maar we
wachten nog alvorens het vrij te geven, we willen het nog wat verder laten
openbloeien na elke herlezing. We willen het nog wat laten rijpen opdat het een
rijkere vrucht zou dragen. Het heeft, zoals in het herfstgedicht van Rilke, nog
wat meer zuiderzon nodig.
Pas
dan kan het tevoorschijn komen. Voorzichtig, heel voorzichtig want het is, o,
zo teer, zo breekbaar. Een woord wat schuin geplaatst, een beeld te veel getoond
in plaats van te verbergen waar het heen wil gaan. We zijn er verantwoordelijk voor
niet al te zeggen wat gezegd kan worden; het essentiële ervan over te laten aan
de poëzie zelve en aldus iets over te houden dat gesmaakt kan worden met een
kans op zekerheid.
Een
gedicht op een donker wolk geprojecteerd,
wie sprak er ooit van de eenzaamheid van het zijn?
12-03-2019, 06:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-03-2019 |
'Infinite in all Directions |
De
lezers van het eerste uur op zondag 10 maart, gisteren dus, hebben een
onverzorgde tekst gevonden. De oorzaak ervan was dat ik pas, heel laat op de
avond, besloten had de tekst die klaar stond om ingelogd te worden, te
vervangen door een andere tekst die ik nog
te schrijven had. Pas enkele minuten vóór middernacht ben ik er mee klaar
gekomen, zo dacht ik ten minste, pas nadat op zondag, de eerste lezers
gepasseerd waren heb ik gezien hoe verraderlijk de tekst wel was, en heb ik hem
verbeterd, het was toen 08.00.
Het
zijn dingen die gebeuren, ze situeren zich in het verloop van een dag die ,
moet ik het nog zeggen, te vroeg begint en te laat eindigt, de ogen half
gesloten van vermoeidheid.
Heb
ik me te verontschuldigen hiervoor?
Mijn
schrijven is enerzijds een spel, een tijdig of niet klaar komen met een tekst,
maar anderzijds is het een ernst, namelijk er voor zorgen dat het geschrevene,
het achter gelatene, leesbaar en aanvaardbaar is. Het is wel niet met een bang
hart dat ik mijn woorden inlog, maar dan wel met een lichte bezorgdheid te
weten hoe ze zullen ontvangen worden.
Ik
tracht daarenboven vernieuwend te zijn en niet te struikelen over alledaagse
dingen, maar daar ligt ook het gevaar dat, hoewel ik er niet over struikel,
jullie het wel doen. Wat me dus in niets vooruit helpt.
Wat
mijn lectuur aangaat wil jullie ontlasten van een eventueel gevoel dat je zou
kunnen hebben als de naam Freeman Dyson zou klinken als de naam van een
illustere onbekende. Ik heb zijn boek pas leren kennen vijf jaar nadat het
uitgekomen was. En dan nog omdat ik, altijd open staande voor al wat het woord
Universum en Oneindigheid betreft, op een dag in de FNAC, gestruikeld ben
over de titel van zijn boek Infinite in
all directions.
Met
potlood heb ik die dag vermeld in het boek zelf, het was op 1 september van het
jaar 1993, meer dan een kwarteeuw geleden. Ik heb het grondig gelezen want er
zijn weinig paginas die geen sporen dragen van het potlood dat ik klaar houd,
samen met een liniaal of postkaart als ik dergelijke werken lees. En ik zie pas
nu dat ik maar de acht eerste hoofdstukken grondig gelezen heb, maar niet de
zeven volgende, met als zestiende en laatste: The twenty-first century een hoofdstuk dat ik zeker had moeten
lezen, want het begint met: Technology
is a gift of God. After the gift of life it is perhaps the greatest of Gods
gifts. It is the mother of civilisations, of art and sciences.
Hoewel
ik God niet wil betrekken bij de technologische vooruitgang, wat Dyson
schijnbaar wel doet, en ik de technologie zo maar niet wil zien als de moeder
van beschavingen, van kunst en wetenschappen, wil ik toch een poging doen om
hem verder te lezen een van de komende dagen/weken. Ik heb echter nog heel wat
te doen dat voorlopig prioriteit krijgt. Maar wees gerust, je hoort er nog wel
iets over.
11-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-03-2019 |
The Monarch Butterfly |
In
Infinite in all directions vond ik de
passage terug die ik, de vorige dag, bij gebrek aan tijd, niet gezocht had. Wel
ik viel vandaag bij Freeman Dyson op de zin in kwestie, die terug grijpt naar
wat ik in mijn vorige blog had willen optekenen:
To me
the most astounding fact in the universe, even more astounding than the
flight of the Monarch butterfly, is the power of mind which drives my fingers
as I write this words.
En,
zegt hij verder, dat, ingevolge een natuurlijk proces, een biologische
evolutie, nog altijd mysterieus, een miljoen butterfly brains die samenwerken
in een menselijke schedel, de macht en de kracht hebben, gedachten en gevoelens
over te brengen, die anderen erna kunnen interpreteren als waren het gedachten
en gevoelens van hen zelf, én - en dit is een prachtige veel zeggende zin - Here on this small planet, mind has
infiltrated matter and has taken control.
Of
in andere woorden, het is de geest die het voor het zeggen heeft; de geest die
de materie overtroeft. Dit is trouwens de toonaard van mijn manuscript. Ik ben
zelfs een stap verder gegaan en heb geschreven, dat de materie is ontstaan uit
de geest; dat er nimmer een versmelting van de minimale deeltjes die er, op een
of andere wijze waren in den beginne, tot stand had kunnen komen hadden die
deeltjes niet geweten wat hen te doen stond.
Hieraan
is ondertussen geen jota gewijzigd, ze weten het nog altijd. Wat er kan gebeurd
zijn, is, maar ik betwijfel dat het nodig is geweest, dat ze na 13.8 miljard
jaar, er wijzer, slimmer, op geworden zijn.
Wel
is er gebeurd dat de bewustwording in de mens, van de aanwezigheid van de geest
in de materie, meer en meer, exponentieel zelfs, is toegenomen.
In
feite, geest, het onzichtbare, overheerst alles, alles en alles. Er is niets in
deze wereld dat niet het teken van het Onzichtbare draagt, zeker niet als ik de
deur van de wagen open van op afstand, als ik het teken geeft om deze woorden
tot bij jullie te brengen of als ik, van waar ook, Google raadpleeg en het
antwoord bijna ogenblikkelijk te zien krijg.
Er
is niets, waarover we niet zouden moeten verwonderd zijn, maar dit is waar de schoen wringt, we zijn te geblaseerd,
verwondering is een woord dat we niet meer kennen. Klara vraagt het ons nochtans
elk moment van de dag en de nacht, maar de betekenis ervan dringt niet meer door.
De taal ook wordt een dood woord.
Hiermede
is alles gezegd en is niets gezegd. De essentie die een vorm van De Waarheid
is - het paradigma van het Zijn - zien we niet. Ik vrees dat we het nimmer
gezien hebben, dat we de overgang van homo, naar homo sapiens, nog niet ten
volle hebben doorgemaakt, terwijl aan de horizon, de homo sapiens- sapiens ons
al wacht.
De
geest die van de kosmos is duwt ons in die richting, we volgen schijnbaar node.
Misschien beginnen we nu stilaan, de wervelende kracht ervan aan te voelen.
Misschien?
10-03-2019, 08:03 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-03-2019 |
Freeman Dyson |
De
morgen die middag wordt, die avond wordt, tot je de nacht in duikt: het
verloop van een stukje eeuwigheid waar je niet aan tornen kunt; je bent er
trouwens op ingesteld; je leeft er naar toe, immer de blik gericht op het
komende terwijl het nu aan jou voorbijgaat, of hoe moeilijk het wel is te
zijn van het ogenblik zelf.
Het
ogenblik zelf dat is van het zijn, van het
Dasein zou mijn vriend van gisteren zeggen. Zoals ik soms in het Frans denk
zo denkt hij in het Duits, hij verrast me telkens met zijn kennis ervan. Hij
kent er, als niet een, de strakheid van die uitmondt in een sluitende gladheid.
Een perfect schilderij waar elk woord is ingesteld op het andere en, in zijn
wezenheid, ook het andere woord ondergaat. Ik kan erin komen dat iemand van de
structuur en het bijna mathematische ervan, ondergaat als een speelsheid en
ervan gaat houden en daarenboven het is de taal waar we het dichts bij
aanleunen, een soort moeder- of zustertaal.
We
zijn opgegroeid met die taal in onze broekzak, ook met het Engels en het Frans,
we zijn er van in de aanvang mee vertrouwd geweest, zo vertrouwd dat je
ontsteld bent als iemand, een jonge man van twintig en wat meer, niet weet wat
une abeille is. Wat heeft die wel
geleerd in de klas, hoe weigerig heeft hij niet gestaan tegenover het Franse
eerste woord dat hem wellicht toch onderwezen werd? Hij dacht dat het een
libelle was, hij was er dus dichtbij, maar dichtbij was niet wat we horen
wilden. Daar tegenover stel ik, de vraag van mijn achterkleinzoon van vijf die
aan zijn vader vraagt of hij weet wat de zwaartekracht is. Hij kan zelfs de
vraag in het Frans stellen.
Ik
ben afgedwaald al schrijvend; ik heb mijn gedachten gevolgd, en ik kom nu terug
op wat ik zeggen wou over het leven in het nu. Hoe moeilijk het is
geconcentreerd te blijven op je omgeving, op wat je doet of zegt en, bewust
ervan te zijn dat jij het bent en niet de machine die je bent, een groot deel
van de dag. Het is de raad die P.D. Ouspensky - die het leerde van Gurdiëff -
ons voorhoudt in zijn In search of the miraculous. Hij leerde me dat ik het
ben die daar zit en schrijf, natuurlijk ben ik het, maar ik besef het niet
grondig, niet tot op het been van het zijn, niet tot in het merg ervan.
