 |
|
 |
|
|
 |
27-01-2012 |
Gedichtendag |
Een dag te laat.
Mijn jongste dochter had een gedicht verwacht op mijn
blog maar in de plaats vond ze een gesofistikeerde moeilijk te volgen tekst. Ze
heeft gelijk, natuurlijk. De tekst is zo uit mij gevloeid, heb hem amper
herlezen, et voilà.
Ze heeft tweemaal gelijk, ze had een gedicht mogen
verwachten, maar ik liep de ganse dag met een zwart gekaft boek in de hand, zoals vroeger mijn leraar met zijn brevier, en ik dacht aan andere zaken om te schrijven dan een gedicht. Want wat
poëzie betrof - ooit schreef ik dat amper 0,50% van de bevolking zich
interesseerde aan poëzie - was er ook mijn ontgoocheling omdat het gedicht van
Sylvie Marie niet was uitverkoren als het beste gedicht voor de Herman de
Coninckprijs, maar wel Zonnehemel van Paul Demets.
Niet dat ik iets heb tegen Demets. Ik las wat Luuk
Gruwez wist te vertellen en het was heel wat - over zijn bundel Bloedplek, en
dat scheen me voldoende, om te begrijpen dat ik zijn gedichten niet moet meenemen
naar mijn bed om er enig voedsel in te vinden voor de geest. Hij zal wellicht
ook mijn gedicht hieronder, niet meenemen in de wintervelden.
Maar tot daar toe, lieve Cathy, hier gaat mijn gedicht
hoewel jij mijn gedicht zijt.
Vers 3, 19 uit Genesis;
Zo zul je nimmer vooraf weten wat je hand
zal schrijven als je zitten gaat en de roep er is
van een oude bijbel op de tafel en van stenen -
na Leibnitz gelezen die je raapte in de bergen,
gehouwen door wind en water, door de tijd.
En zo vlug de morgen weggeschoven,
de deemstering, de nacht gekomen
en in Jobs vergeelde woorden terug
vernomen dat de adem van de Almachtige
ons het leven gaf, al zegt ons niets of niemand
met enige zekerheid wie die Almachtige is,
een immanentie toch, een lichtbron toch
in ons gegleden, een oorsprong die bestemming is, en zo geweten
dat ons de eeuwigheid is toegemeten.
Kap dan, zoals je netels kapt, het stupiede vers,
je bent uit stof en tot stof keer je terug,
uit Genesis weg, want dit hoefde niet, voldoende
is geweten dat dit lichaam van atomen is, en ook
als er gelezen moet, zo leerden Fabre en Nothomb
en zo geloven we:
je bent uit geest en tot geest keer je terug.
De ene zin die zinnig is.
Karel
27-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-01-2012 |
Consciousness |
Ik
zocht, gisterenavond in Fragments of a
Journal van Eugene Ionesco, een
passage op die ik er aanwezig wist, Ionesco plaatste deze tekst tussen haakjes.
Een tekst die ergens voorkomt in of omheen zijn toneelstuk Le Roi se meurt,
maar die hij niet weerhouden had:
(Is
there a universal consciousness? Is consciousness all pervading? Is there a
dormant consciousness in stone, as I believe Leibnitz thought? Neither Planck,
nor Heisenberg, nor Einstein, nor de Broglie wholly rejects the idea of a
universal, cosmic consciousness. There may be some
plan, some intention. If there is an intention, there is consciousness. These
thinkers do not exclude the idea of a God who would be that consciousness).
Een
kosmisch bewustzijn aanwezig in de steen van Leibnitz, of wat ik deze
morgen, toen ik wakker werd, dacht ik ben er voor op gestaan - en wat indien
het Universum het levend lichaam van God zou zijn, zou er iemand me zeggen dat
dit niet kan, of iemand zeggen dat er én het Universum is, én God?
Mon
Dieu, ik ga deze gedachte: het Universum zijnde het lichaam van God, laten
rusten voor betere dagen, want wie of wat is de mens dan, een soort atoom, deel
van het Universum, deel van het lichaam van God? En wie lichaam zegt, zegt
geest, dus ook de mens deel van de geest van God, zoals de steen van Leibnitz
deel is van God of, al wat is of was of komen zal, atomen van God. Alles wat is
en niet is, één groot, massaal groot, onbegrijpelijk groot, kloppend, levend
lichaam, het Al in elkaar verweven en gegroeid.
En
de geest van de mens vandaag, atomen die te slim geworden zijn, die Hem imiteren
willen, verdringen willen. Had Hij dit voorzien, zal Hij dit blijven aanvaarden?
Deze-morgen-conclusie
die van ergens komt, die in de luchten hangt om genomen te worden, die anderen
voor mij moeten geformuleerd hebben, nu ze geschreven staat please, , man, laat
ze rusten nu.
Waag
ik het deze woorden, die neigen in de richting van Mevrouw Catherine Pozzi - van
een paar dagen terug - te laten binnendringen in mijn blogs?
Karel
26-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-01-2012 |
N'être bon qu'à écrire |
25 januari
Nêtre bon quà écrire.
Je
dacht dat het geen zin had, tweehonderdvijftig paginas en meer te schrijven om
die daarna, gebundeld, in je schuif te laten verdwijnen, maar de Ugo in jou
vond het een uitdaging, hij wou een boek, terwijl jij voldoende had aan het optekenen
van het gesprek dat je hield met jezelf dat nu ook je blog geworden is,.
Dit
was, wat jou betreft, de toestand vroeger, en na dertig jaar is er in feite,
wat er ook gedacht of gezegd wordt over je teksten, geen enkele geldige reden
om te stoppen. Toch nu nog niet.
Zo,
als je even terugblikt, ben je altijd blijven nadenken over wat er gebeurde in
de wereld, heb je altijd boeken gelezen, verrassende die je gelukkige momenten
bezorgden, andere waar je bij in slaap viel.
Je
vond openingen die, zo meende je toch, dicht de waarheid benaderden, al wist je
niet wat die waarheid wel was of zijn kon.
Je
las in de Bijbel over gebeurtenissen die van de hand Gods waren, maar je
twijfelde omdat deze niet strookten met het beeld dat je had van God. En toch
waren er die de Apocalyps lazen en ontcijferden en eruit puurden dat in het
jaar van nu het jaar van de Draak volgens de Chinezen - de wereld zal vergaan.
Jij las de brieven van Paulus en vernam aldus tot je verwondering dat hij, na
getroffen te zijn door de bliksem(!), naar Arabië was vertrokken om pas na drie
jaren Petrus en Jacobus op te zoeken in Jeruzalem. En je bleef je vragen
stellen hierover, tot je het meest vreemde boek las, wellicht ooit geschreven,
over het leven van Jezus en je dacht dat het een mogelijke opening kon zijn
naar de reden van Pauls verblijf in Arabië.
Je
las Boris Pasternak en Freeman Dyson, Fritjof Capra en Richard Feynman, je las
George Steiner en vele, vele anderen. En alles wat je dacht werd geschreven in
je hoofd en de woorden waren als gistende deeg in de trog en lieten je niet
los. Sommige van die ideeën werden opgetekend andere bleven ongeschreven en je
weet voldoende wat Pessoa zegt over wat in gedachten geschreven wordt.
En
je las Borges en wat hij wist over toeval en je las T.S.Eliot van wie schilfers
terug te vinden zijn in de weinige gedichten die je waagde te schrijven.
Je
las over de New Physics en je
ontdekte hierin een nieuwe Bijbel, ditmaal niet geschreven in woorden maar in
beelden die in te beelden waren.
En
door de dwingende osmose van de dingen aanwezig in je vingers, bleef je
schrijven al wist je wel dat je nergens uitkomen zou eigenlijk geldt dit meer
voor Ugo - je had de verwittiging nog maar pas deze morgen teruggevonden in een
hoop knipsels, zo uit Le Monde, het knipsel dat de reden is voor je
blog van vandaag:
Pourquoi écrit-on? Pourquoi des milliers de Français noircissent-ils du
papier à longueur dannée, sans la moindre garantie dêtre publiés?
Het
is een eenennegentigjarige schrijver, Roger Grenier, waarvan je nog nooit
hoorde, die deze gedachte opwerpt en wat hem zelf betreft, openlijk bekent:
Ecrire a tourné à lhabitude, pour ne pas dire à la manie. Une manie dans laquelle
je menfonce chaque jour davantage, de sorte quà présent, je suis incapable de
goûter aucune autre activité, aucune autre distraction.
Roger
Grenier haalt er de woorden van Beckett bij :
Schrijven omdat on nest bon quà
ça!.
Ik
weet dus aan welke ziekte ik lijd want ik ook, je ne suis bon quà ça.
Karel
25-01-2012, 00:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-01-2012 |
Terugblik |
Onder elke blog verschijnt de melding Geschreven door Ugo dOorde, het
is de fout van de beginner die ik was en die ik meedraag sinds 18 juli van
vorig jaar, de dag dat ik met een blog begonnen ben. Maar er zijn tot hier toe
meer teksten geschreven door Karel Mortier dan door Ugo dOorde, om deze reden
ga ik voortaan mijn blogs tekenen met Karel of met Ugo. Hoewel de lijn tussen
beide soms moeilijk te trekken valt want soms vloeien ze in elkaar.
Zo is Ugo nu begaan met een tekst over het laatste schilderij van Vincent
Van Gogh, een schilderij waarin hij Van Goghs afscheid van het leven meent te
lezen. Een van de komende dagen geef ik hem het woord en kan hij zich uitleven.
Ondertussen echter maak ik me zorgen over wat ik begonnen ben, een blog
bijhouden waar José Saramago aan de basis van ligt. En wel met één zin die ik
las in Le Monde, in verband met zijn
Cahier of Cuaderno, waarin hij op de dag van zijn 86ste verjaardag
schreef Ik omhels de woorden die ik schreef, ik wens ze een groot leven toe en
herbegin mijn schrijven daar waar ik het gelaten heb. Deze woorden werden
verspreid onder de vorm van blog.
Ik was toen, de dag
van 18 mei 2010, zo dwaas te schrijven:
Ik
ook omhels vandaag de woorden die ik schreef, wens ze een lang en groot leven
toe en ik begin nu, omdat ik niet kan stoppen met schrijven, mijn schrift, mijn cuaderno, dat doorlopen zal tot de dag
van mijn 83ste verjaardag. Zo hoop ik toch omdat ik hoop que Dieu me prètera vie jusque-là.
Maar op die
verjaardag ben ik niet gestopt, mijn wandeltocht in en met het woord liep
gewoon dag aan dag verder om van half juli van vorig jaar, in navolging van José
Saramago, dag aan dag, als blog te worden verspreid. Als een blok aan mijn been
schreef ik al eens.
Maar is het wel zo? Is het niet, omdat ik me wou laten opmerken en wel
als schrijver, als iemand die iets te zeggen had wat nog niet gezegd was, op
een wijze die nog niet gebruikt was, een Einzelgänger in de literatuur, zoals
elke schrijver er een denkt te zijn?
Ik mis mijn broer Daniël die veel te vroeg is weggegaan. Hij was mijn
mentor, hij zou me al lang gewezen hebben op mijn fouten, al lang gezegd
hebben, dan vooral wat De Adem van de Dagen betreft:
Man, stop ermee, je schrijft ouderwets over ouderwetse zaken op een
wijze die niemand nog interesseert. Je schrijft zoals een zondagsschilder aan
de Leie die zijn doek vult met fotografische koeien en bomen, met een kerktoren
middenin, zonder voldoende background, misschien met een vleugje Gilliams, een
vleugje T.S.Eliot, misschien, maar meer niet. De rest komt uit je
kleinburgerlijk zelf, en het ergste is, wat je schrijft is niet te begrijpen
voor de mens van vandaag, zoals het evenmin te begrijpen was voor de mens van
gisteren. Destijds, in je zelfgeborgenheid schreef je zonder argwaan, schreef
je omdat je hand stond naar het schrijven. Vandaag met dat fameuze blog van
jou, zijn er die je lezen, maar je schrijft vanuit je wereld naar je eigen
wereld. Je schrijft als vastgeketend op de contouren van een cirkel, langs je
lezers heen, je raakt hun klederen, maar je dringt niet binnen langs de poriën
van hun geest en evenmin van hun hart.
Zou hij dit zeggen tegen mij indien hij er nog was, en die andere broer,
Georges, die zwijgt, wat zou die kunnen zeggen: Man stop ermee maak dat ik in
jou nog mijn broer herken?
Karel
24-01-2012, 00:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-01-2012 |
Beckett over het Italiaans van Dante |
Mag ik vandaag nog even terugkomen én op Dante én
op Samuel Beckett, de man van dat prachtige Neither-gedicht, van een paar
dagen terug, om over te nemen wat hij in zijn Disjecta schrijft over het Italiaans van Dante:
Dante schreef in een volkstaal die door een denkbeeldige Italiaan, die
alles wat goed was aan dialecten van zijn land in zich had opgenomen, gesproken
had kunnen worden, maar die feitelijk zeer zeker niet gesproken werd of ooit
gesproken was.
En verder waar hij de vergelijking trekt tussen de
taal van Dante en deze van James Joyce:
Dante schreef wat in zijn eigen stad op straat werd gesproken terwijl
geen sterveling op aarde of in de hemel ooit de taal van Work in Progress
(Finnigans Wake) sprak. We zullen moeten erkennen, dat een internationale
verschijning in staat zou kunnen zijn haar te spreken, net zoals in 1300 een
interregionale verschijning en niemand anders - de taal van de Divina
Commedia had kunnen spreken.
We zijn geneigd te vergeten dat Dantes literaire publiek Latijns was,
dat de vorm van zijn gedicht beoordeeld zou worden door Latijnse ogen en oren,
door een Latijnse esthetica die vernieuwing niet duldde en die wel ontstemd
moest raken toen de zoetgevooisde elegantie van Ultima regna canam, fluido
contermina mundo, (ik zal van volmaakte landen zingen die grenzen
aan deze vluchtige wereld) werd vervangen
door de barbaarse directheid van Nel mezzo del cammin di nostra vita. Net
zoals Engelse ogen en oren de voorkeur geven aan Smoking his favourite pipe in
the sacred presence of ladies, boven Raucking his favourite turkvu in the
smukking precincts of lydias.
Je moet natuurlijk Beckett zijn, om sprekend over
de kracht van de taal, het Italiaans van Dante te gaan vergelijken met het
Engels(!) van Joyce. Echter, als ik het aantal taal-voetnoten zie bij mijn
Italiaanse tekst van de Divina Commedia
dan is het me duidelijk dat het Italiaans van Dante problemen stellen moet aan
de doorsnee Italiaan van vandaag. Zelfs al beweert Jacqueline
Risset dat un Italien contemporain peut encore, sans
difficulté excessive, lire la langue médiévale de la Comédie.
Wij ook zijn nog in staat
ons middeleeuws Nederlands te lezen maar of we het begrijpen zoals het hoort
begrepen te worden is een andere zaak.
Samuel Beckett: Disjecta,
Beschouwelijk Werk, 1999, Historische Uitgeverij, Groningen. Nederlndse
vertaling uit het Engels: Vertalerscollectief & Ronald Kuil, pag. 63. Jacqueline Risset: Dante écrivain ou lintelletto damore, Ed.Le Seuil ,1982.
23-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-01-2012 |
Spätstil |
Niets is moeilijker voor mij dan een andere te zijn, een soort Ugo
dOorde eigenlijk, waar haalde ik die naam? die in mijn Blog een boek aan
het schrijven is: De Adem van de Dagen.
Het is eigenlijk de adem van de geest in mijn dagen, maar ik verander
die titel nog, heeft hij me eens gezegd.
Maar tot hier toe werd er niets gewijzigd, hij denkt eraan, maar
ondertussen behoudt hij hem, zo is hij nu eenmaal.
Hij zit naast mij en hij zit niet naast mij. Hij beantwoordt aan wat ik
deze morgen las bij Stefan Hertmans over Catherine Pozzi, die
acht jaar lang de maîtresse was van Paul Valéry:
Ze wil de studie van Latijn, kwantumfysica, biologie,
filosofie en wat dies meer zij, zo met elkaar in verbinding brengen dat daaruit
een beeld van de materialiteit van de menselijke ziel tevoorschijn komt.
Ugo heeft alleen niet het Latijn met haar gemeen, hij heeft het Spaans
van Borges, maar hij ook wil filosofie bedrijven en hij ook zweert bij de
kwantummechanica en hij ook aanziet de idee een theologie te construeren die vertrekt vanuit de moderne fysica
als een bestemming, maar dan niet zijn bestemming.
Hij beweert zelfs dat de moderne fysica de nieuwe Bijbel is die
geschreven wordt. Hij heeft ook een eigenzinnig beeld over de schepping. Hij
waagt het zelfs te zeggen dat er nimmer een schepping is geweest, dat er
slechts een overgang is geweest van een potentieel, naar een reëel Universum
hij schrijft ook Universum met hoofdletter - en dat dit Universum in potentie,
er altijd is geweest.
Ik vraag hem dan of dit belangrijk is om weten, en hij antwoordt me: De
mens is er om alles te weten, zelfs wat hij nimmer kan te weten komen zoekt hij
te weten, het-zoeken-naar is een begin van de religie waar Catherine Pozzi haar
bestemming in zag.
Cest un drôle de bonhomme, mon Ugo.
Soms dringt hij aan om mijn plaats in te nemen in mijn blogs, de laatste
tijd echter is hij heel rustig, wat zijn schrijven betreft, het is alsof hij
zijn winterslaap doet. En hem op dat punt wakker maken doe ik niet.
Een andere zaak die mij bezig houdt is het feit dat deze van 1927 omheen
mij, sterven als vliegen, dit is cru gezegd, maar het is zo, zelfs deze van 28,
29 en 30 vallen er bij.
Ik sprak er eens over met Ugo. Man, antwoordde hij, wat denk je wel,
dat je zult schrijven tot je negentigste?
Ik dacht er op een avond over na en wel, ik zou die zekerheid wel durven
in bouwen. Maar dan, eens dat punt bereikt, zal ik dan niet gaan dromen mijn
punt te mogen verschuiven, nog verder de tijd, ce grand sculpteur van Yourcenar, binnen?
Als ik, zoals vorige donderdag, aan de Leie zit, vrienden omheen mij,
velen van mijn ouderdom, kijk ik over het water met de trouwe meerkoeten en de
wijde open grasvlakte met grote waterplassen en ver afgedreven meeuwen, is het
dan niet zo dat we ons allen onsterfelijk voelen op die ogenblikken, en waarom
zou dit niet, wat belet ons dit gevoel te hebben, te koesteren en zoals ik nu,
te voeden?
Stefan Hertmans, ik ook lijd aan Spätstil.
22-01-2012, 00:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-01-2012 |
Samuel Beckett: Neither |
Neither
to and fro
in shadow from inner to
outer shadow
from
impenetrable self to imprene-
trable
unself by way of neither
as between
two lit refuges whose
doors once
neared gently close, once
turned
away from
gently part again
beckoned
back and forth and turned
away
heedless of
the way, intent on
the one
gleam or the
other
unheard
footfalls only sounds
till at last
held for good, absent for
good from
self and other
then no
sound
then gently
light unfading on that
unheeded neither
unspeakable home
Het gedicht Neither van Samuel Beckett, werd door
mij geknipt uit de Standaard der Letteren
van 13 april 2001 en gekleefd in mijn dagboek. Ik heb het nu teruggevonden,
samen met de vertaling van Stefan Hertmans die ik echter niet zal overnemen.
Die vertaling kun je vinden
in dat warm en soepel in de hand liggend, schitterend geconcipieerd en
geschreven boek van Hertmans, Het putje
van Milete. Een bundel essays uitgegeven door Meulenhoff, Amsterdam, 2002, waaronder een
essay over dat wondere gedicht van Samuel Beckett.
Het essay van Hertmans over
het ontstaan van het gedicht van Beckett, de moeilijkheid bij het vertalen
hoe vertalen we neither en dan liefst
in één woord? en hoe hij Becketts woorden en de opgeroepen beelden
interpreteert, is gewoon een poëma op
zijn eigen. Voor mij is het een boek dat ik enorm waardeer, des te meer er ook
een essay in voorkomt over Maurice Gilliams die ook mijn leven, Stefan,
vergiftigde over de gentians
van D.H.Lawrence en over Jorge Luis Borges, die me ook veroverde met zijn Nueve Ensayos dantescos. Schrijvers
die ik zo maar voor het grijpen had bij een eerste kennismaking.
Mijn dank is groot, Stefan
Hertmans, ik zal je boek koesteren.
*
Het kostte me heel wat tijd
en je weet hoe een gedicht blijft bewegen in je geest, vooral als je het
herlezen gaat, om mijn versie van Becketts gedicht te schrijven.
Ik moet hierbij bekennen dat
ik het gedicht lange tijd gezien heb als een abstract schilderij in woorden,
met oninterpreteerbare vormen en kleuren. En het is gedragen door deze idee dat
mijn neither-gedicht is ontstaan.
Evenwel kan ik me
permitteren, Hertmans niet, een andere titel te verkiezen:
Noch
We zullen wel nooit
een neither-gedicht
schrijven
zoals Beckett het onverwoorde
te verwoorden wist, niet te begrijpen
omwille van zo alles zeggend
in niets-betekenende zinnen
alsof het Universum erin verscholen
en toch ook niet weergalmend
de dood
een abstract in woorden schilderij
waar
kleur en vormen weggelaten
om even maar wie we waren
We zullen wel nooit een neither-gedicht
schrijven, al wilden we om het ontzaglijke
van dit leven dat ons omkneld hier houdt
en toch bewegen
laat in een eigen eigenzinnigheid,
zo denken we
geen neither-gedicht om op te vallen
om er naar uit te kijken,
om er slapen mee te gaan,
onverlet, onverlaten, on-overeenstemmend
en toch zoekend
naar de zin van sterren en galaxieën,
beangstigend oneindig alles is,
en wij, innerlijk enorm nochtans
omdat we alles beluisteren, bekijken kunnen,
opentrekken, verzegelen en dichter brengen
tot ons binnen, en begrijpen, niet
te begrijpen kunnen, al wilden we.
'dan
o zo teder, zo losjes
het licht
wegdeemsterend
dat achteloos evenmin
niet uit te spreken
thuis'
Maar een neither-gedicht
zullen we wel
nooit schrijven, al wilden we
opstijgen kunnen om ons te verliezen
een nimmer te vergeten ogenblik.
21-01-2012, 04:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-01-2012 |
Les cafés de l'Europe |
En toch getrouw, mijn Blog!
Mijn hoofd steekt vol met
stukjes tekst die geschreven staan en deze die nog ongeschreven ronddolen in
mijn hoofd. Mijn probleem is exact te weten welke ik al schreef en welke hangen
bleven als gedachten. Na twee jaar wordt het stilaan een warboel, gezien er
geen lijn ligt in de verhalen die ik opdis, alles vloeit voort uit een woord,
een zin, en krijgt telkens en telkens een nieuw onderwerp. Zo was het gisteren,
zo zal het morgen zijn tot ik stilvallen zal, droog geschreven en gedacht, een
mallemolen, mijn arm hoofd.
Ik heb evenmin een vast
stramien voor mijn schrijven, soms gebeurt het vroeg in de morgen, soms laat in
de nacht; de dag is er voor andere zaken die soms veelvuldig zijn en altijd
tijdrovend.
Nu, heb ik al gezegd dat ik
dan toch een nieuw dagboek a page-a-day
diary heb besteld bij de Economist en dat ik dag aan dag erin aan het
schrijven ben. Dit is ook iets waar ik aan verslaafd ben, elke dag één
bladzijde vol pennen met mijn soms akelig geschrift.
Het is een blijvende investering,
een fysische, het blad vullen en een psychische, weten wat te schrijven. Al is
het dagboek zelve niet goedkoop en wordt het fiscaal niet gezien als een
uitgave.
Ik herinner me wat
Herman Brusselmans eens vertelde over zijn pen in de Morgen, hij schreef toen
op glanzend wit papier:
vooreerst
noteren in mijn schitterend handschrift, en daartoe maak ik gebruik, doch dit
heb ik al ooit eens gezegd, hoewel niemand, me dunkt, er van wakker zal liggen
als ik het nog eens zeg waar zat ik? Dat ik dus mijn immer opzienbare teksten
aan het glanzende etc. papier toevertrouw middels de Rolls Royce onder het
schrijfgerei, een Parkervulpen van meer dan 16.000 ballen,
Indien ik de prijs van mijn
dagboek zou bekendmaken, uitgedrukt in ballen, dan zou ik plagiaat plegen op
hem, wat ik zeker niet wil of niet wens. Heb al eens een Blog geschreven over
hem, ga er nu niet terug aan beginnen, al heb ik ook lang rondgelopen in zijn
stad en plaatsen bezocht, waar hij voorzeker ook rond hing en waar ik ooit Hugo
Claus ontmoette, die toen vertelde over Brueghel dat hij geen dommerik was, dat
Brueghel wist dat Icaros wel gevallen was, maar dat Dedalus toch verder
gevlogen was. Wat hij niet gezien had was het feit dat de dat de personages die
op het schilderij voorkomen, er aan te pas kwamen om te wijzen op de vier natuurelementen,
vuur, lucht, water en aarde, alsof hij, Bruegel, zeggen wilde, dat wat er ook
moge gebeuren de wereld verder draait, zoals de grote Ovidius het wist.
Maar dit zijn dingen die ik
zeker al verteld heb, is het hier geen herhaling, ik heb het toen zeker verteld
in dat bewuste café waar elke Gentenaar die zich respecteerde binnenliep. Het
was één van die cafés, waarvan George Steiner, in een essay Une certaine Idée de lEurope gezegd
heeft que les cafés caractérisent
lEurope. En mag ik, van zijn cafés, literaire
cafés maken?
20-01-2012, 00:48 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-01-2012 |
Stenen |
Las mijn laatste mail over
Dantes Limbo in canto IV - ondertussen als Voorgeborchte geschrapt door de Kerk
is er iemand ter plaatse geweest, die aartsbisschop misschien die een opera
heeft geschreven over de Divina Commedia? en daarna, eens in bed, even
Ouspensky nog en terug opgestaan omdat ik wist wat ik schrijven zou om als Blog
mijn wereld in te zenden. Iets van Ouspensky dat volledig strookte met wat ik
een paar dagen eerder had verzonden, dat elke substantie naast zijn fysische eigenschappen
kosmische zegt Ouspensky ook psychische eigenschappen bezit, zijnde een
zekere graad van intelligentie, of wat ik noemde, le dedans des choses.
Ik geloof dat de stenen die ik raapte
op mijn tochten in de bergen, in zich leven dragen, dat ze een uitstraling
hebben. En ik herhaal me als ik zeg dat het gezellen zijn geworden, kleine
tekens van het zijnde. Ik weet niet wat ermee zal gebeuren als ik er niet meer
zal zijn, maar ik hoop, en die hoop is groot, dat ze geëerd zullen worden zoals
ik het doe. Sommige ervan zijn als kleine beeldhouwwerken, zijn meer dan
kunstwerken omdat ze gebeiteld werden door de wind, het water en de eeuwen, en
omdat de vorm die ze aldus verwierven, kosmische vormen zijn.
Ooit raapte ik op het strand van
bij ons, een stuk kei op, duidelijk de kop van een vis waar een oog werd
ingekrast en een lijn voor de mond. Een silexsteen door de hand van een voorouder bewerkt, eeuwen
geleden, kosmisch geïnspireerd en inventief nagebootst, en waaraan ik nu,
geïnspireerd door Ouspensky, op zijn beurt geïnspireerd door Gurdjiev, woorden wijdt
die worden uitgedragen, de wereld rond, misschien gelezen als zijnde te ver
gezocht, als zijnde van een dromer, iemand met het hoofd in de wolken. Maar ik
herhaal, voor mij heeft die silex, hebben die stenen, de waarde
van een groot gedicht opgerezen uit het oneindige van de geest.
Het zijn stenen die ik zou
willen plaatsen in een glazen kast onder speciale belichting, als bewijsmateriaal
van wat kosmische kunst is, grootlevend en onvergankelijk. Ik zou die kast
plaatsen naast mijn boeken. De werken uit de kosmos naast de immense kracht van
het geschrevene dat van de mens in wording is.
19-01-2012, 00:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-01-2012 |
De Neerdaling ter Helle |
Ik had enkele opzoekingen te doen over Dante en viel
op een passage in de Divina Commedia
over wat me toch verraste - de neerdaling van Christus ter helle en het is de
gids van Dante, Vergilius die het aan Dante verteld als antwoord op de vraag of
er ooit iemand door zijn eigen verdienste of door de verdienste van iemand
anders, de Hel heeft kunnen verlaten om daarna een gelukzalige te worden?
Waarop Vergilius hem antwoordt
Toen ik hier nog maar pas was aangekomen,
heb ik hier een machtig iemand zien binnenkomen, gekroond en met het teken van
de overwinning .
Dan heeft hij, de gekroonde, met zich meegenomen:
de schaduw van de eerste vader, van zijn zoon Abel, en deze van Noah, van
Mozes, van Abraham de patriarch, van koning David, van Israël met zijn vader en
zijn kinderen en van Rachel voor wie hij zo lang dienen moest. En vele anderen
en allen maakte hij gelukzalig.
Maar ik wil dat je weet dat er vóór hen geen
menselijke zielen werden gered.
André Pézard in zijn Dante, Oeuvres complètes, vertaalt gekroond en met het teken
van de overwinning, door portant
couronne et pennon de victoire en voegt er aan toe : dat deze twee
details, couronne et enseigne, kroon en vaandel, te zien zijn op een fresco
van Giotto, in de arena van Padua, waar Christus, vergezeld van Maria Magdalena,
neerdaalt in het Voorgeborchte van de Hel, houdende in de hand een vaandel met
een kruis en met de woorden victor
mortis.
Heeft dit iets te maken met wat Dan Brown vertelde
over Maria Magdalena die naast Christus zat op Da Vincis Laatste Avondmaal?
Io era nuovo in questo
stato / quando ci vidi venire un possente /
con segno di vittoria coronato ( Inferno, canto IV: 52-54).
18-01-2012, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-01-2012 |
Het Atoom |
Het is de
Blog van José Saramago, achteraf gebundeld in zijn Cuaderno, die me inspireerde om ook een Blog aan te maken. Hij ook was
begaan met wat er is of wat er gebeurt achter het zichtbare, binnenin het
onzichtbare. Atomen en subatomaire deeltjes, zegde hij, zijn immers de
uiterlijke vorm van wat onzichtbaar erin aanwezig is.
Als ik
mijn Blog van gisteren begon met de drie eerste woorden van de Bijbel dan is
het omdat ik uiteindelijk komen wou tot de vraag naar lo que es escondido van Saramago, naar wat er binnenin het atoom
gebeurt, niet zo zeer om te weten wat er is. Want mijn besef dat er binnenin
het atoom, binnenin de quark, binnenin het minimaalste deeltje, Iets moet zijn dat
leeft, is me voldoende.
En ik
ontken niet dat het leven erin, de energie erin, dat het dit is dat me bezig
houdt, het element of de factor die we God zouden kunnen noemen, maar dan een
God die geen nood heeft aan enige ceremonie of gebed. Hij heeft er geen
behoefte aan, Hij vraagt er niet naar. Hij is wat is!
Saramago
wist dit op zijn manier, maar hij was wijzer dan ik, hij vond het voldoende te
zeggen dat er iets is binnenin het atoom, omdat hij en ik niet - God uit de
weg wou gaan. Omdat hij atheïst was, zo zegde hij toch, en hij hield het bij iets
dat onzichtbaar is.
Echter
als het Onzichtbare er IS, dan is het er, en dan wil ik een poging doen het te
noemen.
Zo, ik
blijf me situeren in het domein van het Onzichtbare, het domein van le dedans des choses waaruit alles is
ontstaan en alles blijft ontstaan. En doordringen tot wat onzichtbaar is, is
een blijvende noodzaak voor de wetenschap en voor de mens.
Ik heb
het voorbeeld van Richard P. Feynman die schreef
To find out more about what holds the nuclei together,
many experiments were made in which protons with higher and higher energies
were smashed into nuclei. It was expected that only protons and neutrons would
come out. But when the energies were sufficiently large, new particles came out
It soon became clear that the number of particles in the world was open-ended,
and depended on the amount of energy to break apart the nucleus. There are over
four hundred such particles at present. We cant accept four hundred particles;
thats too complicated!
Echter dit is wat het zichtbare element betreft, wat
belangrijker is, is te weten wat er aanwezig is aan kennis binnenin die vier
honderd verschillende soorten deeltjes.
Pas daar begint mijn probleem.
17-01-2012, 06:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-01-2012 |
Bereshit bara elohim |
Het zal moeilijk lezen zijn misschien, even moeilijk als wat ik lees bij
Stefan Hertmans die zich echter vergist wat het Arcadië van Dante betreft,
zoals ik me kan vergissen wat mijn woorden betreft. Maar.
Het gebeurde lang
geleden, echter zeker is het, dat een schrijver-filosoof in onuitwisbare inkt
in het Hebreeuws neerschreef: bereshit
bara elohim.
Waarmee hij op een duidelijke wijze stelde dat het Elohim was die alles
geschapen heeft.
Het verhaal van Bereshit bara elohim werd in duizend
andere talen omgezet en omschreven als in
den beginne schiep God. Wat God schiep werd het Universum, het zichtbare,
Hijzelf was en bleef onzichtbaar in het zichtbare.
Een andere
schrijver-filosoof, ging heel wat verder en hij schreef: in den beginne was het Woord. Hieruit ontstond al wat is en zijn
zal, ook de mens.
En de mens zou de
mens niet zijn ware het niet dat hij op zoek ging naar wat uit het Woord kon
zijn ontstaan. En de mens kwam tot het besluit, dat het Universum was ontstaan
uit de meest minimale deeltjes en wat meer is dat deze deeltjes, hoe klein en
onzichtbaar ook, wisten wat ze te doen hadden, opdat een Universum zou
ontstaan dat de mens zou voortbrengen.
De vraag of deze
minimale deeltjes er waren in den beginne of er niet waren blijft nog steeds
onbeantwoord.
Waren ze aanwezig in
den beginne, dan waren ze er, ofwel samen met het Woord, ofwel waren ze de
materiële vorm van het Woord.
Waren ze er samen met
het Woord dan was er én het Woord én de deeltjes als Universum in potentie.
Waren ze de materiële
vorm van het Woord dan was er in deze materiële vorm een Universum in potentie aanwezig. Een Universum dat het Woord
was. En dit Universum dat het Woord was is gebleven, of Universum = het Woord.
Hierover kan een
gedicht geschreven worden dat echter geen schijn van kans zou krijgen afgedrukt
te worden in de Standaard als
één van de vijf beste gedichten van het voorbije jaar.
En waarom ook zou het
een kans moeten krijgen, het zijn maar wat gissingen die ik schreef en zullen gissingen
blijven. En zelfs ware het de Waarheid die ik, niet vandaag maar vorig jaar al,
en vele jaren er voor al vertelde, telkens en telkens, herkauwd en opnieuw opgediend.
Al ligt er nu niemand
wakker van wat er in den beginne was, toch dit:
Genesis
In den beginne was het Woord,
maar het Woord zelf, kende geen begin
zodat het ook geen einde kennen zal.
Een substantie was het,
een subatomair gewemel
inhoudelijk geladen
met een Universum in potentie
vóór het Universum was.
Niet te tellen vormen
zijn hieruit tot stand
gekomen,
in elkaar geschoven en vergroeid.
En alle vormen die ontstonden
zijn delen van het Woord,
en alle delen, in hun totale totaliteit,
zijn dragers van wat was
en dragers van wat komen zal,
Dit was in den
beginne
dat begin gebleven
is, want niets is af
en niets is dat niet bewegend is
naar buiten als naar binnen
in een mateloze complexiteit.
En het Woord had een
zichtbare vorm
en een vorm die onzichtbaar was,
maar niemand was er om te getuigen
van wat zichtbaar was, en niemand
om te noemen wat onzichtbaar was.
Schrijf ik een vervolg hierop om ooit uit te
komen in een lang Genesis-gedicht?
Wie weet?
16-01-2012, 00:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-01-2012 |
Stefan Hertmans en andere schrijvers |
Iedere zichzelf respecterende schrijver schrijft om
van zijn leven sporen na te laten, om zijn naam te bestendigen, in schijn en in
wezen, kortom om de dood te tarten. En iedere schrijver die deze drijfveer
ontkent of ridiculiseert jokt.
Ik kan er me in terugvinden, het is wellicht de reden waarom ik ben
beginnen te schrijven, iets na te laten
na mijn dood. Het bewijs achter te laten dat ik geleefd heb en vooral hoe ik
geleefd heb. Of wie ik was en hoe ik nadacht over het zichtbare en het
onzichtbare van de dingen, vooral over deze laatste kant, zijnde mijn neiging
naar het metafysische, naar het transcendente.
En ik lees hierover bij Stefan Hertmans in zijn essay Locus amoenus, waarin
hij Plato citeert als zou de literatuur, het schrijven, een dubbelzinnig
geschenk van de goden zijn, zowel geschenk als vergif. Zo vond Socrates,
schrijft Stefan Hertmans, en hij zal het zeker weten, dat schrijvers hun
geheugen minder oefenen, daardoor lui worden en dat het geschrevene de bezieling mist van de levende spreker en
het moment.
Ik denk echter dat we Socrates wel kunnen tegenspreken, het geschrevene
komt er pas na rijp beraad, is de bezieling er niet, het is toch overdacht en
kan herroepen worden en uitgeklaard en ook het moment van de eerste versie is
er altijd.
Ik ga hiermee Hertmans verlaten, na gezegd te hebben dat zijn werk een
heerlijk stuk hoogstaande literatuur is. Waar, als ik me goed herinner,
destijds in de Standaard der Letteren niet over geschreven werd zoals het boek
het verdiende. Ik heb er heel wat bij geleerd en heb het met inzet gelezen,
want die is er nodig. Het is een boek om te koesteren.
Maar ik wou nog iets in meer zeggen, twee zaken nog:
Een eerste is dat ik soms teruggrijp naar de teksten die ik in 2010, dag
aan dag, geschreven heb en op het einde van het jaar gebundeld heb in tien
exemplaren die ik heb uitgedeeld. Weinig talrijk dus zijn zij die een bundel
ontvingen. Ik permitteer me dus van tijd tot tijd een tekst terug te halen, te
herzien en aan te passen en het helpt me vooral om geen dag over te slaan wat
mijn blogs betreft.
En een tweede zaak heeft er betrekking op. Hoe zou je reageren indien ik
van vandaag op morgen stop met mijn blogs?
Wel ik volgde dagelijks een blog die kort en goed was, niet zo gewild
literair als die van mij. Maar een blog dat levendig was, en steeds voorzien
van foto of tekening. Wel dit blog viel stil en, na veertien dagen mis ik het
nog steeds en hoop ik dat het terug eens zal opduiken.
Iemands blog regelmatig lezen schept een band die heel bijzonder is en
ik begrijp heel goed dat er gevoelens bij te pas komen die evenmin te bepalen
zijn.
Zou je mijn blog ook nog missen na veertien dagen?
15-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-01-2012 |
A fairy tale |
A
fairy tale
Just
before I awoke, I had a silly but lovely dream. I was sitting in her car and we
were driving through a dark wood on a one way road, a wood as dark and as wild
as the one of Dante.
I
felt that something was growing between us, growing and growing, a feeling that
couldnt be taken away any more. My arm was on her shoulder and when she
suddenly stopped, we kissed. I felt her lips on mine, wet and o so soft. There
was a white cottage next to the road, with a door wide open, and a man sat on the
roof with a broom in his hand, smiling and people were passing by and were
looking at us. But we didnt mind it.
The
next moment, I remember, I was over her in her sea of softness and a feeling of
great happiness came over me. She said something but I didnt understand, if
she asked me not to move or that it never should come to an end. It was as I
see it now, surprisingly unforgettable.
The
next day he met her in a coffee shop.
I
dreamt of you yesterday morning before awaking, she said.
Yes,
he said, I think I know.
We
were driving in a car, in a dark wood, your hand was on my shoulder and
suddenly we kissed and you were over me.
Yes
he said I do know
O,
she said.
Yes,
I dreamt the dream you dreamt, we are one and the same person, I was you and
you were me.
I
know, it has always been like that she said. We cant be separated anymore,
nothing can stand between us.
Indeed
nothing, he said.
Its
a fairy tale she said.
No,
but it only happens once in a lifetime, it wasnt a fairy tale. Ill have or
look it up in one of Carl Jungs books.
Do
it she said; But I am happy now and Jung cant give me more happiness then I
already have.
You
never know he said, maybe it has a special meaning something Jung didnt
think of.
Never
mind she said, I am very happy now. Ill lock it up.
Do
it he said, do it, lock it up for the rest of your days with a double turn of
the key.
The
sound of his voice was changing when he felt that her happiness was flowing
into him.
What
are you going to do about it she said.
I
dont know yet, he said, maybe I am going to tell it to the world.
The
world doesnt mind she said, tell it to your God.
He
knows it, it is written in His Book he said, it stands written in His Book
since the beginning of the Universe.
O,
she said, That long.
Yes
he said, and it cannot be erased.
No
she said Never.
Shall
we have another cup of tea? he asked.
No
she said, a kiss.
14-01-2012, 00:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-01-2012 |
Vier uur in de morgen |
Recht op veel slaap heb je
niet als je een Blog te onderhouden hebt. Je wordt voortdurend op de hielen
gezeten door woorden en zinnen en verhalen. Vandaag zou ik iets kunnen zeggen
over het débâcle waar de Euro op afstevent; over de recensie van Luuk Gruwez
over de dichtbundel van Paul Demets, Bloedplek,
niet over de bundel zelf maar wat Gruwez er over te zeggen heeft; over de essaybundel
van Stefan Hertmans, die ik bij gebrek aan leesbehoefte op zij heb gelegd, en
last but not least over de gedichten die ik enkele jaren terug heb geschreven
en nimmer het daglicht zagen.
Ik schrijf dit heel vroeg in
de morgen en ik weet dat ik pas vanavond of vannacht mijn bed zal terug zien. Ik
denk dan aan Amélie Nothomb die eens zegde/schreef dat ze elke morgen om vier
uur opstaat om te schrijven, en ik weet dat dit het goede moment is, vooral als
men werkt aan een roman. Het is inderdaad een grote geruststelling het
dagelijkse van de dag in te gaan met het gevoel dat wat gebeuren moest al
gebeurd is of, wat mij betreft dat de tekst van mijn Blog al klaar ligt om laat
op de avond na een laatste herziening te worden ingelogd.
Dit is wel niet altijd het
geval maar vier uur in de morgen is het uur van de stilte, de woorden komen
ongerept, je hebt ze maar te plukken om s avonds verbaasd te zijn ze terug te
ontmoeten.
13-01-2012, 00:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-01-2012 |
Het Afrikaans Masker |
Enkele weken geleden belde op
een namiddag, Monique aan, een vriendin van mijn echtgenote. Ze stond daar met
een grote doos zonder deksel waarin, naar ik dacht, iets levend zat. Ik vroeg
haar of het een konijn was dat ze binnenbracht of een kat, maar ze zegde me even te
wachten en ze plaatste de doos voorzichtig op de tafel en haalde er een ding
uit, in wit papier ingepakt, ze nam zonder een woord te zeggen het papier er af en er kwam een prachtig,
op het eerste zicht angstwekkend Afrikaans masker te voorschijn.
Ze gaf het niet als een
geschenk, zo voelde ik het toch, neen, ze stak het gewoon binnen alsof ze er van
af wou zijn, alsof ze het gevoel had een heiligschennis te hebben begaan door
het te kopen en ze het nu zo vlug
mogelijk kwijt wou.
De volgende dag, vroeg in de
morgen belde ze mijn echtgenote om haar te zeggen dat ze van gans de nacht geen
oog had dicht gedaan, dat het masker voortdurend in haar hoofd speelde en dat
ze spijt had het te hebben binnengebracht bij ons. We moesten het maar
doorgeven aan de kinderen als het ons niet beviel.
En het beviel ons niet.
Diezelfde dag vond mijn vrouw dat er een beeld naast het masker stond we
hadden het laten staan waar Monique dacht dat het best zou passen dat het masker er niet
naast hoorde. Ze ging om het te verplaatsen, haperde in een tapijt en
viel. In de spoedafdeling van het ziekenhuis stelde men vast dat er iets
gebroken was in haar rechterarm.
Een paar dagen later viel de helft van de zware spiegeldeur van de vestiaire in de hall, uit haar haar hengsels en kon ik
ze nog juist tegenhouden om niet op de grond te vallen. En nog enkele dagen
later sprong een vulsel uit mijn hoektand. We hebben dan het masker, dat
ondertussen niemand wenste in huis te nemen, terug in de doos gestopt waarin
het werd binnengebracht en de doos geplaatst (voorlopig) in een hoek van de
ongebruikte kamer boven. Wat eigenlijk evenmin geruststellend is.
Het is nochtans een prachtig
stuk en het heeft niets dreigends over zich, het is een gelaat met spleten als
ogen, een hoekige mond en neus en krachtige lijnen die eerst de ogen omkringen
en daarna in evenwijdige lijnen het ganse gelaat bedekken.
Er nu over schrijvend denk ik
dat we verkeerd handelen, denk ik dat we er beter aandoen het een ereplaats te
geven in een of andere kamer en het zeker niet te zien als een vloek maar het te behandelen met respect, als een waardevol kunstwerk, want dat is het, en dat
wat er gebeurde een verwittiging was, een verzoek het in huis op te nemen als
een gezel, een huisgenoot en het masker te behandelen als dusdanig.
Het opgeborgen te laten in
het duister van een kartonnen doos ergens in een hoek van het huis is zeker niet
de oplossing.
IK
ben er nog eens langs gegaan alvorens af te sluiten en ik had de indruk dat er al
een begin van glimlach te zien was om de ogen.
12-01-2012, 01:30 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-01-2012 |
De Adem van de Dagen (18) |
Nogmaals, ging hij niet te ver, was hij niet te veel ingesteld op gevoelens
die leefden in hem, was hij niet te vernieuwend al het bestaande terzijde
schuivend, en te vervangen door het geloof in een alles omvattende Geest,
aanwezig in de minimaalste particules,
als aanwezig in alle geledingen van het levend Universum; die ons omhult, ons
levend houdt, ons gevormd heeft als deel van die Geest tot denkende zelfbewuste
wezens.
Hoe
gemakkelijk is het niet alle vragen opzij te zetten, de pauselijke Veritatis Splendor van jaren terug te
herlezen en te aanvaarden en te leven en geloven zoals het gevraagd wordt,
blindelings vertrouwend in wat de Kerk en de Geschriften ons voorhouden.
Geloven om te begrijpen zoals de Heilige Bernardus het wel zal gezegd hebben,
en niet zoals Abelard, die wou begrijpen om te kunnen geloven.
Zijn hoop is dat hij er in slagen zal, zijn
jarenlange zoektocht, zijn hunker naar het Andere, of die Sehnsucht nach dem ganz Anderen, zoals Max Horkheimer het zou
geformuleerd hebben, gestalte te geven.
Hij dacht, je hebt al die
tijd een gesprek gehouden met jezelf en deze gesprekken opgetekend in je
dagboeken. Je leefde in boeken. Je legde gegevens naast elkaar en vond
openingen naar andere structuren die naar je meende dichter bij de waarheid
lagen, al wist je niet wat die waarheid wel was of zijn kon.
Je las over de New Physics en je vond dit een nieuwe Bijbel,
ditmaal geschreven in gegevens en niet in woorden die vertaald dienden te
worden. Je las over bepaalde gebeurtenissen dat die van de hand Gods waren maar
je twijfelde omdat Hij tezelfdertijd bezig was met het tot stand brengen van
een nieuw melkwegstelsel in de Orionnevel.
Je las in de brieven van
Paulus dat hij na getroffen te zijn door de bliksem, onmiddellijk naar Arabië
is gereisd om er drie jaren te verblijven en pas daarna Petrus en Jacobus, de
broer van Christus, is gaan opzoeken in Jeruzalem. Je las bij Kamal Salibi over
Kyriat Arba en Makfella, dat deze dorpen, waar Sarah en Abraham begraven
werden, in Saudi Arabië gesitueerd waren.
Je vond dat Stonehenge heel
wat gemeen had met onze eerste gotische kathedralen. Je las Boris Pasternak en
Freeman Dyson, Fritjof Capra, Richard Feynman en George Steiner en vele, vele
anderen.
En alles wat je las of dacht
bleef, zoals deeg in de trog, gistend in je hoofd, soms opgetekend in je
dagboeken - er staan er meer dan dertig in het rek tegen de muur van de
woonkamer of bleven niet meer dan gedachten, en je weet wat Pessoa zegt over
zaken in gedachten geschreven.
Je las Borges en wat hij dacht
over toeval en je las T.S.Eliot en je dacht dat hij de grootste onder de
moderne dichters was.
En wat van de boeken was, van
de gebeurtenissen in je leven was, werd door de dwingende krachten van de geest
in jou, overgebracht naar je hand en je vingers en over het papier als je
schreef.
De man en zijn dagboek, de
man en zijn dans van woorden, alsof hij ademde in woorden en woorden in osmose
over zijn witte bladen werden uitgestrooid en dit, zijn leven was, de adem van
zijn dagen.
11-01-2012, 00:26 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-01-2012 |
Sparagmos |
De drang tot
schrijven is altijd in mij aanwezig geweest. IK ben nooit geweest, hoe ver ik
ook terugga, dat die drang er niet was. Dus, als ik mijn blog opgeef kom ik
niet in een donker gat, noch in een doka
terecht, alleen zal de dwingende kracht die mijn blog me oplegt verdwijnen en
zal ik zoals voorheen gaan schrijven als het me past, wat geen goede methode
is, verre van.
Ik stel
wel vast dat het boek dat ik tussendoor tracht te schrijven minder aandacht
krijgt, dat ik meer wakker lig van mijn Blog dan van mijn boek, wat een rem
betekent voor het vorderen van mijn boek.
De twee komen
voort van een ik-persoon en een hij-persoon, en Luuk Gruwez in zijn laatste
recensie wijst,
onrechtstreeks weliswaar, op het gevaar waaraan iemand zoals ik is
blootgesteld, namelijk de fase waarin de held ervaart hoe zijn persoonlijkheid
desintegreert wat, leert me Gruwez, in de Griekse tragedie sparagmos heet.
Nu sparagmos of niet, ik denk dat mijn persoonlijkheid
niet geleden heeft onder die ik- en die hij-persoon. Ik weet alleen dat deze
laatste vorm me beter past dan te beginnen met mezelf uit de doeken te doen
ik weet nu ook dat mijn dochter Ann niet graag de hij-vorm leest trouwens als
ik over mij schrijf kan ik niet zeggen dat ik, zoals Dante, uit een donker bos
una selva selvaggia e aspra e forte -
te voorschijn kom. En ik heb evenmin een Luikse bollenkast waarin ik, geborgen
in een geheime schuif het boek vond van Fabre dOlivet, het boek waar ik nog
iets zal over zeggen in mijn komende Adem van de Dagen, en dan nog iets heel
belangrijks.
Alle teksten
ontstaan onvermijdelijk uit en worden gedragen door mijn gemoedstoestand die
bepalend is en voor wat ik schrijf en wie het schrijft, ik of die andere in mij,
die ik ook ben en ook de andere is.
Begrijpe die
me begrijpen kan.
10-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-01-2012 |
Dante: il piè fermo |
Het gebeurt dat ik op ogenblikken van stilte, denken
ga in kleuren en vormen. Niet dat ik tekenaar of schilder ben - al doe ik het
wel graag - maar ik tracht dan toch er een Spielerei van te maken.
Als ik dan verneem dat mijn blogs soms moeilijk te
begrijpen zijn, waar ik het mee eens ben soms staan de zinnen geschreven
zonder dat ik het besef dan wil ik wel een ademruimte inlassen én voor mij én
voor mijn lezers, en hen verrassen met een lichter aspect van mij.
Mijn bedoeling was hier een tekening aan toe te voegen
maar de Blog-Computer neemt mijn tekening niet aan wat ik jammer vind.
09-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-01-2012 |
De Adem van de Dagen (17) |
Hij kende van in zijn
jeugd het geweld van de wind in de bomen, het buigen van de kruin, de takken
zwiepend tegen elkaar, een bewegende massa die hij aanvoelde als een symfonie
van verwarrende geluiden, maar nog meer als een vortex van het grote leven. Hij
herinnerde zich een gebeuren uit zijn jeugd. Op een avond was hij te lang bij
een vriend gebleven en in plaats van, in het naar huis gaan de gewone baan te
volgen, had hij een kortere weg genomen door het bos, ondanks, of misschien
omwille van het geweld van de wind. Het was volle maan en de wolken schoven met
een enorme snelheid door de luchten. Het bos was een levend bos, het was alsof
de bomen onder elkaar ruzie maakten en hij raakte er door verward en schreeuwde
uit alle macht tegen die stemmen op. Was het uit vrees of was het omdat hij
zich voelde leven?
Hij dacht aan dat
kleine voorval terug, midden in de nacht en midden in een enorme wind die over
het huis gierde en stormde in de bomen. Hij was opgestaan omdat er beneden een
deur open en dicht sloeg, zo dacht hij toch. En was gaan neerliggen, in een
deken gewikkeld op de sofa voor de haard, luisterend naar de gierende wind in
de schouw en denkend dat het huis heen en weer bewoog in de storm.
Hij ontwaakte uit een
angstwekkende droom, die hij onmiddellijk totaal vergat. Hij voelde zich
beneveld door de rust van het oude huis nu de storm was uitgeraasd en er was de
roep van het bos waaraan hij plots niet kon weerstaan. Ongewassen en ongeschoren
en zonder te ontbijten trok hij mantel en botten en was hij buiten in de
bijtende kilte van de morgen.
Qui rate les aubes, rate sa vie, had
hij eens gelezen bij Louis Pauwels een zin die hij teveel gebruikte - maar hij
wist dat dit een groot moment van de dag was, buiten te zijn in het eerste
licht dat aan de struiken en de takken kleefde, de luchten weerspiegeld in het
water van de bijna dichtgegroeide vijver met de stenen bank waar hij zat te
schrijven in de lente en de zomer en tot ver in de herfst. Hij drong diep door
in het bos, langs een modderige wegel, die bestrooid lag met stukken hout.
Enkele bomen waren ontworteld en hingen tegen andere bomen aan. Hij was nu al
diep in de geborgenheid van het bos. Hij dacht aan het begin van de Divina Commedia - was het nog een deel van zijn droom? wat als ik blijf
verder gaan, dacht hij, wat als ik uitkom bij een heuvel en deze wil opgaan zo dat de steunende voet steeds de laagste
is, of wat is de betekenis van dit fameuze versvan
Dante?.
De zware winden
hadden de aarde geopend en de rottende bladeren omgewoeld. De lucht was gevuld
met de geur van humus en hout. Hij dacht, dit bos hier is mijn gebed, mijn
verbondenheid met de levende natuur, mijn verbondenheid met wat niet te noemen
is, maar hier, meer dan op andere plaatsen, aanwezig is, tastbaar is. Het is
een gebed zonder woorden, zonder lofzangen, zonder wierook, zonder brandende
kaarsen maar het is de adem en de geest van de kosmos.
Hij wist dat dit een
zin was die hij zou neerschrijven, eens aan zijn tafel gezeten, deze zin over
wat een gebed zonder woorden kan zijn, zijn ganse wezen opgenomen en vermengd
met wat hij het ongerepte van de kosmos wil noemen, en wie kosmos zegt, denkt
God.
Maar dan niet een God
getekend in wetten en dogmas, maar de geest van de mens levend in het Woord
dat in den beginne was, en niet anders te noemen is en ook, het Woord levend in
de geest van de mens. Al weet hij niet hoe hij dit, over ruimte en tijd heen,
op een andere wijze formuleren kan.
En hij zit goed, hij
vermoedt heel sterk dat het Woord van Johannes, het Woord was van een in het
Grieks denkende en schrijvende auteur, geïnspireerd door Plato en Aristoteles
en vele anderen, die allen heel wat gemeen hadden met de ideeën van Egyptische
priesters, met ideeën komende uit het Oosten; de ideeën van Lao Tzu, die wist
dat alles ontstaan is uit Tao en niet
anders te omschrijven is dan als Tao. Of het Woord dat niet anders te
omschrijven is dan als het Woord.
En hij weet in alle
poriën van zijn geest dat dit een begin van waarheid is, of dan toch een begin
van de waarheid is, die kan neergeschreven worden als, alles is ontstaan uit Tao of alles is ontstaan uit het Woord.
En de Oosterse herkomst van die eerste zin
van Johannes wordt nog versterkt door het feit dat de beschrijving van het
Hemelse Jerusalem uit de Apocalyps, een afspiegeling is van de mandala van het
Paradijs van Vaikuntha, de hemelse woning van Vishnu, zoals het beschreven
staat in de Skanda Purâna.
Het parallellisme van deze mandala met de
voorstelling van het Hemelse Jerusalem is te frappant en het is het nog meer
als beide teksten vergeleken worden. Dit weet hij omdat hij Titus Burckhardt las
wiens boek hij ontdekte in la chambre des
preux van die oude chalet in Grimentz, dat kleine dorpje in de Valais.
En dacht hij, is er
wel een grotere zin om een boek, welke het ook moge zijn, te beginnen, als: In den beginne was het Woord. Au commencement était le Verbe. In the beginning was
the Word?
Hij kan deze zin
omschrijven als in den beginne was er de onhoudbare drang om te ontstaan, om
materieel en tastbaar open te bloeien. En deze drang is gebleven. Het Universum
dat nog steeds wordende is, is er het teken van, het teken van het Eeuwig
Bewegende, het teken van wie of wat maar al te gemakkelijk God wordt genoemd.
Na zijn tocht door
het bos van deze morgen heeft hij Burckhardt uit zijn rek gehaald en in de
valavond in één ruk zijn gedachten opgetekend, niet zoals hij ze al wandelend
had geschreven in zijn hoofd, maar de essentie is er om de Oosterse oorsprong
van de zin van Johannes te onderlijnen.
Nu is van deze
merkwaardige dag de avond gevallen, de tinten in de tuin zijn blauwgrijs
geworden en als hij herleest wat hij geschreven heeft, vraagt hij zich af of
hij niet te ver is gegaan, geen te hoge vlucht heeft genomen en dan ook en
vooral of hij met deze woorden geen vrienden kwetsen zal waarvan hij weet hoe
diep hun geloof geworteld zit. Zelfs al weet hij van hen dat dit diep geloof
soms met twijfel besprenkeld wordt.
Maar hij is tot het
besluit gekomen dat de geest van de middeleeuwen verloren ging, dat het
religieus-kosmische van de gotische kathedralen onbegrepen achterwege werd
gelaten, geen aandacht meer krijgt omdat de wereld van vandaag geregeerd wordt
door het materiële, door het zichtbare.
Het Latijn werd
geschrapt en vervangen door de taal van het volk, de Gregoriaanse gezangen die
ons raakten in de geest, vervangen door gezangen zonder sfeer, zonder
draagkracht. De priester houdt de rug gekeerd naar het oosten, terwijl hij
vroeger, toen voor de mens het onzichtbare zichtbaar was, duidelijk wist dat
alle krachten uit het oosten kwamen en dat hij het was die deze krachten opving
om ze door te geven aan zijn gelovigen.
Of, de woorden van de
mis te zichtbaar geworden nu en het dagelijks brood voor de geest dat we
vragen - want dat hebben we het meest nodig - bereikt ons niet meer. Weliswaar
ook omdat we niet ontvankelijk meer zijn voor de woorden en omdat de denkende,
levende mens, de naar spiritueel voedsel hijgende mens in een stroomversnelling
is terechtgekomen waarin het materiële en het tijdelijke de bovenhand hebben.
Hoe komen we hier nog
uit?
Titus
Burckhardt : Symboles, Recueil dEssais, Arche, Milano 1980, p.29.
Le
parallélisme avec notre image de la Jérusalem céleste est frappant; il est encore plus explicite lorsquon
compare les textes sacrés correspondants.
08-01-2012, 01:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |