|
Hij herleest de zinnen die hij gisteren schreef over de abdij Le Thoronet. Eigenlijk herschreef, want hij heeft hier al eens in het verleden, geroerd door de woorden van Pouillon, een blog aan gewijd. Maar woorden zijn wat ze zijn, de tijd heeft er geen vat op; wanneer ze ontstonden, wanneer ze terug te voorschijn zijn gekomen, vroeg in de morgen of laat in de nacht, in zijn dagboek of in zijn blogs, in november of in om het even welke maand, hij weet dat het zijn gedachten waren van ogenblikken in zijn leven, nieuw of herop gediend, en dat hij, Ugo, ze neergeschreven heeft en niemand anders.
De historiek ervan, die de historiek is van zijn leven en, ondergeschikt maar ook toonaangevend, van de boeken die hij las, is ver te zoeken.
Eens zal hij de lijst moeten opstellen van alle schrijvers die hem begeesterd hebben in zijn leven en er zijn er heel wat, te beginnen met Maurice Gilliams en dezes 'Elias of het Gevecht met de Nachtegalen' waar hij zelfs een essay over geschreven had en ingestuurd voor een prijskamp, maar dat was lang geleden reeds. Boeken waren er genoeg, zijn ganse leven was een boek geweest, een binnenkomen en een uittreden. En dan ineens is hij gestopt met het lezen van romans: la vie est déjà assez roman comme ça, en inderdaad, waarom zich gaan verdiepen in het leven door anderen uitgedacht, vastgeknoopt aan of ontstaan dankzij een of ander fait divers. Van dan af was zijn leven een zoektocht geworden, een verdieping, een tocht naar God of wat die God zou kunnen zijn en het was ook bij dit zoeken dat hij tal van schrijvers had ontmoet die hem lange tijd, en nu nog, gezelschap houden. Bij hen vond hij voedsel voor zijn geest. En als hij teruggrijpt naar de zin van Bernard de Clairvaux die zich realiseerde dat het ogenblik gekomen was de tailler dans le vif, étant admis que celui de la méditation lait précédé, is hij dan ook niet begonnen met te mediteren al schrijvende? Want hoe kon hij anders ooit de vele paginas in zijn dagboek hebben gevuld. Ook zijn ogenblik moet dus, wellicht herhaaldelijk, gekomen zijn.
En een meditatie was het eigenlijk niet, het was wel een zoeken en een vinden en een verder zoeken. In feite was hij nimmer geweest dat hij niet zoekende was, maar hakkend in het levende, zoals Bernardus het wist, echter, ernstig beginnen aan iets degelijks, een boek over zijn zoeken, zover was hij nooit geraakt.
|