(24 juli 1986):
Een zware bergtocht vanuit Zinal, via de Roc de la Vache, over de Col de
Millon naar de cabane de lArpitettaz
en in gedachten, onder het klimmen, een gedicht zou ontstaan waarvan de
eerste regel opdook toen hij, op de dag van de nationale feestdag, in Gent het
Te Deum bijwoonde in de kathedraal:
Cosmic temptation,
in stone transmuted:
cathedral to manklind.
And we standing upright
Hij bouwde deze zinnen in gedachten op, telkens en
telkens de woorden wisselend, terwijl hij, geladen met een zware rugzak, achter
Robert Panchard. en Gustave Cotter, zijn vrienden, het pad volgde, gestadig
stijgend tegen de flank van de rotswand, het dorp diep onder hen dat verdween
eens ze de stroom hadden overgestoken en de Roc
de la Vache rechts hadden gelaten om onmiddellijk, de zon lijk vloeiend
goud over de bergkam, in een oceaan van licht verder te stijgen over een licht
hellende alp, begroeid met mossen en kleine vlekken bloemen, langsheen de
levende stroom, in zijn meest grillige bedding en dan hoger, eerst over grote
blokken rots om, dichter naar de col toe, aan te komen bij de sneeuw waar ze
stopten om en cordée, en met crampons over de sterk stijgende
sneeuwvlakte, de passage van de Col de
Millon te bereiken.
Er werd in stilte geklommen hij hijgend als laatste
van de drie, maar het gedicht bleef, het bewoog in hem, groeide in hem. Hij
verloor wel de woorden en de zinnen, maar het zoeken naar nieuwe hield hem stap
na stap bezig.
Krijsende choukas
boven hen en zij, van uit de hoogte gezien, drie donkere stippen die over
de sneeuw naar boven schoven met diep onder hen de alp en de glinsterende
meanders van de bergstroom in de immensiteit van het berglandschap. En dan,
hijgend en moeizaam klimmend, in hem plots een droefheid die hij niet verklaren
kon.
And we standing upright
as statues of salt,
no prayer on our lips,
no expectations in our hands,
eternity facing us.
In de namiddag, terwijl zijn vrienden, weg waren
naar wat ze noemden, leur jardin de
génépi - een sterk geurend, schitterend plantje - parfum voor hun eau-de-vie, lag hij uitgestrekt op een
rotsblok achter de Arpittetaz berghut, aan de rand van het kleine bergmeer
bedekt met ijs en sneeuw, midden gletsjers en bergtoppen, het ijle hoofd onder
het blauwe van de luchten, een tijdje niet veel meer dan een stuk donkere
levende rots. De droefheid die plots was opgedoken, was nog immer in hem.
Het was toen dat hij zich oprichtte en hij de
woorden neerschreef in een klein zakboekje dat hij altijd in zijn rugzak had,
de woorden van wat ooit een gedicht, een lange haiku worden kon.
Kosmische verleiding
van meester-bouwers
in stenen omgezet:
kathedraal voor de mens.
En rechtstaande,
wij, geen gebeden op de lippen,
geen verwachtingen in ons handen,
zoutpilaren, wachtend
op wat niet meer komen zou,
de eeuwigheid toekijkend.
Wat kan hij er nu nog over vertellen. Hij herinnert
zich nog heel goed die tocht, gewoonlijk was dit de terugweg, maar Robert wou
het eens op een andere wijze doen en koos de moeilijkste weg. Hij herinnert
zich zelf nog de kathedraal waar hij stond tussen de personaliteiten en de eerste
zin van het gedicht die plots opdook en dagen lang in hem is blijven hangen,
tot het ogenblik van de klim, dagen erna.
Er zijn heel wat beklimmingen geweest die hem zijn
bijgebleven.
|