xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het zal moeilijk lezen zijn misschien, even moeilijk als wat ik lees bij
Stefan Hertmans die zich echter vergist wat het Arcadië van Dante betreft,
zoals ik me kan vergissen wat mijn woorden betreft. Maar.
Het gebeurde lang
geleden, echter zeker is het, dat een schrijver-filosoof in onuitwisbare inkt
in het Hebreeuws neerschreef: bereshit
bara elohim.
Waarmee hij op een duidelijke wijze stelde dat het Elohim was die alles
geschapen heeft.
Het verhaal van Bereshit bara elohim werd in duizend
andere talen omgezet en omschreven als in
den beginne schiep God. Wat God schiep werd het Universum, het zichtbare,
Hijzelf was en bleef onzichtbaar in het zichtbare.
Een andere
schrijver-filosoof, ging heel wat verder en hij schreef: in den beginne was het Woord. Hieruit ontstond al wat is en zijn
zal, ook de mens.
En de mens zou de
mens niet zijn ware het niet dat hij op zoek ging naar wat uit het Woord kon
zijn ontstaan. En de mens kwam tot het besluit, dat het Universum was ontstaan
uit de meest minimale deeltjes en wat meer is dat deze deeltjes, hoe klein en
onzichtbaar ook, wisten wat ze te doen hadden, opdat een Universum zou
ontstaan dat de mens zou voortbrengen.
De vraag of deze
minimale deeltjes er waren in den beginne of er niet waren blijft nog steeds
onbeantwoord.
Waren ze aanwezig in
den beginne, dan waren ze er, ofwel samen met het Woord, ofwel waren ze de
materiële vorm van het Woord.
Waren ze er samen met
het Woord dan was er én het Woord én de deeltjes als Universum in potentie.
Waren ze de materiële
vorm van het Woord dan was er in deze materiële vorm een Universum in potentie aanwezig. Een Universum dat het Woord
was. En dit Universum dat het Woord was is gebleven, of Universum = het Woord.
Hierover kan een
gedicht geschreven worden dat echter geen schijn van kans zou krijgen afgedrukt
te worden in de Standaard als
één van de vijf beste gedichten van het voorbije jaar.
En waarom ook zou het
een kans moeten krijgen, het zijn maar wat gissingen die ik schreef en zullen gissingen
blijven. En zelfs ware het de Waarheid die ik, niet vandaag maar vorig jaar al,
en vele jaren er voor al vertelde, telkens en telkens, herkauwd en opnieuw opgediend.
Al ligt er nu niemand
wakker van wat er in den beginne was, toch dit:
Genesis
In den beginne was het Woord,
maar het Woord zelf, kende geen begin
zodat het ook geen einde kennen zal.
Een substantie was het,
een subatomair gewemel
inhoudelijk geladen
met een Universum in potentie
vóór het Universum was.
Niet te tellen vormen
zijn hieruit tot stand
gekomen,
in elkaar geschoven en vergroeid.
En alle vormen die ontstonden
zijn delen van het Woord,
en alle delen, in hun totale totaliteit,
zijn dragers van wat was
en dragers van wat komen zal,
Dit was in den
beginne
dat begin gebleven
is, want niets is af
en niets is dat niet bewegend is
naar buiten als naar binnen
in een mateloze complexiteit.
En het Woord had een
zichtbare vorm
en een vorm die onzichtbaar was,
maar niemand was er om te getuigen
van wat zichtbaar was, en niemand
om te noemen wat onzichtbaar was.
Schrijf ik een vervolg hierop om ooit uit te
komen in een lang Genesis-gedicht?
Wie weet?
|