Geschriften
Inhoud blog
  • Afscheid
  • Opgenomen.
  • Hoe ik er sta, vandaag?
  • Waar ben ik mee bezig?
  • Gesprek op zondag.

    Zoeken in blog



    04-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vierendertig (2)

     

    Het heeft licht gevroren deze nacht, herfst ligt uitgestrooid over de binnenkoer. Een ogenblik is de twijfelzon als verpulverde edelstenen in de bomen. Dante moet in zijn leven - en zeker Félix Timmermans - dergelijke ogenblikken beleefd hebben en dan ook, naar de avond toe, de weerspiegeling van de ondergaande zon in de ramen hebben gekend. Soms heel bewust beleefd, soms niet, zoals het bij mij gebeurt als ik rond loop met muizenissen in het hoofd.

                                                                                                       

    Zoals Vergilius het hem vraagt slaat Dante beide armen om de hals van Vergilius en, als de vleugels uitgeslagen zijn, grijpt deze zich vast aan de pels van Lucifer en daalt hij voorzichtig de flanken af.

    Van bosje haar tot bosje haar daalde hij af langs de stukken harde pels en de bevroren korsten, en aangekomen waar de dij uitstulpt in de heupen, keerde mijn gids met moeite en angst zich om zo dat zijn hoofd op de plaats van zijn benen kwam en hield hij zich vast aan de haren als iemand die klimt, zo dat ik dacht terug te keren in de Hel.[1]

    Hou je goed vast, zei mijn vermoeide meester, want langs deze ladder moeten we de plaats van alle verderf verlaten.

    Dan wrong hij zich doorheen een spleet in de rotsen en zette hij me neer op de rand, om daarna vlug bij mij te komen. Toen ik opkeek meende ik Lucifer te zien maar ik zag hem met zijn benen ondersteboven hangen:

    En of ik toen ontdaan was, denk eens, dat de onwetenden nagaan welk punt het was dat ik toen voorbij gegaan ben.[2]

    Het punt was het middelpunt van de aarde (zijnde het midden van Lucifer) en via dit punt kwam Dante met Vergilius in het zuidelijke halfrond. Ik denk niet dat hier veel moet over gezegd worden. Het middelpunt is wat het is en zich vastklampend aan het lijf van Lucifer volstond het Vergilius, eens het midden bereikt, om zijn hoofd te brengen op de plaats van zijn benen en terug naar boven te klimmen. Ze bevinden zich - het is Paaszondag, vijf uur ’s morgens, leert Dorothy L. Sayers me - in een natuurlijke grotzaal, hobbelig en amper verlicht, en Dante heeft nood aan uitleg, zoals ik ook nood aan uitleg heb.

    ‘Mijn meester, voor ik me vrijmaak van deze afgrond’, zegde ik me oprichtend, ‘opdat ik me niet vergissen zou zeg me eens, waar is het ijs en waar is hij daar ondersteboven, en hoe kan het dat in zo weinig tijd de zon van avond naar ochtend is gegaan?’ [3]

    En Vergilius legt uit dat hij, Dante, nog steeds denkt dat hij zich aan de andere kant van het middelpunt bevindt, daar waar hij zich vasthield aan de haren van Lucifer die de wereld doorboort.

    Daar waren we, zo lang we aan het dalen waren, echter, eens omgedraaid passeerden we het punt waar al wat weegt naartoe getrokken wordt. En nu ben je aangekomen onder het halfrond dat tegengesteld is aan het halfrond dat het drooggekomene overkoepelt, namelijk het halfrond onder wier zenith de mens is gestorven die geboren is en zonder zonde leefde. ( L’uom che nacque e visse senza pecca). Je staat nu op een kant van de kleine bol die de andere zijde van de Judecca is. Hier is het morgen als het ginds avond is.



    [1] Di vello in vello giù discese poscia, / tra il folto pelo e le gelate croste./ Quando noi fummo là dove la coscia / si volge appunto in sui grosso dell’anche,/ lo duca, con fatica e con angoscia, / volse la testa ov’egli avea le zanche, / e aggrappossi al pel come uom che sale,/ si che in Inferno io credea tornar anche. ( Canto XXXIV: 74-81)
    [2] E s’io divenni allora travagliato / la gente grossa il pensi, che non vede / qual è quel punto, ch’io avea passato. (XXXIV: 88-90)
    [3] ‘Prima ch’io dell’abisso mi divella,/ maestro mio’ diss’io quandio fui dritto, / ‘a trarmi d’erro un poco mi favella./ Ov’é la ghiacca? E questi, com’é fitto/ s sottosopra? E come in sí poc’ora, / da sera a mane ha fatto il sol tragitto. (XXXIV: 100-105)

    04-12-2014, 20:31 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    03-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.La Condition humaine

     

    La condition humaine (André Malraux)

    Hoe gebeurde het dat, voortkomende uit de Big Bang, na een miljardenjarenlange evolutie, uit de prehistorie plots, alsof het gisteren was, de mens-in-wording is opgestaan in de duisternis van zijn grot, om te doen wat in feite niet utilitair, maar een zuiver uitgroeisel was van de geest in hem; van de wordende mens die, bij het licht van een fakkel, een bison heeft getekend op de wanden van de grot waar hij verbleef en deze prestatie heeft bekrachtigd met zijn handpalm om aan te tonen dat hij het was en niet iemand anders die dit had neergezet.
    Het was een stap oneindig verder, dan wat hij vooraf had bereikt – de aap gebruikte reeds een steen om een harde noot te kraken – bij het bewerken van een silex tot mes, tot bijl tot hamer.

    Deze stap, in de ruimte van de geest, waardevoller dan de eerste stap op de maan, brengt ons nu nog in verwarring, omdat het de dageraad was van de homo-meer-dan-sapiens oprijzende uit de donkere, afgebakende holte van het zijn.
    Het was het losbreken van de creativiteit uit de loomheid van de geest, het binnen dringen in een totaal andere, dimensie, zich manifesterend als een eigenheid van het mens-zijn en ons leiden zou tot de mens die we nu zijn, tenminste deze die is opgegroeid in de sporen van die kunstenaars van Lascaux of Altamira of van welke grot- of rotswand ook.

    Het is de grotmens, onze voorvader, die we beoordelen op basis van de middelen waarover hij beschikte en de omstandigheden waarin hij leefde; hij was de oorsprong van la condition humaine, het teken van ons mens-zijn, gericht op een steeds maar groeiende en vernieuwende creativiteit, in zijn handelingen, gedachten en producten, tot in – wat vandaag duidelijk zichtbaar is - onze gebruiksvoorwerpen toe. Het is hij die ons de correcte weg heeft aangeduid en die we thans moeten volgen met alle middelen ter onzer beschikking die sedertdien exponentieel zijn toegenomen.
    Be mindful, leef bewust, zij creatief, denk aan de jump die onze voorvader heeft gemaakt toen de gedachte is opgekomen in hem en hij de eerste lijn heeft neergezet. En deze ingesteldheid kan enkel positief zijn, kan enkel ‘in meer’ zijn. Elke ander handeling is trappelen ter plaatse of een terugkeer naar de lege grot- of rotswand. Het is in elk geval, wat mij betreft de basis voor elke uiting van kunst.

    En precies terwijl ik dit schreef, stuurde een vriend me een gedicht van Félix Timmermans (1886-1947). Ik herneem het hier omdat het de ideale illustratie is van ‘la condition humaine.

    De herfst blaast op den horen
    en ’t wierookt in het hout
    de vruchten gloren
    de stilten weven gobelijnen
    van gouddraad over ’t woud
    met reeën die verbaasd verschijnen
    uit varens en frambozenhout
    en sierlijk weer verdwijnen.

    De schoonheid droomt van boom tot boom,
    doch alle schoonheid zal verdwijnen,
    want alle schoonheid is slechts droom
    maar Gij zijt d’Eeuwigheid.
    Heb dank dat Gij mijn weemoed wijdt
    en zegen ook zijn vruchten.

    Een ganzendriehoek in de luchten
    nu komt de wintertijd.
    Ik hoor U door mijn hart en door de rieten zuchten
    ik ben bereid.

    Een groot dichter van zijn tijd was Félix Timmermans. Ik zie hem dit schrijven, op een morgen, getroffen door de kleuren van de herfst en de klank van het licht, denkend, zoals Quasimodo aan de dood.

    Tot morgen.

    03-12-2014, 05:45 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (1)

    02-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Vierendertig (1)



    (Vooraf dient gezegd dat de blogs Canto Tweeëntwintig (3) en (4) gelezen moeten worden als Canto Drieëntwintig (1) en (2). Ik kan nu beginnen met het allerlaatste canto van Dantes Hel)


    Na dit verhaal lees ik de laatste verzen van zijn ijskoud canto XXXIII, om nog iets te zeggen over de zondaars die, in plaats van met hun hoofd uit het ijs te steken, er op hun rug in vastliggen. Deze kunnen zelfs niet wenen zodat de smart naar binnen slaat en hun leed nog verhevigd wordt. Wenen ze toch dan vult de oogholte zich met ijs. En we ontmoeten hier nogmaals een weinig hulpvaardigde Dante als een van hen vraagt:

    ‘Maar strek nu je handen uit om mijn ogen te openen’. Ik opende ze niet, hoffelijkheid was hier grof zijn
    .[1]

    En zo komen we aan in het laatste canto van de Hel dat begint met:
    Vexilla regis prodeunt inferni. De vaandels van de vorst van de hel komen nader.

    Deze vorst is Lucifer, het hoofd van de gevallen engelen. ‘Kijk dus goed uit’, zegt Vergilius, en Dante ziet een gedaante opdoemen uit de mist en duikt weg achter de rug van Vergilius. Hier zitten de schimmen in diverse houdingen helemaal ingesloten in het ijs.
    En dan toont Vergilius het wezen dat eens het schoonste van alle schepselen was. Degene die je daar te zien krijgt is Dis en van nu af zul je je moeten wapenen met moed. Dante verkilt bij het zicht ervan en kan geen woord meer uitbrengen.

    Ik stierf niet maar bleef ook niet leven en tracht je nu eens voor te stellen in welke toestand je je bevindt als het ene en het andere je wordt ontnomen.[2]

    Io non mori’ e non rimasso vivo, Dante noch dood noch levend, een blok ijs gelijk, een ogenblik als onbestaande en toch bestaande tot hij zich realiseert waar hij is en wat hij ziet. Er volgt een lange beschrijving van Lucifer die met zijn borst half boven het ijs uitsteekt en wat zijn massa betreft, kwam ikzelf, zegt Dante,

    meer overeen met een reus dan reuzen overeenkomen met mijn armen, maar dit is niet alles, aan zijn hoofd zaten drie gezichten, een vooraan dat rood was en de twee andere zaten vast boven elke schouder en kwamen samen achteraan. Het rechtse gezicht was wit en geel en het linkse had de kleur van de mensen uit het land waar de Nijl afdaalt naar de vlakte.

    Onder elk gezicht zaten enorme vleugels zonder pluimen maar glad als bij een vledermuis en met die vleugels bewoog hij zo dat er drie ijzige winden ontstonden die de waters van de Cocytus (canto XIV) bevroren.

    Hij weende uit zes ogen en zijn tranen waren met bloed vermengd en vloeiden langs zijn drie kinnen omlaag.

    En met zijn tanden verbrijzelde hij drie zondaars tegelijk. Vergilius weet hem te vertellen dat de ziel die het meest gepijnigd wordt deze is van Judas Iskariot die met zijn hoofd naar binnen steekt en met zijn benen naar buiten en in de twee andere gezichten die met hun hoofd naar buiten komen is de ene, in de zwarte muil, Brutus en in de andere steekt Cassius.
    Maar ze moeten verder zegt Vergilius: de nacht komt er aan en we moeten gaan want we hebben alles gezien.[3]



    [1] “Ma distendi oggimai in qua la mano;/ apprimi gli occhi”. Ed io non glieli apersi, e cortesia fu lui esse villano. (XXXIII: 148-150).[2] Io non mori’, e non rimasi vivo;/ penso oggimai per te, s’hai fior d’ingegno,qual io divenni, d’uno e d’altro privo. (XXXIV: 25-27).[3] Ma la notte risurge; ed oramai / é da partir, che tutto avem veduto (Canto XXXIV: 68-69)

    02-12-2014, 07:15 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    01-12-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Hathsepsut en het Land van Punt


     

    Ik weet dat ik in mijn dagboeken, evenmin als in mijn blogs, niet moet gaan zoeken naar wat ik op een bepaalde dag in het verleden heb gedaan, wel zal ik vinden welke boeken ik las of met welke gedachten ik rondliep.
    Zo dacht ik vandaag aan het kort gesprek dat ik had met een vriend in verband met de ligging van het fameuze land van Punt, waar koningin Hatsepsut heen reisde en deze reis zo belangrijk vond - een hoogtepunt in haar regeren - dat ze een tempel oprichten liet die zo werd geconcipieerd met een lange allee die er naar toe leidde, dat het verhaal van deze reis uitgebeiteld kon worden in het voorste gedeelte ervan.
    Ik beloofde hem hierover een blog te schrijven omdat ik wist dat ik het verhaal vinden kon in ‘Ages in Chaos’[1] van Immanuel Velikovsky. Een boek dat na heel wat verwikkelingen gepubliceerd werd in 1953, en in 1977 aan zijn 10de herdruk toe was, het exemplaar dat ik bezit.
    In dit werk komt Velikovsky met een theorie voor de dag die stelt dat er een ‘gap’ is van vijf à zes eeuwen in de Egyptische Chronologie. Weinig zijn zij die deze stellingname toetreden[2]. Maar ik persoonlijk vind dat er een grote graad van waarheid in schuilt.
    Nu men moet het boek gelezen hebben om hem het nodige credit te geven. Want luisteren naar zij die Velikovsky afbreken, voortgaande op wat anderen erover zeggen of schrijven, is maar al te gemakkelijk.

    Velikovsky’s theorie steunt op één verifieerbaar element. Hij beweert dat de tempel van Solomon die, volgens de Bijbel leeg gehaald werd door Shishak, de Egyptische Farao, traditioneel vereenzelvigd met Sheshonk I, in feite geplunderd werd door Tutmoses III, de opvolger van Hatsepsut, want zegt hij – en dit is het enige maar dan ook, indien juist, onweerlegbare bewijs - de buit die afgebeeld staat op de muren van de Tempel van Tutmoses III, komt uit het Paleis en de Tempel van Solomon.
    Hij stelt dit voorop aan de hand van de op de muur van de tempel afgebeelde gebruiksvoorwerpen van deze buit, o.m. vazen, altaren, tafels, die Tutmoses III, na zijn verovering van Palestina liet beitelen op de muur van zijn Tempel in Karnak. Velikovsky komt tot de uiterst vreemde bevinding dat deze tekeningen een exacte weergave zijn van de voorwerpen die voorkomen in de boeken van de Bijbel, I Koningen en II Chronyken.
    Hij besluit hieruit dat het Tutmoses III is geweest die de tempel en het paleis van Solomon heeft geplunderd.
    In zijn ‘Ages in Chaos’ schrijft Velikovsky hier uitgebreid over en publiceert hij ook een foto van de muur samen met een tekening ervan. Wat volgens hem betekent, dat de Shishak van de Bijbel niet Sheshonk I was maar Tutmoses III en dat deze laatste niet leefde in de 15de eeuw maar, zoals Solomon, in de 10de eeuw voor Chr. Dit met alle gevolgen wat de Egyptische traditionele chronologie betreft.

    Ik zocht destijds in mijn ‘Baedecker’s Egypt’ van 1929 én naar de beschrijving van de tempel van Tutmoses III én van deze van Sheshonk I, maar nergens vond ik, in deze zeer gedetailleerde reisgids van Baedecker, ook maar enige beschrijving van een dergelijke muur.
    Ik zal me wel niet meer verplaatsen naar Karnak, die gelegenheid heb ik gehad maar toen ik er was, jaren geleden, beweerde de gidse wel die muur te kennen maar vond het onnodig er langs te gaan, wat me ontgoochelde.
    Conclusie voor mij: ik heb vertrouwen in Velikovsky wat de tekeningen op de muur van de tempel betreffen. Maar of het de muur van de tempel van Toutmoses III is heb ik niet kunnen achterhalen. Er blijft dus een (lichte) twijfel hangen.

    Uiteindelijk blijft het een probleem dat mij en vele anderen bezig houdt. Want als Tutmoses III de tempel van Solomon heeft geplunderd dan was het Hathsepsut, die als de Koningin van Saba vermeld staat in de Bijbel, die een bezoek bracht aan koning Solomon en dan was het land van Punt dat door Hathsepsut werd bezocht, Palestina.

    En dan ook niet, want een zekere Kamal Salibi, , beweert in zijn boek, ‘La Bible est née en Arabie’, en ik heb heel wat redenen om hem te geloven, dat de geschiedenis van Israël, zoals verhaald in Genesis en Exodus zich heeft afgespeeld in Arabië. Trouwens het is Abraham die met zijn zoon Ishmaël – volgens Arabische overlevering – de Ka’aba zou gebouwd hebben.
    Daarenboven is er ook het feit dat er in Jerusalem geen archeologische resten gevonden werden, noch van het paleis van David, noch van het paleis van Solomon, noch van de tempel van Solomon[3], wat koren op de molen is van Salibi, want hij situeert de ganse geschiedenis van Israël, zowel tempels en paleizen, als de veldtochten van Tutmoses III en van Sheshonk I, in Arabië en niet in Palestina.
    Wat dan met zich brengt dat de tempel van Solomon, en dus ook het land van Punt, zich niet bevonden in Palestina, maar in Saudi Arabië.

    Uiteindelijk, komen we uit bij een schilderij van Dali, een eiland in de lucht, een mogelijkheid die is en toch niet is of nog niet is.

    Zoeken dus, zij die gaan wandelen in het zand van de Tempel van Tutmoses III in Karnak, naar die fameuze muur; Kijken of deze wel degelijk van Tutmosis III is en of de afbeelding erop overeenstemt met de afbeelding in ‘Ages in Chaos’ en daarna de Bijbel gaan opzoeken of de voorwerpen op de muur, erin beschreven staan. Meer is het niet, maar het moet voldoende zijn.

    Maar dan komt Akhnaton in de VIIIste eeuw in plaats van in de XIIIde eeuw, wat terug andere traditionele waarheden in de war brengt.



    [1]Immanuel Velikovsky ‘Ages in Chaos, a reconstruction of ancient history from the Exodus to king Akhnaton’, Sidgwick & Jackson, London 1977.
    [2] Een onder hen is Robert de Telder, zie dezes webblog.
    [3] Zelfs de National Geographic van December 2010, durft dit verkondigen. En er zijn er heel wat in Israël die dit weten, behalve zij die het moeten weten, de fundamentalisten die zelfs Kyriat Arba hebben gesitueerd in de stad Hebron of daar dan toch dichtbij. Maar om dit te weerleggen moet ‘La Bible est née en Arabie’ gelezen worden. Ik neem me voor, bij gelegenheid, ook eens iets te schrijven over die Kamal Salibi en zijn diverse boeken over the Bible People. Salibi, een groot kenner van het Hebreeuws en het Arabisch, van de Bijbel en zijn geschiedenis, Salibi die doodgezwegen wordt.

    01-12-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    30-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Voor de zon opkomt



    Wellicht komt er een dag dat ik niet meer weten zal wat te schrijven, dat ik teruggrijpen moet naar wat ik vroeger schreef, zoals ik ook regelmatig terugga naar boeken of zinnen uit boeken die ik jaren terug gelezen heb. Alles beweegt in mij, zoals alles beweegt om me heen tot het beeld van Sirius en het sterrenbeeld van Orion dat opschuift naar het westen toe om later te verdwijnen.
    Zo zie ik ook elke morgen, hoe de zon, door de beweging van de aarde, dichter en dichter komt tot haar punt in het zuidoosten, om dan opnieuw, schijnbaar, terug te keren tot haar verste punt in het noordoosten.
    Wat een kolossaal iets, dit bewegen van wat zich afspeelt aan het firmament mee te maken en uit te kijken hoe dag aan dag, en avond aan avond het licht opkomt en onder gaat, denkend aan die ene zin van Louis Pauwels, ‘qui rate les aubes, rate sa vie’.
    Ik begin mijn dag dan wel niet zoals hij – toen hij nog leefde - met een duik in het zwembad, ook in de herfst en winter, dat schreef hij toch, ik acht me heel tevreden met het schilderij van de opkomende zon elke morgen, in een enorm palet van kleuren, elke dag verschillend, maar een blijvende inspiratiebron om opnieuw, komende uit de slaap, mijn leven te beginnen. Als er iets is in het leven dat geen verveling is dan is het, het morgenuur als de hemel kleurt.
    duidelijk dat het me tijd en inspanning kost en zal blijven kosten om dit blog van mij bij te houden met de regelmaat en de preciesheid van de aarde in haar baan omheen de zon. Ik moet hiervoor diep in mij duiken, zoals de wortels van de bomen zijn doorgegroeid tot onder de woning zo moet ik gaan kijken tot in de onderste lagen van mijn herinneren, tot in het diepste van mijn jeugd, tot de dag dat ik om een of andere reden niet naar school wilde en mijn moeder, ik zal dan vijf of zes geweeest zijn, me opsloot in het donkerste dat er was, het lege varkenshok.
    Dit is het beeld dat me is bijgebleven, zoals het beeld van de mensen die opgeroepen door de kerkklokken, uit hun huizen kwamen op zondag, en in lange rijen, te voet, komende van einde en ver, sommigen zoals ik, met de missel onder de arm, om naar de mis te gaan, hetzij naar de vroegmis, die een gelezen mis was, hetzij naar de hoogmis die een gezongen mis was.
    Ik kan er aan toevoegen dat ik er ook heen ging, wetende dat ik na de mis een ‘Vlaams filmke’ zou kunnen kopen of een ‘Ivanovke’, waarvan ik me uitzonderlijk, nog steeds een titel herinner, ‘Pater Damiaan De Veuster’ en ‘Een kleine Pickpocket’. Boekjes van een twintigtal pagina’s die niet meer kostten dan 0,25 frank, of vergis ik me, maar het zal wel niet.
    Jaren later zal ik van de Hoofdschoolmeester, de Heer Van Oudenhove, die ik eeuwig dankbaar ben, de volledige Jules Verne lezen, ik was toen twaalf. Mijn God wat een tijd het was, van Michaël Strogoff tot Twintig duizend mijlen onder zee, tot Vijf weken in een luchtballon. Mijn God wat een jeugd het was.

    En om terug te vallen op de zondag, hoe heerlijk het was, na het middageten, in de zomer te gaan neerliggen onder de appelaar of de kerselaar, languit in het gras, met de armen onder het hoofd en weg te dromen met Jules Verne, de oneindigheid van de droomwereld binnen. Ik zie me nog liggen, ik voel nog de kilte en de zachtheid van het gars onder mij, vreemd dat me dit is bijgebleven, de zondagnamiddag in het gars gelegen als knaap, als puber, als jonge man.
    Vreemd dat me is bijgebleven dat ik, het was laat in de herfst, nog een appel heb zien hangen in de appelaar, een 'Jacques le Bel", en ik toen in de boom ben gekropen, de appel heb geplukt en me nu nog herinner het kleine geluid dat het gaf toen ik de koude, al kleverige appel van de tak trok.

    Maar wellicht komt er een dag dat ik dit allemaal niet meer schrijven zal, noch op zondagmorgen, noch op een andere morgen, dit vóór de zon opkomt.

    30-11-2014, 05:23 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (2)

    29-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Wat houd ik over



    Wat houd ik over van wat ik schreef van 2010 tot 2013, ongeveer een half miljoen woorden. Wat doe ik er mee, en wat met de 172.779 die ik nu al, in 2014, heb geschreven.
    Het is alsof ik nimmer stilvallen zal. Alhoewel Ik vandaag gewrongen zit met het laatste Canto van Dantes Hel. Ik schuif het voor mij uit maar weet dat ik er eens zal moeten aan beginnen om het Inferno af te sluiten, dat evenwel achteraf nog een staart kan krijgen omdat er nog diverse punten zijn waarover ik, zoals Borges, negen Essays zou kunnen schrijven, en zijn het er geen negen, dan toch vijf of zes. Dus ik zal er blijven mee gaan slapen en er mee op staan tot zolang het niet geschreven zal staan. En dan nog zal ik niets gezegd hebben noch over zijn Purgatorio, noch over zijn Paradiso, noch over de andere werken die hij schreef.
    En ik zou dan nog willen boeken lezen, antwoorden op de vele reacties op facebook, zou dan nog kleine kunstwerkjes willen maken met de etsen die ik vroeger heb gemaakt en nu in meer een aanvullende waarde zou wensen te geven door ze in te kleuren of aan te kleden met stukjes wortel, steentjes, schelpjes, wieren.

    Gekheid is het. Mijn hoofd is bijwijlen een tol, mijn gedachten slaan op hol als ik er aan denk en daarom, daarom is het een verlossing me even niet in de hand te houden. Te gaan neerliggen op de sofa, voor de brandende haard en te lusiteren naar het knetteren van het eikenhout, met wat Mahler op de achtergrond, of wat Pergolesi, of Beethoven, of Satie. Ik zeg zo maar iets en dan te zien hoe de zon wegschuift tussen de bomen en hoe het licht wankelen gaat in de kamer.
    En de komst van de nacht te voelen in mijn leden, lang uitgestrekt onder mijn deken, de ogen gesloten en denken aan Salvatore Quasimodo en zijn ‘Antico Inverno’, denken aan die ene zin die me, om tal van redenen, zoals Dante, volgen blijft, waar ik ook ga of wat ik ook doe:

    Desiderio delle tue mani chiare
    nella penombra della fiamma
    sapevano di rovere e di rose,
    di morte...[1]

                                                                                                       *

    Ik weet niet waar ik, uiteindelijk uitkomen zal, weet niet hoe dit allemaal eindigen zal, of het gebeuren zal in de nacht of in het eerste licht, vroeg in de morgen, met de hemel in vuur, zoals ik het de laatste dagen heb meegemaakt. Ik weet alleen dat ik er naar toe schrijf, dat ik er naar toe leef en dat de draad dunner en dunner wordt.
    Ik kan, zoals ik nu bezig ben, tot dan, blijven brieven schrijven gericht aan mezelf, van Ugo naar Karel en van Karel naar Ugo, alsof er nog een derde was die alles registreert. Die alles, keer op keer hertekent, die geen nood heeft aan mooischrijverij maar de zaken weergeeft voor wat ze zijn en niet zijn. Poolshoogte nemend om te weten wat niet te weten is, hoe het verder moet als het dan toch verder moet.
    Maar vandaag en morgen, bespaar me Dante en ook volgende week. Maar dan ook verlos me ervan. Ooit. Eens.
    Alsof dit nog mogelijk zou zijn.



    [1] Verlangen van je klare handen in de schaduw van de vlammen, ruikend naar eikenhout, naar rozen, naar de dood…

    29-11-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    28-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toen het nog zomer was.




    Je wist het
    toen het nog zomer was
    en stuifmeel in het koren
    met gedachten je bestoof,
    die je houden kon, flinterdun
    en neergezet,
    op niets hopende,
    àl had je gehad wat je krijgen kon,
    méér was er niet.

    Je wist het,
    toen het nog zomer was,
    over haar gebogen
    hoe het leven wisselen kon,
    het teerste groen en vlinderlicht
    dat Dante oosters wist te kleuren
    om allen te bekoren,
    in ovalen neergezet
    honderdvoudig
    tot de avond viel
    in slierten onder de bomen
    het geluk gekend.

    Je hoopte
    toen het nog zomer was
    laat de tijd nu verder gaan,
    laat komen wat nog komen moet
    versterving is ons niet vreemd
    maar evenmin begoocheling
    hoewel de nachten dichter komen,
    het licht wat langer wacht.

    Je hoopte
    toen het nog zomer was,
    de stilte ingebed je hart geroerd,
    je bloed dat zwijgen bleef
    alsof onbestaande wat van vroeger was
    en je nog grijpen kon
    in een spiegelbeeld,
    beneveld.

    Dit toen het nog zomer was.

    28-11-2014, 07:21 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    27-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëndertig (4)



    ‘Poscia, più che il dolor poté il digiuno’
    Meer dan de pijn vermocht de honger.

    Ik zou deze zin genomen hebben voor wat er stond en me wellicht gehouden hebben aan de voetnoot van Lodovico Magugliani: ‘lo strazio ed il dolore non mi ucciser ancora, mi fini il digiuno.’(De spanning en de smarten volstonden niet om te sterven, de honger betekende mijn einde.)
    Ik dacht zelfs, wat ook een oplossing inhield, dat Dante een rijmwoord nodig had voor ciascuno, en digiuno - vasten of de honger – het meest passende was. Al kon het ook omgekeerd geweest zijn en zocht hij voor vers 73 een rijm op digiuno.
    Dat Ugolino stierf, meer van de honger dan van de smart, was een zin die het verhaal van Graaf Ugolino afsluiten moest en beter dan ‘Poscia, più che il dolor, poté il digiuno’ kon hij moeilijk vinden. Nochtans was dit de versregel die heel wat beroering heeft teweeg gebracht.

    Jorge Luis Borges in zijn ’Nueve ensayos dantescos’[1] heeft er zelfs een essay aan gewijd met als titel: ‘El falso problema de Ugolino’.
    En wel, omdat er Dante-liefhebbers zijn opgestaan die dit vers (75 van Canto XXXII) lezen met een bittere nasmaak, omdat ze menen te lezen dat in dit vers Dante ons vertellen wil dat Ugolino aan kannibalisme zou gedaan hebben en van de lijken van de kinderen zou gegeten hebben om zijn honger te stillen. Wat ik zeker aarzel te aanvaarden. En nog liever de voorkeur geef aan mijn visie wat het rijm betreft.
    Borges ziet dit als een ‘inutile controversia’:
    ‘Het historisch probleem te weten of Ugolino della Gherardesca, begin februari 1289, van de lijken van zijn kinderen zou gegeten hebben is natuurlijk niet op te lossen. Het literaire of esthetisch probleem is evenwel anders gesitueerd. Men kan aldus de vraag stellen: Heeft Dante gewild dat we zouden gedacht hebben dat Ugolino (deze van zijn Hel, niet het historisch personage) het vlees van zijn kinderen zou hebben gegeten?
    En, zegt Borges, ik waag me aan het volgende antwoord: Dante heeft niet gewild dat we het zouden gedacht hebben, maar dat we het zouden vermoed hebben. De onzekerheid maakt deel uit van zijn bedoeling’.

    In elk geval, als Dante zichzelf die vraag heeft gesteld dan heeft hij de probleemstelling op een schitterende wijze opgelost door ons volledig in het ongewisse te laten. En hij zou ons kunnen verklaren (nog Borges) dat al wat hij zich over Ugolino heeft ingebeeld in deze omstreden terzines opgetekend staat.[2]

    Borges heeft evenwel meer zorgen met het voorstel van de kinderen die hun lichaam zouden aangeboden hebben aan hun vader, verzen die hij onwaardig acht voor Dante: ‘voor mij – Borges - is het een van de zeer weinige passages in de Commedia die vals overkomen.[3]

    De geschiedenis leert ons niet wat zich precies in de kerker heeft afgespeeld. Ze leert ons wel dat de aartsbisschop wellicht alle mogelijke latere wraakacties voorkomen wou door alle mannelijke nakomelingen van de graaf uit te schakelen. Het is een beeld dat we weerhouden van de toestanden in het Italië van de XIIIde eeuw. Heden ten dage zijn er nog die leven in die zelfde eeuw.
    Ik denk niet dat ik, zonder Borges, verder zou gedacht hebben dan Magugliani. Maar nu blijft er ook bij mij een twijfel wat de interpretatie van Ugolino’s doodstrijd betreft. Er is onzekerheid en Dante heeft deze onzekerheid gelaten. Hij zegt het ons op zijn manier, ik, Dante, ik weet het niet en ik wens het niet te weten.

    Alhoewel, anderzijds, het knagen van Ugolino aan de nek van Ruggiero een hint zou kunnen zijn en het misschien ook is.



    [1] Jorge Luis Borges: ‘Nueve ensayos dantescos’, Collección Austral, Espasa Calpe, Madrid, 1998.
    [2] Dante, a la inversa, diría que cuanto imaginó de Ugolino est en los debatidos tercetos.
    [3] ‘yo tengo para mí que se trata de una de la muy pocas falsedades que admite la Comedia’.

    27-11-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    26-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëndertig (3)



    Dit is het vervolg van de meest dramatische geschiedenis die Dante beleeft in de Hel.

    'Toen ik vòòr het ochtendgloren ontwaakte hoorde ik mijn zonen die met mij waren, in hun slaap om brood vragen. Je moet wel hard zijn als er geen smart in jou opkomt, als je maar denkt aan wat je hart te wachten staat! En als je dan niet weent, waarvoor zou je dan wel kunnen wenen?'

    En dan werden de kinderen wakker en naderde het uur waarop ons gewoonlijk voedsel werd gebracht, echter, gezien de droom, was er grote twijfel

    En ik hoorde beneden de deur sluiten van de vreselijke toren en keek zonder woorden mijn zonen aan.[1]

    Ik weende niet maar ik versteende, zij weenden wel en mijn Anselmuccio zegde me: ‘Vader, je kijkt zo, is er wat?’. Maar ik weende niet en antwoordde niet en zo bleef ik de ganse dag en de nacht daarop tot een andere zon zich opende op de wereld.

    Een straaltje licht was binnengekomen in de droevige kerker, ik zag me weerspiegeld in de vier gelaten en van smart beet ik me in beide handen.[2]

    Waarop de kinderen, vermoedend dat ik dit deed omwille van de honger, opsprongen

    en zegden: vader, we zullen minder pijn hebben als je ons eet, je hebt ons gekleed met dit miserabel vlees, neem het nu terug.[3]

    Toen kalmeerde ik me om hen nog niet meer bedroefd te maken. Die dag en de volgende dagen bleven we zwijgzaam:
    Oh wrede aarde waarom heb je je toen niet geopend? De vierde dag wierp Goddo zich uitgestrekt voor mijn voeten neer, zeggende: “Vader, vader, help me toch”, en hij stierf ter plaatse. En zoals jij me ziet zag ik toen, de vijfde en zesde dag, de drie overige sterven, en

    blind geworden en elk van hen betastend bleef ik twee dagen lang hun naam roepen, daarna, meer dan de smart, vermocht de honger. [4]

    'Meer dan de smart vermocht de honger', welk drama verbergt deze versregel 75 van canto XXXII?



    [1] Ed io senti’ chiavar l’uscito di sotto / all’orribile torre; ond’io guardai / nel viso a’ miei figliuoi sanza far motto. (Canto XXXIII: 46-48)
    [2] Com’un poco di raggio si fu messo / nel dolorose carcere, ed io scorsi / per quattro visi il mio aspetto stesso / ambo le man per lo dollor mi morsi (XXXIII: 55-58)
    [3] E disser : “Padre, assai ci fia men doglia / si tu mangi di noi: tu ne vestisti / queste misere carni, e tu le spoglia! (XXXIII: 61-63)
    [4] Già cieco, a brancolar sopra ciascuno/ e due d li chiamai, poi che fur morti : poscia, più che il dolor, poté il digiuno. (XXXIII: 73-75)

    26-11-2014, 06:06 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    25-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëndertig (2)

     

    Ik ben in de tuin met pijn in de rug en knip de dorre bloemen weg uit de geraniums die ik in het voorjaar geplant heb in een voederbak, een ruw uitgehouwen arduinen bak die, zoals Dante, de eeuwen trotseerde.
    Ugolino en dezes geschiedenis hangt in mijn handen als ik, ondanks de pijn wat onkruid wied, als ik een borstel neem om de bladeren op de binnenkoer op een hoop te vagen en die met mijn blote handen opraap en in de kruiwagen leg.
    Ik wil binnen gaan naar graaf Ugolino, maar ik stel het maar uit, één enkele zin uit het betoog van de graaf  is blijven hangen, zoals hij is blijven hangen bij Borges en bij vele anderen..

    Vreemd is het wel dat een gebeuren uit de XIIIde eeuw, aangehaald door Dante en zo maar niet terloops, maar wel bewust hier in zijn canto XXXII, in mij leven blijft. En dat de echo van zijn gedachten van toen, gematerialiseerd in Italiaanse verzen, doorgedrongen is tot hier in deze oude woning, gelegen aan de rand van een bos dat, zoals ik reeds zegde en ook dikwijls denk, te vergelijken is met het woud waaruit Dante te voorschijn is gekomen.

    Er was gisterenavond ook nog een telefoon van een radeloze moeder wier zoon, gehuwd en vader, vreemd was gegaan na elf jaar huwelijk en bleef vreemd gaan en heel ver wou gaan. Wat doe je eraan, als je hem belt, wat zeg je tegen hem als je hoort dat er slijtage is op wat vroeger verliefd zijn was en zijn bloed opnieuw werd opgewekt en hij als opengereten terechtkwam in een nieuwe versie van beminnen. Te weten dat het niet mag maar wel dat het kan en dat het is zoals het nimmer was, een rijpe man met een door hem gemakkelijk te versieren jonge vrouw en dat het heel ver kan gaan zoals het ging met Francesca en Paolo, eens de grens van het toegelatene overschreden is.
    Wat zeg je dan dat zin zou hebben, dat ook deze verliefdheid zal overgaan, zal wegdeemsteren en een gewone affaire worden? De moeder ook moet ik nog terugbellen, terwijl wat ik schrijven zal over Ugolino en zijn kinderen, in mij geschreven wordt.
    En het is al middag nu maar het is te fris geworden om buiten te blijven. Ik voer de bladeren weg en ga binnen om neer te zitten aan de tafel voor de haard die ik klaar had gelegd om aangestoken te worden, want de verwarming geeft me zorgen.
    En graaf Ugolino spreekt tot Dante:

    ‘Je wilt dus dat ik de radeloze smart opnieuw beleef die mijn hart breekt alleen al door eraan te denken alvorens erover te spreken.’ [1]

    Echter, als mijn woorden het zaad kunnen zijn van de schande van hem waaraan ik knaag, dan zul je me zien spreken en wenen terzelfder tijd.

    Ik weet niet wie je bent en op welke wijze je hier beneden kwam maar als ik je hoor schijnt het me toe dat je Florentijn bent.[2]

    ‘Wel ik was graaf Ugolino en deze hier aartsbisschop Ruggieri en ik zal je zeggen waarom ik hier een dergelijke gebuur heb: dat ik, hem vertrouwend, werd gevangen gezet en ter dood veroordeeld dat hoef ik je niet te zeggen, maar wat je niet kunt gehoord hebben is hoe wreed mijn dood wel was, je zult het horen nu en weten in welke mate hij me tekort heeft gedaan’.

    Ugolino doet zijn verhaal, eerst over de droom die hij had, toen hij al enkele dagen opgesloten zat met zijn twee zoons en twee kleinzoons, en dat in die droom,, de gebeurtenissen werden verhaald die tot zijn gevangenschap hadden geleid en ook de sluier had opgelicht van wat hem nog te wachten stond.



    [1] Poi comminci: «Tu vuoi ch’io rinovelli / disperato dolor che il cor mi preme già pur pensando pria ch’io ne favelli. (XXXIII: 4-6)[2] Io non so chi tu se’ né per che modo / venuto se’ quaggiù; ma Fiorentino / mi sembri veramente quand’io t’odo. (Canto XXXIII 10-12)

    25-11-2014, 00:19 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    24-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Tweeëndertig (1)

     

    Vergilius maakt van zichzelf en Dante één bundel, die door de reus Antaeus heel zacht op de bodem van de put wordt neergezet. Aldus zijn Dante en Vergilius uit de tiende gracht van de achtste cirkel aangekomen in de negende cirkel die voor Dante het centrum van de aarde is. Hier begint canto XXXII. Het is niet zonder vrees, zegt Dante dat hij begint aan zijn verslag:

    Want het is geen klein bier de bodem van het ganse universum te beschrijven met een taal van mamma en pappa.[1]

    Maar hij hoopt bijgestaan te worden door de vrouwen die Amphion hielpen bij de bouw van de muur omheen Thebe en om zich heen kijkend hoort hij een stem die hem zegt uit te kijken waar hij loopt en er voor te zorgen dat hij niet op het hoofd trapt van zij die eens waren wat hij nog is.
    Dante bemerkt dat hij op een meer staat dat door de koude op glas gelijkt en niet op water en vastgevroren in het ijs tot aan hun gelaat, dat blauw was van de kou, zag hij de zondaars zitten, klappertandend als ooievaars.
    Nieuwsgierig als altijd wil Dante weten wie hier vastzit in het ijs. En een hoofd zonder oren begint hem te vertellen over wie er daar allemaal ingevroren zit. Er zijn er duizenden en voortstappend, rillend van de kou stoot hij iemand tegen het hoofd die roept en ruzie maakt. Dante vraagt zijn naam maar het hoofd wil niets zeggen zodat Dante zijn haarbos vastgrijpt en de andere nog erger begint te schelden. Via een derde verneemt Dante de naam van zijn slachtoffer, wat voor ons zonder belang is, trouwens alle figuren die Dante hier vermeldt, waren belangrijk misschien op het ogenblik dat Dante aan het schrijven was, maar allen hebben sedertdien alleen nog waarde voor zij die werken aan hun stamboom.

    Wat het meest opvalt zijn de twee verdoemden die, in een en hetzelfde gat vastgevroren zitten het ene hoofd als een hoed boven het andere, met het bovenste hoofd dat maar blijft bijten in het onderste op de plaats waar de hersenpan overgaat in de nekwervel. Dante is eens te meer geschrokken en wil de bijter kennen:

    ‘Jij daar die op zo een dierlijke wijze je haat uitdrukt tegenover deze die je eet, zeg me waarom’, vroeg ik, ‘en laat ons overeenkomen dat indien je je met recht beklaagt over hem, ik aan de wereld dit vermelden zal tenminste zo deze waarmee ik spreek niet is uitgedroogd.[2]

    En Dantes tong was niet verdord en hij herhaalt het verhaal van graaf Ugolino die in de schedel bijt en blijft bijten van aartsbisschop Ruggieri, op een wijze die de eeuwen trotseerde want nog wordt er geschreven, gepraat, gediscussieerd en gebeeldhouwd[3] over dit ongewone voorval. Ongewoon omwille van de feiten en nog meer omwille van de vraag die in de geest van de lezer zou kunnen blijven hangen. Trouwens een van de negen ensayos van Borges handelt over deze geschiedenis, een verhaal dat ik zoveel mogelijk met de woorden van Dante vertellen wil.
    De vraag aanhorend die Dante hem stelt stopt de zondaar zijn vreselijke maaltijd en veegt hij zijn mond af aan de haren van zijn slachtoffer.



    [1] Ché non è impresa da pigliare a gabbo / descriver fondo a tutto l’universo, né da lingua che chiami mamma e babbo.(XXXII: 7-9)
    [2] “O, tu che mostri per si bestial segno / odio sopra colui che tu ti mangi, / dimmi il perché”, diss’io” per tal convegno, / che se tu a ragion di lui ti piangi,/ sappiendo chi voi siete e la sua pecca,/ nel mondo suso ancora lo te ne cangi,/ se quella con ch’io parlo non si secca.(XXXII: 133-139)
    [3] In het Museum voor Schone Kunsten te Gent is er een brons te zien van Jef Lambeaux (1852-1908): ‘Ugolino en zijn zonen’ dat refereert naar het verhaal van Dante. Lambeaux vertolkt dit in een kluwen van lichamen waarin de graaf geconfronteerd wordt met de doodstrijd van de vier kinderen. Lambeaux plaatst de graaf met de rug tegen een boomstronk. Ook de Franse beeldhouwer Jean-Baptiste Carpeaux werd door dit gebeuren geïnspireerd en maakte tussen 1857 en 1867 er een beeld van.

    24-11-2014, 08:03 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    23-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Commedia en haar bronnen



    Als ik tussendoor, gelegen tussen de lakens, Plato’s Crito lees en hoor hoe Socrates denkt over de Hades en dat hij er niet wil rondlopen met beschaamde kaken, dus dat hij het noodzakelijk vindt zijn straf te ondergaan, dan realiseer ik me dat de Hades voor Plato en Socrates een plaats was die werkelijk bestond.
    Dante moet ook geloofd hebben in het bestaan van de Hel. Hij nam alle vrijheid deze Hel te beschrijven zoals hij ze in zijn verbeelding zag. Hij schreef erover zoals om het even welke schrijver er zou over schrijven, beheerst en overtuigend. Zijn probleem was het omzetten van wat hij zag en hoorde in een magisch woordenspel. Hij was de maker ervan, ongebreideld en onovertroffen, maar was hij ook de vinder ervan.
    En de vraag die ik me stel, waren er vóór hem verhalen over Hel en Hemel die Dante zou kunnen gekend hebben?

    In de proloog bij mijn Italiaanse versie van het Inferno, schrijft Bianca Garavalli[1] dat er anderen dan Dante doorgedrongen zijn tot de Hel en de Hemel. Una delle più antiche è la visione de Tugdalo, che risale(teruggaat tot) al XII secolo[2]. Deze Tugdalo stond bekend voor zijn ver-eelte (incallita) voorbestemdheid tot de zonde. Op een dag heeft hij een zo grote woede-aanval dat hij voor dood neervalt. Drie dagen erna opent hij terug de ogen en beweert hij, de negen cirkels van de Hel te hebben bezocht vol verdoemden en een plaats waar de geesten verbleven die noch slecht noch goed waren geweest, om daarna het Paradijs te bereiken dat hij beschrijft als een hemelse stad (una città celeste).
    Bianca Garavalli noemt het een mogelijk geval van NDE, Near Death Experience!
    Maar ze heeft ook nog kennis van een Arabische bron, Il Libro della Scala (ladder) di Maometto waarin een anonieme auteur vertelt over de reis van Mohammed, eerst naar de Hemel en daarna naar de Hel, geleid door de aartsengel Gabriel, (ook Tugdalo had een engel als gids)..

    We hebben de overtuiging dat Dante deze verhalen heeft gekend. We geloven zelfs dat hij, zodra hij hiervan heeft gehoord onmiddellijk gestopt is met zijn ‘Vita Nova’ die hij onafgewerkt heeft achtergelaten, zeggende dat hij nu iets, na studie, ging schrijven dat nog nooit over een Dame werd geschreven.
    We komen hier later op terug met verwijzingen én naar Asin Palacios én naar René Guénon.

    Vandaag willen we er nog over kwijt dat Dante zich aan deze verhalen heef gespiegeld, dat zijn idee een Commedia te schrijven over Hel en Vagevuur en Paradijs hieruit is ontstaan. Maar hij heeft dit gedaan en verteld op zijn manier en met zijn woorden Hiervoor bediende hij zich van alle mogelijke getuigenissen uit zijn tijd en uit de tijden voor hem die hij dan vond bij Vergilius, bij Ovidius bij tal van andere schrijvers. Hij vulde zijn Hel met alle zonden van de wereld en met al wat hij wist over mensen die hij kende, over anderen waarvan hij wist dat ze geleefd hadden en hoe ze geleefd hadden, komende uit de Bijbel, uit de Evangeliën, uit de mythologie van alle volkeren. Al deze gegevens waren voor hem een bron van informatie waaruit hij onbelemmerd putten kon.
    Als hij dan, in die hogervermelde elementen, inspiratie zou gevonden hebben dan vormden die slechts de ruggengraat van zijn Commedia en was het overige, woord en rijm en vormgeving, heel duidelijk zijn inbreng.



    [1] Dante Alighieri: La Divina Commedia, note di Lodovico Magugliani, introduzione di Bianca Garavelli, Superbur Classici, 2001
    [2] Inferno: Per leggere la Commedia, pag 11.

    23-11-2014, 10:19 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    22-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Eenendertig (2)




    Als de reus Nimrod hen ziet aankomen spreekt hij hen toe: “Raphèl may amèch, zabi almi”, woorden die niemand begrijpt en zonder betekenis zijn, waarop Vergilius reageert:

    Laat hem maar staan en verspil geen woorden want elke taal is voor hem zoals die van hem voor de anderen, niemand begrijpt ze.[1]

    Ze zien op een boogschot afstand een andere reus staan, nog schrikwekkender dan Nimrod, zijn linkerarm op zijn borst en zijn rechterhand op zijn rug, vastgebonden met een ketting die wel vijfmaal vanaf zijn nek over het deel dat zichtbaar was om hem lag gedraaid. Vergilius vertelt hem dat hij Ephialtes heet en dat deze een test wou doen om te weten wat hij vermocht tegen de oppergod Jupiter, en om deze reden hier nu zijn verdiende loon had gekregen. En toen deze in beweging kwam, zegde Dante:

    Meer dan ooit vreesde ik toen de dood en de vrees ware voldoende geweest had ik de kettingen niet gezien.[2]

    Maar hun tocht gaat verder tot ze aankomen bij Antaeus, een andere reus die zeker wel vijf vadems, zijn hoofd niet meegerekend, boven de rand van de put uitstak (vijf vadems of cinqu’alle : en de uitleg bij de Italiaanse versie l’alla era una misura fiamminga corrispondente a circa sette metri).

    Vergilius spreekt tot hem enkele vriendelijke woorden en vraagt hem om hen naar beneden te dragen en hen daar af te zetten op de plaats waar het water van de Cocytus door de koude, ijs is geworden. Als je dit doet voegt Vergilius eraantoe dan zal je roem op aarde nog toenemen want hij hier, zal erover schrijven want hij leeft en hoopt nog lang te leven

    indien voor die tijd de genade(van God) hem niet tot zich roept.[3]



    [1] “Lasciamo stare e non parliamo a vto;/ ché cos è a lui ciascun linguaggio /come il suo ad altrui, ch’a nullo è noto». (XXXI: 79-81)
    [2] Allor temett’io più che mai la morte, / e non v’era mestier più la dotta, /s’io non avessi viste le ritorte. (XXXI:109-111)
    [3] se innanzi tempo grazia a sé nol chiama. (canto XXXI: 129)

    22-11-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    21-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Eenendertig (1)




    En na mijn vlucht in het oneindige van de geest, Dante terug.

    Opmerkelijk is het dat Dante zijn canto XXXI begint met te verwijzen naar de manier van spreken (linguaggio) van Vergilius die eerst het schaamrood op zijn wangen had gebracht en hem kort daarop opnieuw had gerustgesteld. Dante vergelijkt dit - een metafoor zoals er vele opgetekend liggen - met de speer van Achilles die volgens Ovidius, altijd iemand verwondde en daarna weer genas. Het kan van Dante niet gezegd worden dat hij zijn klassiekers niet zou gekend hebben.

    Terwijl ze verder wandelen over de brede rand van de tiende gracht, deze met de helleput in het midden, hoort Dante een luid hoorngeschal dat schrikwekkend is, zelfs het geschal van Roland, de paladijn van Karel de Grote was niet zo schrikwekkend. Hij meent in de verte de torens van een stad te zien opduiken uit de duisternis die niet zo donker was als de nacht en niet zo klaar als de dag, maar hij vergist zich, want zegt Vergilius, die de hand van Dante vasthoudt, het zijn geen torens maar reuzen die daar staan en dichterbij gekomen zien ze hoe de reuzen met de helft van hun lichaam uitsteken boven de rand van de put.
    De natuur, merkt Dante op, heeft er goed aan gedaan dergelijke Giganten en Titanen op aarde neer te zetten en aldus Mars deze handlangers te ontnemen.

    (Wat zou die arme, schuchtere planeet Mars, de oorlogsgod, de mens wel kunnen aangedaan hebben in het verleden?)

    Ik lees dit en stel me andermaal de vraag of Dante werkelijk meent wat hij schrijft, of hij wel geloofde in het bestaan van die reuzen, geloofde in al die verhalen die hij las in zijn klassiekers; geloofde in die oorlogsgod Mars en zijn helpers, de Titanen en Giganten.
    En meer en meer wordt mijn oordeel hierover positief gekleurd. Hij geeft ons een beschrijving van een van hen: het gezicht even lang en kolossaal als de bronzen pijnappel van Sint-Pieters in Rome (nu in de tuin van het Vaticaan), het bovenlijf als drie Friezen staande op elkaar en de afstand van zijn hals tot zijn middel zeker zeven meter lang. Het is de gestalte van Nimrod, de koning van Babylonië, de bouwer van de toren van Babel die er schuld aan heeft: dat de wereld niet eentalig is.[1]



    [1] Pur un linguaggio, nel mondo non s’usa. (XXXI: 78)

    21-11-2014, 05:45 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    20-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het stille leven.



    De groei van de planten in de tuin is stilgevallen en de kracht verdwenen uit het licht, in mij voel ik de echo van dit verzwakken.
    Er is meer echter, het is alsof ik ben gaan uitzwermen buiten het omhulsel van mijn lichaam en dat ik, met die stilte in mij, meer deel ben geworden van het omringende: de luchten, de geluiden, de sterren en de planeten en ook en vooral, met het kleine leven in zwammen en mossen, in grassen die alle hun zaden en sporen hebben uitgestrooid, nieuw leven in potentie.
    Ik ook vermag het zaad van mijn geest uit te strooien in mijn geschriften, wel niet te vergelijken met het wonder van het kiemende zaad, maar dan toch geladen met trillingen van leven. Dit gevoel te kennen is lijk een warme wolk, waarin ik beweeg en schrijven kan.
    Maar het verstillen van de natuur opent andere perspectieven en laat me toe afstand te nemen van vele dingen, ‘for if death has the quality of mystery it is only so because of the abundant mystery of life’[1]

    In de vlakte van de geest wachten vele zaden die vruchten zullen dragen, eens opengebarsten; en eens de tijd erover, groeien zullen tot rode beuken ruisend boven je hoofd, en jij je handen gevouwen als in een droom, nog slaap gebonden. Je hoopt het maar terwijl de regen valt en de stilte woekert in de mossen met paddenstoelen van begeestering.
    Maar zien wie we zijn, doen we niet. O, Ouspensky, velen lopen de wereld voorbij, velen denken dat hun lichaam zal sterven, niet om te verrijzen tot een ander leven, maar om uit te doven en te verdwijnen onder een grauwe steen met wat naam erin gebeiteld en het licht erover van herfst en winter en vallende bladeren die de letters bedekken zullen, even maar.
    Toch zullen er zijn die de geur van kweeperen hebben geroken in tekens van overmoed, de wijding van de avonden hebben gekend, de sterren en planeten hebben geweten hoog tussen boven de bomen, en in het avondlicht de zilveren glans van de stroom - in hun herinneren de lichtflits van een kronkelende aal die ze vingen, lang, lang, geleden - en late boten en het klotsen van het water in het riet en tegen de oever waar de rietgors op de morgen wacht.
    Echo’s van innigheid, cel in cel gedrongen en versmolten, zoals het altijd was en altijd zijn zal.

    En leerden we van stof te zijn en tot stof terug te keren terwijl geleerd moest worden van geest te zijn en tot geest terug te keren, wat een andere wereld had gegeven, een andere vlakte waarover het licht in gouden schichten een symfonie van nieuw leven gebaard zou hebben en wij allen, novemberlicht en hoop op eeuwigheid, erin opgenomen.
    En de tijd die zich slingert lijk de ‘entrelacs’ in Keltische tekeningen die geen begin kennen en vooral geen einde, geest ontstaan uit geest en kerend naar geest, de geest van God wellicht, al is het nog niet duidelijk, maar dit komt ooit wel.
    En zoals dat Keltische lofwerk in ranken en spiralen, slingert hij zich door de ruimte van de tijd en is hij daar waar hij verblijven zal in woordeloze gedachten, die zijn als een lange hunker die enkel de schoot van de vrouw kan verwoorden als je er in opgenomen wordt, als je er binnenin opgezogen wordt, als je je erin verliest, geest en lichaam, een ogenblik, de fractie van een ogenblik, als het zaad opspringt en de dood het leven is.

    Of de lijn die hij is, die haar lijn snijden gaat in dit ene punt dat van alle tijden en van alle geslachten is en hoe hij zich verliest in haar, als hij over haar en in haar en dwars door haar zich boort om uit te komen in een immens gevoel van oneindigheid, zelfs al was het slechts een minieme fractie van tijd.

    Hoe kan deze tekst, verward als hij schijnt, maar in één ruk neergeschreven, zonder ademen bijna, zonder de pen op te heffen, woord gebonden aan woord. Een impressie slechts die eens begonnen omgeleid wordt door bepaalde gevoelens die zich mengen gaan op het ogenblik dat ze naar de oppervlakte stijgen om verwoord te worden.
    Of tortels in de bomen, of het vallen van de regen, of vader naast hem die ‘mijn jongen’ zegt en ‘ dat het weer winter wordt’.

    De zoveelste herademing van de dood en de tekst van Johannes, gehaald uit de King James’ versie, open en bloot op de tafel waaruit zijn woorden zijn ontstaan:

    'Verily, verily, I say unto you, except a corn of wheat fall into the ground and die, it abideth alone : but if it die, it bringeth forth much fruit'.



    [1] Christopher Fry in his lecture on death, Chichester Cathedral, 1977.

    20-11-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    19-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Soms sta je op



    Soms sta je op met een leegte in jou, je zoekt naar een zin om te beginnen, maar het zoeken is verkeerd, de zin is er of is er niet, er is geen tussenweg. In de nacht dacht je er aan op te staan als schrijver, wat velen thans willen zijn of worden tussen alle gewone levensnoodzakelijke bezigheden door.

    Hij is in de woonkamer. De schaal met kweeperen een lichtpunt op de tafel, omringd met tal van boeken van en over Dante. De geel glanzende kweeperen die hem aanstaren. Hij denkt, als sprak hij tot hen, dit is nochtans een morgen om een gedicht te schrijven. En er is een zin die zich vormt, een zin die al dagen in hem moet hangen: ‘ in de vlakte van de geest wachten vele zaden om te kiemen.
    Het zijn de eikels, de hazelnoten, de kastanjes, de beukennootjes, in het bos van zijn jeugd waar hij zo dikwijls was. Hij weet dat de erop volgende woorden eens komen zullen, eens, morgen of later, veel later. Hij weet ook dat ver voor hem, anderen dit gedacht moeten hebben en dat hij maar in de voetsporen zal lopen van allen die dit, wakker geworden uit een verre droom, hebben gedacht maar het misschien niet opgetekend hebben, zoals hij het nu wel doet.

    Omdat hij ook alles wenst op te tekenen, omdat hij bezeten is met het neerschrijven van zijn gedachten, bezeten om iets van hem na te laten dat misschien bewaard zal worden als een soort relikwie, dat misschien, nu en dan eens, ter hand zal genomen worden en even maar doorbladerd, misschien enkele zinnen eruit gelezen of voorgelezen als een curiositeit.
    Dus droom maar verder, hoopt vooral dat wat je nu begonnen bent niet nodeloos was. Al is het schrijven, al is het creatief zijn, nu je aangekomen bent op de drempel van je andere leven, een noodzakelijk iets, wil je de laatste resten tijd doorbrengen met een blik naar het komende gericht. Wat je geestelijke sterkte is, zelfs als je weet dat je lichaam aan het aftakelen is en ook de geest bijwijlen je in de steek laat, als je zoeken gaat naar een naam of naar een zin die je las of naar een beeld dat je zag.

    Maar je weet nu dat telkens een herinnering je overvalt – een zin voor een gedicht in potentie - het een herinnering is aan een gebeuren of een gedachte, beleefd op de wijze zoals beschreven door Ouspensky, in volle overgave van het zijn.

    Het ‘Sein’ van Heidecker dat je vervolgen blijft.

     

    19-11-2014, 05:26 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    18-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Historiek van een leven



    Hij herleest de zinnen die hij gisteren schreef over de abdij ‘Le Thoronet’. Eigenlijk herschreef, want hij heeft hier al eens in het verleden, geroerd door de woorden van Pouillon, een blog aan gewijd. Maar woorden zijn wat ze zijn, de tijd heeft er geen vat op; wanneer ze ontstonden, wanneer ze terug te voorschijn zijn gekomen, vroeg in de morgen of laat in de nacht, in zijn dagboek of in zijn blogs, in november of in om het even welke maand, hij weet dat het zijn gedachten waren van ogenblikken in zijn leven, nieuw of herop gediend, en dat hij, Ugo, ze neergeschreven heeft en niemand anders.
    De historiek ervan, die de historiek is van zijn leven en, ondergeschikt maar ook toonaangevend, van de boeken die hij las, is ver te zoeken.

    Eens zal hij de lijst moeten opstellen van alle schrijvers die hem begeesterd hebben in zijn leven en er zijn er heel wat, te beginnen met Maurice Gilliams en dezes 'Elias of het Gevecht met de Nachtegalen' waar hij zelfs een essay over geschreven had en ingestuurd voor een prijskamp, maar dat was lang geleden reeds.
    Boeken waren er genoeg, zijn ganse leven was een boek geweest, een binnenkomen en een uittreden. En dan ineens is hij gestopt met het lezen van romans: la vie est déjà assez roman comme ça, en inderdaad, waarom zich gaan verdiepen in het leven door anderen uitgedacht, vastgeknoopt aan of ontstaan dankzij een of ander fait divers. Van dan af was zijn leven een zoektocht geworden, een verdieping, een tocht naar God of wat die God zou kunnen zijn en het was ook bij dit zoeken dat hij tal van schrijvers had ontmoet die hem lange tijd, en nu nog, gezelschap houden.
    Bij hen vond hij voedsel voor zijn geest. En als hij teruggrijpt naar de zin van Bernard de Clairvaux die zich realiseerde dat het ogenblik gekomen was de tailler dans le vif, étant admis que celui de la méditation l’ait précédé, is hij dan ook niet begonnen met te mediteren al schrijvende? Want hoe kon hij anders ooit de vele pagina’s in zijn dagboek hebben gevuld. Ook zijn ogenblik moet dus, wellicht herhaaldelijk, gekomen zijn.

    En een meditatie was het eigenlijk niet, het was wel een zoeken en een vinden en een verder zoeken. In feite was hij nimmer geweest dat hij niet zoekende was, maar ‘hakkend in het levende’, zoals Bernardus het wist, echter, ernstig beginnen aan iets degelijks, een boek over zijn zoeken, zover was hij nooit geraakt.

    18-11-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    17-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le Thoronet

     


    Later op de avond met het avondlijk bos nog in zijn gedachten, uit een film op de televisie:

    Before you start, look at the audience and wait till there is no sound left, till you can hear absolute silence. Then it’s you who dominates them, and your nerves will be gone and under control. You’re in command and you’ll stay in command.

    Hij zal dit zeker indachtig zijn de volgende maal dat hij als spreker voor zijn publiek staat.

    Maar in de morgen was hij opgestaan met ‘Les Pierres sauvages’ [1]. Het boek ligt licht en los in de hand, echter welke kracht schuilt er niet als hij leest:

    L’architecture d’un monastère… se compose comme une sculpture dans un bloc plein, massif…

    Een schitterend beeld van een als uit een blok gehouwen abdij, deze van Le Thoronet, gelegen in het departement van de VAR, midden de bossen, op de weg van Aix-en-Provence naar Cannes. Een van de meest sobere en meest spirituele abdijen van Frankrijk die we ooit hebben bezocht. Over de bouw ervan in de XIIde eeuw schreef Fernand Pouillon : 

    Pas d’architecture sans l’évocation de la quatrième dimension, la trajectoire : perception de l’édifice dynamique! L’oeuvre se transforme sans cesse par le déplacement du regard…

    Je ontkomt niet aan de grote soberheid van de lijnen, het solide van de muren en het spel van de lichtvlakken. als men er doorheen wandelt en getroffen wordt door de dynamiek van de verhoudingen en het massale uitzicht ervan. Alles spreekt van een grote eenheid, een levendige meditatie over de kunde van de architect en bouwheer  die een bouwwerk heeft verwezenlijkt dat ons perplext laat. De abdij is als een symfonie van Beethoven waarbij elke muzieknoot een gehouwen steen is en de totaliteit ervan inwerkt op de bezoeker als een vierde dimensie  die hij ervaart als een verheffing  naar het sacrale, naar het kosmische.
     
    Hij dacht, als ik ooit een boek zou schrijven, moet het ook een vierde dimensie hebben, moet het zich ook situeren buiten de knellende realiteit van vorm en inhoud. Het moet ook op een trajectoire liggen, het moet zich verplaatsen kunnen in de geest naar een punt gelegen buiten het boek, zich verplaatsen naar wat zo graag, en zo simpel te noemen is, naar het sacrale toe.
    En ‘s avonds, het boek teruggenomen - het vale licht van de ondergaande zon - Pouillon over de stenen van de abdij van Le Thoronet:

    Tu aimes donc cette pierre?’

    Oui et je crois qu’elle me le rend. Dès le premier moment j’ai eu pour elle un respect que je n’ai même pas songé à discuter. Maintenant elle fait partie de moi-même, de notre oeuvre, elle est l’abbaye.

    En dan leest hij deze zin van Bernard de Clairvaux die hij reeds ontmoet heeft bij Georges Duby, maar hier geciteerd wordt door Pouillon:

    A l’oeuvre donc, sache que le moment est venu pour toi de tailler dans le vif, étant admis que celui de la méditation l’ait précédé. Si jusqu’alors tu n’as remué que ton esprit, il faut maintenant que tu remues ta langue, il faut maintenant que tu remues ta main. Ceins-toi de ton glaive, de ce glaive de l’esprit qui est le verbe de Dieu.

    Woorden die niet meer gezegd of geschreven worden, die behoren tot een vroegere generatie, een beginnende beschaving waaruit we  zijn opgestaan en die nu aan het wegzinken is. Maar er zijn tekenen dat alles niet verloren is, ten bewijze daarvan het feit dat de AKO literatuurprijs 2014 toegekend werd aan Stefan Hertmans, een schrijver die deze woorden van Bernardus in ere houdt.

    Maar hij, Ugo, waarop wacht hij nog na al wat hij reeds dacht en schreef?



    [1] Fernand Pouillon: ‘ Les Pierres sauvages.’ Ed. Du Seuil, 1968

    17-11-2014, 00:13 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    16-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bos in de valavond



    Het bos is een heiligdom in de valavond, een plaats waar de geheime krachten van de natuur zich in de dag hebben opgehoopt en tot rust zijn gekomen, krachten die trillingen zijn, elektronen van eiken en beuken, van dennen en berken die zich vermengen met de elektronen van zijn lichaam, van zijn geest: gistende samensmeltingen die hij nimmer kennen zal maar die er toch aanwezig zijn in het laatste licht, in het laatste ruisen, in de laatste groei van grassen en varens en kruiden: het mysterie van de aarde en van het innerlijke leven, het Sein van Heidecker, voelbaar hier, te ontcijferen hier in licht en schaduw, in leven en dood en wat tussenin is.

    Hij denkt, vandaag moet dit alles gezegd en geschreven worden, herhaald worden, opdat duidelijker en inniger de band zou groeien met zon en sterren en planeten, met quasars en pulsars, met stralingen en energievelden, met de totaliteit van geest in deze energieën, al deze elementen die nodig zijn opdat dit avondlijk bos zou zijn wat het is. En wijzelf, gegroeid uit al deze elementen, de vrucht ervan.

    Want deze vaststelling is toegespitst op het waarnemen van een steeds maar hogere gecompliceerdheid in al wat zichtbaar en wat onzichtbaar is. De mens is er de fakkeldrager van, de verlichte en de lichtgevende, de uiterlijke en innerlijke drager van de geest op aarde.

    16-11-2014, 00:04 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    15-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Canto Dertig (1)



    Met canto dertig nader ik de luchten waar ik terug met Dante en Vergilius de sterrenhemel zal zien, maar nog ben ik er niet en evenmin Dante. Deze kent  hier duidelijk een moeilijke periode en vooral gebrek aan inspiratie.
    In dit Canto heeft Minos de zondaars ondergebracht die zich hebben schuldig gemaakt, niet aan het vervalsen van metalen, zoals deze van voorgaand canto XXIX, maar wel zij die erop uit waren anderen te misleiden door zich als een andere persoon voor te doen. Hij begint met enkele verhalen van waanzin te gaan halen bij Ovidius die voor Dante een onuitputtelijke bron schijnt te zijn.
    En zijn voorbeeld is dramatisch en vult zijn verzen 1 tot 21 waarin hij de geschiedenis verhaalt van Semele, (die ook deze is van Georg Friedrich Händels opera) dochter van de Thebaanse koning, Cadmus, die een verhouding had gehad met Jupiter en aldus de toorn had opgewekt van Juno. Deze wreekte zich door Athamas, de echtgenoot van Ino, zuster van Semele, met waanzin te slaan.
    Toen deze Athamas, zijn vrouw Ino zag met zijn twee zoontjes in haar armen,

    riep hij uit :” Span de netten dat ik de leeuwin en haar welpen vang in de doorgang”![1]

    Waarop hij een van zijn zoontjes vastgreep en te pletter sloeg tegen de rots. Ino vluchtte met het andere zoontje en sprong met hem in het water waar ze verdronken.
    En het andere verhaal over Hecuba die uitzinnig, als een hond begon te blaffen, nadat ze haar dode dochter zag en op het strand het lijk van haar zoon. Dit alles om er toe te komen dat men noch in Thebe noch in Troje ooit personen zag die zo door de razernij waren gegrepen als de twee schimmen die hij daar zag rennen :

    bijtend zoals het varken als het uit zijn hok wordt losgelaten.[2]

    Eigenlijk is er moed nodig om verder te lezen en te horen dat een van hen, de Aretijn is (inwoner van Areppo of de alchemist van canto XXIX), dat het die razende gek, Gianni Schicchi is die hier rondraast en iedereen die hij onmoet aanvalt. Dante wil ook weten wie de tweede schim is:

    En hij tot mij: “Dit is de oude ziel van de misdadige Mirra (dochter van koning Cinyras van Cyprus) die op ongeoorloofde wijze de vriendin werd van haar vader”.[3]

    En om met haar vader de zonde te bedrijven, had ze zich vermomd in een andere vrouw.



    [1] grid: «Tendiam le reti, s ch’io pigli / la leonessa e i leoncini al varco.» (canto XXX: 7-8)
    [2] Che mordendo correvan di quel modo / che il porco quando del porcil si schiude.(Canto XXX: 26-27)
    [3] Ed egli a me: “Quell’è l’anima antica / di Mirra scellerata che divenne / al padre fuor del dritto amore amica. (XXX: 37-39)

    15-11-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde  

    Reageer (0)

    Archief per week
  • 22/04-28/04 2024
  • 15/04-21/04 2024
  • 08/04-14/04 2024
  • 01/04-07/04 2024
  • 25/03-31/03 2024
  • 18/03-24/03 2024
  • 11/03-17/03 2024
  • 04/03-10/03 2024
  • 26/02-03/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 05/02-11/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 22/01-28/01 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 08/01-14/01 2024
  • 01/01-07/01 2024
  • 25/12-31/12 2023
  • 18/12-24/12 2023
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 27/11-03/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 23/10-29/10 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 09/10-15/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 25/09-01/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 11/09-17/09 2023
  • 04/09-10/09 2023
  • 28/08-03/09 2023
  • 21/08-27/08 2023
  • 14/08-20/08 2023
  • 07/08-13/08 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 10/07-16/07 2023
  • 03/07-09/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 01/05-07/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 03/04-09/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 13/03-19/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 27/02-05/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 25/12-31/12 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 14/11-20/11 2022
  • 07/11-13/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 24/10-30/10 2022
  • 17/10-23/10 2022
  • 10/10-16/10 2022
  • 05/09-11/09 2022
  • 29/08-04/09 2022
  • 08/08-14/08 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 25/07-31/07 2022
  • 18/07-24/07 2022
  • 11/07-17/07 2022
  • 04/07-10/07 2022
  • 27/06-03/07 2022
  • 20/06-26/06 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 16/05-22/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 02/05-08/05 2022
  • 25/04-01/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 28/02-06/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 14/02-20/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 17/01-23/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 20/12-26/12 2021
  • 13/12-19/12 2021
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 15/11-21/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 30/08-05/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 19/07-25/07 2021
  • 12/07-18/07 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 25/01-31/01 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2027
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 09/11-15/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 19/10-25/10 2020
  • 12/10-18/10 2020
  • 05/10-11/10 2020
  • 28/09-04/10 2020
  • 21/09-27/09 2020
  • 14/09-20/09 2020
  • 07/09-13/09 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 24/08-30/08 2020
  • 11/05-17/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 20/04-26/04 2020
  • 13/04-19/04 2020
  • 06/04-12/04 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 23/03-29/03 2020
  • 16/03-22/03 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 19/08-25/08 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 05/08-11/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 01/07-07/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 10/06-16/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 13/05-19/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 29/10-04/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 09/07-15/07 2018
  • 02/07-08/07 2018
  • 25/06-01/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017
  • 20/11-26/11 2017
  • 13/11-19/11 2017
  • 06/11-12/11 2017
  • 30/10-05/11 2017
  • 23/10-29/10 2017
  • 16/10-22/10 2017
  • 09/10-15/10 2017
  • 02/10-08/10 2017
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 11/09-17/09 2017
  • 04/09-10/09 2017
  • 28/08-03/09 2017
  • 21/08-27/08 2017
  • 14/08-20/08 2017
  • 07/08-13/08 2017
  • 31/07-06/08 2017
  • 24/07-30/07 2017
  • 17/07-23/07 2017
  • 10/07-16/07 2017
  • 03/07-09/07 2017
  • 26/06-02/07 2017
  • 19/06-25/06 2017
  • 12/06-18/06 2017
  • 05/06-11/06 2017
  • 29/05-04/06 2017
  • 22/05-28/05 2017
  • 15/05-21/05 2017
  • 08/05-14/05 2017
  • 01/05-07/05 2017
  • 24/04-30/04 2017
  • 17/04-23/04 2017
  • 10/04-16/04 2017
  • 03/04-09/04 2017
  • 27/03-02/04 2017
  • 20/03-26/03 2017
  • 13/03-19/03 2017
  • 06/03-12/03 2017
  • 27/02-05/03 2017
  • 20/02-26/02 2017
  • 13/02-19/02 2017
  • 06/02-12/02 2017
  • 30/01-05/02 2017
  • 23/01-29/01 2017
  • 16/01-22/01 2017
  • 09/01-15/01 2017
  • 02/01-08/01 2017
  • 25/12-31/12 2017
  • 19/12-25/12 2016
  • 12/12-18/12 2016
  • 05/12-11/12 2016
  • 28/11-04/12 2016
  • 21/11-27/11 2016
  • 14/11-20/11 2016
  • 07/11-13/11 2016
  • 31/10-06/11 2016
  • 24/10-30/10 2016
  • 17/10-23/10 2016
  • 10/10-16/10 2016
  • 03/10-09/10 2016
  • 26/09-02/10 2016
  • 19/09-25/09 2016
  • 12/09-18/09 2016
  • 05/09-11/09 2016
  • 29/08-04/09 2016
  • 22/08-28/08 2016
  • 15/08-21/08 2016
  • 08/08-14/08 2016
  • 01/08-07/08 2016
  • 25/07-31/07 2016
  • 18/07-24/07 2016
  • 11/07-17/07 2016
  • 04/07-10/07 2016
  • 27/06-03/07 2016
  • 20/06-26/06 2016
  • 13/06-19/06 2016
  • 06/06-12/06 2016
  • 30/05-05/06 2016
  • 23/05-29/05 2016
  • 16/05-22/05 2016
  • 09/05-15/05 2016
  • 02/05-08/05 2016
  • 25/04-01/05 2016
  • 18/04-24/04 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 22/02-28/02 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016
  • 25/01-31/01 2016
  • 18/01-24/01 2016
  • 11/01-17/01 2016
  • 04/01-10/01 2016
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2015
  • 14/12-20/12 2015
  • 07/12-13/12 2015
  • 30/11-06/12 2015
  • 23/11-29/11 2015
  • 16/11-22/11 2015
  • 09/11-15/11 2015
  • 02/11-08/11 2015
  • 26/10-01/11 2015
  • 19/10-25/10 2015
  • 12/10-18/10 2015
  • 05/10-11/10 2015
  • 28/09-04/10 2015
  • 21/09-27/09 2015
  • 14/09-20/09 2015
  • 07/09-13/09 2015
  • 31/08-06/09 2015
  • 24/08-30/08 2015
  • 17/08-23/08 2015
  • 10/08-16/08 2015
  • 03/08-09/08 2015
  • 27/07-02/08 2015
  • 20/07-26/07 2015
  • 13/07-19/07 2015
  • 06/07-12/07 2015
  • 29/06-05/07 2015
  • 22/06-28/06 2015
  • 15/06-21/06 2015
  • 08/06-14/06 2015
  • 01/06-07/06 2015
  • 25/05-31/05 2015
  • 18/05-24/05 2015
  • 11/05-17/05 2015
  • 04/05-10/05 2015
  • 27/04-03/05 2015
  • 20/04-26/04 2015
  • 13/04-19/04 2015
  • 06/04-12/04 2015
  • 30/03-05/04 2015
  • 23/03-29/03 2015
  • 16/03-22/03 2015
  • 09/03-15/03 2015
  • 02/03-08/03 2015
  • 23/02-01/03 2015
  • 16/02-22/02 2015
  • 09/02-15/02 2015
  • 02/02-08/02 2015
  • 26/01-01/02 2015
  • 19/01-25/01 2015
  • 12/01-18/01 2015
  • 05/01-11/01 2015
  • 29/12-04/01 2015
  • 22/12-28/12 2014
  • 15/12-21/12 2014
  • 08/12-14/12 2014
  • 01/12-07/12 2014
  • 24/11-30/11 2014
  • 17/11-23/11 2014
  • 10/11-16/11 2014
  • 03/11-09/11 2014
  • 27/10-02/11 2014
  • 20/10-26/10 2014
  • 13/10-19/10 2014
  • 06/10-12/10 2014
  • 29/09-05/10 2014
  • 22/09-28/09 2014
  • 15/09-21/09 2014
  • 08/09-14/09 2014
  • 01/09-07/09 2014
  • 25/08-31/08 2014
  • 18/08-24/08 2014
  • 11/08-17/08 2014
  • 04/08-10/08 2014
  • 28/07-03/08 2014
  • 21/07-27/07 2014
  • 14/07-20/07 2014
  • 07/07-13/07 2014
  • 30/06-06/07 2014
  • 23/06-29/06 2014
  • 16/06-22/06 2014
  • 09/06-15/06 2014
  • 02/06-08/06 2014
  • 26/05-01/06 2014
  • 19/05-25/05 2014
  • 12/05-18/05 2014
  • 05/05-11/05 2014
  • 28/04-04/05 2014
  • 21/04-27/04 2014
  • 14/04-20/04 2014
  • 07/04-13/04 2014
  • 31/03-06/04 2014
  • 24/03-30/03 2014
  • 17/03-23/03 2014
  • 10/03-16/03 2014
  • 03/03-09/03 2014
  • 24/02-02/03 2014
  • 17/02-23/02 2014
  • 10/02-16/02 2014
  • 03/02-09/02 2014
  • 27/01-02/02 2014
  • 20/01-26/01 2014
  • 13/01-19/01 2014
  • 06/01-12/01 2014
  • 30/12-05/01 2014
  • 23/12-29/12 2013
  • 16/12-22/12 2013
  • 09/12-15/12 2013
  • 02/12-08/12 2013
  • 25/11-01/12 2013
  • 18/11-24/11 2013
  • 11/11-17/11 2013
  • 04/11-10/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 14/10-20/10 2013
  • 07/10-13/10 2013
  • 30/09-06/10 2013
  • 23/09-29/09 2013
  • 16/09-22/09 2013
  • 09/09-15/09 2013
  • 05/08-11/08 2013
  • 29/07-04/08 2013
  • 22/07-28/07 2013
  • 15/07-21/07 2013
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 17/06-23/06 2013
  • 10/06-16/06 2013
  • 03/06-09/06 2013
  • 27/05-02/06 2013
  • 20/05-26/05 2013
  • 13/05-19/05 2013
  • 06/05-12/05 2013
  • 29/04-05/05 2013
  • 22/04-28/04 2013
  • 15/04-21/04 2013
  • 08/04-14/04 2013
  • 01/04-07/04 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 18/03-24/03 2013
  • 11/03-17/03 2013
  • 04/03-10/03 2013
  • 25/02-03/03 2013
  • 18/02-24/02 2013
  • 11/02-17/02 2013
  • 04/02-10/02 2013
  • 28/01-03/02 2013
  • 21/01-27/01 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 07/01-13/01 2013
  • 31/12-06/01 2013
  • 24/12-30/12 2012
  • 17/12-23/12 2012
  • 10/12-16/12 2012
  • 03/12-09/12 2012
  • 26/11-02/12 2012
  • 19/11-25/11 2012
  • 12/11-18/11 2012
  • 05/11-11/11 2012
  • 29/10-04/11 2012
  • 22/10-28/10 2012
  • 15/10-21/10 2012
  • 08/10-14/10 2012
  • 01/10-07/10 2012
  • 24/09-30/09 2012
  • 17/09-23/09 2012
  • 10/09-16/09 2012
  • 03/09-09/09 2012
  • 27/08-02/09 2012
  • 20/08-26/08 2012
  • 13/08-19/08 2012
  • 06/08-12/08 2012
  • 30/07-05/08 2012
  • 23/07-29/07 2012
  • 16/07-22/07 2012
  • 09/07-15/07 2012
  • 02/07-08/07 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 04/06-10/06 2012
  • 28/05-03/06 2012
  • 21/05-27/05 2012
  • 14/05-20/05 2012
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 23/04-29/04 2012
  • 16/04-22/04 2012
  • 09/04-15/04 2012
  • 02/04-08/04 2012
  • 26/03-01/04 2012
  • 19/03-25/03 2012
  • 12/03-18/03 2012
  • 05/03-11/03 2012
  • 27/02-04/03 2012
  • 20/02-26/02 2012
  • 13/02-19/02 2012
  • 06/02-12/02 2012
  • 30/01-05/02 2012
  • 23/01-29/01 2012
  • 16/01-22/01 2012
  • 09/01-15/01 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 24/12-30/12 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 29/11-05/12 -0001

    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 10-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 12-2020
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 09-2020
  • 08-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 09-2019
  • 08-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 04-2019
  • 03-2019
  • 02-2019
  • 01-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 06-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 02-2018
  • 01-2018
  • 12-2017
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 08-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 11--0001

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    E-mail mij

    Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs