 |
|
 |
|
|
 |
07-03-2019 |
Sourate 10 |
Ik
volg de morgenzon, de schittering ervan. Ik zie hoe ze, dag aan dag, dichter en
dichter naar het punt van het precieze oosten
schuift, naar het punt van de lente-equinox. Ik zie hoe het licht het
haalt op de duisternis. Ik zie heel wat als ik rondloop met de ogen open,
vooral dan deze van de geest. En ik weet hoe ik me inspannen moet om bij te
houden en weer te geven al wat er gebeurt in en rondom mij, om naar niet te
spreken wat van de wereld is. En dan denk ik bij momenten, en de media helpt me
daarbij aan wat is van de Islam die ons belaagt, die ons inlijven wilt.
Zo
las ik in de Standaard van 5 maart, de ingekorte versie van het hoofdstuk, De islam als rechtsbron, uit het boek,
Het vervallen huis van de islam,
van Ruud Koopmans, hoogleraar, sociologie en migratie aan de Humboldt
Universiteit in Berlijn.
Koopmans
stelt dat het islamitische
fundamentalisme en de daarmee gepaard gaande afwijzing van een scheiding van
staat en religie een marginale stroming is waar de overgrote meerderheid van
de gematigde moslims niets van zou willen weten, helaas, niet strookt met de feiten binnen de islam
van vandaag.
De
sharia maakt het rechtsstelsel uit in 29 van de 47 landen met een islamitische
bevolkingsmeerderheid. In veel van die islamitische landen zijn grote meerderheden
van de bevolking zélf van mening dat de sharia de wet van het land moet zijn,
en in 13 ervan is het strafrecht, geheel of grotendeels inbegrepen
Zelfde
Standaard brengt ook een wederwoord van Khalid El Jafoufi, Voorzitter van de
politieke partij Democratisch-Solidair Appél. Hij vindt dat de historische compromissen tussen liberalen en katholieken door de
panische angst voor de islam en de
bijhorende religieuze praxis van de moslims, steeds meer onder druk wordt gezet.
Hij vraagt
zich niet af, hoe het komt dat onze panische angst voor de islam/de sharia,
zo algemeen verspreid is in het westen, schijnbaar is er voor hem geen enkele aanleiding
toe, wel, of, de scheiding tussen religie
en staat in het gedrang komt nu de islamitische eredienst zijn rechtmatig deel
van de koek opeist. Ik begrijp dit als een vrees van hem dat het westen de
scheiding religie-staat gaat inroepen om hun recht op de koek subsidies te
weigeren of uit te stellen.
Is
het geraadzaam, de ogen te sluiten en steun te verlenen aan een Religie die zich, in wezen, opstelt met de sharia in
het achterhoofd. Hij droomt die man, hoop ik toch. Hoop ik dat zijn droom geen
realiteit wordt.
Hij
verwijst ook naar het islamitisch cultureel erfgoed van 1.400 jaar oud. Het
overbrengen, zegt hij: van de
islamitische kennis - welke kennis? -
is misschien de grootste uitdaging voor de moslimgemeenschappen in het westen.
En
nog iets en dit in verband met die panische schrik die ons overheerst. We
consulteren volgens hem onvoldoende de stem van de islamitische deskundigen ter
zake. En hij verwijst naar hoofdstuk 10 van de Koran:
En als jouw Heer het had gewild, dan zouden
degenen die op aarde zijn , zeker allemaal geloven. Ben jij dan in staat om de
mensen te dwingen om gelovig te worden?[1].
Twee
paragrafen van de 109 van hoofdstuk 10, een van de 114 hoofdstukken. Heel
gemakkelijk over te slaan, zelfs voor zij die gaan slapen met de Koran onder
hun hoofdkussen, maar als te volgen regel is het heel mager en zeker
verwaarloosbaar als we horen en zien, en niet alleen van de fundamentalisten,
hoe het met hen is gesteld en hoe ze ons waarmerken.
Van
de sharia, spaar ons Heer, met alle middelen ter uwer en onzer beschikking.
[1] Le
Coran, traduction et notes par D. Masson, Bibliothèque de la Pléiade,
Gallimard, 1967:
'Si ton
Seigneur lavait voulu /tous les habitants de la terre auraient cru / Est-ce à
toi de contraindre les hommes à être croyants, alors quil nappartient à
personne de croire sans la permission de Dieu? (Sourate X, 99-100.)
07-03-2019, 05:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-03-2019 |
In afwachting. |
Ik
denk vanmorgen in het bijzonder - niet dat ik er niet altijd aan denk - aan de twee
vrienden van het allereerste uur, aan hen die me van mijn eerste verschijnen af
hebben aangemoedigd en gesteund om vol te houden. We zijn nu jaren verder en ik
weet dat ze me trouw gebleven zijn, dat ze me zijn blijven lezen en blijven aanmoedigen.
In de loop der jaren zijn er andere lezers opgedoken die me even trouw gebleven
zijn. Ik vermoed hun namen maar zekerheid hierover heb ik niet. Het gebeurt dat
ze me iets laten weten en als ik het
aantal lezers zie die me dagelijks hebben opgezocht, dan weet ik dat ze er nog
steeds moeten zijn en met een grote regelmaat me bezoeken. Ook hen bedank ik
voor hun trouw, ook zij leven in mijn gedachten als ik schrijf, als ik zoek
naar de woorden die tegemoetkomen aan wat ze wensen te lezen van mij.
Maar
vandaag denk ik vooral aan de steunpilaren van het eerste, het allereerste uur,
ze zijn me duurbaar, zonder hen stond ik nergens, wat niet wegneemt dat deze
van het tweede en derde uur, de getrouwen, me even duurbaar zijn.
Waarom
zeg ik dit nu, waarom het niet vroeger laten blijken dat ik allen dankbaar ben?
Wel ik denk dat ik de laatste dagen een soort spasme heb gekend; minder
duidelijk ben geweest. Dat er een grote aarzeling in mijn teksten is geslopen
die wijst in de richting van een vermoeidheid die is opgetreden, een duidelijk
tekort aan inspiratie, met het gevolg een gemis aan spontaneïteit, een teveel
moeten-zoeken, wat neer komt op het uitwringen van de citroen.
Ik
ben gisteren op wandel geweest op mijn harde schijf en ben geconfronteerd
geweest met het vele dat zich daar heeft opgestapeld. Het is een grote warboel
die zich gevormd heeft, teksten van ver voor mijn eerste blog, teksten van de
vorige eeuw, nog in het spoor van Willem Kloos, van Marnix Gijsen. Als ik deze
niet herneem dan zijn ze verloren voor altijd, want niemand, ik ook niet kan er
klaar in zien er is een te grote massa van oude teksten die gebleven zijn en in
de loop der jaren hernomen, niet eenmaal maar meerdere malen.
Ik
heb ooit eens kuis gehouden in de teksten op papier, maar dit nooit meer, zo
ook heb ik moeite iets van wat er staat, definitief te deleten. En toch zal
het moeten, toch kan ik het zo niet overlaten want dan is het reddeloos
verloren, wat ik niet wil.
Ik
geraak niet meer los van mijn 'werken' en Ik zit er altijd verloren in, omdat
de goede oplossing niet gevonden wordt. Verwacht je dus aan zaken die ik ooit
schreef, maar die, tot mijn verwondering nog altijd stand houden, het zijn er
die met de jaren zijn gerijpt echter voldoende aantonen van waar ik kom. En dit
is van heel ver.
Of
er iets van uit de verte in mijn blogs gaat terecht komen weet ik vandaag nog
niet, het zijn de omstandigheden die dit bepalen zullen. Afwachten is de
boodschap en dit geldt zowel voor mij als voor jullie.
06-03-2019, 07:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-03-2019 |
Toevlucht. |
Elke
dag komen de momenten waar hij een haat-liefde verhouding mee heeft: enerzijds
schrikken ze hem af, weet hij dat hij er niet aan ontkomen kan, anderzijds is
het een voldoening als deze momenten zich hebben uitgeleefd en er staan als het
teken van ons mens zijn. En, wat er ook nog van is, hij kan die momenten niet
meer missen, ze zijn van hem, ze zijn hem. Hij is deze momenten geworden na al
die tijd. Het zijn de momenten dat hij luistert naar wat is van het mens-zijn
binnen in hem.
Een
vreemd gebeuren is het waarbij hij een deur opent op het bevreemdende van het
naar-binnen-gekeerd-zijn, als hij zichzelf gaat opzoeken en kijkt hoe hij
ingesteld is; welke gedachten zich hebben opgehoopt en zich bevrijden willen.
Soms opent de deur zich niet - dit was gisteren het geval - soms is het maar zo
en zo, soms is het een vloed die hij amper inhouden kan. Zo gaat het nu eenmaal
in het leven, zo ziet hij zich als een doender, het woord dat in is de laatste
dagen. Hij zoekt dan het
verhaal te vertellen van wie hij is, opdat hij zich zelf beter kennen zou,
alsof het nog nodig zou zijn, alsof er nog verborgen kanten zouden zijn die nog
niet werden blootgelegd.
En
er zijn er nog, kanten die hij niet benaderen wilt, gebeurtenissen, verlangens
die niet uit te spreken zijn, die hij opvangt en achterlaat achter een hoek van
zijn gedachten, waar ze lang blijven zullen, wachtende. Dit ook is van ons mens
zijn, we vertellen niet alles, er is altijd een verborgen deel dat je zelfs
niet tonen wenst aan jezelf: het berouw om het verkeerde dat hangen blijft,
zoals ook James Joyce het zo goed te zeggen wist in zijn Ulysses, over sins or evil memories: Yet a chance word will call them forth suddenly and they will rise up to
confront him
Dit wat
Bloom betreft, maar ook Joyce betrekt er zich bij, schaamteloos. Hij ook weet
dit, zoals we het allemaal wel weten, het verkeerde dat we deden en waar we
liefst niet aan herinnerd worden.
Al dit is van ons ingewikkeld mens zijn,
de schroomvalligheid die ons bevangt als het gaat over onze diepste gedachten, over
ons schaduwgedeelte.
Hij moet dit al gezegd hebben, zo iets
verzwijgt je niet lang, het of de ogenblikken dat je, je bevond op een plaats
waar je beter waart weg gebleven maar waar je naar toe gezogen werd, onmogelijk
eraan te ontkomen.
Zoals ik niet ontkom aan dit gesprek hier
met mezelf, dat ook een gesprek is met jullie die me lezen. Hij denkt niet veel
verschillend te zijn, beiden zijn we, elk op zijn gebied, doenders; de ene niet
minder dan de andere en we houden het
zo, we wijken er niet van af, geen haarspeld.
Zoals de luchten waren deze morgen, enkele
ogenblikken toen hij de gordijnen openschoof, lichtend grijs, maar o zo zuiver,
met naar het zenit toe de donkere wolken die hij er, zonder ze een waarde te
geven, heeft bijgenomen, zo waren, deze zelfde ochtend zijn gedachten, heel zuiver
als water dat opborrelt uit de bron, die, en Umberto Eco wist dit ook, van de
Kosmos is.
Hij heeft niets of niemand anders om naar
te verwijzen, het is zijn enige, blijvende toevlucht.
05-03-2019, 07:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-03-2019 |
Over de stilte van het gesloten zijn |
Nu
alles nog gesloten is, langs welke opening is het dat hij vandaag binnen glijdt
in zijn geest; zijn keuze lijkt moeilijk nu. De nacht was van een te grote
dichtheid, nu als toegemetst achter hem. Hij geraakt er niet buiten. Hij hoort
wel de wind om het huis, het slaan van een losgekomen luik, hij hoort wel de
regen tegen het raam, maar dit helpt hem niet, omdat er niets méér te openen is,
schijnbaar toch.
Zo,
man, waar wandel je heen, wie wacht je op eens het grijsblauwe licht van de
morgen zich zal hebben uitgeklaard en de zon rijzen zal achter de ceder voor
het raam? Je er niets aan toe te voegen hebt. Geen besluiten je er uit te
trekken hebt, noch uit wat is, noch uit wat was, zelfs niet uit wat nog komen
zal. Wat gisteren was is van gisteren, wat nu is, is nog van nergens, enkel van
de stilte van het nu, lijk een blok binnen in jou en uitzwerven lukt je niet,
er is geen Beethoven ditmaal, en ook je zoekt hem niet op, er is geen weg die naar
hem toe leidt.
Het
zijn de te vele ja ren, denkt hij, die
alles dichthouden, de opgeslagen hoop ervan is te hoog gestegen, is begroeid
met mossen en met wieren, met zwammen lijk hangsloten. Elke hunker erin weggeborgen.
Dit
is wat hij te zeggen heeft, meer is er niet vandaag alsof er geen vandaag zou
zijn, zelfs geen verwachten is dat hij komen zou. Dat de uren verder schuiven
zouden, de dag binnen, naar de nieuwe avond, de nieuwe nacht toe. Jij
woordeloos met wat gestold leven dat hangen bleef in je aderen. En niets te
bereiken, zelfs de wil niet hoger op te komen: te zijn zonder er te zijn, alsof
dit mogelijk zou zijn. Maar de gedachte is er en dit is voldoende opdat het zo
zou opgetekend worden.
Dit
lijkt, op een begin van, op een aanloop naar, een soort van bevochtiging van de
ogen, het is schijnbaar daar waar het begint, waar het zich ophoopt om los te
laten erna, niet in tranen, je bent te oud hiervoor, maar het zit hem dieper,
onder de oogleden nog, waar het blijven zal, enkel in je woorden vastgezet.
Hij
ziet pas nu, de regen op het raam, de wind hoe speels hij is, een kind gelijk,
in de takken van de ceder. Hij denkt wat van het speelse is, is van het verre
kind in mij, van de relieken die ergens nog zijn blijven hangen, het weinige
dat ik hier achter te laten heb op dit blad en is, van het weinige dat er was
op deze dag, gesloten alles bleef als met een laken toegedekt.
Hij
heeft er zich niet tegen verzet. Hij heeft alles genomen zoals het kwam. De
stilte erna was ijzig, té, om er iets meer over te zeggen. Alles lijk in een lang gedicht.
04-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-03-2019 |
Misschien |
Beethoven:
het Andante uit zijn eerste pianoconcerto waar je je dag mee begint. Groot,
immens: de golven van de wildste zee die tegen de rotsen beuken, opspattend,
schuimend en terugvallend, keer op keer, met rustpunten soms. Zo ervaar je het,
zo zit de zee in jou vastgehecht. En de muziek, het is niet dat je elke noot ervan
kent zoals de pianist, zoals de dirigent, maar je kent het geweldige ervan, de klanken
ervan die opspringen tot tegen de gewelven van je herinneren. Je komt er wel
van los, later, naarmate de dag vorderen zal, maar nu, op het ogenblik van je
schrijven zijn ze er nog, zie je van zovele zeeën hoe ze aanrollen, zich ophopend,
zich kronkelend, wit schuimend rollend over het strand, of in andere contreien,
waar je je nu bevindt, en het zijn deze die je bekoren, hoog opspattend tegen
de dorre grillige rotsen waar je waart.
Je
er gedichten over schreef, je er dagboeken mee vulde, elke morgen, elk ogenblik
dat je er waart, aan de voet ervan, waterdroppels, zilver in je ogen of, gezeten
op de hoogste rots, het spektakel van water en licht en luchten tot de verre
horizon, nooit te vergeten.
Beethoven
die je er naar verwijst. Welke stormen waren het die hem bezielden toen, zijn
eerste pianoconcerto dat hij schreef. Hoe jong was hij, hoe vurig om te horen
wat hij hoorde en het op te tekenen met een brede zwaai van de hand op zijn
blad. En jij, kleine man, die hem navolgen wilt en je woorden raapt en schikt
om enkele ogenblikken ook Beethoven te zijn, of minstens te doen alsof. Het je leven is, deze enkele
momenten die je optekent alsof ze van het hoogste belang waren, die geschreven
staan, die je misschien later herlezen zult en je afvragen wie deze zonderlinge
gedachten ooit verwoord kan hebben, niet meer wetende dat jij het waart, jij op
een morgen, wakker geworden uit een droom die je je niet meer herinnerde, omdat
alles opgelost werd in de eerste klanken van de muziek die je overdonderde en
je vervoerde, je weg bracht naar een wondere plaats in de wereld van je
geheugen, waar het goed is te zijn omdat je er van de zee kunt zijn, zodat je
er van alle tijden bent en van alle plaatsen waar je ooit waart, tot de plaats
van je schrijven hier.
De
oneindigheid van het zijn die je bezit om, van op deze onooglijke plaats, van
elk punt te zijn waar je ooit waart en dit alles nu samengebracht in deze luttele
woorden dankzij, de grote Beethoven, die je bezocht toen je ogen nog gesloten
waren op de nacht.
Vertrekkende
van hier uit, waar zwerf je uit, waar ligt het punt, waar je, nu je dit sluiten
gaat, weer zult opduiken als je neerzit voor je klavier? Je weet het niet, zoals
je het niet wist toen je, je vorige blog afsloot. Wat er was voorheen, je voldoende
het weet, je voelt de essentie ervan: hoe je leefde, hoe je geworden bent wie
je bent; je weet niet wat er komen gaat, al denk je het te weten hoe je dag
verlopen zal, maar zekerheid heb je niet, heb je nimmer, jij toch niet.
Wat
geschreven staat was er zo-even nog niet. In potentie was het er wel, zoals er in
potentie al is wat ik morgen schrijven zal, als er nog een morgen komt voor
mij, zul jij me misschien lezen.
Misschien,
als je het bekijkt, zoals het er staat, een vreemd uitziend woord.
03-03-2019, 07:01 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-03-2019 |
Uiteenlopend. |
Hoe
uiteenlopend mijn blogs ook zijn, ze hebben alle iets gemeen, ze vertrekken uit
het niets - ze zijn zoals de schepping van hemel en aarde - en eindigen ergens
op een vast punt dat in feite altijd een vraag blijft. Ik verkondig dus geen
vaststaande feiten, wel waggelfeiten of waggelvaststellingen. Ik heb geen
waarheden, die 100% te vertrouwen zijn, er zijn er wel die ik zeer betrouwbaar
acht, maar daar stopt het: ik ben de Denker van Rodin. De man met het hoofd
in de handen.
Daarmee
moet je het doen, met hem wordt je, trouwens zoals ik zelf, geconfronteerd, zit
je opgeschept, wat niet belet dat ik mijn best doe om dingen, gedachten, rond
te strooien die waard zijn gelezen te worden, wat betekent dat ik niet het
gevoel heb je een lege doos achter te laten. En is het niet zo, dan is het zeker
niet mijn bedoeling geweest te schrijven over de leegheid der dingen, want dat
zijn ze helemaal niet, ze zitten overvol.
Overvol
zitten ze voor iemand die kijkt en redeneert. Ik bladerde gisteren, vóór het
slapen gaan in een essay van Stefan
Hertmans uit zijn Putje van Milete[1]
en las er dat hij, Borges, iets heeft dat het
hem mogelijk maakt om zich in te leven in de meest uiteenlopende regels, verzen
en gedachten
Ik
onthield hiervan het woord uiteenlopend, omdat ik vond dat ik iets had van
Borges, o, niet veel, alleen het uiteenlopende, maar het was me voldoende om
mijn dag te beginnen. Welke dag het wordt weet ik nu nog niet, eens de nieuwssluizen
geopend weet ik welke verrassingen er op mij zullen afkomen, het uur vorderend,
maar ik hoop op een bericht van hier of daar, van iemand die me las,
of van iemand die zo maar dacht aan mij, zoals de schilder Patrick Ysebaert die
me, op een dag, een brief stuurde, met de hand geschreven, twee paginas vol,
juist, zegde hij omdat ik het nodig heb je na al die jaren een groet te sturen.
Je had een sterke band met hem, hij was een diep-mens in zijn houding met
iedereen en met zijn vrienden een gevoelig mens. Hij had een jaar rond gelopen
in de catacomben van Palermo en had er een twintigtal doeken geschilderd die,
toen je ze zag, je met een andere vriend, Pierre H., er voor gezorgd hebt dat zijn
werken tentoongesteld werden in de refter van de oude Sint-Baafsabdij in Gent -
je schreef erover in je manuscript.
Je
verlangt niet dat iemand hem zou navolgen en je een brief schrijven; er zijn
eenvoudigere middelen de dag van vandaag. Je bent ook geen Jozef Brodsky, de
eenzame, die eenzelfde hunker kende. Hoor wat hij schreef: The dreams you dream are not of girls half nude / but of your name on an
arriving letter. Maar ook dit is voor zij die mijn manuscript nog niet lazen.
Nu, ik voel me niet als een eenzame,
helemaal niet, ik voel me nog steeds als een geïntegreerde in de maatschappij,
zelfs al frequenteer ik ze niet of dan toch heel weinig, mijn jaren laten me toe,
mijn blog te zien als mijn aanwezigheid in de wereld.
PS.
In mijn blog van 28 februari heb ik het woord vertuierd gebruikt. Het is geen woord van Van Dale, het is er een
van mijn moeder zaliger. Het is te vervangen door in elkaar verstrengeld.
02-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-03-2019 |
Amauri: hoe de toekomst? |
Elke
morgen vraag je me hoe ik het stel, niet hoe het met mijn gezondheid is, maar wat
ik te vertellen heb, en ik ga er op in.
Soms
heel vlot, een stroom, soms aarzelend, een bron die zich met moeite door de
aarde wringt, maar ik sta er toch, je weet het of dan toch, je verwacht het en
wel dat ik je verwonderen zal. En verwondering is het correcte woord, dit van
het eerste licht, dit van de maan voor het raam waar er nog juist een sikkel
van overblijft. Het is al enkele dagen dat je haar ziet in late namiddag en in de
vroege morgen; de C die ze tekent, pal in het zuiden, een bleke rest van een
maan in de tere, effen luchten: de C van Croître.
Toutefois étant du genre féminin, elle ment, vertelde me ooit een vriend in
de bergen, geen wassende dus maar een afnemende maan.
Wijsheid
die des mensen is. Details die ons helpen om waarheden te verkondigen die
eeuwen oud zijn, die overgaan van geslacht op geslacht van uit het diepste der
tijden. Ik moet dit, bij een eerste gelegenheid vertellen aan mijn
achterkleinzoon, Amauri, de oudste onder hen. Zoals ik het al verteld moet
hebben, lang geleden aan mijn kleinkinderen, die het misschien vergeten hebben
het door te geven aan hun kinderen, ik hoor het wel.
Ik
zie ze niet genoeg om hen andere wijsheden bij te brengen, ik leef niet onder
hen, mijn witte kop, als ik ineens opduik
bij een of andere gelegenheid boezemt hen vrees in, de vrees die een
oude man zoals ik vergezelt. Mijn hart bloedt nochtans als ik hen zie, zeker
als ik denk aan - en ik denk er altijd aan - de wereld die hen te wachten
staat, een wereld van strijd niet alleen om zichzelf te bevestigen maar vooral
om zich te beveiligen tegen alle onheil die opduikt aan de horizon.
Je
zegt het hen niet, je spreekt er niet over, maar je weet het met zekerheid, de
pletrol die de Islam is heeft zich traag in gang gezet en is niet meer te
stuiten als deze geen diepgaande metamorfose ondergaat. Echter de stugheid
ervan kennende, is mijn verwachten heel laag. En ik spreek niet over de rest,
over de wereld van de geest die verlaten wordt en verdwijnt in de dorre wereld
van de techniek, die deze van het woord - de waarden eigen aan een taal - die
deze van het Woord dat in den beginne was aan het verlaten, aan het vergeten is.
Wat rest hen dan nog dat van de stilte is, van de ingekeerdheid in zich zelf,
dat van de vreugde, het aroma van het leven is?
Er
is evenwel geen bidden aan. Misschien dragen de optochten van vandaag en
gisteren een verkeerd onderwerp. De toekomst wijst het wel uit als het te laat
zal zijn.
01-03-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-02-2019 |
Fulminerend |
Iets
moet me vooraf van het hart. Een, men noemde het een schilderij - een mooie
zelfs - die ik gisteren, in een programma van VTM zag verkopen voor de
schandalige prijs van, als ik me niet vergis, 4.200 Euro. Ik, ik zou er zelfs
geen 10 Euro voor gegeven hebben. Ik heb er geen foto van, maar één, het was
geen schilderij, zoals ik dacht, maar een ingelijste collage, zo zegde men, zijnde
een met asgrauwe en zwarte verf, aangebracht met een schoenborstel op, ik veronderstel
een doek, of was het on paper? Met juist
een stippeltje rood in de rechter beneden hoek - hij zal aan Proust gedacht
hebben - en ondertekend, o heel goed zichtbaar, en daar kwam het op neer, door
Phillip Van den Berghe.
Wel
ik zou onder een dergelijk kunstwerk mijn naam niet durven plaatsen, ik zeg
het maar, al heb ik er veel bij te verliezen en heel weinig bij te winnen, want
wie ben ik om erover te oordelen, als gepatenteerde kunstkenners, die met beide
voeten in hun wereld staan, er met bewondering naar opkijken - was het
bewondering of was het innerlijk met een
glimlach? - echter het stoort me dergelijk werk kunst te noemen.
Ik
had destijds in de hall van de Nationale Bank in Gent, een groot schilderij van
hem, een sterk verwarrend doek, alles door elkaar gewreven, verflaag op verflaag,
je kent het effect ervan. Het hing tegen een marmeren wand, het was een vloek
tegen de tekening in het marmer, vond ik. Het had ergens moeten hangen tegen
een ruwe achtergrond, omdat het doek even ruw was met lagen verf op, lagen verf
die nog niet gedroogd waren, niet geschilderd dus, maar beklad met.
Wat
hierin met de voeten getreden werd en de collage was er een striemend
voorbeeld van, is wat Keats zou noemen a
thing of beauty is a joy for ever, is de schoonheid, en niet alleen de
schoonheid, maar wat nog erger is, het sacrale, het heilige van het leven en
het heilige van het scheppen. In de tijd van Van den Berghe, 1952-2009, en we
zijn er niet op verbeterd, was schijnbaar het de bedoeling, de schoonheid af te
zweren. In elk geval ik heb het altijd zo begrepen.
In
de discussie waar ik het gisteren over had: de noodzaak van een religie in onze
huidige samenleving, is, volgens mij althans, wil men geen conflicten in het
leven roepen, er geen plaats, voor meerdere soorten religies, want dit stuit op
onbegrip wat de God betreft. Dus, wat nodig is, in de eerste plaats te beginnen
met te zeggen wie die God wel is die het centrale punt wordt van die religie.
Is het deze van de Islam, deze van de Bijbel; is het Tao of Boeddha of, nu we
weten dat de aarde niet meer het centrum van het Universum is, deze van Jacob
Boehm - want God heeft alle dingen van uit het Niets geschapen en het Niets is
Hijzelf - of nog duidelijker, deze van
Spinoza, God is al wat is.
Dit
is even goed geldig voor wat Kunst wordt genoemd. Is het deze van Van Eyck, is
het deze van Van Gogh, is het deze van Picasso, of deze van Van den Berghe of,
is het deze van het gezond verstand waarbij de vaardigheid van de maker en zijn
scheppend vermogen, weerspiegeld in zijn werk, naar waarde wordt geschat,
ongeacht het handteken eronder geplaatst?
Hierbij
is het niet zo zeer de schoonheid die een rol speelt, maar wel de hand en de
geest van de maker van het werk, en kan het dus heel goed dat er schoonheid is
in het lelijke; denk maar aan Picassos Guernica.
27-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-02-2019 |
Wat ik niet dacht te schrijven. |
Gekeerd
in mezelf ben ik altijd in gedachten schrijvende. Het is sterker dan mezelf. Als
ik dan terugga naar een programma op Canvas[1] over
de noodzaak van religie in het dagelijkse leven, dan is het omdat het me voortdurend
bezig houdt, omdat het elke andere gedachte belemmert en ik moet me er van bevrijden
door te zeggen wat ik erover denk.
Ik
tracht te resumeren wat ik zag en hoorde. Opvallend was de brute tegenstelling
tussen enerzijds, de gematigde, wel overwogen woorden, geïnspireerd door de
figuur van Jezus en, de instelling van de andere partij, geïnspireerd door de
leerstellingen van de Islam. Groter tegenstelling kon er niet. De ene in een,
erkende, verliezende positie verkerend, maar des te meer overtuigend en
tegemoetkomend in wat hij zegde over zijn geloof, de andere, het randje - invloed van het westen - af, fanatiek,
zijn geloof in de Islam etalerend; hij niet begrijpen kon waarom hij niet in
alle rust en geslotenheid hier zijn geloof beleven kon.
Hij
had een punt hiermede maar hij vergat hierbij dat het voor een westerling
onmogelijk is de ogen te sluiten voor wat zich in de wereld van de Islam afgespeeld
heeft en zich bleef afspelen en, dat hij als aanhanger van de Islam in dit
beeld deelde. Hij vergat dat het effect van de Verlichting, elk fanatisme wat
geloof en religie betrof, had afgezworen en dat met vreemde, afwijzende blik
gekeken werd naar het chassidisme bij de joden, echter niet gewelddadig, en
naar de religie van de Islam, wel gewelddadig. Het is dus niet naar het
panellid, El Hammouchi zelf dat gekeken wordt - die eerlijke bedoelingen kan
hebben - maar wel naar de soort religie die hij aankleeft. Een dergelijke
religie is een terugkeer naar wat hier gangbaar was in de middeleeuwen. We zijn
die evenwel totaal ontgroeid en deze ontgroeiïng is doorgedrongen tot in de
schoot van de christelijke religie die geen gevaar, geen geweld meer uitspuwt,
integendeel ze reikt met respect de hand naar andere religies met geweldloze
bedoelingen. Ook naar zij die de naam vrijzinnig in hun vaandel voeren, wat
niet altijd kan gezegd worden van de schrijvers onder hen, die zich vrijzinnig
noemen.
Bij
dit alles, en ik wist dit zo, komt de God van Spinoza, de enige die er een kosmos
gericht beeld van had/heeft, niet ter sprake. Langs de kant van het westen was
het over Jezus dat gesproken werd en niet over de Bijbel, bij de andere was het
de Koran die centraal stond, wat betekenisvol is als het de wetten van hun God
betreft. In de jaren duizend, elfhonderd, hielden hun schrijvers en geleerden er
nochtans een totaal ander beeld op na dat dicht aanleunde bij het beeld van Spinoza.
In
plaats van vooruit te gaan zijn ze weggezonken in het moeras van woorden als ik
hoor hoe er gespeeld wordt met interpretaties van die wetten.
Dit
alles wat ik niet dacht te schrijven. Echter nu het er staat is het voor mij een
verlossing.
[1] Canvas:
Jan Leyers en de Nachtwacht van 23 februari 2019:
Othman El Hammouchi, 19 jaar, conservatieve
moslim en filosoof. Hij vindt dat religie opnieuw een grote rol (!) moet
krijgen in onze samenleving: Zonder God bestaan er geen objectieve waarden en
dus geen moraal. Voor hem is religie ook de oplossing voor onze steeds
oppervlakkigere samenleving. Hij gaat in debat met Assita Kanko die als moslima
opgroeide maar het geloof vaarwel zegde, en de Antwerpse bisschop Johan Bonny:
God is helemaal terug.
26-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-02-2019 |
Welk spoor te nemen? |
Het
is me niet gegeven zoals voor Sendak van gisteren, verhaaltjes te gaan
schrijven voor kinderen, al ware het wenselijker, al zouden ze opgenomen kunnen
worden door vaders/moeders en grootouders/overgrootouders en doorverteld aan
hun kinderen/kleinkinderen, tot zelfs aan de kinderen van de kinderen van hun
kinderen. Beeld je eens in?
Ik
denk dat het wenselijker ware; ik denk dat ik dan nimmer zou moeten zeggen dat
spreken over God enkel nog door fysici gebeuren kan, in de taal van hen, en
niet meer in de taal van de gewone mens; dat nu we volop het derde millennium
zijn binnen getreden, dit het millennium is van de metafysica, niet meer dit
van de God zoals het verhaald staat in de Bijbel of in de Kerk.
Het
is dus niet meer mijn ding, ik zou beter moeten weten, maar toch laat ik me
verleiden, voel ik me uitgedaagd om er over te spreken, erger nog, er over te schrijven en dit rond te
strooien. Dit fenomenale van mij, want wie doet zo iets, deze ingesteldheid is
een grote belemmering om me klein te maken als een kind, te denken zoals een
kind en te schrijven in verhaaltjes, niet in de stijl van Harry Potter deze zijn voor wat nog overblijft van het
kind in de mens, maar passend in de droomwereld van het kind. Hoewel ik met
grote verrassing geslagen wordt als mijn echtgenote terugkomt van een bezoek
aan haar kleinkind, drie jaar wordt ze in augustus, en van haar hoort bij haar
vertrek dat ze de groeten moet doen aan, papie Karel, zegt ze, en, goed moet zorgen voor hem.
Ik
kom aldus te staan tussen twee werelden, twee landschappen van de geest die ik tezelfdertijd zou moeten kunnen
bewandelen. Echter verrast door de woorden van een bijna driejarige, denkend in
grote mensen termen, ben ik afgeleid naar een ander landschap, dit van een
beginnend begrijpen van de wereld van de jeugd, denkend en handelend als volwassenen,
de donderdagbetogingen zijn er een ander bewijs van, en dus wat mijn kinderverhalen
betreft, een zekere ontreddering, is mijn deel.
Ik
zit aldus gedrongen en gewrongen in een toestand van uitersten waar ik me moet
inpassen wil ik nog iets aanvaardbaar kunnen voortbrengen, en het is me
duidelijk, in beide gevallen zijn het de gewone wegen de ik zal moeten bewandelen
wil ik nog enige vorm van succes kennen. Enerzijds vrees ik dat ik niet meer
zal moeten afkomen met een vogeltje, het mag nog een roodborstje zijn, dat
spreekt, triestig is of blij, en anderzijds dat ik niet meer schrijven moet dat
God voer is voor de fysici. Ik zal dus voor beide een tussenweg moeten zoeken.
Of
ik die vinden zal of kan, ik zit vastgeroest in mijn systeem - de pinnekensdraad
gegroeid in de knotwilg - kan ik er nog wel uit? Wat het kind betreft
misschien, ik heb het al eens geprobeerd, jaren geleden; wat de volwassenen
betreft vrees ik van niet.
De
tijd, de grote machtige tijd die de toekomst is, als het verleden is, beide
zich spiegelend in het heden zal het uitwijzen hoe het verder moet. Van hieruit
echter zie ik het niet, ik zit op een dubbel spoor vanmorgen. Welk spoor zal ik
nemen?
25-02-2019, 06:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-02-2019 |
Over de dood als vriend |
Productief
blijven tot mijn laatste dag en ook tezelfdertijd nog vernieuwend is een hoop
en verlangen van mij. Ik reken erop. Het is misschien veel gevraagd maar het
steekt vol logica. Nu, ik weet, er zijn ook momenten in de dag dat ik met niets
begaan ben; wel, tijdens dergelijke momenten, tussen twee zinnen in, deze die al
geschreven staat en deze die zich aan het voorbereiden is, mag het gebeuren. De
ongeschreven zin zal ik meenemen om later te verwerken als ik zal aangekomen
zijn. Zo ben ik ingesteld, heel positief over wat hierna gaat komen.
Ik
lees van een schrijver van jeugdboeken dat hij[1] de
dood omschreef als een goede vriend die op hem wachtte. Ik zou dit ook willen
schrijven, misschien is het nog wat te vroeg om het te doen, - ik, wou het toch, nog té vroeg - maar het is best vertrouwen te
hebben in de goede afloop en dit vertrouwen duidelijk te bevestigen in alle
openheid.
Is
dit cynisch zijn: etaleren dat je er boven staat, dat je met een gerust gemoed
de stap zult zetten? Je kunt het zo zien, maar het is het niet, het maakt deel
uit van je voorbereiding. Al weet je niet, absoluut niet, hoe je zult zijn als
je voelt dat het er is. Zal je zeggen, alles is vol bracht, of smeken om nog
wat tijd in meer?
Je
beeldde je, zo goed mogelijk, je allerlaatste ogenblik in, het was een kilte
dacht je, en een ogenblik was er angst, daarna was er de aanvaarding, maar niet
het vooruitzien naar de verrassing die je dacht tegemoet te gaan, terwijl, de
dood je vriend zijnde, je van hem een verrassing verwachten mocht.
IK
ben nu verder gegaan dan Jung, ik heb me de vraag, wat er na de dood zal zijn
niet gesteld. Ik heb de zekerheid opgezocht om te verklaren dat er Iets zal
zijn en dat, dat Iets, een verrassing zal zijn. Ik geloof, hic et nunc, in een
stralende afloop, ik heb vertrouwen in de onsterfelijkheid van mijn elektronen
en van mijn andere deeltjes, waaronder dit van God, het higgsdeeltje, dat me
niet verlaten zal. Het zijn deze die me redden zullen van de ondergang waar
vers 3, 19 van Genesis het over heeft.
Althans,
3, 19 verwerp ik ten volle en dit zonder de minste schroom, het is iets dat we
vaststellen kunnen, maar wat we vaststellen is niet de essentie van wat er
is, en daar komt het op aan.
Mijn
ganse leven heb ik dit vers bevochten, heb ik het gehad over de essentie
verscholen achter de dingen, achter het uiterlijke dat mijn verouderend lichaam
is, een essentie die geen ouderdom kent en er dus niet kan aan ten onder gaan .
Of,
om te besluiten: waar men aanbelandt als men vooropstelt dat de dood je vriend
is; welke kronkelingen van de geest we volgen moeten om uit te komen, precies
waar je wilden uitkomen, al wist je het niet als je begonnen bent. Heeft Maurice Sendak, de schrijver van
jeugdboeken, het ook zo gezien?
Er
is, hoorde ik een Canvas programma op komst over niemand minder dan God. Zullen
ze, de panelleden, om te weten wie Hij is en hoe Hij er is, even maar, het
higgsdeeltje vernoemen om te bewijzen dat ze, sprekend over God, doorgedrongen
zijn tot dat deeltje? Pas dan zullen ze gesproken hebben over de essentie van
God, die de essentie - het aroma wist Akhnaton - van het leven is.
[1] Maurice
Sendak, een Amerikaans kinderboekenauteur: Katrien Steyaert in de SdL van 22
februari, Het Einde
24-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-02-2019 |
Dan deze morgen: |
Er
zijn momenten dat het minder goed gaat, dat er een stugheid is, een muur waar
je zo maar niet doorheen kunt. Een blokkering van je gevoelens die uitmondt in
een soort droefheid die je in lang niet meer gekend hebt. Je kunt er zelfs de
nacht mee ingaan en in de morgen is het gevoel er nog en is het, van daar uit,
dat je vertrekken moet om je dag in te gaan. Je zou nog kunnen wachten tot die (schizofrene)
passage voorbij is, maar je waagt het niet te wachten. Het is nu dat je
schrijven moet, dit is je uur, dit is het moment dat je je verlossen moet van
de opdracht die je bedacht hebt voor jou, lang, te lang geleden opdat je ze nu nog zou
kunnen averbreken.
Hoe
functioneert die geest van ons; hoe zijn we ingesteld en waarop, opdat we ook
buiten zouden gaan, de velden in, als het regent of sneeuwt of stormt, en niet
wachten zouden tot de zon er is?
Het
is alsof we plots, zo maar, geen vertrouwen meer hebben in de goede afloop van
iets dat we in gang hebben gezet, zonder eigenlijk te weten waarover het ging;
of het toch te weten en het niet te kunnen verklaren en wat je nu overvalt als
een zwaarte, op een ogenblik dat je het helemaal niet verwachtte. Echter, het
is er nu, je bent ermee geconfronteerd en je hebt er één oplossing voor, zeggen dat het er is.
Nochtans
waart je gisteren aan de vijver en zocht je naar de eerste tekenen van de
lente. Liep je de jonge fruitboompjes af om te zien of er al enige zwelling was
in de botten, en je vond niets, wel in de oude boom aan het hek, waarvan de
takjes eindigden op een donzige witheid. De boom stond er in het volle licht als
bestrooid met late vlokjes sneeuw. Je zag het en je noteerde het in je
herinneren, dat je herinneren van een dag in je leven
was.
Je
noteert het nu op je blad, niet omdat je vreest het te vergeten, want dat zal
je niet, maar het zal je rust geven. En je zal het nog weten later omdat deze
ogenblikken intens beleefd werden en de impact van het beleven groot was, al
was het maar, o, een klein gebeuren: een oude boom waarvan je de naam niet kent,
die uitliep, in februari.
Dit
was niet van de droefheid van nu, dit was van de volheid van het leven in jou.
Wat gisteren een bezinning was over het ouder worden, is nu een vleug inzinking
waar je zo maar niet klaar mee komt, al wil je weg ermee: de wolk die een wand
is, blijft hangen nog. Je geraakt er niet doorheen in tegendeel, je bevestigt
ze.
Later
misschien, als je deze woorden ooit herlezen zal, zal je je vragen stellen over
deze momenten van droefheid, vanwaar die kwam en hoe die er was, en je zal je, deze
niet meer herinneren. Wel zal je nog weten hoe de boom er stond, als met vlokjes sneeuw, als met kleine
stipjes licht getooid. Het beginpunt van een wonder dat zich aan het voltrekken
was. We er even zijn bij stilgestaan.
Je zegge
het verder wat er van de lente was, niets echter van wat er van de droefheid
was.
23-02-2019, 07:16 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-02-2019 |
De novogeront |
Ik
overloop even de 68 paginas die ik dit jaar al geschreven heb. Wat is het
verschil, indien ik ze niet zou geschreven hebben? Het is de vraag die ik me
stel nu en dan zonder ze te beantwoorden, omdat er geen sluitend antwoord is.
Ik zou ook evengoed kunnen zeggen wat indien ik die bepaalde dag niet op die
bepaalde plaats ware geweest, maar ergens anders. Ook hier is er geen duidelijk
antwoord, want wie zou ik dan geweest zijn, zou ik een blog geschreven hebben?
Neen,
alles is zoals het komt en het kon niet anders zijn dan zoals het gekomen is.
Dit is nu eenmaal het lot dat ons beschoren is. De oorsprong ervan ligt vervat
in de duizend voorvallen die er zijn aan voorafgegaan en waarin ik,
rechtstreeks of onrechtstreeks, bij betrokken was. Het is de som ervan die
gemaakt heeft dat ik ben wie ik ben en waar ik ben. Ik schreef dit reeds
herhaaldelijk, maar heb ik gekozen of heb ik me laten leiden?
Er was dus geen mogelijkheid, hoe vreemd ook,
te ontkomen, aan de 68 paginas die geschreven staan. Andere maatstaven zijn er
niet. Het beste is, me er aan te houden en verder te doen, zelfs al wist ik
niet - zoals vandaag - waar ik beginnen moet, ik slaag er in. Vraag me echter
niet hoe, het is zelfs voor mij een mysterie.
Een
vriend, Ferdi vd H., schonk me, het is een tijd geleden al, een boekje, een
essay eigenlijk, van Paul Steenhuis: Voltaire
als vrolijk antwoord op de vergrijzing[1],
waarin hij het leven van Voltaire ziet als een voorbeeld van het beter worden
met de jaren, en vooropstelt dat het oud worden niet noodzakelijk een afgang
van de geest betekenen zou.
Paul
Steenhuis haalt hierbij oud-hoogleraar geriatrie Dick Sipsma aan, een
gerontoptimist die - en nu wordt het ingewikkeld - in het NRC Handelsblad, de
bespreking had gelezen over het boek van Hervé Juvin, Lavènement du corps, hierin
bloot leggend, de economische gevolgen van de vergrijzing.
Als
emeritus hoogleraar in de klinische geriatrie heeft Sipsma zich altijd verzet
tegen dergelijke onheilsberichten; hij benadert de vergrijzing van een andere
kant, voor hem is het:
een voortzetting van de evolutie van de
mens in de richting van een wijzere en meer gerijpte samenleving
de menselijke
geest heeft aangetoond zeer vindingrijk te zijn en blijkt in staat te zijn allerlei,
met veroudering samenhangende gebreken en aandoeningen, te kunnen herstellen.
Hij
beweert dat er in de biowetenschappen
aanwijzingen zijn dat de genen betrokken bij het herstel van beschadigd DNA gestimuleerd
kunnen worden. Het beschouwen van de vergrijzing als negatief verschijnsel is
derhalve een verouderd standpunt.
Sipsma
heeft een naam voor de nieuwe, oudere mens, hij noemt hem de novogeront.
Als
een novogeront voel ik dat ik schrijven mag dat het ouder worden wel een effect
heeft gehad op mijn lichaam, echter niet, en zeker niet in die mate, op mijn
geest. Ik lig nog niet op mijn sofa of onder de lakens - Vergilius in het
Vagevuur tot Dante - ik geniet van een boek
of mooie geschriften; ik geniet van de concerten en recitals op BRAVA en MEZZO. Ik
heb een wereld die zich opent elke dag, en wat meer is, ik schrijf erover,
zelfs als ik niet veel te zeggen heb.
ik
ben een Voltaire op dat gebied: ik ben niet uitdovend, ik ben, durf ik zeggen? Als
geest, meer levend dan ooit?
[1] Cossee,
Amsterdam 2007
22-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-02-2019 |
Immer Beethoven |
Hij
heeft gegokt vandaag, hij stuurde zijn manuscript naar een/de uitgever; gegokt
en gedroomd dat hij een winnaar kon zijn. Hij wacht ditmaal de morgen niet af,
hij beroept zich op de golfbewegingen van het licht naar de avond toe, als
alles op het punt staat in zichzelf te worden opgenomen. Het punt, een fractie
maar, het schakelmoment dat het licht wordt opgeslorpt door de duisternis, het
sacrale punt entre chien et loup. Hij
ziet het nu als een dagelijkse voorbode van wat zich ooit eens, maar dan op een
totaal ander vlak, voltrekken zal: het aardse zijn overschakelend naar een ander-zijn,
eenmalig. De zilte smaak ervan houdt hem soms bezig, gisteren meer dan vandaag,
vandaag meer dan gisteren. Niet dat er tekenen zouden zijn, nog niet, maar je
weet maar nooit, beter is voorbereid te zijn, klaar om je wapens neer te
leggen.
Dit
is geen jeremiade, geen klaagbank, geen procesvoering, dit is een aanvaarden
dat is wat is en hoe het is: een komen en een gaan, interessant eigenlijk wist
George Steiner en je vindt het ook dat het een belangrijk moment zal zijn, te
weten of niet meer te weten omdat je alles weten zult dat er te weten valt, hoe
het ook moge uitvallen.
We
zijn hier op aarde om vertrouwen te hebben, zoveel reeds werd ons gegeven en het gaat maar verder, al was het maar elke
morgen de zon te zien opstaan en te schrijven dat je de toeschouwer bent van
het mirakel en, na al die tijd, waarom het ophouden zou, ineens? Je, je er geen
vragen over stellen moet. En evenmin vragen over het schakelmoment, de dag dat
het komt, je het ontvangen zult, geen twijfel je ontroeren zal, gerustgesteld als
een godsgeleerde.
Hoe
goed het is Jung hierin te volgen en erover even na te denken om er niet te
staan, onverricht zake als een blinde die nooit een vlinder zag, nooit een
bloem, die nooit de zon zag rijzen boven de horizon of ondergaan vóór de nacht
er was. We zegden het al, veel is ons gegeven, waarom het minder ooit zou zijn,
als met de jaren, als met het ouder worden, het begrijpen sterker wordt als je
erover nadenken gaat?
Je
schrijft het maar, het is je overtuiging die je bloot geeft. Eens te meer ben
je zwevend, ligt de aarde ver onder jou; ware het niet zo je zou je niet kunnen
bloot geven, want de dingen van de aardse voorvallen zijn niet om over te
schrijven, laat dit aan de journalisten. Maar jij, luisterend terwijl je schrijft,
naar het Allegretto, de tweede beweging in de zevende symfonie: de overgang van
de dood naar het eeuwig leven. Hoe duidelijk lees je niet in wat Beethoven heeft
getekend, hoe hoopgevend hij zich niet heeft uitgesproken in zijn muziek. Is er
een grotere eenheid, zoals jij ,je nu voelt en de mens in Beethoven toen hij zijn
Allegretto componeerde?
Al
zeg je het zelf, al overdrijf je, lichtjes of heel wat als je het zegt: woord
en klank hebben eenzelfde oorsprong, ze zijn én van het schakelmoment én van het
leven, én van het moment van de Big Bang.
De enige bekommernis is te weten waar de oorsprong van de Big Bang gelegen is.
21-02-2019, 07:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-02-2019 |
Soms |
je
hoorde deze morgen, je wilt het vatten kunnen, het vasthouden kunnen, het
overdragen kunnen, je schrijft er naar toe: de viool die grandioos, alles
benevelend, zich losrukt uit de melodie en lijk een leeuwerik boven het golvend
koren, aan het zingen slaat; een immens gevoel dat je plots bevangt en je niet
houden kunt, niet meester bent omdat het komt uit de hogere sferen van het
bestaan, omdat het muziek is die van nergens is, maar is van al wat is, is van
de totaliteit van het zijn.
Er
is geen gedicht die dit verhalen kan, geen schilderij die dit evenaren kan, de
muziek is van het irrationele, is van wat ongrijpbaar om ons gewikkeld is, een
wolk van zijn die we op zeldzame ogenblikken van ons bestaan kunnen binnendringen,
geholpen, bezeten door wie ook of wat ook. Muziek die er is, zonder er te hoeven
zijn.
Zoals
er binnenin het higgsdeeltje iets moet zijn dat er is, is er in de mens iets
dat er is, maar we weten niet wat het is, we noemen het creativiteit, maar we
weten niet vanwaar dit creatieve komt en hoe het vast geankerd zit in ons en
bezit neemt van ons. Een moeder is, een vader is, een toevlucht is, en we
opstijgen kunnen waar we voorheen nog niet zijn geweest, telkens en telkens
opnieuw voor een korte tijdspanne. We zijn het creatieve, het zit in de
elektronen, fotonen, quarks, higgsdeeltjes van onze genen, maar wat het is,
weten we niet, zullen we nooit weten, het Is, het Het van het zijnde in ons
en buiten ons.
Op
een gezegend ogenblik in zijn leven, heeft dit creatieve Beethoven ingepalmd,
was het Beethoven niet meer maar was het de totaliteit van het creatieve in en rondom
Beethoven dat gaan componeren is, dat de klanken gaan halen is voor zijn
Romance in de hoogste sferen. Je waart bij hem toen hij dit schreef, we stonden
allen om hem heen toen hij de passage voor de viool optekende.
Wat,
zeg het me, wat is er van de mens die zijn dag begint met Beethoven, soms met Bach,
met Dvorák? Hoe wordt hij er door aangezogen, krijgt hij vleugels, stijgt hij
op en zoekt hij naar woorden die klanken zijn, die gedachten zijn, die
vergeestelijkte muziek zijn, van een orde en een geladenheid die het irreële
benadert , overtreft, krachtig, be--zaaiend met volle hand, het braakliggende land
van ons. Wij, ademend de kracht ervan, de geest ervan tot ogenblikken die iets
hebben van het eeuwige.
Gelukkig
hij die deze momenten heeft gegrepen en vastgelegd in woorden. Hij zal opstaan
en weggaan in de dagen en gewone handelingen stellen, zonder te weten dat hij
het is die ze stelt. Hij zal zich niet zien als hij neerzit, een dagblad neemt
of een boek, een kruiswoordraadsel invult of zich scheren gaat, zij n tanden
poets. Hij zal een hoop zaken doen en niet weten dat hij ze doet; ze komen en
gaan voorbij zoals de tijd voorbij glijdt. Maar het gebeurt dat er de
ogenblikken waren van Beethoven, ver in de tijd vóór hem, ogenblikken die er nog
zijn nu en er nog zullen zijn, ver in de tijd nà hem. Het is zo en zo zal het
blijven.
Gelukkig,
hij heeft het moment, de puurheid van het moment ervan, opgetekend. Hij was scheppende
toen de aarde zich wentelde naar de zon toe.
Hij
herlas het, toen de zon een schijf vuur was. Hij heeft er niets aan gewijzigd,
geen jota.
20-02-2019, 06:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-02-2019 |
De stap die ik waag te zetten. |
Het
is altijd met mezelf dat ik beginnen moet. Zo overloop ik regelmatig de
recensies van de boeken die verschijnen of gaan verschijnen in dit land. Ik
weet zo ongeveer wat er hier - echter niet in het buitenland - als nieuw op de
markt komt. Ik weeg wat er over verteld wordt af t.o.v. mijn manuscript,
afgesloten de laatste dag van 2018, waar ik nu, al enkele weken terug, mee begaan
ben.
Ik
weet dus heel duidelijk hoe ik in de markt sta: nergens, of zeker niet tussen
de boeken van nu. Ik kan me er
zelfs niet tussen wringen, erger nog, ik vind geen enkel raakpunt.
Ik
zie me dus als een schrijver op een eiland, maar dan geen eiland in de oceaan,
maar een eiland in de lucht, een eiland zoals Salvador Dali er een schilderde.
Ben ik dan geen even grote fantast als Dali?
Verontrustend
is de wereld waarin ik terecht kom eens ik begin te schrijven, eens ik me
instel als Ugo. Ik sta er niet, ik hang er, ik drijf er op de luchten. God sta
me bij opdat ik niet vallen zou en verdwijnen in de dieptes van de (Stille) oceaan.
Het erge is dat ik me goed voel bij wat ik schrijf en meer nog bij al wat er
geschreven staat. Ik loop er nog, op de koop toe, mee te zwaaien, een trofee
die ik in de hoogte houd.
Maar
wat indien het gebeuren zou dat ik er ooit mee tevoorschijn zou komen: hoe en
in welke mate zullen de recescenten er
op af komen. Welke prooi zal ik voor hen zijn en hoe, want het zal nodig zijn, me
te verdedigen?
Zal
ik, tenminste, de lezers van mijn Blogs
behouden om me een steun te zijn - ze hebben al een voorsmaak gehad - of zullen
ook zij me afvallen?
Elke
morgen, bij het inloggen, zeg ik tot mijn woorden: je bent goed, soms zelfs, je bent heel goed,
maar soms ook, je bent middelmatig of, je bent om vlug te vergeten, slordig en
nietszeggend, opstandig. Maar het betreft slechts een pak van 500 woorden, de
moeite niet om er zich aan te storen of om er bij stil te staan. ik weet bij
ondervinding dat je me altijd al aanvaard hebt, zelfs als mijn visie over de
dingen grillig overkwam.
Wat
ik nog niet heb gezegd, mijn blogs en hieruit voortvloeiend, mijn manuscript,
zijn mijn medicament tegen het oud worden. De woorden ervan, is het niet het
verouderingsproces van mijn lichaam, ze houden in elk geval het proces van mijn
geest in toom. Nu je weet wat dit in toom houden betekent, je weet hoe ver me
dit bracht/brengt: een eiland drijvend op de luchten, boven de Stille oceaan.
Ik
sta op het punt om mijn manuscript te laten gaan, om het toe te vertrouwen aan
bevoegden die hun oordeel erover zullen vellen. Het is me al eens gebeurd en
het was een vriend die me een bericht stuurde toen ik rondwandelde in het Alhambra
in Granada, dit, 10 jaar geleden. Ik had hem gevraagd de brief van de uitgever,
die hij haalde uit mijn brievenbus, te openen en te lezen. Hun antwoord was kort
en bondig, negatief geweest, zoals ik verwacht had. Ditmaal zal het
rechtstreeks via mail gebeuren, zal ik weten, duidelijk weten, waar ik een
tweede maal voor sta. Echter een derde poging komt er niet.
19-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-02-2019 |
 |
Ik
pers me uit elke dag. Dit is het gevoel dat ik er aan overhoud. Zo lang er nog
iets uit te persen valt gaat het nog, maar wat als ik helemaal leeg geperst zal
zijn. Of kan dit niet, zal er nog altijd iets overblijven dat verwonderen kan,
want het is daar dat het om gaat, verwondering zijn.
Ik
schreef gisteren dat ik (verrast eerst) verwonderd was door de enorme lengte
van mijn schaduw die ik ongewoon vond. Wellicht heb ik die lange schaduw al
vroeger meegemaakt, maar is het toen niet opgevallen, je kijkt er over heen,
niet het vermelden waard. Maar in de
dagen van nu, zijnde de wereld waarin ik vertoef als ik schrijf, ben ik
ingesteld op elk detail dat normaal niet opgemerkt wordt, en maak ik er
dankbaar gebruik van om het te vermelden. Zelfs het detail dan nog te zien als een wonder, al is het mathematisch de
gewoonste zaak van de wereld, al is het logisch af te leiden én uit de lage
stand van de zon, én de helderheid
ervan. Eenvoudiger kan het niet, tot het geschreven staat.
Ik
vraag me af hoe je dit lezen zult, wat het betekenen zal voor jou. Zal je
wachten tot de avond valt om buiten te gaan en te zien wat er van is, wat het
maar is, waarom het maar dat is?
Het
is nochtans nimmer mij bedoeling geweest dat je mijn zichtbare
beweringen/vaststellingen meer zou controleren op de echtheid ervan, dan mijn
beweringen wat het onzichtbare betreft: de ene zijn de ogen toegewezen, de
totaal andere, de geest, de denkende motor in ons, of misschien beter, niet
wetende met zekerheid waar die zich bevindt, de motor van ons, zijnde in het terrein waar ik me ogenblikken lang uitleef,
ondergronds en onbewust, een ganse dag eigenlijk - ik las onlangs dat het woord
eigenlijk een dood woord is.
Aldus
val ik opnieuw in de kuil die mijn woorden hebben opgezet, wat niet mijn
bedoeling was. Maar ik vraag je, waarover had ik het anders kunnen hebben? Je
hebt de dagbladen, je hebt de boeken, je hebt de sociale media, een veel
gebruikte term voor het ogenblik. Je bent oververzadigd wat het nieuws betreft.
Wat wil je dat ik er nog aan toevoeg, mijn visie op het nieuw? Wat niet mijn
beroep is en ook ik koester het niet, al herhaal ik me, al herhaal ik me in
vele zaken.
Want
ook ik ben verzadigd, en verward door die verzadiging. Ook ik zie de bomen niet
meer staan in het bos. Hoe wil je dan dat ik iets zou schrijven over de bewegingen
die er zijn - naast wat verteld wordt/werd over de Kondratieff-bewegingen in de
economie - in de samenleving, deze die plots opduiken om daarna weer te gaan
liggen eens uitgewoed.
Wat
ik trouwens ook wensen zou voor de huidige bewegingen die de kunst doormaakt. Misschien
ook daar zijn we nu stilaan op het einde gekomen van een periode waarin de
kunst minder en minder is gaan zeggen over wat het sacrale, het kosmische in
het leven is.
Ik
houd van de uitdagingen die ons elke dag op heel wat terreinen tegemoet komen,
echter van de beschilderingen van het lichaam en de wildgroei van de baarden,
verlos ons Heer.
18-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-02-2019 |
Wonderen |
Als
je me gevolgd hebt van in den beginne, en er zijn er, dan moet je al heel wat
weten over me, zelfs genoeg misschien om er een essay over te schrijven: ik zeg
zo maar iets om verder te kunnen gaan met mijn grandioze? geschriften. Ik wil
ze altijd verschillend wil van wat ik reeds bracht, dan toch minstens aanvullend,
kleurrijker. Ik denk dat dit het gevoel is eigen aan mijn vrienden,
creatievelingen: de beeldhouwer, de schilders, de poëten, ook zij willen telkens
beginnen aan iets nieuws, iets waarin ze zich telkens willen overtreffen. In
feite willen we dit allemaal, willen we, in het diepste van onszelf, meer zijn
dan wat we al waren, het zit in ons om ons te bevestigen op een of andere
wijze, immer en immer beter, tot onze laatste adem.
Deze
eigenschap van de mens is ook deze van planten en dieren. Darwin wist dit, of
hij wist dat het ook een eigenschap van de geest was weet ik niet, hij heeft er
misschien geen nood aan gehad in die richting te gaan denken. Maar als het gaat
over het zich overtreffen, dan is dit in de eerste plaats de eigenheid van de
Kosmos, de eigenheid van al wat is. We vallen er keer op keer op terug: ons
beginpunt zijnde de wereld van het allerkleinste, ons eindpunt het immense ban
het alles. En we zijn van beide punten.
Ik
zegde het al en ik herhaal het hier: als Darwin een beeld ophangt van de
evolutie eigen aan wat de zichtbare Kosmos is, dan is datzelfde fenomeen eigen
aan wat van de binnen-Kosmos is, van de geest er binnenin, want het kan niet dat
de structuur, de eigenheid van elk deeltje ervan, hoe minimaal ook - en zeker
daar - in hun verbondenheid tot elkaar, dat de totaliteit van dat alles, het
ganse Universum, niet één eenheid zou zijn, alles in alles verweven, een reusachtige
kosmische geest in een reusachtig kosmisch lichaam.
Jij
die me leest, zeg me waar ik struikel, of waar ik gestruikeld ben.
Wat
ik niet begrijp is dat dit massale, met een enorme snelheid uit deint en blijft
uitdeinen tot in het oneindig oneindige. Ik beken nederig dat dit me
overstijgt, dat ik hier geen verklaring voor heb, evenmin een beeld van heb, ook omdat ik niet
vatten kan dat zo iets mogelijk is.
Ik
denk niet dat het lichaam waarvan ik sprak, zich bevindt in een holte en dat
het zich expandeert binnen die holte naar alle windstreken toe als naar zenit
en nadir; ik vermoed niet dat die holte er is, het is het lichaam zelf dat
groter en groter wordt.
De
kleine man die ik ben geslagen met ongeloof, gekomen op het einde, het uiterste
punt van zijn begrijpen, waar hij stoppen moet, meer dan ootmoedig, de
nederigheid zelf.
Zo
gebeurde het vanmorgen, dat ik eens te meer ben afgedwaald; dat ik eigenlijk
schrijven wou over de uitzonderlijke dag van gisteren. Zeggen dat ik aan de
vijver was; dat de rij populieren waarin de sappen aan het stijgen waren,
krachtig en zuiver als ooit voorheen, weerspiegeld lagen op het watervlak;
gebeurde het, naar de avond toe, met de zon een heldere bol vuur juist boven de
horizon; gebeurde het, toen ik opkeek, dat de schaduw van mezelf en van de dingen
om me heen, een lengte had die ik nimmer voorheen had voor mogelijk gehouden. Kleine
wonderen ook zijn de wereld niet uit, ze zijn de maatstaf van wat we maar zijn.
Zo,
heb ik mezelf overtroffen vandaag?
17-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-02-2019 |
Het etherische als voedsel |
Ik
schrijf maar. Ik ben sinds lang al, uitgekomen op een zijspoor. Ik zit in een
wereld binnenin de wereld, de plaats waar ik me goed voel, waar ik me uitleven
kan. Ik weet het van dat zijspoor want als iemand me vraagt waarover mijn blogs
gaan, over de actualiteit? Dan moet ik antwoorden, neen, over de tweede romance
van Beethoven. Ik verschiet er zelfs van een dergelijk antwoord te (moeten) geven,
maar het is me duidelijk, ik schrijf niet over actuele dingen, maar over dingen
die ver van ons bed zijn, die zich
situeren in wat ik noemen wil het niemandsland van de geest.
En
om te antwoorden aan een vriend die naast de geest - die sterft met het
lichaam, zegt hij - een ziel heeft, die eeuwig is, dan zie ik dit onderscheid
niet, dan is er misschien wel het verstand, maar het verstand is voor mij niet
de geest, de spirit, het binnenste van het zijn.
Mijn
leraar godsdienst, zag de ziel als de rekker naar God. God was voor hem een
Iemand. Voor mij is God, de t van wat binnenin tot in het
minimaalste, het nog te ontdekken deeltje van de Kosmos is. Het is geen rekker,
het is een materieel-spirituele
verwevenheid. Ik ben een deeltje Kosmos in de volste betekenis van het
woord.
Zo,
het zijn mijn lezers, eens ze me volgen
in mijn betoog die me aan zetten om op dat zijspoor te blijven, tevens voer
voor de filosofen - ook, wat mij dan betreft, misschien voor de psychlogen - want met al wat ik waag te schrijven betreed
ik, onvermijdelijk ook hun domein. Ik draai en keer me voortdurend, zoals
gisteren, in een wereld zonder houvast. In feite is het deze van de poëzie, mijn
woordgebruik, zelfs de plaats van het woord in de zin, is er op afgestemd.
Aanvaard dus dat wat ik schrijf ingegeven is door de poëet in mij en niet door iemand
die volvoets - een woord bestemd voor een vriend dichter - in de actualiteit
staat. Ik sta er wel in, maar ik laat het schrijven erover, aan de specialisten
ter zake die er voor betaald worden.
Maar
je weet dit al een tijdje dat ik ongebonden, dat ik vrij wil rondwandelen in
het land van de Letteren. Mijn hoop is dat ik tenminste tot dat land behoor,
dat ik geen vreemde eend ben in de bijt, maar een vertrouwde cliënt.
Ik
situeer me, in een bepaald opzicht als een Miró: al zijn werken zijn
verschillend maar zo eigenzinnig dat ze op elkaar lijken. Dit geldt eveneens
voor wat ik schrijf. Of, als je het zo wilt, ik ben ook te vergelijken met een Beethoven,
die de klanken van de sferen oproept. Ik doe hetzelfde maar het zijn de woorden
van de sferen die ik oproep. En ze zijn veelvuldig, ze zijn coriace; ze willen duidelijk maken dat
ik in de wereld sta niet zo zeer als een omhulsel maar als het etherisch vulsel
van dit omhulsel. En het is dit etherische dat mijn voedsel is.
PS. Ik verwees gisteren naar het
Evangelie van Thomas en ik sloot af met een verwijzing naar Jezus. De Jezus die
ik bedoelde was een man van het Oosten, een man doordrongen van de filosofie eigen aan het ver in de tijd liggend Oosten.
16-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-02-2019 |
Beethovens 'Tweede Romance'. |
'
Wakker
worden met de Tweede Romance voor viool en orkest van Beethoven, heeft dit
invloed op je gemoed, op wat je dag zal worden, op de woorden die je schrijven
zal?
Ik
denk het. Want wat er ook van zij, de muziek in al haar kleuren, in al haar melodieuze
rijkdom blijft lang hangen in jou. Je neemt ze mee waar je gaat, ze is er, bij
wat je doet, en het kan niet anders dan invloed hebben op de eerste uren van je
dag, misschien is deze er zelfs nog, als je gaat slapen want het is muziek die op
je geest, op je ingewanden geschreven werd, niet deze morgen, maar jaren, een
eeuwigheid terug, en sedertdien regelmatig terugkerend.
Waarom
dan deze morgen meer dan op andere momenten? Er is geen twijfel, het is omdat
je met de jaren ontvankelijker geworden bent wat schoonheid betreft, en dan uitzonderlijk
deze morgen, omdat je geest er uitzonderlijk was op ingesteld: Beethoven een
van je meest geliefde componisten zijnde, hij je het diepst raken zal.
Ik
tracht me Beethoven voor te stellen die op een ogenblik in zijn leven, - een
gewone morgen of avond of nacht - hij een melodie krijgt toegespeeld, waarvan de
aanzet, de eerste sprankel zich, totaal à
son insu, gevormd heeft en plots aandringt om uitgestreken te worden. Een melodie
die hij vastgrijpt met elke vezel van zijn lichaam en geest, en waarvan de roep
zo dringend wordt dat hij neerzit, de melodie betast met de toetsen van zijn
piano en uitschrijft, aarzelend eerst, zoekend naar alle details ervan die
reeds uitgeschreven staan in zijn onderbewustzijn. Uitgeschreven in potentie van
voor het eerste verschijnen ervan.
Het
is muziek die ontstaat op een van de gegadigde ogenblikken in een leven: de weg
naar de schoonheid van het zijn die open ligt, en je, je losmaken kunt van al het
beklemmende en opstijgen tot ver boven de realiteit der dingen, in een
glorieuze ruimte waar de oneindigheid je wacht.
Momenten
dat je de eeuwigheid binnendringt om er te zijn wie je bent in je verbondenheid
met wat van de Kosmos is. Je weet het en je voelt het, de klanken overstijgen
je, je bent die klanken, niets meer dan die klanken en de totaliteit van je
wezen wordt er in opgenomen. Jij Beethoven zijnde opgenomen in wat het
goddelijke is, in wat niet te noemen is met een naam: de grootheid van het
zijnde omgezet in tekens op een notenbalk en hier tegenover, jij, Ugo, woorden
zoekend om die muziek te beveiligen in jou, vast te ankeren in je dag.
Hoe
denken we, vroeg me een vriend, als het niet in woorden zou zijn?
Ik
denk niet, mijn vriend, dat we denken in woorden. Beethoven dacht niet in noten;
ik dacht niet in woorden als ik begonnen ben met mijn blog. Er was zelfs geen
vorm van een begin, enkel een dwang komende uit het geschrevene van Beethoven,
zoals ik zegde, een sprankel van wat, eveneens, totaal à mon insu klaar zat in mij om omgezet te worden - bij Beethoven in
muziek - in woorden. Woorden die er voorheen nog niet waren
Als
er op aarde gesproken kan worden van een wonder, dan is het wel de geest die
het wonder van het wonder is. Ik denk hierbij aan het (apocriefe) evangelie van
Thomas (Logion 29 de lEvangile selon Thomas, éditions Metanoia, 1975):
Jésus a dit:
Si la chair sest produiite à,cause de
lesprit,
cest une merveille;
mais si lesprit cest produit à cause
du corps,
cest une merveille de merveille.
Mais moi je mémerveille de ceci:
comment cette grande richesse
sest mise dans cette pauvreté.
Dit zijn woorden om te herkauwen, Jezus waardig!
15-02-2019, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |