Vroeg in de
morgen is hij naar de vijver gereden, over het trage herboren land, met een
vreugde in hem, omwille van het landschap en ook om de beslissing die hij nam.
Hij heeft
het hekken geopend gewoonlijk staat het open is tot aan de kabuze gereden
en is gaan neerzitten aan de tafel
buiten. Achter hem, hoog opgeschoten, de lange rij populieren, ruisend alsof ze
spraken, en voor hem uit de vijver. Hij wist dit allemaal, de ogen dicht, hij
wist ook de witte band van de meidoorn en de bomen groot en donker in het pure
blauwe van de luchten, ideaal voor het schrijven. Het is dus hier dat het zou
gebeuren. Het stond klaar getekend. Het was hier dat hij een kruis zou maken
over zijn boek, een kruis zoals zijn moeder maakte met het broodmes telkens ze
een nieuw brood aansneed.
Hij schreef
lang en zonder op te zien. Hij had zijn inktpot meegebracht omdat hij wist dat
de oude, getrouwe vulpen niet veel inkt meer hield, zodat hij ze herhaaldelijk
vullen moest. Maar hij schreef, geïnspireerd, over wat hij nalaten wou voor hen
die hem ooit zouden lezen op heldere dagen of op donkere nachten.
Toen hij
dacht dat het laatste woord geschreven stond, is hij opgestaan en heeft hij,
rond de vijver, zijn zevenhonderd passen gedaan. Hij voelde wel de pijn
onderaan de rug, maar hij voelde vooral de voldaanheid, na al die dagen, aangekomen
te zijn waar hij aankomen wou. En nu wandelend in een cirkel om de vijver: de
bomen en de struiken, de luchten en de wolken, de wind in kleine golven spelend
met de weerspiegeling ervan; in de geur van meidoorn en van water. Hij wou van al
wat hij zag en rook en hoorde een foto, een foto voor het slot van zijn boek.
Hij was
terug op de plaats waar zijn dagboek nog open lag, naast zijn pen en bril,
naast het potje inkt Herbin, toen Johan aankwam, zag hoe hij er stond en hem
toe riep doorheen het open raam van de wagen: Zo vroeg al, Ugo, heb je hier
soms geslapen?
Nog niet, nog
niet, Johan, zo ver is het nog niet gekomen, ik had nood aan wat van de morgen
is, naar je plaats hier, naar je vijver die inspireert. Ik heb wat zitten
schrijven.
Johan, met
krachtige stoppelbaard, stond voor hem: Mijn beste vriend, wat vertel je me
nu, wat heb je nu allemaal geschreven, hier aan de vijver, die ook mijn
droomplaats is?
Wel, ik
heb je vijver, noch min noch meer, vereeuwigd in mijn geschriften. Hij staat er
getekend als de slotscene van een boek. Want ik was hier vanmorgen, opgeslorpt
door het woord in mij
Het Woord
dat in den beginne was?
Ook dat,
maar hier, vooral dat van de vijver en de bomen en de luchten.
Kom, ik ga
een tas koffie zetten en ondertussen gaan we eens rond de vijver, kom je mee?
Ze gingen
samen de vijver rond, hun spiegelbeeld volgde hen, maar dat zagen ze niet: Ugo
kijkend naar de groei van heesters en struiken en de soorten bloemen op de berm
naast de gracht, Johan lettend op elk teken in het water. Zijn vissen, zegde
hij, hadden de ziekte van de nawinter, vooral onder de spiegelkarpers. Hij had
deze bestreden met een bijzonder product, dat hij met moeite bekomen had, maar
hij dacht dat nu de ziekte overwonnen was.
Ze zaten
aan tafel met een kop koffie voor hen. In enkele lijnen, waarom hij het deed
wist hij niet, vertelde Ugo over Anja, waar hij haar het eerst had ontmoet en
hoe hij nu haar had weer gezien.
Maar mijn
goede vriend Ugo toch, had hij gezegd, en dat overkomt je nu, je bent toch
niet verliefd? Ik vond het al vreemd dat je hier aan het schrijven was zo vroeg,
is het een liefdesbrief die je schreef?
Neen, geen
brief, of eigenlijk wel, een brief als slot van een boek.
Mag ik van
jou horen hoe een dergelijk slot geschreven wordt?
Neen, het
spijt me, want als ik het lees is het geen slot meer, maar het begin van een
nieuw boek dat niet zal geschreven worden.
Zoals je het wenst,
Ugo, maar het is goed dat een man een vrouw heeft, vooral een eenzame man zoals
jij. Hoe moet het nu verder?
Ik zie haar morgen
en een van deze dagen kom ik hier naar de vijver met haar. Maar hoe en of het
zich gaat verankeren weet ik nog niet. Goed hoop ik, zoals je vijver en je
vissen. Je hebt ze lief en ze springen op van vreugde als ze je zien of als ze
voelen dat je er bent.
Wel, Ugo, weet dat
Anja welgekomen is, het zal wel niet de eerste de beste dame zijn die je
uitverkoren hebt, maar wat met je boek, ga je er werkelijk mee stoppen?
Het boek, Johan,
staat geschreven, het is af. Of liever het begint nu, het boek van het nieuwe
leven begint nu.
Ik kan je niets
anders wensen dan peis en rust, maar denk er aan, je zult niet meer de vrijheid
kennen waar je nu over beschikt want vrijheid is eenzaamheid, is doen wat je
wenst te doen. Maar ik ken je als een wijs man en een wijs man denkt na over
wat hij doet. En ook, en hier vooral hebt je over na te denken, hoe gaan de
kinderen reageren, en vergeet niet, de tijd stopt niet, noch vandaag, noch
morgen, maar het gebeurt dat gevoelens de tijd ondergaan, wees dus sterk en
zeker van de stappen die je zetten gaat.
Ugo luisterde, hij
keek naar Johan, voor hem, de kop koffie in de hand, een stoere man: Je bent
een echte vriend, Johan, je bent bezorgd om mij, meer dan ik om mij, ik onthoud
je woorden.
|