xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
25 januari
Nêtre bon quà écrire.
Je
dacht dat het geen zin had, tweehonderdvijftig paginas en meer te schrijven om
die daarna, gebundeld, in je schuif te laten verdwijnen, maar de Ugo in jou
vond het een uitdaging, hij wou een boek, terwijl jij voldoende had aan het optekenen
van het gesprek dat je hield met jezelf dat nu ook je blog geworden is,.
Dit
was, wat jou betreft, de toestand vroeger, en na dertig jaar is er in feite,
wat er ook gedacht of gezegd wordt over je teksten, geen enkele geldige reden
om te stoppen. Toch nu nog niet.
Zo,
als je even terugblikt, ben je altijd blijven nadenken over wat er gebeurde in
de wereld, heb je altijd boeken gelezen, verrassende die je gelukkige momenten
bezorgden, andere waar je bij in slaap viel.
Je
vond openingen die, zo meende je toch, dicht de waarheid benaderden, al wist je
niet wat die waarheid wel was of zijn kon.
Je
las in de Bijbel over gebeurtenissen die van de hand Gods waren, maar je
twijfelde omdat deze niet strookten met het beeld dat je had van God. En toch
waren er die de Apocalyps lazen en ontcijferden en eruit puurden dat in het
jaar van nu het jaar van de Draak volgens de Chinezen - de wereld zal vergaan.
Jij las de brieven van Paulus en vernam aldus tot je verwondering dat hij, na
getroffen te zijn door de bliksem(!), naar Arabië was vertrokken om pas na drie
jaren Petrus en Jacobus op te zoeken in Jeruzalem. En je bleef je vragen
stellen hierover, tot je het meest vreemde boek las, wellicht ooit geschreven,
over het leven van Jezus en je dacht dat het een mogelijke opening kon zijn
naar de reden van Pauls verblijf in Arabië.
Je
las Boris Pasternak en Freeman Dyson, Fritjof Capra en Richard Feynman, je las
George Steiner en vele, vele anderen. En alles wat je dacht werd geschreven in
je hoofd en de woorden waren als gistende deeg in de trog en lieten je niet
los. Sommige van die ideeën werden opgetekend andere bleven ongeschreven en je
weet voldoende wat Pessoa zegt over wat in gedachten geschreven wordt.
En
je las Borges en wat hij wist over toeval en je las T.S.Eliot van wie schilfers
terug te vinden zijn in de weinige gedichten die je waagde te schrijven.
Je
las over de New Physics en je
ontdekte hierin een nieuwe Bijbel, ditmaal niet geschreven in woorden maar in
beelden die in te beelden waren.
En
door de dwingende osmose van de dingen aanwezig in je vingers, bleef je
schrijven al wist je wel dat je nergens uitkomen zou eigenlijk geldt dit meer
voor Ugo - je had de verwittiging nog maar pas deze morgen teruggevonden in een
hoop knipsels, zo uit Le Monde, het knipsel dat de reden is voor je
blog van vandaag:
Pourquoi écrit-on? Pourquoi des milliers de Français noircissent-ils du
papier à longueur dannée, sans la moindre garantie dêtre publiés?
Het
is een eenennegentigjarige schrijver, Roger Grenier, waarvan je nog nooit
hoorde, die deze gedachte opwerpt en wat hem zelf betreft, openlijk bekent:
Ecrire a tourné à lhabitude, pour ne pas dire à la manie. Une manie dans laquelle
je menfonce chaque jour davantage, de sorte quà présent, je suis incapable de
goûter aucune autre activité, aucune autre distraction.
Roger
Grenier haalt er de woorden van Beckett bij :
Schrijven omdat on nest bon quà
ça!.
Ik
weet dus aan welke ziekte ik lijd want ik ook, je ne suis bon quà ça.
Karel
|