Wellicht komt er een dag dat ik niet meer weten zal wat te schrijven, dat ik teruggrijpen moet naar wat ik vroeger schreef, zoals ik ook regelmatig terugga naar boeken of zinnen uit boeken die ik jaren terug gelezen heb. Alles beweegt in mij, zoals alles beweegt om me heen tot het beeld van Sirius en het sterrenbeeld van Orion dat opschuift naar het westen toe om later te verdwijnen.
Zo zie ik ook elke morgen, hoe de zon, door de beweging van de aarde, dichter en dichter komt tot haar punt in het zuidoosten, om dan opnieuw, schijnbaar, terug te keren tot haar verste punt in het noordoosten. Wat een kolossaal iets, dit bewegen van wat zich afspeelt aan het firmament mee te maken en uit te kijken hoe dag aan dag, en avond aan avond het licht opkomt en onder gaat, denkend aan die ene zin van Louis Pauwels, qui rate les aubes, rate sa vie. Ik begin mijn dag dan wel niet zoals hij toen hij nog leefde - met een duik in het zwembad, ook in de herfst en winter, dat schreef hij toch, ik acht me heel tevreden met het schilderij van de opkomende zon elke morgen, in een enorm palet van kleuren, elke dag verschillend, maar een blijvende inspiratiebron om opnieuw, komende uit de slaap, mijn leven te beginnen. Als er iets is in het leven dat geen verveling is dan is het, het morgenuur als de hemel kleurt. duidelijk dat het me tijd en inspanning kost en zal blijven kosten om dit blog van mij bij te houden met de regelmaat en de preciesheid van de aarde in haar baan omheen de zon. Ik moet hiervoor diep in mij duiken, zoals de wortels van de bomen zijn doorgegroeid tot onder de woning zo moet ik gaan kijken tot in de onderste lagen van mijn herinneren, tot in het diepste van mijn jeugd, tot de dag dat ik om een of andere reden niet naar school wilde en mijn moeder, ik zal dan vijf of zes geweeest zijn, me opsloot in het donkerste dat er was, het lege varkenshok. Dit is het beeld dat me is bijgebleven, zoals het beeld van de mensen die opgeroepen door de kerkklokken, uit hun huizen kwamen op zondag, en in lange rijen, te voet, komende van einde en ver, sommigen zoals ik, met de missel onder de arm, om naar de mis te gaan, hetzij naar de vroegmis, die een gelezen mis was, hetzij naar de hoogmis die een gezongen mis was. Ik kan er aan toevoegen dat ik er ook heen ging, wetende dat ik na de mis een Vlaams filmke zou kunnen kopen of een Ivanovke, waarvan ik me uitzonderlijk, nog steeds een titel herinner, Pater Damiaan De Veuster en Een kleine Pickpocket. Boekjes van een twintigtal paginas die niet meer kostten dan 0,25 frank, of vergis ik me, maar het zal wel niet. Jaren later zal ik van de Hoofdschoolmeester, de Heer Van Oudenhove, die ik eeuwig dankbaar ben, de volledige Jules Verne lezen, ik was toen twaalf. Mijn God wat een tijd het was, van Michaël Strogoff tot Twintig duizend mijlen onder zee, tot Vijf weken in een luchtballon. Mijn God wat een jeugd het was.
En om terug te vallen op de zondag, hoe heerlijk het was, na het middageten, in de zomer te gaan neerliggen onder de appelaar of de kerselaar, languit in het gras, met de armen onder het hoofd en weg te dromen met Jules Verne, de oneindigheid van de droomwereld binnen. Ik zie me nog liggen, ik voel nog de kilte en de zachtheid van het gars onder mij, vreemd dat me dit is bijgebleven, de zondagnamiddag in het gars gelegen als knaap, als puber, als jonge man. Vreemd dat me is bijgebleven dat ik, het was laat in de herfst, nog een appel heb zien hangen in de appelaar, een 'Jacques le Bel", en ik toen in de boom ben gekropen, de appel heb geplukt en me nu nog herinner het kleine geluid dat het gaf toen ik de koude, al kleverige appel van de tak trok.
Maar wellicht komt er een dag dat ik dit allemaal niet meer schrijven zal, noch op zondagmorgen, noch op een andere morgen, dit vóór de zon opkomt.
|