Als
ik het naga achteraf is het mijn ik die hier vanmorgen een persoon heeft
neergezet die luistert naar wat hem wordt ingefluisterd, die de woorden heeft
weergegeven die hem overvielen. Hij heeft die geschikt en op elkaar laten
inwerken om uit te komen op een zin die een betekenis droeg, die iets vertelde.
Maar ik, ik heb me zelf niet bezig gezien, ik heb niemand bezig gezien, ik wist
zelfs niet meer dat ik er was, het waren mijn handen die bewogen die naar de
letters werden toegezogen: een snoer van woorden waarbij het ene voortvloeide
uit het vorige en reeds het volgende klaar hield, en het schrijven een gebeuren
is dat van buiten ons komt.
Alsof
ik er naar toe verwezen werd door het onbekende, haal ik Freeman Dysons Infinite in all Directions[1]
uit zijn rek om de passage te vinden waarin hij het wonder dat het schrijven
is, vergelijkt met het wonder van de vlucht van de monarch butterfly, en ik val op de volgende onderlijnde zin:
If this assumption is true, that life is
organization rather than substance, then it makes sense to imagine life
detached from flesh and blood and embodied in networks of superconducting
circuitry or in interstellar dust clouds.
Komt
dan, wat ik ingegeven krijg, zoals Dyson het mogelijk acht, uit 'interstellar
dust clouds', uit de magische golven die me omhullen?
[1] Penguin Books 1988, pag 107
09-03-2019, 05:43 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-03-2019 |
Aan de vriend die denkt 'afvallig' te zijn. |
Is
er ook bij mij die panische schrik waar de moslim, Khalid El Jafoufi het
gisteren over had? Ik begin het te geloven, die gevoelens duiken regelmatig op,
ik neem ze ernstig, ook omdat ze wijzen in de richting van heel ernstig. Erger
nog, als ik er mijn dag mee begin, kom ik er niet meer van los, blijf ik er in
gedachten over schrijven. Ken je dit gevoel?
Gisteren
was er nochtans ook een andere kreet, een alarmkreet van een vriend die vreesde
dat we hem zagen als een afvallige, omdat hij, op sukkel zijnde na een
armbreuk, die een (te) lang herstel vergde en blijft vergen, zich niet meer
vertonen kan zoals hij het wenst, in de groep vrienden die wel nog regelmatig samen
komen, nu telkens zonder hem.
Ik
wou hem zeggen, dat we zijn toestand kennen, dat we hem dus zeker niet zien als
een afvallige, integendeel we denken aan hem als we onder elkaar zijn, zijn
naam ligt op onze lippen omdat hij blijvend aanwezig is in ons herinneren en
hij altijd een van de figuren is geweest die een centrale plaats bekleedde
onder ons.
En,
mijn vriend, ik zeker niet , ik zou er nooit aan denken je te zien zoals je vreest
dat we je zien. Herinner je de momenten dat we samen waren om je Sauternes -
was het er niet een van 1966? - te drinken, in je appartement met zicht op het
hart van de stad waarmede je zo vertrouwd bent; herinner je de cluster we toen
vormden, samen met Jan. Wel, mijn vriend, die gevoelens zijn gebleven,
onveranderd. Ik ken je voldoende; ik kan me voorstellen, welke de impact is van
de toestand waarin je lichaam verkeert, op je gemoed; hoe je geteisterd wordt
door de beperktheid, die er het gevolg van is, om je te verplaatsen. Ik weet wat
het betekent omdat ik ook op het punt sta terecht te komen in een bijna
identieke toestand: de mogelijkheid me te verplaatsen onder de mensen, onder de
vrienden is aan het tanen. Ik loop er nu op vooruit, maar ik voel het aankomen.
Trouwens
het feit dat je me erover schrijft is het bewijs dat je geen afvallige bent. Een
afvallige vergeet, jij vergeet niet, jij denkt aan ons, je vrienden, maar je
kunt je gevoelens niet meer veruiterlijken met je te verplaatsen. We kunnen,
jij noch ik, we kunnen niet meer terug naar de dag dat we met Jan, naar het kasteel
van Beauvoorde reisden om er deel uit te maken van een groep mensen - Tom
Lanoye incluis, in korte broek die er het woord voerde - waar we de hoogdag van
de Nederlandse taal beleefden.
Dergelijke
hoogdagen zijn er nog, maar niet meer voor ons. Jammer, meer dan jammer, maar
er rest ons, gelukkig nog de herinnering, de foto die toen genomen werd op de
terugweg, op het terras van een café ergens op de markt in Oudenaarde is er het
sprekend bewijs van.
Ik
moet je meer betrekken in wat ik doe, en je erover vertellen opdat jij me zou
kunnen spreken over wat je bezielt in de ruimte van de dagen over jou. Ik had
je nu kunnen bellen, of je een mail terug kunnen sturen, maar ik verkies het te
vermelden in het soort dagboek dat ik bij houd, opdat het geweten zou zijn,
niet alleen vandaag en tussen ons, maar opdat het geacteerd zou staan voor wat van
de toekomst is. Het krijgt aldus een grotere waarde, het wordt een literaire
akte onder vrienden, een akte waar iedereen kennis van kan krijgen. Ik grijp
aldus heel graag de mogelijkheid die me gegeven is te vereeuwigen wat ik jou
te zeggen had. Ik maak het bekend aan de wereld van vandaag en aan deze van
morgen. Dus ik maak het wereldkondig als je dit woord aanvaarden kunt van mij.
08-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-03-2019 |
Sourate 10 |
Ik
volg de morgenzon, de schittering ervan. Ik zie hoe ze, dag aan dag, dichter en
dichter naar het punt van het precieze oosten
schuift, naar het punt van de lente-equinox. Ik zie hoe het licht het
haalt op de duisternis. Ik zie heel wat als ik rondloop met de ogen open,
vooral dan deze van de geest. En ik weet hoe ik me inspannen moet om bij te
houden en weer te geven al wat er gebeurt in en rondom mij, om naar niet te
spreken wat van de wereld is. En dan denk ik bij momenten, en de media helpt me
daarbij aan wat is van de Islam die ons belaagt, die ons inlijven wilt.
Zo
las ik in de Standaard van 5 maart, de ingekorte versie van het hoofdstuk, De islam als rechtsbron, uit het boek,
Het vervallen huis van de islam,
van Ruud Koopmans, hoogleraar, sociologie en migratie aan de Humboldt
Universiteit in Berlijn.
Koopmans
stelt dat het islamitische
fundamentalisme en de daarmee gepaard gaande afwijzing van een scheiding van
staat en religie een marginale stroming is waar de overgrote meerderheid van
de gematigde moslims niets van zou willen weten, helaas, niet strookt met de feiten binnen de islam
van vandaag.
De
sharia maakt het rechtsstelsel uit in 29 van de 47 landen met een islamitische
bevolkingsmeerderheid. In veel van die islamitische landen zijn grote meerderheden
van de bevolking zélf van mening dat de sharia de wet van het land moet zijn,
en in 13 ervan is het strafrecht, geheel of grotendeels inbegrepen
Zelfde
Standaard brengt ook een wederwoord van Khalid El Jafoufi, Voorzitter van de
politieke partij Democratisch-Solidair Appél. Hij vindt dat de historische compromissen tussen liberalen en katholieken door de
panische angst voor de islam en de
bijhorende religieuze praxis van de moslims, steeds meer onder druk wordt gezet.
Hij vraagt
zich niet af, hoe het komt dat onze panische angst voor de islam/de sharia,
zo algemeen verspreid is in het westen, schijnbaar is er voor hem geen enkele aanleiding
toe, wel, of, de scheiding tussen religie
en staat in het gedrang komt nu de islamitische eredienst zijn rechtmatig deel
van de koek opeist. Ik begrijp dit als een vrees van hem dat het westen de
scheiding religie-staat gaat inroepen om hun recht op de koek subsidies te
weigeren of uit te stellen.
Is
het geraadzaam, de ogen te sluiten en steun te verlenen aan een Religie die zich, in wezen, opstelt met de sharia in
het achterhoofd. Hij droomt die man, hoop ik toch. Hoop ik dat zijn droom geen
realiteit wordt.
Hij
verwijst ook naar het islamitisch cultureel erfgoed van 1.400 jaar oud. Het
overbrengen, zegt hij: van de
islamitische kennis - welke kennis? -
is misschien de grootste uitdaging voor de moslimgemeenschappen in het westen.
En
nog iets en dit in verband met die panische schrik die ons overheerst. We
consulteren volgens hem onvoldoende de stem van de islamitische deskundigen ter
zake. En hij verwijst naar hoofdstuk 10 van de Koran:
En als jouw Heer het had gewild, dan zouden
degenen die op aarde zijn , zeker allemaal geloven. Ben jij dan in staat om de
mensen te dwingen om gelovig te worden?[1].
Twee
paragrafen van de 109 van hoofdstuk 10, een van de 114 hoofdstukken. Heel
gemakkelijk over te slaan, zelfs voor zij die gaan slapen met de Koran onder
hun hoofdkussen, maar als te volgen regel is het heel mager en zeker
verwaarloosbaar als we horen en zien, en niet alleen van de fundamentalisten,
hoe het met hen is gesteld en hoe ze ons waarmerken.
Van
de sharia, spaar ons Heer, met alle middelen ter uwer en onzer beschikking.
[1] Le
Coran, traduction et notes par D. Masson, Bibliothèque de la Pléiade,
Gallimard, 1967:
'Si ton
Seigneur lavait voulu /tous les habitants de la terre auraient cru / Est-ce à
toi de contraindre les hommes à être croyants, alors quil nappartient à
personne de croire sans la permission de Dieu? (Sourate X, 99-100.)
07-03-2019, 05:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-03-2019 |
In afwachting. |
Ik
denk vanmorgen in het bijzonder - niet dat ik er niet altijd aan denk - aan de twee
vrienden van het allereerste uur, aan hen die me van mijn eerste verschijnen af
hebben aangemoedigd en gesteund om vol te houden. We zijn nu jaren verder en ik
weet dat ze me trouw gebleven zijn, dat ze me zijn blijven lezen en blijven aanmoedigen.
In de loop der jaren zijn er andere lezers opgedoken die me even trouw gebleven
zijn. Ik vermoed hun namen maar zekerheid hierover heb ik niet. Het gebeurt dat
ze me iets laten weten en als ik het
aantal lezers zie die me dagelijks hebben opgezocht, dan weet ik dat ze er nog
steeds moeten zijn en met een grote regelmaat me bezoeken. Ook hen bedank ik
voor hun trouw, ook zij leven in mijn gedachten als ik schrijf, als ik zoek
naar de woorden die tegemoetkomen aan wat ze wensen te lezen van mij.
Maar
vandaag denk ik vooral aan de steunpilaren van het eerste, het allereerste uur,
ze zijn me duurbaar, zonder hen stond ik nergens, wat niet wegneemt dat deze
van het tweede en derde uur, de getrouwen, me even duurbaar zijn.
Waarom
zeg ik dit nu, waarom het niet vroeger laten blijken dat ik allen dankbaar ben?
Wel ik denk dat ik de laatste dagen een soort spasme heb gekend; minder
duidelijk ben geweest. Dat er een grote aarzeling in mijn teksten is geslopen
die wijst in de richting van een vermoeidheid die is opgetreden, een duidelijk
tekort aan inspiratie, met het gevolg een gemis aan spontaneïteit, een teveel
moeten-zoeken, wat neer komt op het uitwringen van de citroen.
Ik
ben gisteren op wandel geweest op mijn harde schijf en ben geconfronteerd
geweest met het vele dat zich daar heeft opgestapeld. Het is een grote warboel
die zich gevormd heeft, teksten van ver voor mijn eerste blog, teksten van de
vorige eeuw, nog in het spoor van Willem Kloos, van Marnix Gijsen. Als ik deze
niet herneem dan zijn ze verloren voor altijd, want niemand, ik ook niet kan er
klaar in zien er is een te grote massa van oude teksten die gebleven zijn en in
de loop der jaren hernomen, niet eenmaal maar meerdere malen.
Ik
heb ooit eens kuis gehouden in de teksten op papier, maar dit nooit meer, zo
ook heb ik moeite iets van wat er staat, definitief te deleten. En toch zal
het moeten, toch kan ik het zo niet overlaten want dan is het reddeloos
verloren, wat ik niet wil.
Ik
geraak niet meer los van mijn 'werken' en Ik zit er altijd verloren in, omdat
de goede oplossing niet gevonden wordt. Verwacht je dus aan zaken die ik ooit
schreef, maar die, tot mijn verwondering nog altijd stand houden, het zijn er
die met de jaren zijn gerijpt echter voldoende aantonen van waar ik kom. En dit
is van heel ver.
Of
er iets van uit de verte in mijn blogs gaat terecht komen weet ik vandaag nog
niet, het zijn de omstandigheden die dit bepalen zullen. Afwachten is de
boodschap en dit geldt zowel voor mij als voor jullie.
06-03-2019, 07:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-03-2019 |
Toevlucht. |
Elke
dag komen de momenten waar hij een haat-liefde verhouding mee heeft: enerzijds
schrikken ze hem af, weet hij dat hij er niet aan ontkomen kan, anderzijds is
het een voldoening als deze momenten zich hebben uitgeleefd en er staan als het
teken van ons mens zijn. En, wat er ook nog van is, hij kan die momenten niet
meer missen, ze zijn van hem, ze zijn hem. Hij is deze momenten geworden na al
die tijd. Het zijn de momenten dat hij luistert naar wat is van het mens-zijn
binnen in hem.
Een
vreemd gebeuren is het waarbij hij een deur opent op het bevreemdende van het
naar-binnen-gekeerd-zijn, als hij zichzelf gaat opzoeken en kijkt hoe hij
ingesteld is; welke gedachten zich hebben opgehoopt en zich bevrijden willen.
Soms opent de deur zich niet - dit was gisteren het geval - soms is het maar zo
en zo, soms is het een vloed die hij amper inhouden kan. Zo gaat het nu eenmaal
in het leven, zo ziet hij zich als een doender, het woord dat in is de laatste
dagen. Hij zoekt dan het
verhaal te vertellen van wie hij is, opdat hij zich zelf beter kennen zou,
alsof het nog nodig zou zijn, alsof er nog verborgen kanten zouden zijn die nog
niet werden blootgelegd.
En
er zijn er nog, kanten die hij niet benaderen wilt, gebeurtenissen, verlangens
die niet uit te spreken zijn, die hij opvangt en achterlaat achter een hoek van
zijn gedachten, waar ze lang blijven zullen, wachtende. Dit ook is van ons mens
zijn, we vertellen niet alles, er is altijd een verborgen deel dat je zelfs
niet tonen wenst aan jezelf: het berouw om het verkeerde dat hangen blijft,
zoals ook James Joyce het zo goed te zeggen wist in zijn Ulysses, over sins or evil memories: Yet a chance word will call them forth suddenly and they will rise up to
confront him
Dit wat
Bloom betreft, maar ook Joyce betrekt er zich bij, schaamteloos. Hij ook weet
dit, zoals we het allemaal wel weten, het verkeerde dat we deden en waar we
liefst niet aan herinnerd worden.
Al dit is van ons ingewikkeld mens zijn,
de schroomvalligheid die ons bevangt als het gaat over onze diepste gedachten, over
ons schaduwgedeelte.
Hij moet dit al gezegd hebben, zo iets
verzwijgt je niet lang, het of de ogenblikken dat je, je bevond op een plaats
waar je beter waart weg gebleven maar waar je naar toe gezogen werd, onmogelijk
eraan te ontkomen.
Zoals ik niet ontkom aan dit gesprek hier
met mezelf, dat ook een gesprek is met jullie die me lezen. Hij denkt niet veel
verschillend te zijn, beiden zijn we, elk op zijn gebied, doenders; de ene niet
minder dan de andere en we houden het
zo, we wijken er niet van af, geen haarspeld.
Zoals de luchten waren deze morgen, enkele
ogenblikken toen hij de gordijnen openschoof, lichtend grijs, maar o zo zuiver,
met naar het zenit toe de donkere wolken die hij er, zonder ze een waarde te
geven, heeft bijgenomen, zo waren, deze zelfde ochtend zijn gedachten, heel zuiver
als water dat opborrelt uit de bron, die, en Umberto Eco wist dit ook, van de
Kosmos is.
Hij heeft niets of niemand anders om naar
te verwijzen, het is zijn enige, blijvende toevlucht.
05-03-2019, 07:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-03-2019 |
Over de stilte van het gesloten zijn |
Nu
alles nog gesloten is, langs welke opening is het dat hij vandaag binnen glijdt
in zijn geest; zijn keuze lijkt moeilijk nu. De nacht was van een te grote
dichtheid, nu als toegemetst achter hem. Hij geraakt er niet buiten. Hij hoort
wel de wind om het huis, het slaan van een losgekomen luik, hij hoort wel de
regen tegen het raam, maar dit helpt hem niet, omdat er niets méér te openen is,
schijnbaar toch.
Zo,
man, waar wandel je heen, wie wacht je op eens het grijsblauwe licht van de
morgen zich zal hebben uitgeklaard en de zon rijzen zal achter de ceder voor
het raam? Je er niets aan toe te voegen hebt. Geen besluiten je er uit te
trekken hebt, noch uit wat is, noch uit wat was, zelfs niet uit wat nog komen
zal. Wat gisteren was is van gisteren, wat nu is, is nog van nergens, enkel van
de stilte van het nu, lijk een blok binnen in jou en uitzwerven lukt je niet,
er is geen Beethoven ditmaal, en ook je zoekt hem niet op, er is geen weg die naar
hem toe leidt.
Het
zijn de te vele ja ren, denkt hij, die
alles dichthouden, de opgeslagen hoop ervan is te hoog gestegen, is begroeid
met mossen en met wieren, met zwammen lijk hangsloten. Elke hunker erin weggeborgen.
Dit
is wat hij te zeggen heeft, meer is er niet vandaag alsof er geen vandaag zou
zijn, zelfs geen verwachten is dat hij komen zou. Dat de uren verder schuiven
zouden, de dag binnen, naar de nieuwe avond, de nieuwe nacht toe. Jij
woordeloos met wat gestold leven dat hangen bleef in je aderen. En niets te
bereiken, zelfs de wil niet hoger op te komen: te zijn zonder er te zijn, alsof
dit mogelijk zou zijn. Maar de gedachte is er en dit is voldoende opdat het zo
zou opgetekend worden.
Dit
lijkt, op een begin van, op een aanloop naar, een soort van bevochtiging van de
ogen, het is schijnbaar daar waar het begint, waar het zich ophoopt om los te
laten erna, niet in tranen, je bent te oud hiervoor, maar het zit hem dieper,
onder de oogleden nog, waar het blijven zal, enkel in je woorden vastgezet.
Hij
ziet pas nu, de regen op het raam, de wind hoe speels hij is, een kind gelijk,
in de takken van de ceder. Hij denkt wat van het speelse is, is van het verre
kind in mij, van de relieken die ergens nog zijn blijven hangen, het weinige
dat ik hier achter te laten heb op dit blad en is, van het weinige dat er was
op deze dag, gesloten alles bleef als met een laken toegedekt.
Hij
heeft er zich niet tegen verzet. Hij heeft alles genomen zoals het kwam. De
stilte erna was ijzig, té, om er iets meer over te zeggen. Alles lijk in een lang gedicht.
04-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-03-2019 |
Misschien |
Beethoven:
het Andante uit zijn eerste pianoconcerto waar je je dag mee begint. Groot,
immens: de golven van de wildste zee die tegen de rotsen beuken, opspattend,
schuimend en terugvallend, keer op keer, met rustpunten soms. Zo ervaar je het,
zo zit de zee in jou vastgehecht. En de muziek, het is niet dat je elke noot ervan
kent zoals de pianist, zoals de dirigent, maar je kent het geweldige ervan, de klanken
ervan die opspringen tot tegen de gewelven van je herinneren. Je komt er wel
van los, later, naarmate de dag vorderen zal, maar nu, op het ogenblik van je
schrijven zijn ze er nog, zie je van zovele zeeën hoe ze aanrollen, zich ophopend,
zich kronkelend, wit schuimend rollend over het strand, of in andere contreien,
waar je je nu bevindt, en het zijn deze die je bekoren, hoog opspattend tegen
de dorre grillige rotsen waar je waart.
Je
er gedichten over schreef, je er dagboeken mee vulde, elke morgen, elk ogenblik
dat je er waart, aan de voet ervan, waterdroppels, zilver in je ogen of, gezeten
op de hoogste rots, het spektakel van water en licht en luchten tot de verre
horizon, nooit te vergeten.
Beethoven
die je er naar verwijst. Welke stormen waren het die hem bezielden toen, zijn
eerste pianoconcerto dat hij schreef. Hoe jong was hij, hoe vurig om te horen
wat hij hoorde en het op te tekenen met een brede zwaai van de hand op zijn
blad. En jij, kleine man, die hem navolgen wilt en je woorden raapt en schikt
om enkele ogenblikken ook Beethoven te zijn, of minstens te doen alsof. Het je leven is, deze enkele
momenten die je optekent alsof ze van het hoogste belang waren, die geschreven
staan, die je misschien later herlezen zult en je afvragen wie deze zonderlinge
gedachten ooit verwoord kan hebben, niet meer wetende dat jij het waart, jij op
een morgen, wakker geworden uit een droom die je je niet meer herinnerde, omdat
alles opgelost werd in de eerste klanken van de muziek die je overdonderde en
je vervoerde, je weg bracht naar een wondere plaats in de wereld van je
geheugen, waar het goed is te zijn omdat je er van de zee kunt zijn, zodat je
er van alle tijden bent en van alle plaatsen waar je ooit waart, tot de plaats
van je schrijven hier.
De
oneindigheid van het zijn die je bezit om, van op deze onooglijke plaats, van
elk punt te zijn waar je ooit waart en dit alles nu samengebracht in deze luttele
woorden dankzij, de grote Beethoven, die je bezocht toen je ogen nog gesloten
waren op de nacht.
Vertrekkende
van hier uit, waar zwerf je uit, waar ligt het punt, waar je, nu je dit sluiten
gaat, weer zult opduiken als je neerzit voor je klavier? Je weet het niet, zoals
je het niet wist toen je, je vorige blog afsloot. Wat er was voorheen, je voldoende
het weet, je voelt de essentie ervan: hoe je leefde, hoe je geworden bent wie
je bent; je weet niet wat er komen gaat, al denk je het te weten hoe je dag
verlopen zal, maar zekerheid heb je niet, heb je nimmer, jij toch niet.
Wat
geschreven staat was er zo-even nog niet. In potentie was het er wel, zoals er in
potentie al is wat ik morgen schrijven zal, als er nog een morgen komt voor
mij, zul jij me misschien lezen.
Misschien,
als je het bekijkt, zoals het er staat, een vreemd uitziend woord.
03-03-2019, 07:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-03-2019 |
Uiteenlopend. |
Hoe
uiteenlopend mijn blogs ook zijn, ze hebben alle iets gemeen, ze vertrekken uit
het niets - ze zijn zoals de schepping van hemel en aarde - en eindigen ergens
op een vast punt dat in feite altijd een vraag blijft. Ik verkondig dus geen
vaststaande feiten, wel waggelfeiten of waggelvaststellingen. Ik heb geen
waarheden, die 100% te vertrouwen zijn, er zijn er wel die ik zeer betrouwbaar
acht, maar daar stopt het: ik ben de Denker van Rodin. De man met het hoofd
in de handen.
Daarmee
moet je het doen, met hem wordt je, trouwens zoals ik zelf, geconfronteerd, zit
je opgeschept, wat niet belet dat ik mijn best doe om dingen, gedachten, rond
te strooien die waard zijn gelezen te worden, wat betekent dat ik niet het
gevoel heb je een lege doos achter te laten. En is het niet zo, dan is het zeker
niet mijn bedoeling geweest te schrijven over de leegheid der dingen, want dat
zijn ze helemaal niet, ze zitten overvol.
Overvol
zitten ze voor iemand die kijkt en redeneert. Ik bladerde gisteren, vóór het
slapen gaan in een essay van Stefan
Hertmans uit zijn Putje van Milete[1]
en las er dat hij, Borges, iets heeft dat het
hem mogelijk maakt om zich in te leven in de meest uiteenlopende regels, verzen
en gedachten
Ik
onthield hiervan het woord uiteenlopend, omdat ik vond dat ik iets had van
Borges, o, niet veel, alleen het uiteenlopende, maar het was me voldoende om
mijn dag te beginnen. Welke dag het wordt weet ik nu nog niet, eens de nieuwssluizen
geopend weet ik welke verrassingen er op mij zullen afkomen, het uur vorderend,
maar ik hoop op een bericht van hier of daar, van iemand die me las,
of van iemand die zo maar dacht aan mij, zoals de schilder Patrick Ysebaert die
me, op een dag, een brief stuurde, met de hand geschreven, twee paginas vol,
juist, zegde hij omdat ik het nodig heb je na al die jaren een groet te sturen.
Je had een sterke band met hem, hij was een diep-mens in zijn houding met
iedereen en met zijn vrienden een gevoelig mens. Hij had een jaar rond gelopen
in de catacomben van Palermo en had er een twintigtal doeken geschilderd die,
toen je ze zag, je met een andere vriend, Pierre H., er voor gezorgd hebt dat zijn
werken tentoongesteld werden in de refter van de oude Sint-Baafsabdij in Gent -
je schreef erover in je manuscript.
Je
verlangt niet dat iemand hem zou navolgen en je een brief schrijven; er zijn
eenvoudigere middelen de dag van vandaag. Je bent ook geen Jozef Brodsky, de
eenzame, die eenzelfde hunker kende. Hoor wat hij schreef: The dreams you dream are not of girls half nude / but of your name on an
arriving letter. Maar ook dit is voor zij die mijn manuscript nog niet lazen.
Nu, ik voel me niet als een eenzame,
helemaal niet, ik voel me nog steeds als een geïntegreerde in de maatschappij,
zelfs al frequenteer ik ze niet of dan toch heel weinig, mijn jaren laten me toe,
mijn blog te zien als mijn aanwezigheid in de wereld.
PS.
In mijn blog van 28 februari heb ik het woord vertuierd gebruikt. Het is geen woord van Van Dale, het is er een
van mijn moeder zaliger. Het is te vervangen door in elkaar verstrengeld.
02-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-03-2019 |
Amauri: hoe de toekomst? |
Elke
morgen vraag je me hoe ik het stel, niet hoe het met mijn gezondheid is, maar wat
ik te vertellen heb, en ik ga er op in.
Soms
heel vlot, een stroom, soms aarzelend, een bron die zich met moeite door de
aarde wringt, maar ik sta er toch, je weet het of dan toch, je verwacht het en
wel dat ik je verwonderen zal. En verwondering is het correcte woord, dit van
het eerste licht, dit van de maan voor het raam waar er nog juist een sikkel
van overblijft. Het is al enkele dagen dat je haar ziet in late namiddag en in de
vroege morgen; de C die ze tekent, pal in het zuiden, een bleke rest van een
maan in de tere, effen luchten: de C van Croître.
Toutefois étant du genre féminin, elle ment, vertelde me ooit een vriend in
de bergen, geen wassende dus maar een afnemende maan.
Wijsheid
die des mensen is. Details die ons helpen om waarheden te verkondigen die
eeuwen oud zijn, die overgaan van geslacht op geslacht van uit het diepste der
tijden. Ik moet dit, bij een eerste gelegenheid vertellen aan mijn
achterkleinzoon, Amauri, de oudste onder hen. Zoals ik het al verteld moet
hebben, lang geleden aan mijn kleinkinderen, die het misschien vergeten hebben
het door te geven aan hun kinderen, ik hoor het wel.
Ik
zie ze niet genoeg om hen andere wijsheden bij te brengen, ik leef niet onder
hen, mijn witte kop, als ik ineens opduik
bij een of andere gelegenheid boezemt hen vrees in, de vrees die een
oude man zoals ik vergezelt. Mijn hart bloedt nochtans als ik hen zie, zeker
als ik denk aan - en ik denk er altijd aan - de wereld die hen te wachten
staat, een wereld van strijd niet alleen om zichzelf te bevestigen maar vooral
om zich te beveiligen tegen alle onheil die opduikt aan de horizon.
Je
zegt het hen niet, je spreekt er niet over, maar je weet het met zekerheid, de
pletrol die de Islam is heeft zich traag in gang gezet en is niet meer te
stuiten als deze geen diepgaande metamorfose ondergaat. Echter de stugheid
ervan kennende, is mijn verwachten heel laag. En ik spreek niet over de rest,
over de wereld van de geest die verlaten wordt en verdwijnt in de dorre wereld
van de techniek, die deze van het woord - de waarden eigen aan een taal - die
deze van het Woord dat in den beginne was aan het verlaten, aan het vergeten is.
Wat rest hen dan nog dat van de stilte is, van de ingekeerdheid in zich zelf,
dat van de vreugde, het aroma van het leven is?
Er
is evenwel geen bidden aan. Misschien dragen de optochten van vandaag en
gisteren een verkeerd onderwerp. De toekomst wijst het wel uit als het te laat
zal zijn.
01-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |