Ik ben gisteren in mijn besluit eens te meer een stap te ver gegaan. Een ogenblik onoplettendheid en er stond onomwonden wat ik eigenlijk niet op een dergelijk directe wijze zinnens was te schrijven.
Ik heb het gelaten zoals het er stond omdat wellicht de zin diep uit mij kwam en ook omdat ik wist – hoopte – dat jullie me al voldoende kennen om te weten welke dekking ik geef aan het woord ‘God’, dat het de totaliteit dekt van al wat er is en al wat er in meer zou kunnen zijn: een lading van stof, de Kosmos, en een lading van geest, het ego van al het stoffelijke.
De totaliteit ervan één levend en dus streng geordend geheel.
Wij als mens, zijn er een geïntegreerd minideeltje van.
Ons geestelijk en in een zekere zin ons religieus leven is afhankelijk van de mening die we geven aan deze verbondenheid, want als we doordenken dan zijn we een deeltje van deze totaliteit die ik God noem.
Besef je wel hoe ver deze woorden ons voeren als we enig begrip hebben over het feit een deel kosmos te zijn en geladen te zijn met een begin van kennis over het vele dat er te weten valt.
Dit alles is van de mens die weet dat in den beginne de geest was en dat hieruit alles is ontstaan, en ik denk, gewild, met een zeker doel is ontstaan.
Verder ga ik niet deze morgen van 5 september.
|