 |
|
 |
|
|
 |
17-10-2022 |
Hoe we blijven schrijven. |
De dag opent zich als een belofte, als de belofte van de eerste zin van het boek dat ik lezen ga. Ik voel me ineens ingesteld om deze dag anders te beleven dan de dagen ervoor, intenser, meer bewust van de aard ervan, een dag die in mindering komt van de dagen dat ik er nog zal zijn, dus voor mij waardevoller dan alle andere dagen ervoor en dit geldend voor alle dagen die nog komen zullen.
Ik wil elke dag intens beleven, wetende dat het de dag van mij is en niet van de machine in mij. Het boek dat van het leven is lezen van het eerste woord tot het laatste, wat er ook te lezen staat even aandachtig of het nu van Hertmans is of van Brusselmans, van Mozart of van Shostakovich of van Bach. Mezelf zijn en achter mij te laten alle onbenulligheden, alle droefheid, alle vervreemding van de dingen die er zijn of er komen zullen, de kleine en de grote.
Mijn leven is zelden zo geweest, ik ben zelden zo alleen geweest met de woorden die ik schreef, zelden of eigenlijk nooit. Of ze er beter zullen om zijn weet ik niet, het is echter het gevoel dat overheerste als ik begonnen ben te schrijven deze morgen.
Maar het is nog altijd met pijn omkleed - een pijn die diep zit – als ik schrijf. Omkleed als met een suite van Bach, en tevens gekleurd, verinnigd in een totaal nieuw beginnen dat me van nu af brengen moet, ver voorbij de vele mogelijke verrassingen die het schrijven me biedt, want ik baad nu in een vrijheid die ik nimmer gekend heb, enkel en alleen aangewezen op mezelf, al het materiële, al het noodzakelijk dagelijkse, neergelegd naast mij.
Hoe schrijf ik dan?
Is het niet zoals Mozart in zijn ‘Zauberflöte’, het is dan toch open zijnde voor alles, Vertederd door al wat van het leven is, echter telkens de schaduw van de dood rakend met de tip van mijn tenen.
Cervantes schreef, de schaduw van zijn einde rakend, zijn ‘Novellas ejemplares’ met de voet in de stijgbeugel - en el estribo – zoals hij wist, en ik schrijf naar mijn vierhonderd twintigste dag toe. Evenwel we kennen beiden het grote geluk van het schrijven dat onze dagen ophemelt, verrijkt en vult met een glans die lichtend is en warmte geeft. De dingen die ons omringen kennen die glans, ze zijn er wezenlijk en we ervaren ze als levend, als sprekend tot ons, vertellend van waar ze komen en hoe ze ons bereikten, vele kleine als grote verhalen, herinneringen met een gouden rand, sommige met vochtige ogen.
Het is op deze wijze dat we leven en dat we schrijven. Het weze zo tot ons einde toe.
17-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-10-2022 |
Terug. |
Een boud, zelfs een irreëel besluit is het dat ik neem, ik wil, om verder te gaan, stellen dat ik er nog zal zijn de dag van 29 december 2023.
Is het te ver geschat in de tijd of niet ver genoeg geschat? Deze vraag wil ik terzijde laten en me houden aan wat ik voorop stel, aan te komen op de morgen van mijn zesennegentigste. Dit betekent dat ik nog 440 blogs te schrijven heb die ik kan nummeren in dalende lijn naar 0 toe en me aldus, naarmate de tijd verloopt, meer en meer kwetsbaar gaan voelen dan wanneer ik naar 440 toe schrijf, het is in elk geval de indruk die ik heb. Ik zal dus voortaan mijn blogs in het secreet een nummer geven dat culmineren zal in nummer 440. Zo is dit hier blog 01.
Vooral wil ik hiermee de dood die zich, als de wikke om de tarwestengel, om mij gewikkeld heeft en zich verder en strakker dreigt vast te hechten een halt toe roepen; ik wil me ervan bevrijden dankzij mijn woorden die helen moeten, die me terug op het pad moeten zetten waar ik vertoefde meer dan een maand terug.
Echter, wie ik toen was, de gezondheid terzijde gelaten, ben ik schijnbaar nu niet meer. Er hangt een schaduw over mijn dagen, over mijn doen en laten, over mijn schrijven, maar of de schaduw ook hangt over mijn geest en of dit blijken zal in wat ik schrijf weet ik niet, geloof ik niet, de dagen die volgen met de snelheid die van de tijd is, zullen klaarheid brengen.
Evenwel is het zoals ik het stel, een raar gevoel, schrijven naar de dag van zijn einde toe – en toch is het onvermijdelijk - alsof ik er een voorgevoel over had, alsof ik het gelezen had in het boek waarvan sprake in psalm 139, 16 [1] dat ik, uitzonderlijk ik, had mogen inkijken op een dag zoals deze van 16 oktober 2022.
Zo geloof me of geloof me niet, het maakt deel uit van deze introductie, deel van mijn heropstanding. Het is de dag van mijn alfa dat me voeren moet tot mijn geschreven staand omega.
Ik houd me dus zelf in leven, ik garandeer me dat ik er zal zijn alle dagen van mijn 95ste. Ik weet dus vooruit wat ik nog tegoed heb en ik claim die dagen die me rechthouden moeten tot dan, zelfs, niet ontspeend van de hoop op een hogere soepelheid van het nu krakend lichaam, maar eigenlijk vooral vooruitlopend op de soepelheid van de geest, de heler van alles.
Ik schrijf dit in het midden van de nacht. Ik lag al te bed toen de idee me wakker hield en ik niet anders kon dan de geest te volgen en op te staan om te ondervinden of ik er nog in slagen kon een blog te schrijven. Een blog die jullie met verbazing zou slaan, getekend met de zekerheid dat jullie me 440 dagen lang elke morgen terug zullen vinden bij het ontbijt.
Wie twijfelde aan mijn her-verschijning had het dus mis. Weliswaar is het dat ikzelf er lang aan getwijfeld heb, maar ik ken geen ander middel om de dood, die me trof in het diepste van mijn leven, een opgestoken hand te tonen: ‘Halt, man, tot daar maar niet verder.’
[1] ‘Thine eyes did see my substance, yet being unperfect; and in thy book all my members were written, which in continuance were fashioned, when as yet there was none of them. (King James’ Bible).
16-10-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-09-2022 |
De tekst voor een derde geschreven. |
Het beeld dat ik opriep in de laatste woorden van mijn blog van gisteren is een beeld gelicht uit de Kosmos, een beeld dat we hoogstens nu en dan eens gebruiken om ons te situeren als deel ervan met al wat dit impliceert voor lichaam en geest.
Het is een gedachte die ons overvalt in tijden die naar het einde van een leven toegaan omdat we alsdan begonnen zijn ons meer en meer los te wrikken van het dagelijks ons omringende en ons hebben opgesteld met zicht op wat van het eeuwige is.
Als we in deze instelling verzeilen handelen we over dingen waar we normaal gezien geen aandacht voor hebben, niemand loopt rond met de idee waar hij voortdurend mee begaan is een deeltje te zijn van wat in den beginne was, het is een gedachte die kan doorgedrongen zijn tot onze genen, maar verder gaat deze niet, het heeft hem ooit volwaardig bezig gehouden maar het zit nu vastgegroeid in hem, hoewel hij geen nood heeft er voortdurend voor uit te komen.
*
Dit hierboven schreef ik vroeg in de morgen van 6 september in het Ziekenhuis.
Pas in het begin van de namiddag ontdekte men, en vernam ik, dat mijn lieve echtgenote Gonda De Norre, geboren 06.04.1943, in de nacht van 5 op 6 september, in de grootste eenzaamheid, overleden is in onze woning te Geraardsbergen.
Ze is me dus voorafgegaan tegen elke verwachting in. Het onmogelijke heeft zich voltrokken. Mijn verdriet is zoals het nimmer was, hoog en totaal.
Ze rust nu in een oceaan van geest waar ik haar terugvinden zal. Beiden één terug.
Neem er nota van dat mijn blogs zullen zwijgend zijn tenminste tot 16 oktober aanstaande, zo niet tot 1 november.
Karel Mortier
07-09-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-09-2022 |
Vijf september: later op de dag. |
De zin waarmede ik mijn blog van 5 september eindigde houdt me bezig.
Ik schreef dat het Universum ‘gewild’ moet geweest zijn, dat er over ‘nagedacht’ is geweest. Dit is geen idee van mij, Fabre d’Olivet las het al in 1815 in ‘baereshit bara elohim’ de drie eerste woorden van de Bijbel.
Zoals het Universum geconcipieerd werd en er is als een levend, bewegend, evoluerend geheel kan er absoluut geen sprake zijn, dat het, zoals Jacques Monod destijds beweerde, een toeval zou geweest zijn want het toeval produceert geen Higgsdeeltjes, evenmin cellen die weten wat hen te doen valt.
Men kan zich aldus de vraag stellen wat de betekenis zou zijn van de schittering van een Universum met alles erop en eraan - zoals het bestaat en evolueert - de sterrenstelsels wegschietend van elkaar met een enorme snelheid. wat niet te vatten is, en wat het nut ervan zou zijn als niemand er getuige van zou zijn.
Denk hier eens over na – ik vroeg je dit reeds ettelijke malen - en denk er lang over na. Beeld je een ogenblik in, een Universum dat er zo maar is, in feite, zonder er te zijn, want niemand weet erover, niets of niemand.
Opdat het er wezenlijk zou zijn was de mens nodig die zag en wist dat het er was en die er een oordeel over had of er zich tot elke prijs een oordeel over vellen wou.
De mens is aldus een onontbeerlijk deel opdat het Universum er zou bestaan in al zijn geledingen. Hij is niet alleen nodig, hij staat centraal in het Universum. En wat meer is het Universum is een noodzaak opdat de mens er zou kunnen zijn, het is er omwille van de noodzakelijkheid van het bestaan van de mens. Beiden vullen elkaar op een perfecte wijze aan, onafscheidelijk.
Is dit een te boude uitspraak of is er een andere mogelijk opdat de rol van de mens zou kunnen afgezwakt worden en het Universum zelf opgewaardeerd?
Ik zoek er naar maar vind er geen.
Ikzelf herlees dit geschrift amper, omdat ik niet weet waar ik uitkomen zal als ik de verdere loop van mijn gedachten zou volgen.
Vandaag ben ik al ver genoeg, Ik weet alleen dat het niet de stoffelijke mens is die centraal staat maar de geest in deze stoffelijkheid; de geest die aldus deel is van de geest in het Universum, minder is hij niet, meer ook niet, maar zijnde wat hij is, is hij onsterfelijk.
06-09-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-09-2022 |
Hoe ver ik gaan kan. |
Ik ben gisteren in mijn besluit eens te meer een stap te ver gegaan. Een ogenblik onoplettendheid en er stond onomwonden wat ik eigenlijk niet op een dergelijk directe wijze zinnens was te schrijven.
Ik heb het gelaten zoals het er stond omdat wellicht de zin diep uit mij kwam en ook omdat ik wist – hoopte – dat jullie me al voldoende kennen om te weten welke dekking ik geef aan het woord ‘God’, dat het de totaliteit dekt van al wat er is en al wat er in meer zou kunnen zijn: een lading van stof, de Kosmos, en een lading van geest, het ego van al het stoffelijke.
De totaliteit ervan één levend en dus streng geordend geheel.
Wij als mens, zijn er een geïntegreerd minideeltje van.
Ons geestelijk en in een zekere zin ons religieus leven is afhankelijk van de mening die we geven aan deze verbondenheid, want als we doordenken dan zijn we een deeltje van deze totaliteit die ik God noem.
Besef je wel hoe ver deze woorden ons voeren als we enig begrip hebben over het feit een deel kosmos te zijn en geladen te zijn met een begin van kennis over het vele dat er te weten valt.
Dit alles is van de mens die weet dat in den beginne de geest was en dat hieruit alles is ontstaan, en ik denk, gewild, met een zeker doel is ontstaan.
Verder ga ik niet deze morgen van 5 september.
05-09-2022, 05:21 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-09-2022 |
Durvend. |
Het stoort me mijn blog te moeten schrijven de dag dat hij verschijnt en niet zoals het altijd is geweest de dag ervoor. Ik heb dus, als ik op mijn vroeger peil komen wil, twee blogs te schrijven en dit zie ik nog niet gebeuren, vandaag toch nog niet, al wou ik wel. Al wou ik wel iets sensationeels te kunnen schrijven, ineens een ingeving te hebben die me voeren zou over berg en dal naar een plaats die ik ken.
En er zijn plaatsen genoeg die ik ken. Op de rotsen aan zee of ergens in de bergen rustend aan een bergmeer. Plaatsen waar ik was, lichaam en vooral geest; plaatsen waar ik me met vereenzelvigde alsof ik er geboren en getogen was.
Waar ik dag na dag heen ging en eens ik er was, niets anders kon dan erover schrijven, notaboekjes vol, gedichten of geschriften die ik daarna uitschreef in een vastere vorm waarvan ik steeds het gevoel had dat het niet af was, dat er iets in ontbrak dat ik later – maar wat is later – aanvullen zou opdat het eindigen zou zoals een gedicht of geschrift eindigen moet.
Dit was het stramien hoe ik werkte, tot ik het uiteindelijk stelde met wat er stond en de teksten bundelde op een of andere wijze om er een definitieve vorm aan te geven
Wat gebeurt er later met al deze teksten; Honderden gedichten in meer verspreid over de vaste schijf van laptop en desktop, niet eenmaal maar keer op keer verbeterd, zo dacht ik toch dat het een verbetering was. Eén hoofdgedachte erin, namelijk dat de dood niet het einde was, maar het begin van een nieuwe periode in een totaal nieuwe lichtende omgeving waar we ons hier op aarde geen beeld konden vormen.
De dood aldus een belofte inhoudend die alles oversteeg.
En van dan af ik op zoek ben gegaan om te weten hoe alles is kunnen ontstaan, en om dit te kennen uitzoeken waarom er een Universum zijn moest met een denkende, een toekijkende, een zich immer vragen stellende mens erin.
Zelfs als niet-wetenschapper trachten te bewijzen op wetenschappelijke wijze, zich behelpend met het beeld ons gelaten van het Higgsdeeltje, dat dit deeltje er altijd moet geweest zijn, dat zo iets niet te scheppen was, maar er al aanwezig was voor het ‘Big Bang’-moment.
Hoe durfde ik het ooit wagen hier met grote zekerheid in de geest, over te schrijven zoals ik het deed.
En dan vooral, waarom ik, waarom las ik het niet bij iemand anders. Iemand anders die onomwonden verklaren durfde dat het Higgsdeeltje een deeltje zijn moest van de geest van niemand anders dan van God
Ik, het woord God durvend uit te spreken als van een levend Iets of levend Iemand.
04-09-2022, 13:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-09-2022 |
Uitdaging |
Ik realiseer me pas nu dat we september zijn, de zevende maand van het jaar. Ik heb augustus overgeslagen, een maand die maar een beperkt aantal geschreven sporen nalaten zal in mijn geschriften.
Ik onderga nog steeds de druk die uitgaat van mijn lichaam, waar ik me niet kan van bevrijden, nog niet, al poog ik los te komen ik slaag er nog niet in. Wie ben ik nog. Vandaag als ik mijn geest niet vrijmaken kan. Van op afstand gezien schreef ik een boek voor een, zelfs twee generaties jonger dan ik, waar kom ik uit of waar denk ik dat ik uitkomen kan, als het niet is op een doodlopende kronkel van de weg.
Ik lees en hoor de reacties. Er zijn er van vrienden die me kennen maar geen van hen die me niet kennen en ook niet van hen van wie het voor mij belangrijk zou zijn om hun mening te kennen.
Zo zijn de weinige momenten uit de schaduw, in het ziekenhuis voorbij gegaan, in het algemeen zonder al te veel enthousiasme, eerder gelaten, eigenlijk oordelend dat het boek stilaan eindigen zal beneden zijn verwachtingen en dat de schuld moet liggen bij het boek zelf, niet bij de halve pogingen die ik gedaan heb opdat het enige bekendheid verwerven zou.
Maar er staat geschreven wat ik schrijven wou, dat waar ik jaren heb met rondgelopen. Ik heb erover uitgeweid, heb het herwerkt herschreven, hernomen, heraangepast om uit te komen op bepaalde wegen die ik ben ingeslagen. Ik had er een kronkel in meer kunnen in beschrijven, maar uiteindelijk is het boek maar een werk vol mogelijkheden, vol gegevens om over na te denken en nadenkend, meer homo sapiens te zijn met zicht op het sacrale dat we aan het verliezen zijn.
Ik gng ik er dus vanuit dat het mijn opdracht was de mens wakker te schudden uit zijn lethargische geest en hiervoor heb ik getracht al wat in mijn vermogen lag aan te wenden. Zo zie ik het nu, maar ziet elke lezer ervan het niet dan is het van mij een verkeerde aanpak geweest. Het is evenwel aldus dat ik het wil zien, als het gaat over het succes ervan.
Uiteindelijk werd het het levenswerk van een bejaard man. Op jongere leeftijd had ik wellicht een ander boek geschreven, of, had ik er geen geschreven.
Aanvaard dat het een uitdaging is geweest en weinig meer dan dat. Een uitdaging om als mens een hoogte te bereiken die niet zo gemakkelijk te bereiken valt
Eerlijkheidshalve beken ik ootmoedig mijn lezer te hebben willen verbazen. De tijd zal .erover oordelen
03-09-2022, 15:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-09-2022 |
Beroering |
Ik ben nog altijd met Nooteboom in het klooster Kozan-ji. Ik voel me er goed, ik leef eigenlijk niet maar volg Nooteboom op de voet. Ikzelf ben er niet, ik ben er maar dankzij hem, vastgelopen in zijn woorden.
Ik wens ook niets meer, wens ook niets te zeggen, niets te schrijven alsof in mij alles stilgevallen is en het is zo dat ik het wil nu, zoekend naar een soort van evenwicht te zijn in de kamer hier wat ik niet opmerken wil en te zijn in het oer oude bos tussen rotsen en bomen en de stilte van de bladeren over het water lopend naar het klooster toe dat geen klooster schijnt te zijn maar een plaats om in rond te lopen en te beleven wat er te beleven is alsof het een Boeddhistisch klooster is waar je in rondloopt, jezelf vergetend.
Eigenlijk, als ik me samenvat, als ik tracht op te roepen wie ik ben in normale omstandigheden vind ik me niet terug, nog altijd niet. Eni k wil me niet terugvinden ook, ik wil nog niet zijn wie ik was een paar dagen voor ik hier, ontredderd werd opgenomen en mezelf verloor, verloor wie ik was.
Enerzijds zoek ik me, anderzijds wil me niet terugvinden, gespleten als ik ben verkies ik het eeuwenoude klooster en de geronnen stite die er hangt, om me heen te houden alsof het een veilige haven was waar ik nog een lange tijd vertoeven kan, ongeschonden, Cees zijnde en me neer te vleien in zijn woorden die mijn toevlucht zijn, mijn begin en mijn einde.
Verder kom ik niet deze namiddag.
Zoek ik ook niet te komen, zoek ik ook niet te herlezen wat ik schreef. De woorden zijn zo opgedoken en genomen zoals ze er waren, betoverd door wat van de geest is, van het onbekende dat over ons hangt, dat ons overvalt en ons beroert.
Vanwaar de beroering komt kan enkel zijn van uit de Kosmos, zo wil je het ook, zo wil je het schrijven.
02-09-2022, 13:11 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-09-2022 |
Het klooster Kozan-ji en Cees |
Niemand weet in welke toestand ik me bevond – zelfs ik niet – toen ik op 9 augustus in de vlucht mijn blog geschreven heb. Vandaag, drie weken verder, probeer ik te leren gaan terug, ik ben aan de eerste pogingen toe. Om jullie maar te zeggen hoe ver het met mij gevorderd was en is, en nog steeds is mijn gang niet vloeiend en zeker niet zoals ik het wensen zou.
Veel beter met mijn schrijven gaat het niet, de woorden blijven hangen. Ik beken het maar opdat je het weten zou hoe ik me hierbij voel, wel niet lamlendig maar dan toch niet alsof er geen zwaarte zou zijn die mijn gedachten en zeker mijn schrijven vertraagt. Er is een dofheid over wat ik aanvoel.
Ik heb KLARA als gezellin en ik lees nu en dan voor de zoveelste maal het verhaal van Cees Nooteboom over zijn bezoek aan het Japanse klooster Kozan-ji. Niet omdat zijn verhaal zo geweldig is maar wel omdat wat ik erover lees juist past met mijn gemoed. Zijn woorden worden met het lezen en herleze mijn woorden. Ik neem ze op in mij, en herneem ze keer op keer en telkens vind ik iets in meer, iets dat er schijnbaar voorheen niet stond, iets dat ik las terwijl ik met mijn gedachten ergens anders was. Zijn woorden komen, ik neem ze, maar niet altijd dringen ze door. Het is maar dat ik mezelf volledig ledig en me instel op zijn gevoelens, dat ik meeloop met hem, door het bos over het met wortels bedekte pad naar het klooster toe, dat er niet uitziet als een klooster maar van waarvan ik het oude, het stille, het daar-zijn onderga.
Ik ben eigenlijk niets meer dan het gebinte ervan, even van de eeuwen doordrongen en gegrepen door het tijdloze ervan, gegrepen door de gedachteloosheid die er uitgaat van de stilte die er hangt en heerst. Ik volg Nooteboom op de voet, in daad en woord. Hij vult me zodat ik het gevoel heb zelf aanwezig te zijn op die plaats waar hij is, en er te zijn zoals hij er is.
Proberen vooral om niet te denken, zoals hij, onzichtbaar te worden opgenomen in boom en rots en water en wat er is van het gebouw zelf, gestold, en niets meer te zijn of te verwachten zelfs iets meer te zijn of te willen zijn.
De perfectie van het niet zijn in het zijn.
Als ik terugkom in mijn wereld is er Carl Orff. Dit is, gebrekkig, wat ik jullie te melden had. Het houdt echter geen belofte in.
01-09-2022, 13:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-08-2022 |
Mahler van uit Thailand. |
Ik voel me ziek, had gisteren 38.2 koorts, vanmorgen was de koorts gezakt tot een normaal peil, maar het ziekgevoel is gebleven.
Ik neem dankbaar gebruik van een mail die ik precies vanmorgen ontving van een vriend, Rudy Timmerman vanuit Thailand.
Beste Karel,
‘Mahler heeft dit werk geschreven toen hij besefte dat zijn leven eindig was.
Ik zou u graag, in tegenstelling tot de studio opname van 15 en 16 mei 1952 waarbij Kathleen Ferrier op het einde van haar krachten door kanker, zodat ze bij de opname regelmatig moest stoppen om geïnjecteerd te worden met morfine, de opname van de dag nadien namelijk de live opname laten horen. Helaas is deze nergens op Youtube te vinden. Ze is destijds ook nooit op plaat uitgegeven. Ik heb ze hier naast me liggen uitgegeven op CD door Tahra in 2003 maw onmiddellijk nadat de kopierechten zijn vervallen ( = na 50 jaar in Europa).
https://www.youtube.com/watch?v=Nl6zRA9bYO8
Er zijn veel opnames van das Lied, maar voor mij is dit de absolute top samen met de opname van Klemperer met de nog jonge Chrsita Ludwig en Fritz Wunderlich en het Philharmonia Orchestra.
As a contralto soloist, there is Kathleen Ferrier, the British singer whose career only really began in 1943 at the age of thirty-one and lasted only ten glorious years until her death in 1953 from cancer. Walter passionately admired her singing (as did another Mahler protégé, Klemperer, with whom she sang in the Second Symphony). She first sang "The Song of the Earth" with Walter at the first Edinburgh Festival in 1947 (with Peter Pears as tenor soloist). She was in tears near the end and omitted the last "ewig". When she apologized to Walter for her unprofessional conduct, he responded beautifully, "My dear Miss Ferrier, if we were all artists like you, we would all have been in tears." Ferrier's singing about Mahler was entirely intuitive. She had a natural sympathy for his idiom, an idiom she had to discover for herself, for there were few performances of Mahler during her formative days. It is hardly possible to listen to this recorded performance without considering the personal circumstances of the artists involved: Walter, the composer's friend, and Ferrier, who knew while she was recording that this was her own "Abschied", that she would see the beautiful land turn green only once more. Like Mahler, she took up the challenge of a death sentence by reaching the peak of her art.’
Ik breng het over zoals ik de mail ontving. Heb niet de kracht of de wil er een jota van te wijzigen; Het verschil,qua toestand, met Mahler die aan zijn Lied begon is wellicht luttel. Maar toch, morgen gaat het misschien beter met mij en mijn blog.
10-08-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-08-2022 |
Een kwestie van geloof. |
Het was exceptioneel dat mijn blog van vandaag 8 augustus er gekomen is – bij gebrek aan inspiratie - na middernacht. En ik zocht vanmorgen op waarom ik er Mahler bij haalde, namelijk zijn deel 1. Das Trinklied vom Jammer der Erde’, en wel wat ik me nog vaag herinnerde en ik zocht ernaar:
Herr dieses Hauses! Dein Keller birgt die Fülle des goldenen Weins! Hier, diese Laute nenn' ich mein! Die Laute schlagen und die Gläser leeren, Das sind die Dinge, die zusammen passen. Ein voller Becher Weins zur rechten Zeit Ist mehr wert als alle Reiche dieser Erde!
Met dan, de nadruk op de zin die volgt en regelmatig terugkeert in het Lied: ‘Dunkel is das Leben, ist der Tod.’
En het zal aan deze zin geweest zijn dat ik dacht. Trouwens altijd als ik aan Mahler denk is het aan het laatste deel, ‘Der Abschied’ dat ik denk. Er is geen muziek dat me, nu de jaren er zijn, dieper raakt dan deze. Ik luister er nu naar terwijl ik schrijf and I am overwhelmed’ zoals altijd. ik ken geen andere muziek die even passend is bij wat is van het naderkomen van de dood. Vooral dan de passage naar het einde toe, waarbij het woord ‘ewig’ ettelijke malen herhaald wordt.
Deze laatste woorden zijn van deze morgen. Gisteren was het van ‘Dunkel ist das Leben, ist der Tod’, ik als oude man, verzeild in een groep dertig jaren verder afstaande van de dood dan ik, gegrepen door het uitbundige van het leven. Ik paste daar hoegenaamd niet meer bij, en ik wist het en ook ze zagen het want ik wist niets te zeggen. Ik zat daar krampachtig gesloten als een beeld, zoals het heel dikwijls is, luisterend naar wat ik horen wilde, reagerend nu en dan, ongepast wellicht.
Ik weet waar mijn plaats is in deze maatschappij, ik word er dagelijks op televisie mee geconfronteerd. Het zijn mijn dagelijkse 500 woorden die me er van weg houden, eens deze er niet meer zijn is het onverbiddelijk het einde.
Deze morgen na Mahlers ‘Abschied’ vroeg ik me af, Waarom is het dat ik weet dat ik sterven zal?
Ik weet het omdat ik erover nadenken zou, want wist ik het niet ik zou er niet mee bezig zijn. En waarom ben ik er mee bezig? Omdat het nodig is, omdat het meer dan waard is er mee bezig te zijn want ware de dood met zekerheid het absolute einde het zou in ons geschreven hebben gestaan als het absolute einde. Maar het staat er niet zo geschreven omdat het niet het absolute einde is.
En zo verder: als het niet het absolute einde is, wat is het dan? Het is een nieuw beginnen, meer hoeven we voorlopig niet te weten, we zullen het vlug genoeg vernemen als ons uur gekomen is.
Het is en blijft dus een kwestie van geloof. Meer is het (nog) niet. Geloof een eigenschap van de mens zijnde.
09-08-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-08-2022 |
Waarover iets kan gezegd. |
In volle zomer schuiven we naar de herfst toe, al merken we het amper het is een feit, ik weet dankzij de blog die ik te schrijven heb, hoe vlug – hoewel ogenschijnlijk traag - de dagen gaan van een tot dertig, zo, heel ontspannen en amper merkbaar komt september eraan.
Er is heel wat van de zomer in deze dagen, heel wat van de velden, de weiden, de landerijen die vergaan onder de hitte; de hitte die binnensluipt in onze gedachten en wij die er als ‘geslagenen’ bijzitten, liefst in de schaduw, uitkijkend naar de regen die niet komen zal ondanks de zwaarte van de wolken en we duidelijk de impact ervan ondergaan.
Wat vertellen we, als het niet zo zou zijn, over hoe de vijver er bij ligt, hoe het eendenkroos zich verspreid heeft over het water, een stolling van verbrokkelde spiegelbeelden als je het waagt er omheen te wandelen, het hoofd leeg, geen woord dat komt, geen letter. Je ruikt wel de grassen, je ruikt wel het water, het riet denk je, en je zoekt toch hoe je erover schrijven kunt om toch iets te vertellen te hebben, maar verder dan de geuren en de hitte kom je niet.
De zomer van een oud man is niet de zomer van een jong iemand, hij is als een blok, niet als een grote openheid waarin je binnendringen kunt en vergeten wat je vergeten wilt. Je staat er negatief tegenover en wil er negatief over schrijven tot je denkt – een ingeving – dat de kansen heel hoog liggen dat het je laatste zomer kan zijn.
En dan, alles basculeert, het licht het grote licht is als een balsem, als een zegen, het overwelmt je, het omkranst je. het zinderende licht dat je verblindt is je deel en je aanvaardt het als een mogelijkheid om verder met vreugde de zomer in te gaan en er te blijven als een gelukkig man.
Je waart er ook toen twee eenden neerstreken op de vijver, alsof het een begroeting was, ze gleden over het water, lijnen trekkend in het eendenkroos in de tijdloosheid van het erzijn. je hoopt dat ze er blijven zullen voor een tijd, dat ze er wonen zullen, je hoopt heel wat nu het zomer is, nu je weet dat het je laatste kan zijn.
Je bent er met vrienden en kennissen. Ze drinken wijn en spreken door elkaar, en een lied soms, je denkt aan ‘Das Lied von der Erde’:
Hier hoort het zo: als de avond valt doven woorden en gezangen. Je zit er diep gedoken, het licht, zegt de vriend die onlangs ging nu naast jou gezeten is dit van ‘entre chien et loup’. Maar je wist niet dat hij er was.
Is het de kracht van het glas wijn?
Is het zijn schim, is het zijn geest, het heeft geen belang, het is zijn stem. Het is, zegt hij me, zijn laatste avond hier, en ik ben tot jou gekomen om je te zeggen dat ik vertrekken ga. Maar je zomer is niet verloren zegt hij me, je hebt nog vele dagen, niets ervan mag ongeacht voorbij nog gaan.
Het is het belangrijkste gebeuren van je avond waarover kan gesproken, het overige, na zijn heengaan, is stilte.
07-08-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Witold Lutoslawski (1913 -1994). |
Mijn blog van gisteren kende, wat ik noem, een klein, om maar niet te zeggen, een triestig slot. Natuurlijk weet ik wat Jazz is, was ik in New Orleans en liepen we er de cafés en bars af waar er een orkestje zat. Doordrongen van klank en ritme, kenden we de songs van toen, maar de Jazz die ik nu op KLARA te horen krijg is van het moderne soort, vooral het ritme, zo eigen aan de beat van de piano hoor ik zelden nog. Wat ik te horen krijg is te gemaakt vind ik, te ver af van wat ik vroeger ervaarde als Jazz me meesleepte in zijn improvisaties. Ik herinner me een orkestje in een steeg op de Gentse Feesten dat me en de toehoorders in vervoering bracht, dit is wat ik telkens hoop te bereiken in de week van tien tot elf uur ’s avonds: de sfeer van dat orkest, de sfeer van New Orleans terug te vinden. Ik weet niet of er zijn die KLARA bezoeken in die uren en wat ze denken over de evolutie in de Jazz.
Het is niet veel, zeker niet schokkend wat ik vertel maar ik wou het toch eens zeggen als man die voortdurend het heeft over de klassieke muziek, deze van Bach en Mahler en Debussy en van zovele, zovele anderen, die ik ken of meen te kennen, tot ‘Le Sacre du Printemps’ toe en onlangs, tot het toen totaal onbekende celloconcerto van Witold Lutoslawski dat ik begin juni ontdekte tijdens de Koningin Elisabethwedstrijd voor cello. Maar ik ben het al vergeten en ik zoek het op, om eens te meer verrast te worden door de grote originaliteit van de cello, al het melodieuze verscholen in een beat zoals de drop van water uit een lekkende kraan, aangevuld, onderlijnd, door de totaal a-melodieuze, sprankelmomenten van het orkest, vooral dan in de kopers. Het geheel, de cello de bovenhand houdend en het orkest, een woelige zee verwoordend die we tot in de golfbewegingen ervan ondergaan.
Ja, hoe schrijft men, hoe componeert men zo iets? Stel je voor dat het woorden waren die op een dergelijke wijze geschreven stonden, hoe er wijs uit geraken. En toch het resultaat vormt een kakofonische eenheid van klanken en in die eenheid, ligt een samenhorigheid die ons gevangen houdt, die ons ademloos luisteren doet, overvallen door de kopers en bij momenten door piano, celesta, harp en slagwerk, of soms door het schrille contrast uitgaande van de violen.
Hij schreef heel wat Witold Lutoslawski en nochtans zijn naam was me totaal onbekend. Met wat heb ik ondertussen mijn tijd verloren als ik nu een van zijn symfonieën beluister, niet 100% er bij horend, maar terwijl ik verder schrijf aan mijn blog, wat, in vergelijking tot wat Lutoslawski realiseert: het samenvoegen op de notenbalk van klanken en instrumenten, peanuts is.
Want voor mij, bij het componeren zit Lutoslawski in het totaal onbekende, er zijn geen beelden die hij als voorbeeld nemen kan zoals een beeldhouwer, of zinnen zoals een schrijver die voortbrengen kan, hij heeft enkel klanken in zijn hoofd die hij verwerken moet in een zekere samenhang, maar tevens in een grote vrijheid, die dan vooral in zijn celloconcerto duidelijk naar voren kwam.
Zo ben ik eens te meer terecht gekomen in een landschap waar ik bij het schrijven naar toe werd geleid, de mogelijkheid eraan te ontsnappen, onbestaande.
En zo zijn er heel wat zaken
07-08-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-08-2022 |
Hoe ik ertoe kwam |
Ik meen dat ik terug zekerheid heb over de toekomst van mijn blog, een toekomst evenwel gelinkt aan mijn wezenlijk bestaan hier op deze aarde. Ik voeg dit er wijselijk aan toe omdat ik al een paar weken het gevoel heb dat de vermoeidheid vlugger en harder toeslaat dan voorheen. Zijn het mijn sterk gezwollen voeten die wijzen in deze richting of is het een volledige achteruitgang van mijn lichaam waar ik weinig vat op heb, maar dat ik met grote achtzaamheid – mindfulness - in het oog wil houden? Zo lang echter het mijn schrijven niet beïnvloedt is het maar een halve en normaal te verwachten kwaal.
De toekomst zal uitwijzen in hoever mijn geest is aangetast. Trouwens halsstarrig volhouden is me gegeven en hier maak ik gebruik van, soms op een meer dan eigenzinnige wijze, vooral nu ik mijn schrijven zie als een soort uitdaging omdat ik niets te zeggen heb dat waardevol zou kunnen zijn.
Ik verberg me nu in het feit van het ‘niets-te-zeggen-hebben’ om het te zeggen. Zo is mijn betrachting dikwijls geweest een blog te kunnen schrijven over ‘niets’, over een gebeuren dat amper aan elkaar hangt: wat woorden samengebracht, gespreid over meerdere zinnen die een vermeend onderwerp behandelen dat er niet is en, er toch is. Maar, ben ik er ooit in geslaagd?
Kan het dat er woorden verspild worden aan een nul gebeuren dat moet worden bedacht om er te zijn en te bestaan, zo dat er iets kan over gezegd worden hoewel het een nul gebeuren is, dat alleen te vatten is als het niet bestaande dat opwelt uit het bestaande, een onzekerheid voortkomend uit een zekerheid, alle logica op zij zettend.
Iets schrijven dat verband heeft met het schrijven en toch ook niet, iets over bijvoorbeeld een blad - zoals dit van Hugo Claus – dat zich losmaakt van de kerselaar vóór de herfst er is, zich plots loshaakt met een ruk, half gewild en half ongewild en naar beneden dwarrelt, opgenomen wordt door de wind en neergezet in het ‘belabberd’ gras, ver weg van de andere bladeren die zich voorheen al hadden losgehaakt van de tak waar ze gegroeid waren in het begin van de lente, en het blad daar ligt, goudgeel met karmijnrode vlekken waar de mieren over zijn, de spinnen en de sprinkhanen, de weinige die er nog zijn.
Hoe behandel je zo iets in een blog; welke plaats geef je een verhaal dat niet waard is een verhaal te zijn maar er toch staat geschreven, terwijl het een uur vroeger nog geen schijn van kans had om er een uur later te zijn.
Hoe gebeurt zo iets? Hoe gebeurt het dat ik vandaag me laten gaan heb om te schrijven wat ik schreef, een soort ‘klassieke symfonie’ van woorden terwijl ik het hebben wou over het Jazzprogramma van KLARA dat gewoonlijk loopt van 22.00 tot 23.00 uur. Jazz waar ik niets van begrijp en toch beluister.
Waarom, om de tijd te doden; om erbij in slaap te vallen; of omdat ik van 22.00 af tot 23.00 niets ander heb om naar te luisteren?
06-08-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-08-2022 |
Een dag zonder blog. |
www.bloggen.be/karellmortier werd geblokkeerd. Ik kan nergens nog binnen, niet om er iets te lezen, niets om er aan toe te voegen en dit van gisteren 3 augustus af. Ik heb dus twee mogelijkheden, ofwel stoppen met het schrijven van blogs, ofwel verder gaan. Voor mezelf is het een kwestie van niet stil te vallen, niet te vergaan in het niets van het niets, te vergaan in het ‘ nietsdoen’.
Mijn keuze is gemakkelijk, verder schrijven ongeacht blog of niet. In feite verandert er niets, elke morgen ken ik hetzelfde probleem, 500 woorden schrijven over om het even wat, alleen moet ik oppassen dat ik me niet laat verleiden een dag over te slaan nu er geen controle meer is.
Zo, wat heb ik te schrijven voor de dag van 5 augustus, na de vele ongemakken die ik gisteren gekend heb. Het kan dat er een oorlog losbreekt in Taiwan door het stupide optreden van een bejaarde, in het roze geklede Nancy Pelosi, voorzitter van de Kamer van Afgevaardigden, het kan, en dan wat, een oorlog zoals in Oekraïne?
Ik wil er niet aan denken. Ik wil me opsluiten in mijn schelp en wat converseren met mezelf bij gebrek aan een ander iemand die ineens zou opduiken, zoals Serge opduikt in het bos.
Wat gemaakt vindt men, niet strokend met de realiteit van de dingen, maar wat weet men af van de realiteit van de ontmoetingen die zich vormen in het totaal onbekende en plots opduiken, wat weet men ervan als die zich voordoen, totaal onverwacht, zoals het gebeurt in een leven.
Normaal kun je velen ontmoeten in een bos, niet normaal is dat je er achteraf gaat over schrijven, niet normaal is dat hij een vriend wordt, maar anders hoe maakt men vrienden?
Toeval bestaat als een onverwacht samenkomen van omstandigheden die je kent, dan toch voor een deel, en andere die je niet kent, meer is toeval niet, maar ook niet minder. Altijd is er een aanleiding, een innerlijke voorbereiding opdat iets bijzonders gebeuren zou en het is het gebeuren zelf dat alle aandacht opeist, de vraag naar het waarom.
Waarvan het antwoord ver te zoeken is, heel ver soms, de beslissing van te gaan schrijven met inkt ‘lie de thé’ dat vele jaren verder, een storm in meer dan in een glas water veroorzaakt.
Het lijkt onwaarschijnlijk, maar het is niet omdat het onwaarschijnlijk lijkt dat het zo is, want het onwaarschijnlijke is van de realiteit, is van het ware.
Ik zeg zo maar iets, maar ik weet dat het onwaarschijnlijke dagelijks gebeurt, dat we het vaststellen en dat we erover spreken of schrijven. Zeg het indien ik verkeerd zou zijn, zelfs dingen die overkomen als gewild, zijn gewild als onwaarschijnlijk en zijn het.
PS
De webmaster van Bloggen, Joost van den Bogaerd, is heel mild geweest voor mij, hij heeft mijn bloggenadres weer vrijgegeven. Het is een grote opluchting voor mij en ik dank hem, een oud man zoals ik te hebben gered, ja van wat? Van niets eigenlijk maar hij hield me toch in leven.
05-08-2022, 05:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-08-2022 |
Van zinnen tekst die bleven. |
Ik dacht vanmorgen aan de laatste woorden uit ’De Avonden’ van Gerard Reve, voluit Gerard Cornelis van het Reve:
‘Het is gezien’ mompelde hij, ‘het is niet onopgemerkt gebleven’. Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.
Het is een zin uit grote literatuur die ons beroerde bij het lezen en nog altijd nazindert na al die jaren – ik heb hem wel moeten gaan opzoeken - en er zijn er vele zinnen, gezegdes, passages uit heel wat boeken, die hangen bleven omdat ze imponeerden, omdat ze ons, om een of andere reden, verrasten en we ze bewaard hebben als relikwieën in onze dagen.
Deze van Gerard Reve is er zo een. Het is een zin die je maar eenmaal schrijft in een leven, die je maar eenmaal gebruikt, omdat het meer is dan een vondst, omdat hij iets heeft dat van alle tijden is: ‘het is niet onopgemerkt gebleven’, of, zoals bij Remco Campert: ‘ik heb het genoteerd’.
Heeft Campert aan Reve gedacht toen hij die woorden schreef? Misschien wel, misschien niet, maar ze staan er toch. En ik beken dat ik ook, telkens ik een blog eindig, er zou willen aan toevoegen: ‘ik heb gezegd’. Wat zoveel is als het einde bij Reve en bij Campert: ‘Ik heb gezegd mijn beste lezer, ik heb het opgetekend, het is dus niet onopgemerkt gebleven.
Hoe komt het dat een zin in een verhaal of gedicht, meer opvalt en een meerwaarde draagt zodat de passage hangen blijft terwijl je de rest vergeet?
Ik denk aan de laatste zin in mijn boek, die ik op het ogenblik van het neerschrijven ook bijzonder vond, nu heb ik er twijfels over, zoals ik twijfels heb over de geladenheid ervan, geladen met het lange leven van de schrijver ervan:
‘De rest is stilte. De stilte van het ongelezen woord, opgesloten, tot het opgenomen wordt, tot het open bloeit in de talloze facetten die het meegekregen heeft.’
Het is te laat om er nu over te oordelen, de zin werd meegegeven met de rest van het boek, trouwens als ik Reve lees of Campert, hoe eindig je een boek waarvan je wilt dat het pas begint te leven als het gelezen is.
Jorge Luis Borges – ik denk dikwijls aan die blinde man – was zelfs getroffen door het woord ‘oriental’ in versregel 13 van canto primo van het ‘Purgatorio’ van Dante: ‘Dolce color d‘oriental zaffiro’, (de zachte kleur van Oosters saffier). Voldoende om er een kort essay aan te wijden in zijn ‘Nueve Ensayos dantescos’[1] Volgens mij vergat hij evenwel dat Dante het woord ‘zaffiro viseerde en niet ‘oriental’ omdat hij het nodig had om te rijmen met ‘giro’ van vers 15.
Het doen rijmen heeft Dante heel wat schitterende versregels opgebracht.
En ik kan denken aan heel wat andere zinnen die ik in mijn leven ontmoet heb in de literatuur, zoals van T. S. Eliot, als van Gilliams, als van Pasternak, als van Bernanos, als van Saint-John Perse, van Hemingway, en van zovele andere schrijvers.
Zinnen die alle zijn blijven hangen in mij en me regelmatig durven bezoeken en beroeren als ik schrijf, gebogen over mijn klavier, of soms zoals vorige zondag als ik neer zat aan de vijver in de luwte, de zon als een genade over mij.
Het zijn grote, waardevolle herinneringen, het zijn vrienden geworden zij die ze schreven. De werken die ik las worden aldus teruggebracht tot enkele zinnen en dit is voldoende omdat ze zouden blijven leven in mij als zaden om te zaaien, ooit.
[1] ‘Jorge Luis Borges: ‘Nueve ensayos dantescos’, Colleccion Austral, Espasa, 1998 : ‘Dante in el verso precitado (‘Dolce color d‘oriental zaffiro’) sugiere el color del oriente por un zaffiro en cuyo nombre està el Oriente. Insinùa así un juego recíproco que bien puede ser infinito.’ Of, vrij vertaald : Dante vergelijkt hier de helderheid van de luchten met saffier, (niet uit het zuiden) maar uit het oosten; ‘saffier’ een naam die verwijst naar het Oosten; aldus een spel oproepend van reciprociteit dat, volgens hem wel zou kunnen gezien worden als oneindig.
04-08-2022, 19:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-08-2022 |
De wijze van het 'erzijn'. |
Je weet het al lang, schrijven is grote ernst voor mij, er kan zelden een glimlach af, wat eerder een bewijs is van zwakte dan van kleurenrijkheid. Ik moet het er mee stellen, alsof mijn wapenspreuk ‘wees ernstig’ zou zijn. En is het geen wapenspreuk het is een soort van teken van iets dat nakend is bij mij, een soort van geur, die geen geur is maar een wijze van zijn.
En is het niet altijd zo geweest, het is het toch nu dat ik deze gevoelens ken, gevoelens die wijzen op een moeheid in het ‘erzijn’. Gevaarlijk zul je me zeggen. Maar is het zo of is het een inbeelding van het ogenblik?
Ook nu moet ik mijn gedachten in een andere richting duwen om niet in hetzelfde euvel te verzeilen. ‘Verzeilen’ wat een beeldrijke woorden onze taal bezit. Ik zou - en ik denk dat er zijn die dit doen - ik zou, zoals de man in ‘La Nausée’ van Sartre, het woordenboek moeten gaan lezen om er de mooiste, de meest zeggende en kleuren rijkste woorden uit te kiezen en te gebruiken in de meest gepaste vorm. Een woordkunstenaar worden, zoals een vriend die ik hier ken in de streek die zelf zijn woorden vormt met stukken van woorden aan elkaar gehecht, passend bij de foto die hij toevoegt aan zijn gedicht.
Maar dit te schrijven heeft niets te maken met mijn gevoelens die ik achterhoud en nu en dan eens op het voorplan breng, het heeft te maken met de wijze van schrijven dat ik altijd perfect wil, al weet ik voldoende dat ik er niet altijd in slaag.
Er zit een kunstenaar in elk van ons. Echter heel wat zijn er, die het niet weten of niet de inzet kennen, noch de noodzaak om hem aan het woord te laten op de wijze die hem past. Heel wat gaat aldus verloren, komt niet aan de oppervlakte zoals de vissen die gedoken blijven onder het spiegelbeeld boven hen.
Het is een kwestie van leven: leven als een geborgene of leven als iemand die de kop opsteekt en gehoord wil worden; die wil aantonen dat hij bestaat en hoe hij bestaat. Waarom het zo is moet ik al gezegd hebben, het is het kosmische in hem dat opborrelt met een gestadigheid en hem aanzet dingen te doen en te blijven doen die een uiting zijn van wat er vloeit uit de bron die hij is. Het is zijn kosmische gebondenheid die hem aanzet dingen te doen die de weergave zijn van dit kosmische in hem dat een meerwaarde geeft aan het leven als we er van doordrongen zijn, dat die meerwaarde er is.
En het is niet noodzakelijk een 'doen', het is ook een 'zijn'. Een begaan zijn met wat literatuur is, wat poëzie is, wat schilderkunst en beeldhouwen is, wat compositie is, wat architectuur is. Er een oordeel over hebben, er door getroffen worden in het diepste van jezelf, er door gevoed worden, zó dat het een impact heeft op je wijze van leven.
Het is dit alles dat ons meer mens maakt, dat ons verheft boven de kudde, ons situeert op de weg die open ligt voor ons. Het is het doen en het zijn van de mens die uit de kudde die we waren is opgestaan en gezegd heeft ‘ik ben méér dan ik ben’, die gezocht heeft naar wat is, naar het ‘plus est en vous’. Het is die wet die we volgen, die we respecteren.
Hiermede heb ik mijn wijze van ‘erzijn’ die deze morgen de kop opstak, al schrijvend, al uitlopend, even op zij gezet.
03-08-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-08-2022 |
De zomers van toen. |
Het is de achtste maand van het jaar die ik binnen stap. Acht een heilig getal zijnde kunnen we, met veel goede wil, augustus als sacraal zien, zoals de achthoekige kerktorens hier en daar een symbolische waarde kennen die andere torens niet hebben. Beide ‘achten’ zijn overgebleven ‘godsgegevens’ waarin de naam ‘God’ verloren waaide zoals het gebeurde met alle symboliek in het leven.
Er is niets bijzonders meer aan augustus, zelfs geen hoofdletter om mee te beginnen, achtste maand of niet, we denken er niet aan augustus enige bijzonderheid toe te kennen. Vroeger stond ze gekend als de oogstmaand, maar ik zie nu dat de korenvelden al een tijdje kaal geschoren staan, de oogst al lang voorbij. Waar kunnen we het dan nog over hebben als we augustus vernoemen anders dan als het korten van de dagen dat zich nu al begint te melden.
In de tijd van de bergen was het duidelijk, van half augustus af waren er tekenen van de herfst die op komst was. Zo dacht ik toch, maar ik dacht heel wat toen en het kan dat het toen meer het gevoel was van het al half voorbij zijn van mijn verlof, in plaats van de halve zomer die al weg was.
Echter, beter is de dagen van toen in de bergen niet meer te her-bewandelen, deze gesloten te houden, de gevoelens die de bergen bleven opwellen vandaag en de vorige dagen te doven voor een gans jaar.
want ik schrijf erover alsof er geen augustusdagen zijn geweest in mijn jeugd, geen geuren van grassen langs de wegen, geen bloemenweiden in de zon, geen korenvelden en niet het geluid van halmen schurend tegen elkaar en jij niet bestoven en bevrucht met het stuifmeel uit de aren als je er langs liep.
Van het zovele dat je kende van het leven in augustus in je jonge jaren wat rest er nog van, Want onvermijdelijk, je sterft je herinneringen, je sterft wat was van de jeugd van jou, je sterft al het zinvolle erin, het blijvende, het diep ontroerende erin, je kruipt nu ver in jou om terug te halen al wat was van augustus. je staat er bij stil hoe het was en hoe je het beleefde. Een achtste ervan vind je terug, het overige zit verweven in al wat was van toen: het licht, de warmte en de koelte in de schaduw en naar de avond toe.
Het is als een schreeuw komende van heel ver die me overvalt, die me ineens bij de keel grijpt de zomers van toen, de geweldige zomers van toen.
Hoe arm ik geworden ben, hoe verlaten, al wat was van vroeger, al wat was van de morgen tot de noen tot de avond, tot de mussen en de vinken in de stromijten, tot de maan als een raadsel op de avondlucht, mis ik nu, bereikt me niet meer in welke vorm ook. En toch blijft je dromen zaaiend in je gehakkel, in je teder zijn in woorden over niets of over niemand maar dan toch over de zomers in augustus, die er niet meer zijn zoals ze vroeger waren, omdat wij er niet meer zijn zoals we er vroeger waren.
Moeder, vader, broers, de zomers van toen, weet je nog wel hoe die waren vergeleken met de zomers van nu?
02-08-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-08-2022 |
Het feest van Helvetia. |
In mijn blog van 21 juli ontweek ik wetens en willens de Nationale Feestdag, ik had er weinig over te zeggen, ik ontwijk echter niet 1 augustus de feestdag van Helvetia een vrouwelijke allegorische figuur, de personificatie van Zwitserland
Hoe durf je zo iets schrijven zul je me zeggen en toch het staat er, het is een gedachte die leeft in mij, een ver gevoel van verbondenheid met een volk en een land, dat ik leerde kennen; waar ik vanaf de jaren van verstand ben in opgegroeid en in een bepaalde zin er ben open gebloeid, niets dan goed dus.
Maar ik zou overdrijven moest ik er al te veel aandacht aan schenken, zo Zwitsers ben ik nu ook niet ingesteld, maar de dag van 1 augustus is voor mij een dag van vlaggen, lampions en vreugdevuren als de avond valt en het dorp in stoet, de kinderen elk met een lampion en voorafgegaan door ‘les fifres et tambours’ naar de plaats vertrekt waar het vreugdevuur wordt aangestoken.
Hoe dikwijls heb ik dit meegemaakt? Het kan dus niet dat dit geen sporen zou hebben nagelaten en dat 1 augustus geen bijzondere dag zou zijn voor mij, een dag van herinnering en ik ben zeker dat dit ook voor de kinderen zo is.
Ikzelf heb er echter niets te vieren, enkel trachten terug te nemen hoe het was en hoe ik het beleefde als een buitenstaander die erover filosofeerde omdat hij er anders niets wist over te vertellen. Nu ook niet, het is het verleden geworden, dingen die niet meer terugkomen, al blijf je hopen, het enige dat je nog rest, een verre hoop op een soort mirakel maar als er mirakel mee gemoeid moet zijn is het niet meer zoals het vroeger was, zijn de gevoelens bedorven, dus word een logisch man, laat varen elke hoop er nog te keren of het nu een 1 augustus is of een andere dag. Dromen mag, erover spreken mag, maar er niet te diep op ingaan is het beste dat er is voor jou en voor je omgeving voor wie het misschien moeilijk is te begrijpen.
Eigenlijk, vriend schrijver in mij, ben je een ziekelijk man, ben je ziek van de bergen op bepaalde momenten in je leven en op andere momenten ziek van de zee. In elk geval je geest is ziek van het voorbije dat je maar niet loslaat en nooit loslaten zal, vooral niet een 1 augustus.
Ondertussen werd er nog maar eens een maand geschrapt van mijn credit aan maanden die me nog overblijven. Een grote hoop blijft er niet, ik weet heel goed dat ik nader. In algebraïsche termen wordt het ‘X – 1’, maar ik ken niet de waarde van die ‘X’, het is een gematigde onbekende. Evenwel, het heeft geen zin me te haasten om het te weten, maar ik leng het evenmin. Ik weet dat mijn uur opgetekend staat - hij staat opgetekend voor elk van ons - ergens in de tijd. Een troost heb ik, de maand in min ben ik niet onledig geweest, heb ik gedaan wat ik me voorgenomen had te doen, het zou erger geweest zijn had ik het niet gedaan. Hoe zou ik het me vergeven hebben.
Nu kan ik zeggen tot mezelf, goed zo man, goed zo, 1 augustus of niet, je hebt een taak te vervullen, vervul die taak en neem wat komt, ook met de glimlach de te dragen pijnen van je lichaam die voorbijgaand zijn als je er zit, stoïsch schrijvend, de eerste dag van de maand ‘X – 2’, je maatstaf nu.
01-08-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-07-2022 |
Bestemming. |
Meer was het niet: ik die luisterde naar een gesprek tussen twee collega’s op het werk, ik die de naam ‘Saint-Luc’ hoorde vernoemen, die de plaats opzocht op de kaart – Google was nog onbestaande - en een dorpje vond hoog in de bergen van de Val d’Anniviers. Van dan af was ik verloren voor de rest van mijn dagen, niet in Saint-Luc zelf maar dan toch in Grimentz aan de overkant van de vallei, en Zinal op het einde van de vallei, daar met mijn neus op de gletsjer van toen.
Here mijn God, zou mijne - ‘mijne’ omwille van Gilliams – moeder zeggen, hoe je leven door één woordje een sterke wending nemen kan. En het is zo, het is onvermijdelijk zo, is het niet een woord, het is een blik, het is een ontmoeting, het is een voorval, het is één enkel gebeuren, heel onschuldig op het eerste zicht maar, en hier gaat het dan om, bepalend in vele gevallen voor het verdere verloop van je leven.
Velen zullen dit beamen als ze even nagaan waar het sleutelpunt lag waar hun leven een bepaalde richting is ingeslagen en hoe het allemaal begonnen is met een klein iets met grote gevolgen. Ik ben geen uitzondering op dat gebied, het is tekenend voor het leven van elk van ons, alsof het een soort van voorbestemming is die ons wachtte, onontkoombaar, op een bepaald punt in ons leven. Want hoe kan het dat je er niet op reageert, dat je blindelings in de val loopt, dat je denkt dat het je bestemming is, al is dit niet altijd zo en weet je het pas later als het te laat is.
Want bestemming of niet, zo lang je het ziet als je bestemming blijft het zo, maar eens je twijfelen gaat houd je het niet meer, kom je open en bloot terug en kan het dat je een andere bestemming ineens opduikt. En dan wat, hoe reageer je hierop als gehuwd paar met kinderen?
Uiteenlopend, ofwel blijf je bij je eerste bestemming, meestal omwille van de kinderen, en gaat het leven eerder ongewoon en gematigd door, ofwel is je nieuwe bestemming zo hevig dat je breekt met je eerste en je tweede bestemming volgt. Met al de gevolgen van dien, een blinde vlek in het oog, een scotoom, dat je er aan overhoudt.
Ik zeg dit omdat er bestemming is dat ons sociaal en familiaal leven grondig bepaalt en een bestemming die een bijzonder aspect ervan in leven houdt, het eerste hier is bindend en een breuk erin - zoals het zich thans in de familie afspeelt – is dramatisch voor beide partijen, vooral dan, denk ik, voor de kinderen, die wellicht niet begrijpen wat er boven hun hoofd gaande is.
Maar een bijzonder aspect ervan, een neiging om bijvoorbeeld je verlof door te brengen in de Valais, heeft geen bindend karakter, je stapt er vanaf met heimwee misschien, maar een drama wordt het niet.
Wel gebeurt het en dat is mijn geval dat je als je die bestemming blijft aanhouden dat ze diep onder je vel kruipt, zoals in het liedje van Frank Sinatra:
I’ve got you under my skin, I’ve got you deep in the heart of me, So deep in my heart that you’re really a part of me.
Sinatra heeft het over een vrouw, ik heb het over de Valais, maar het is op deze wijze dat de Valais me heeft bekoord en de bekoring is gebleven tot vandaag toe. Wat is er verkeerd aan?
31-07-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |