 |
|
 |
|
|
 |
08-05-2014 |
De Leie met volle teugen |
De Leie en de morgen met volle teugen
zoals op trage dagen na de nacht.
Wie waren we om hier te komen
uit onze huizen en uit de bossen, de velden
van onze jeugd. Hoe ademen we
de luchten, de beemden en de bomen,
de geur van lindebloesems in de haren
om nimmer te vergeten, te verhalen.
De Leie op de noen met volle teugen
gesmaakt de geur van gras en aarde
en van de tere luchten in karmozijn.
De vluchten eenden toegesproken
in een gerokken lijn van tederheid
omdat het licht zo stil bewegen
op het water leven was.
De Leie in de schemering met volle teugen,
de blauwe paarden roerloos bij elkaar,
naar wat nog komen gaat uitgekeken,
verstrengeld met wat al was
maar onvatbaar onberekenbaar.
Hadden we zelf genoeg te geven
als we niets te vragen hadden?
De Leie in de nacht met volle teugen,
we stonden bij de sterren
en de slierten maan gerimpeld.
We zullen het nimmer weten
hoe de morgen zich openen zal
met klaroengeschal of met tromgeroffel,
Gelukkig zij die geboren worden,
gelukkig zij die sterven gaan.
Wat geweest is, is wat er zal zijn,
wat gebeurde is wat gebeuren zal
er is niets nieuws onder de zon.
08-05-2014, 08:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2014 |
Afstand doen |
La culture cest lourd, tempêtent les déménageurs devant leur pire cauchemar: des cartons pleins de livres. Oui mais les déménagements cest dur sexcusent les amoureux des livres qui voient partir lobjet de leur cur comme on regarde séloigner un enfant, la chair de sa chair.
Aldus Jean Birnbaum over het boek van Patrick Roegiers La traversée de plaisirs, (Grasset, 256 pages, 20 )in Le Monde van 2 mei.
Inderdaad, een kist boeken weegt zwaar en nog zwaarder naarmate de jaren vorderen én omdat de krachten verminderen én omdat de gehechtheid aan die boeken gegroeid is, ze hebben de tijd gehad vriend te worden en vriend te blijven en als het ogenblik gekomen is om een triage te doen, te schiften wat weg mag en nog over te houden, én een deel waarvoor je nog aarzelt én het deel van de boeken die je zeker niet missen wilt. De pijn van de verhuizers is dan ook uw pijn maar deze situeert zich op een totaal ander vlak.
De vraag die ik me stel is de volgende was de houding van de verhuizers in de XVde, XVIde, tot en met de XIXde eeuw dezelfde als deze van de verhuizers van nu, was er voorheen niet een zeker respect ten overstaan van een kist boeken en keek de mens van toen er niet op neer met een gevoel van ontzag, een gevoel dat de dag van vandaag totaal is omgeslagen als Ik Birnbauw in acht neem?
Is dit het gevolg van een mislopen van wat cultuur was destijds, weerspiegeld in het aantal boeken dat men bezat en de bibliotheek die men er voor inrichtte in zijn woning, terwijl dit nu niet meer nodig wordt geacht, voorbijgestreefd is en vervangen door het e-book dat ten eerste niet zo zwaar is en de tekst van tal van boeken kan bevatten. Ik zie met lede ogen dat het papieren boek aan het verdwijnen is. Wat betekent dat je erin niet meer kunt onderlijnen met potlood wat je belangrijk vindt en wat je later nog eens terugvinden wilt, omdat je het gesprek dat je hield met de schrijver van het boek tot ver na lezing ervan wilt voortzetten. Daarom ook is het afscheid nemen zo zwaar en wikt en weegt men om te redden wat te redden valt. Daarom ook meet men het aantal meters rekken waarover men beschikt om te weten hoeveel meters boeken men kan overhouden.
Ik zelf ben in een dergelijke meettoestand terecht gekomen en ik voel er me niet goed bij. Hetzelfde gevoel ken ik bij het afstand doen van een te groot schilderij, een zicht op de Schelde met een stoomboot en een zeilschip driemaster die in de morgen, of is het in de valavond of bij maanlicht, de haven van Antwerpen binnenvaren. Dit afstand doen doet me werkelijk pijn aan het hart. En het gebeurt vandaag. Deze paar lijnen zullen dus mijn afscheid zijn.
07-05-2014, 07:31 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-05-2014 |
Herinnering uit een dagboek genomen |
En zijn we geen Kelten, dragen we in onze genen niet de binding met het Al en zou ons leven wel zin hebben ware er niet deze hunker naar, deze binding met het Al, zo naar buiten als naar binnen? Het was aldus dat hij leven wou, vooral nu, afstand nemend van het dagelijkse gebeuren om, door de schrijvers van de boeken die hij las omgeven, één te zijn met hun ingesteldheid, en tezelfdertijd met de natuur, met de kosmos, met het sacrale.
Maar hij wist ook dat er veel ogenblikken waren dat hij met beide voeten in het leven stond: telefoon, brieven, vragen beantwoorden, problemen die een oplossing vroegen,en dat er van die binding met kosmos en natuur en met het verhevene, dat er van dat alles weinig overbleef en dat het pas, gezeten voor zijn dagboek was, dat dergelijke gedachten aandacht kregen.
Hij voelde deze hunker evenwel sterk aanwezig, zonder er een woord over te zeggen toen hij met zijn vriend Guy M. in de straten van de stad wandelde, in een grote losheid van gedachten, in een sfeer van jeugdige overmoed, sprekend over het grote leven, simpel mens onder de simpele mensen: de oude gevels van de Graslei weerspiegeld in het water, zoals zij zich weerspiegeld wisten in elkanders woorden en gedachten.
06-05-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-05-2014 |
Lezen wat hij lezen moet |
5 mei
Ugo hoorde het fezelen van de vogels, toen werd het lichter in het oosten, een roze gloed tussen de bomen. Hij dacht nu wordt het beter, de pijn zal stilaan verdwijnen en mijn gedachten zullen zich openen. Zich openen zoals de roze rododendron onder het raam zich opent met een furie. En even later, als hij buitenkomt in het licht dat hem overvalt, de eerste regel van een nieuw gedicht dat hij nimmer schrijven zal, lijk een lied dat hij nimmer zingen zal, lijk een tekening die hij nimmer maken zal.
Is het aldus dat hij zijn boek wou beginnen?
Hij herinnert zich de tekst over het Evangelie van Johannes dat labbé Bruckberger in zijn 'LEvangile' als volgt opent:
Du premier mot lEvangile de Jean crève le plafond du temps, il transcende les siècles et les générations qui se succèdent, il sétablit dans léternité.
Een zin die tijd en generaties doorkruist, geankerd in het nu. Transparant, een zin gevestigd voor de eeuwigheid of dan toch voor lang na hem. Een nog grotere en meer universele echo dragend, dan de voorspelling van de profeet Isaïas over de komst van de Messias werd voorspeld, een twijfelgeval voor Israël evenwel. Maar een boek beginnen met de zin van Johannes is een twijfelgeval want een dergelijk boek wordt niet meer geschreven en zelfs indien het nog zou geschreven worden, wordt het niet meer gelezen daar te ingewikkeld, te ver gezocht, te weinig verhalend, te ongeschikt om te boeien. Wat is dan het nut van de vele boeken op zijn tafel, is het om meer kennis op te doen en aldus meer mens te worden, is het om via de kennis van anderen dichter te komen tot wat niet te noemen, niet te bereiken is, namelijk de inhoud van een naam van amper drie letters? Blijvend zoeken en aftasten omdat hij de grens van de realiteit wil overschrijden, omdat hij binnen wil wandelen in de wereld achter de wereld van elke dag, zijnde deze van het transcendente, het domein van Hem die geen naam draagt, geen naam kennen kan en er te vertoeven.
Maar, over boeken weet hij uit ondervinding dat de boeken die hij nodig heeft om zijn blog te vullen, vanzelf opduiken. Iets of Iemand moet hem in de gaten houden en er voor zorgen dat hij leest wat hij lezen moet.
05-05-2014, 05:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-05-2014 |
Passage uit een ver dagboek |
Een passage uit een ver dagboek, een gebeuren dat hij zich niet meer herinnerde, maar opgetekend door de persoon die hij vroeger was en thans vreemd overkomt.
Het begin van een droefheid, komende van uit de diepste gronden in hem. Begin van droefheid om al wat was en al wat was geweest, al wat hij wegbergen wou, wat zijn jeugd was geweest, zijn huwelijk, zijn ouder worden; vooral vandaag, het minder mooie, om niet te zeggen, het afstandelijk bedroevende. Hij wou totaal nieuw zijn, gelouterd en gezuiverd, alsof hij deze dag herboren was opgestaan in een totaal nieuwe wereld. Hij wou volledig van dit ogenblik zijn, van elk ogenblik tussen morgen en nacht, van elk ogenblik gescholen in vele boeken als in wat hij ooit geschreven had, de hopen bladen van jaren terug, van voor hij met zijn dagboek begonnen was. Alles lag nu ordeloos in de laden van zijn schrijftafel: getypte en handgeschreven teksten op volle bladen, geschreven op stukjes papier op de trein, tussen vergaderingen in, op de hoek van de tafel, op slapeloze nachten. Hij hield het niet meer.
Plots, In een ruk schoof hij de laden een voor een uit de tafel en keerde alles om in een grote kartonnen doos. Hij nam een doosje lucifers en ging met de doos op zijn blote voeten in de tuin. Daar verbrandde hij alles, korte verhalen, gedichten, besprekingen, losse gedachten, schetsen die gedichten hadden kunnen worden of al gedicht waren. Blad voor blad verdween in de vlammen, het witte papier verdwijnend tot as, de woorden, de letters nog even zichtbaar, al wat hij geschreven had over zovele jaren verzameld. Al wat hij gedacht had, gedaan had, gedroomd had nu, in een korte spanne tijds, as geworden, nog nagloeiend.Tranen waren over zijn wangen, tranen van onmacht, van verdriet. Was het wel nodig geweest, deze verbranding, deze autodafé?
Hij hield nog in zijn handen het manuscript van een korte roman die hij in zijn prille jaren geschreven had, op het punt ook hier de bladen los te halen, maar hij twijfelde een ogenblik, zijn broer Daniël had hem gezegd dat hij er delen uit aan het herwerken was.
In de nacht lag het naast hem op het hoofdkussen waar het liggen bleef tot de volgende morgen.
04-05-2014, 07:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-05-2014 |
Bezinning (3) |
I was sitting by the ocean
When I suddenly became aware of my whole environment as being engaged in a cosmic dance
I saw cascades of energy coming down from outer space in which particles were created and destroyed in rhythmic pulses. I saw the atoms of the elements and those of my body participating in this cosmic dance of energy. I felt its rhythme and I heard its sound and at that moment I knew that this was the dance of Shiva. The Lord of dancers worshipped by the Hindus.
Telkens hij dit leest wordt hij geconfronteerd met een waterval van woorden die vreemde beelden oproepen en een inspanning is nodig om te komen tot wat Capra ziet in zijn verbeelden. Maar hoe ook, deze kosmische dans waar Capra het over heeft is de onzichtbare realiteit die staat tegenover de realiteit waarin wij ons bewegen.
Capra ziet zich in gedachten bewegen in deze reële irrealiteit, de wereld van het atoom en elektron, de wereld van de geest en onmiddellijk : an atom cannot be pictured as a small planetary system, we have to imagine probability waves arranged in different orbits.
Hij legt uit wat de ground state is van een elektron, wat een excited state is en hoe een elektron een excited state bereiken kan als het maar de nodige energie ontvangt. Hij leert ons wat er gebeurt als twee partikels in botsing komen en uiteenspatten.
Als hij Capra tracht te volgen, wat voor hem niet zo eenvoudig is, komt hij tot wat hij wel begrijpen kan nl. dat het elektron een deeltje informatie of deeltje geest is dat eens opgewekt, of wakker gemaakt, berichten doorstuurt onder de vorm van fotonen of onder de materiële vorm van andere deeltjes en daarna onmiddellijk terug tot rust komt eens het bericht verzonden. Een eenvoudige uitleg bij een al te vreemd gebeuren, maar een uitleg die een raakvlak heeft met het echte gebeuren.
Maar, nogmaals, hoe kan zo iets als bij toeval indien toeval zou bestaan tot stand komen, wie zou in staat zijn zo iets kunnen te maken, laat staan te bedenken, en wie denkt aan dit fenomenale als men het 'subliem suprème' er achter, afzweert?
De woorden van Capra liggen al lang opgebaard in zijn onderbewustzijn. Hij is er op ingesteld om deze begrippen regelmatig op te roepen en te verwerken. In feite heeft hij altijd een vaag begrip gehad van de principes die door Capra worden aangekleefd, nl. dat alles één is, één grote in elkaar verweven spiritueel materiele beweging.
Hij kan aldus volhouden dat geest materie is en omgekeerd en dat, zoals gesproken kan worden van tijd-ruimte men ook spreken kan van geest-materie. Each is in both, geest en materie of tijd en ruimte liggen in elkaar verweven en er is geen bepaling mogelijk van het ene zonder het andere erbij te betrekken.
03-05-2014, 07:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-05-2014 |
De bloesem van de meidoorn |
De bloesem van de meidoorn
brandde zijn geuren in je aderen
en kleurde donker je bloed,
getaand door de jaren,
in gevechten verwikkeld met woord
en beeld, gelaarsd om sterk te staan
een boom in de laatste vlakte,
op avonden, om nog lang te leven.
Je hoopte van vele dingen
dat ze blijven zouden, opgesmukt
door ouderdom, aantrekkelijk
om aan te raken of te betrekken
bij het ene of het andere,
maar slaagde er niet in,
uiteindelijk bleek het de verwondering
te zijn, een opening om te overwinteren.
Maar je geschrift te dik van lijn,
onleesbaar voor zij die je volgen willen
in de haarspeldbochten van de geest,
glinstermonumenten te weinig
doorgekomen, de wereld vreemd
gehaakt en neergezet in hoge
bladerloze bomen
alsof het lucht maar was.
Je hoopte van vele dingen
het vervolg te zijn om uit te klaren
wat geborgen blijven moet,
je waart niet wijs, je waart niet
onovertreffelijk, niet onredelijk
van toon of aanslag,
van inzet of geraffineerdheid,
je waart te zijn wat geraadzaam is.
Om stil te staan, te overdenken
wat nog nimmer werd gezegd
alsof ontspoord je tegemoet gekomen.
02-05-2014, 08:59 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-05-2014 |
Bezinning (2) |
Ik hoorde dat de fijnste worteluiteinden van een boom even ver doordringen in de grond als de boom hoog is. Een dergelijke verfijning is de regel in al wat ons omringt, verfijning in de materiële structuur ervan. Verfijning ook tot in de kleinste cellen, tot in de atomen ervan, tot in de elektronen ervan en nog verder, tot in het aller minimaalste ervan, om dan niet te spreken van hun binding met het Universum. Hoe ver dit reikt weten we niet, maar zeker weten we dat de toestand waarin ze verkeren het resultaat is van een aanhoudende evolutiedrang naar de perfectie.
Het menselijk lichaam is een identiek gebeuren, uitgegroeid tot de meest ingewikkelde en meest wonderbare machine, gedirigeerd van uit de hersenen met een ader- en zenuwstelsel dat uitloopt in ontelbare steeds maar fijner wordende vertakkingen naar alle delen van het lichaam en eveneens, op een of andere wijze ingeschakeld in een massa kosmische golven die ons omringen, ons omhelzen en ons 'beschouwen' als een perfect deel van de Kosmos.
Zeggen dat er dan zijn zoals Jacques Monod[1], die vonden en er zijn er nu nog - dat dit alles louter toevallig is tot stand gekomen. Monod schreef dit, weliswaar bijna een halve eeuw geleden, in niet te verbergen bewoordingen, waarmee hij zijn boek afsluit:
Lancienne alliance est rompue: lhomme sait enfin quil est seul dans limmensité indifférente de lUnivers doù il a émergé par hasard. Non plus que son destin, son devoir nest écrit nulle part. A lui de choisir entre le Royaume et les ténèbres.
Denken we er ook zo over, is er geen greintje twijfel, kan het niet dat er een meesterlijke geest met tentakels tot in het minste van de quarks, het minste van de deeltjes van de materie, aanwezig is. Dit trachten te ontcijferen is een eerste stap naar de bezinning waar we nood aan hebben, keer op keer, liefst op zondag.
[1] Jacques Monod: Le hasard et la nécessité, Editions du Seuil, 1970
01-05-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-04-2014 |
Bezinning |
Slaag ik er telkens in iets nieuws te brengen? Ik hoop het maar zeker ben ik niet na de duizend blogs die ik reeds schreef. Ik zou er iets moeten op vinden, een lijst opmaken of beter alle blogs hernemen in een bundel. Na een goede schifting zou ik komen tot een pak van zeker 400 paginas minimum. Dit is dus wat me te wachten staat. Anderzijds wil ik mijn gedachten over Dantes Inferno grondig herschrijven, wat nog eens drie honderd paginas betekenen zal en dan ook nog, die fameuze geschriften die een soort roman zouden moeten worden. Werk genoeg dus, zou er zelfs fragmenten uit mijn dagboeken kunnen aan toe voegen, maar dat ware van het goede teveel.
Laat me stellen dat ik al heel tevreden zou zijn als ik het jaar zou kunnen eindigen met wat ik hier heb vooropgesteld. Maar heb ik deze plannen niet al eens blootgelegd aan de gemeenschap van lezers?
Ik weet en beken dat ik in de eerste plaats schrijf voor mezelf, dat dit schrijven een uitdaging is en een drug. Ik kan er niet omheen, ik sta er mee op en ga er mee slapen, mijn dag is er mee gevuld, want zelfs als ik begaan ben met andere zaken dan is mijn gedachte aan wat ik schreef of nog schrijven moet niet ver af. Het is de lucht boven mij, soms bewolkt, soms stormachtig maar steeds uitklarend en ik loop eronder, met het hoofd dikwijls om niet te zeggen altijd in de wolken waar ik dan mijn ideeën haal.
Zo, als ik gisteren in mijn blog geëindigd ben in herinnering aan de zondagen van mijn jeugd dan dacht ik aan de bezinning die de mis was, een bezinning die zich dan uitspreidde over de rest van de dag. Het is deze bezinning die ik beoogde en die de niet-Mis-gangers ontbreken. Wij kennen niet meer - zoals de Koran-gelovige het vrijdaggebed - de gemeenschap die we bezaten als we neerknielden in de mis om te luisteren in alle nederigheid naar de gebeden van de priester, we hebben niets meer van wat ons nederig houdt en dat ons geestelijk voedt.
De noodzaak van een moment van bezinning, om, al was het maar, de week af te sluiten.
30-04-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-04-2014 |
Galileo Galilei |
De ontdekking van Galilei, vier eeuwen geleden, zette, om het hard uit te drukken, de Westerse wereld op zijn kop en wijzigde meer dan grondig onze visie op het Universum en op de God die voorheen van uit de hoogte neerzag op de mens op aarde en nu ineens wegschoof de oneindigheid in en deze oneindigheid werd. Van dan af kreeg geleidelijk aan de natuur meer aandacht en werd onze kijk op het Universum er een van bewondering en van ontzag.
Max Wildiers in zijn essay, Het verborgen leven van de cultuur[1] schreef hierover, een kwart eeuw geleden:
Een soort resacralisatie grijpt rondom ons plaats, niet alleen in de kringen van gelovigen, die in de kosmos het werk zien van een goddelijke Macht, maar ook in kringen van atheïsten die pleiten voor een atheïstische religiositeit en de zin voor het sacrale in eer willen herstellen.
Ik heb van deze laatste beweging, in onze cultuur, weinig verandering gezien en zie geen tekenen dat deze verandering zou aan gang zijn. Het tegengestelde is eerder waar, we verzinken, we gaan ten onder aan een technologie zonder weerga, met als kenmerk, aldus Wildiers:
Haar geestelijke armoede, haar ontologische leegte, haar louter materiële instelling, met als gevolg dat er voor de dichter en de musicus hier geen plaats meer is en evenmin voor de metafysicus.
Wat dit laatste betreft ben in de mening toegedaan dat de huidige fysica balanceert op het randje van de metafysica, dat, eens we ons in de wereld van atoom, elektron, quarks en Higgs deeltje bevinden, de grens .tussen fysica en metafysica uiterst dun is, om niet te zeggen, onbestaande. In feite wijst deze nieuwe fysica in de richting van een diepgaande wijziging in onze houding tegenover de materie die we meer en meer gaan zien als werktuig van het geestelijke dat overheersend is.
Maar het grote drama voor onze Westerse cultuur hierbij is dat we geen vervanging hebben kunnen binnenbrengen in de maatschappij die het verlies van het geloof in een God, en het verlies in de symbolen van dit geloof, de Kerk, had kunnen opvangen en tezelfdertijd een rijkere inhoud had kunnen geven aan de opkomst van deze metafysische wereld waarin we of we het nu aanvaarden of niet - met beide voeten geplant staan. Dit is weinig bemoedigend voor de toekomst van de Westerse beschaving, gevormd op basis van een diepe geloofsovertuiging en een rijkdom aan symbolen omheen het sacrale, een overtuiging en rijkdom die nu bij velen in rook is opgegaan.
Zolang we dit gemis niet zullen vervangen hebben is er weinig hoop voor de spirituele en drijvende kracht die het Westen karakteriseerde. We ontbreken de inhoud van de zondagen van onze jeugd.
[1] Max Wildiers: Het verborgen leven van de cultuur uitgegeven door het Davidsfonds en de Kredietbank (geschenk) in 1988.
29-04-2014, 06:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-04-2014 |
Waarover schrijven? |
Nu alles gezegd is, is het niet door mij het is door de velen die me zijn voorafgegaan, waarover schrijf ik nog opdat ik zou overkomen als origineel, vernieuwend, als iemand die je lezen wilt?
Ik weet het niet altijd, ik hoop telkens op de eerste zin die me bij het opstaan zou overvallen en me te woord te staan, om, eens neergezeten, de pen in de hand te nemen en er uit te halen wat er uit te halen is. Terwijl tal van andere beelden opduiken en ik belegerd wordt door boeken en beelden die niet zo vlug wijken willen.
Zo denk ik plots aan de beelden die mijn oudste dochter, Patricia, me onlangs maar wat is onlangs per mail toestuurde, een groot aantal knap genomen fotos van Alpenflora die ze genomen had tijdens haar verblijf in Grimentz, de plaats waar ze een groot deel van haar jeugd en ouder worden heeft doorgebracht. Bloemen en planten die meer zijn dan zo maar plant en bloem, die herinnering zijn aan plaatsen waar ik was, meer met geest dan met lichaam en bij het zien ervan ik terug ben, op de plaats waar ze wellicht genomen zijn, die bergtuin (van de familie) aan de voet van de Moiry-gletsjer.
In gedachten rijd ik er heen met de wagen, vertrekkende van uit het dorp naar de hoger gelegen Moiry-barrage, doorheen de tunnel om aan te komen bij het meer en verder langsheen het uitgestrekte meer tot het einde ervan, om daar de wagen te laten en links van de weg, de alp op te gaan en aan te komen in een rotsenveld van gras en een ongelooflijke rijke variatie van bloemen. Een plaats om er te vertoeven en er te gaan van bloem tot bloem zoals Patricia heeft gedaan, de camera in aanslag.
Het is een plaats die me heilig is, toegankelijk en herkenbaar met zicht op de ijsvlakte van de Moiry-gletsjer met links op de achtergrond, amper zichtbaar op sneeuwhoogte, la cabane de Moiry een donkere stip en naar rechts toe, de besneeuwde noorderwand van Les Pointes de Mourty.
Je kent de bergen er omheen, je beklom ze en cordée met je vrienden uit de Valais, niet een maar meerdere malen. Je waart er zoals Ouspensky je leerde hoe je op een plaats aanwezig moet zijn om je te herinneren, namelijk weten dat jij het bent die klimt en niet die machine die soms je lichaam is.
Lang geleden leerde iemand-met-een-blog me hoe een foto in te lassen in mijn blog. Ik probeerde het enkele malen, maar zonder resultaat. Ooit zal ik er in slagen. Vandaag is het te laat opdat ik een nieuwe poging zou doen, de moeheid zit me om het hart.
28-04-2014, 04:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-04-2014 |
Wat ik vroeger schreef en nu aanvulde. |
Het gebazel van de mens, van de zoekende mens, gevangen tussen de boeken en losgeslagen nadat de God, die hij dacht te zien en te bezitten, opgelost is in de nevels van de tijd die was, en van de tijd die nog komen zal, opgelost in de nevels van zijn vergankelijkheid nu de dagen die hem resten meer dan geteld zijn en elke nieuwe dag een bonus is die even vlug als hij kwam, voorbij is geschoven. De tijd die niet te houden is, niet te stoppen. De aarde die zich slingert om de zon, zonder een fractie van tijd te aarzelen, jaar na jaar, eeuw na eeuw. We riepen nog niet zo lang geleden om het jaar 2000 en we schrijven vandaag 2014 en morgen 2015, of de tijd die ons overweldigd. Hij ziet het licht in de bomen als hij even opkijkt, maar het licht is niet meer het licht van zijn jeugd, het is het licht van zijn ouderdom en hij weet dat hem nog iets belangrijks te doen staat, het belangrijkste in gans zijn leven moet nog gebeuren. Is hij er voldoende op voorbereid?
Het gebazel van de zoekende mens die er op uitkwam dat God en Universum identiek waren maar onder een vorm die zich voortdurend wijzigt, zoals zijn lichaam zich voortdurend wijzigt, zijn lichaam dat aan het verschrompelen is en zijn ik eraan verbonden dat vergaan zal, tenware alsdan zijn ik meer geest dan lichaam worden zou. Het is een gissen en het blijft een gissen en hij blijft er over uitweiden. Maar waarover zou hij anders schrijven kunnen, over de nakende verkiezingen in dit land, het gekwaak dat ik hoor dag na dag als van opgeblazen kikkers?
Wat binnen in hem aan het gebeuren is, tekent zich af in de woorden die hij schrijft en groter wordt zijn overtuiging dat het Universum dat hem overkoepelt - misschien één van de vele die er zijn of die er al geweest zijn hem toont hoe minuscuul hij wel is. Minusculer dan minuscuul, een atoom water in de oceaan maar, een atoom die zich rekenschap geeft van de oceaan waarin hij drijft.
Het minuscule met een maximaal inzicht, wat even vreemd is als het vervliegen van de tijd.
27-04-2014, 04:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-04-2014 |
Schrijvers |
Je zou denken dat een schrijver zich eender wat zou kunnen inbeelden maar dat geldt niet voor mij.
Aldus Jens Christian Grǿndahl, volgens de SdL van 18 april, een van de meest geliefde Deense schrijvers van intimistische romans.
Die de nood heeft te kunnen schrijven in een rustig tempo met zijn Waterman om de fysieke connectie te ontdekken tussen lichaam, geest en papier.
Ik ben met identieke elementen geconfronteerd, beperkt wat de inbeelding betreft en de behoefte op een rustige bedachte wijze te kunnen schrijven met een vertrouwde pen en op licht korrelig papier.
Maar eigenlijk gaat niets vanzelf, de gedachten komen vlug of traag, maar je hebt ze nodig om je lijn te vullen en aan een andere te beginnen. Op goede momenten vloeien de gedachten spontaan in elkaar, bouwen ze zich op, brengen ze zonder al te veel moeite hun boodschap. Op andere momenten blijft alles gestockeerd, wordt het een gevecht tegen windmolens om er toch maar iets uit te krijgen en is het best om ermee te stoppen en af te wachten. Want wat we beogen is iets uitzonderlijks te bereiken, iets origineels, iets verheffend, iets dat de lezer nadenken doet en hem een gevoel geeft dat hem lichter maakt, dat hem weghaalt uit het dagelijkse van het leven, een gevoel dat men heeft als men een gotische kathedraal betreedt, of een Romaanse kerk, zoals Frankrijk er zovele kent.
Dit is het doel waar je als schrijver voor staat, dit is wat je bereiken wilt, niet eenmaal en uitzonderlijk, maar telkens en telkens opnieuw.
Dit is ook het gevoel dat ik meermaals gekend heb toen ik Oorlog en Terpentijn[1] aan het lezen was. De schrijver ervan haalde telkens het maximum uit zijn woorden die gedragen werden door een diep respect voor zijn grootvader die een uitzonderlijk mens was in uitzonderlijke omstandigheden. Hij vertelde erover met liefde en bewondering, wist de plaatsen precies te beschrijven zoals zijn grootvader ze gezien en beleefd had met dat tikje in meer dat autobiografisch was. Vele passages die zich afspelen in het vroegere Gent zijn juist afgemeten, lente en herfst, de straten en de huizen, de kilte van de morgens en de stilte van de avonden, zijn zoals de grootvader die beleefd had en met de ogen en de gevoelens van Hertmans weergegeven.
Ik herinner me dat ik uiterst getroffen ben geweest door de beschrijving van een bezoek aan de gelatinefabriek met de krengen van paarden en andere dieren waar de maden zich doorheen aten en de grond waar ze liepen bedekt was met een wriemeling van maden onder hun voeten. Een dergelijk beeld, maar minder afstotelijk, ontmoeten we ook in het derde canto van Dantes Inferno.
Maar zo gaat het en zo hoort het, en zo schrijft men een groot boek. Echter weinigen slagen erin dit niveau van schrijfkunst te bereiken en aan te houden.
[1] Ik hoor vandaag dat het boek van Hertmans niet werd bekroond met de Gouden Boekenuil 2014, maar dat het wel de publieksprijs heeft gehaald. De Jury zal, ofwel weinig sympathie gevoeld hebben voor het elitaire in het werk van Stefan Hertmans, ofwel gedacht hebben dat het succes van het boek meer dan 100.000 ex.verkocht - een voldoende beloning was.
Ik zal wellicht De republiek, het boek van Joost de Vries, dat bekroond werd niet lezen, de korte inhoud is me voldoende om het te negeren, je kunt niet alles lezen.
Gelukkig is Hertmans ook genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2014, hopelijk komt hij hier als bekroonde uit de jury.
26-04-2014, 05:13 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-04-2014 |
Schiften |
Welke boeken neem je mee als je vertrekt naar een onbewoond eiland. Je zoekt ze op in je gedachten: de Bijbel, maar dan de King James versie van 1611 natuurlijk, al was het maar om het boek van Job. En verder schiften en blijven schiften. Je blijft over met een honderdtal dat je nog herleiden kunt tot vijftig, eventueel indien absoluut nodig tot twintig, maar verder ga je niet, kun je niet zonder geestelijke pijn.
Wie je niet achterlaat is T.S.Eliot, niet Rilke, niet Saint-John Perse, niet Dante(+woordenboek), niet Pasternak, niet de essays van Hertmans, niet Fulcanelli, niet Fabre dOlivet en ga maar verder en dan weet je, als je ziet wat er overblijft om achter te laten, dat het onbegonnen is. Er is geen schifting die kan gedaan worden. En je beseft ten volle dat het heel moeilijk is afscheid te nemen, al was het maar van je boeken, als het is om te vertrekken naar een onbewoond eiland.
Het is anders als je vertrekt voor de overtocht en je niets van al wat je vergaarde, van al waaraan je gehecht bent en dat je nu zo koestert: je boeken, je tekeningen, de stenen en stukken wortels die je meebracht van je reizen, dat je niets van dat alles meenemen kunt, dat alles wordt achtergelaten, om verspreid te worden in andere handen, in andere kamers.
En dat na jou, de wereld zal zijn wat hij is, maar leeg van jou, van je schrijven, van je dromen, van je wandelen onder de bomen, maar nog even, voor een tijdje, gevuld met de woorden en de tekeningen en etsen die je achterliet. Terwijl jij dan leven zult in die onzichtbare wereld achter de wereld waar je niet over zwijgt.
Aldus, onthecht je je in gedachten nu al, van al wat je bezit en je schrijft, schrijft, dit is het enige dat je bezitten kunt, totaal bezitten kunt, en waaruit je nu bestaat. Dit is van jou en van jou alleen. Zelfs al hebben vele anderen bijgedragen om te zijn wat je bent, de vormgeving, de wijze van denken ben jij en kan niemand je ontnemen. Daarna zal er de stilte zijn, de grote bevreemdende stilte, de stilte in klanken van licht.
Maar schrijf nooit dat de andere oever nog ver af is en dat je nog een groot pak dagen hebt. Schrijf dus en laat niets je ontmoedigen, laat niets je in verwarring brengen.
25-04-2014, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-04-2014 |
Bekentenis |
Al de dingen die ik hebben wou en niet heb, en er zijn er heel wat, doen me denken dat ik niet zo veel ben, dat ik enkel maar wat woorden ben waarmee ik leven moet, mijn dagen vullen en mijn dromen bevolken.Ik schreef geen gedicht dat werd bekroond en kalligrafisch omgezet, bezit zelfs geen dichtbundel die werd gepubliceerd, een verhaal misschien, in lang vervlogen tijden.
Verder ben ik niet gekomen dan een bekentenis, een inventaris van de grote leegte die ik achterlaat, beschamend.
Zelfs al schreef ik dagenlang, van morgen tot avond tot diep in de nacht, niets lekte er van uit, overschreed de grenzen van het nabije, kende enige reactie, maar stierf een stille dood. En toch
En toch ga ik verder, toch ken ik geen ophouden, blindelings kruip ik verder over de wegen van het woord, dat ik onheus moet hebben behandeld en wellicht blijf behandelen. Dit zijn de gevoelens die me overvallen deze morgen na wat ik de vorige dagen schreef. Ik had ze reeds vermeld, niet een maar tienmaal en ik ga verder, alles vergruizend wat was tot wat nog komen kan.
Wat is er van de mens die voelt dat hij een droom heeft gevolgd die niet uitgekomen is en aan die droom heel wat zaken heeft opgeofferd. Wat hij nu ten gronde beseft, nu het te laat is, nu niets kan worden ongedaan gemaakt en herop gestart in overgave.
De dood nabij, de dagen geteld rest me weinig nog. Ik kan enkel, ik vermag enkel verder te gaan op de ingeslagen weg, de tunnel van het onbekende, het onverwachte, het niet-slagen in.
Maar nog geen verbittering, nog is er een greintje hoop, een wankele sprankel licht als een groot schrijver van bij ons zich lovend uitspreekt over wat ik schreef over het tweede canto van Dantes Inferno.
24-04-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-04-2014 |
Vreemd gaan |
Ik ga vreemd met mijn blogs. Ik vis in te diepe waters waar ik dingen ophaal die ver afwijken van het gewone leven. Mijn landschap is dit van de geest waar het - ik ben er me van bewust - heel moeilijk is me te volgen. Zo schreef ik gisteren over Rust die Beweging is. Jean Guitton[1] die ik vandaag bezoek sterkt me eens te meer in wat ik reeds zo dikwijls vooropstelde:
Que l'univers tout entier tend vers la conscience. Mieux encore: dans son immense complexité et malgré ses apparences hostiles, l'univers est fait pour engendrer du vivant, de la conscience et de l'intelligence.
Wat het teken is van de mens die we zijn, en gezien alles wijst in de richting van een toenemende complexiteit, we verwachten mogen dat de mens nog maar een afspiegeling is van de mens die wordend is. Ik ben er me van bewust dat dit een boude uitspraak is, maar het is overduidelijk en natuurlijk weet Guitton dit ook:
Sans nous, sans une conscience pour témoigner de lui-même, l'univers ne pourrait avoir d'existence.
Ware de mens er niet om te getuigen, om vast te stellen, te ontleden en te begrijpen, het Universum in zijn totaliteit ware een dood begrip geweest. Nu is het de levende geest van de mens die hem uit het onbekende tevoorschijn haalt.
Ik had er ook nog een verwijzing naar Raimundo Panikkar kunnen aan toe voegen, waar ik het in vroegere blogs over had. Panikkar[2] die het cosmotheandric principle (Cosmos, theos, anthropos) lanceerde waarin hij stelde dat Kosmos, God en Mens een onafscheidbare drie-eenheid vormde.
[1] Jean Guitton, Grischka en Igor Bogdanove; 'Dieu et la Science' Grasset, 1991, pag 83[2] Fritjof Capra and David Steindl-Rast, with Thomas Natus: Belonging to the Universe', Penguin Books, 1992. Pag 101.
23-04-2014, 09:19 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-04-2014 |
Rust die beweging is |
Een vreemd boek dat ik destijds ontdekte, las en slechts ten dele begreep, Théorie de la dialectique cosmique van Georges Lacroix[1] heb ik deze zondag van Pasen teruggenomen en het vroeger onderlijnde opgezocht.
Als Lacroix vooropstelt dat, Zijn, Kosmos en God, een en hetzelfde is, dan kan ik besluiten dat Zijn en Kosmos een en al beweging is en die beweging het leven is en dat God zich vereenzelvigt in die beweging en in zijn totale totaliteit genomen, rust.
Beweging en Rust, zoals ik lees in de allereerste Franse vertaling van het Evangelie van Thomas[2]:
Si lon vous interroge: quel est le signe de votre Père qui est en vous? Dites-leur: cest à la fois un mouvement et un repos.
En nogmaals, heeft Hij, de Vader, wel een ander teken nodig, een ander bewijs voor zijn bestaan dan de levende Kosmos die Beweging is en Rust?
En dit is dan de realiteit: alles is beweging en zal altijd beweging blijven. En wat die fameuze schepping betreft: er was eerst een beweging in potentie en de Big Bang van Lemaître kan de ontploffing geweest zijn van deze potentialiteit; potentiële beweging omgezet in een zichtbare, tastbare vorm. Echter, eens die beweging in gang, is er niets of niemand, behalve dan wat inherent is aan die beweging, die nog interveniëren kan om hieraan nog iets te wijzigen. Wat is, is en beweegt naar zijn Omega als er ooit een Omega zou zijn.
[1] Georges Lacroix; Théorie de la dialectique cosmique,Lauzeray international, Paris 1979 [2] LEvangile selon Thomas: Editions Métanoïa, 1975, logion 50
22-04-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-04-2014 |
Teruggevonden Gedicht |
Het hiernavolgend gedicht vond ik terug in een oud boek. Ik schreef het naar aanleiding van de voorstelling van het jaarverslag 1987 van de Nationale Bank van België aan het kaderpersoneel van de Bank. Ik wil het langs deze weg een nieuwe adem geven.
Dit is, geboren uit de geest van enkelen en de cijfers
van zovelen, gedacht, geschreven en opnieuw bekeken het jaarverslag dat van de Bank der Banken is.
Dat sommigen zullen nemen en God vergeve hen
lijk croissant of koekebrood bij het ontbijt al en anderen
in de valavond met in hun glas een dronk whisky
van Glenfarclas of een oude klare van Felliers.
En nog anderen helemaal niet, omdat het geschreven is in mysterieuze termen over hoe onze financiën staan
en over desintermediatiebewegingen in het domein
van de economie.
Toch ligt dit boek op tafel en in onze bibliotheken
als een Steinmann in de mist die in dit land hier
hangen blijft, een baken ook van hoop dat alles
zich voltrekken zal zoals berekend werd en aangeprezen door onze boude Demiurgen om, zoals iemand
als Saint-John Perse het zegt: déventer lusure
et la sécheresse au coeur des hommes investis.
Of, hebben we Eliot gelezen die schrijven durft:
they all go in the dark en dan noemt hij ze:
The merchant bankers
the statemen and the rulers, distinguished civil servants
the Stock Exchange Gazette
En er zijn er meer die hij het waagt te noemen, alleen Mevrouwen, Mijne Heren, helemaal niets over dit verslag én omdat hij het niet kende én omdat it goes in the light.
Vandaag weten we met Johannes en in het Engels,
in de versie van King James, dat the light shineth
in darkness and the darkness comprehended it not.
21-04-2014, 05:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-04-2014 |
Verrijzenis |
Mais pour nous le principe de vie est contenu dès le départ dans lavènement de lunivers. Et lesprit qui porte ce principe, nest pas un simple dérivé de la matière, il participe de lOrigine, et par là de tout le processus dapparition de la vie, qui nous frappe par sa stupéfiante complexité.
Aldus François Cheng in zijn Cinq méditations sur la mort, autrement dit sur la vie[1], een paradigma dat we altijd hebben vooropgesteld. We zijn zelfs verder gegaan en gesteld dat het Universum er gekomen is omwille van de mens of, de mens was in potentie reeds aanwezig bij het ontstaan van het Universum of, de Big Bang is er gekomen opdat hieruit, na 13.5 miljard jaar de mens zou kunnen ontstaan.
En dan leert ons, volgens Cheng, het Taoïsme:
Ce qui est provient de ce qui nest pas et ce qui nest pas contient ce qui est.
Of, wat is komt voort van wat niet is, en wat niet is omvat wat is. Een vreemde zin die aan het Niets, dat was in den beginne, zijn volle betekenis geeft, namelijk het Niets van het begin omvatte het Al van nu.
Aldus, spreken we van het Niets dat in den beginne was dan was dit op zijn minst een Iets, zijnde een Universum in potentie, waarin we, lichaam en geest, geconcipieerd aanwezig waren, waaruit we zijn verrezen.
Waar we ons bevinden hebben wij stervelingen een zeer intiem beeld van wat het Niets is, het is de dood die ons stort van het Al in het Niets. De dood opnemen in onze levensvisie is het leven zien als een gift zonder weerga, en we herinneren ons, dat we ooit geschreven hebben dat gezien het onbegrijpelijke wonder la stupéfiante complexité - dat het leven is, we mogen/kunnen verwachten dat de dood een even groot verbazend wonder zijn zal, een terugkeer naar het Al, weliswaar in een totaal andere, even verbazende, vormgeving.
Een soort verrijzenis van de geest in de ruimte van de geest naar het Arcadia van de geest. Het houdt ons recht in deze dagen, het is ons uithangbord.
[1] François Cheng: Cinq méditations sur la mort, autrement dit sur la vie , Edition Albin Michel, 2013, pag 16.
20-04-2014, 09:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-04-2014 |
Ontnuchtering |
Hij schreef in het begin van het jaar in zijn dagboek dat hij ondertussen heeft achtergelaten:
Ik tracht een brug te slaan tussen alle elementen die ik bezit, maar mijn gegevens zijn ver van toereikend. Een zaak is zeker, het ontstaan van de gotiek is het begin van een totaal nieuwe wereld, gedragen door het geloof niet zo zeer in een antropomorfe God maar in een God, die het symbool was van de krachten in de natuur, aanwezig in de hemel boven hen en in de aardse golven onder hen.
De bouwers van de gotische kathedralen, dragers van een eeuwenoude traditie die teruggreep tot de geest van Imhotep in zijn Sakkarah, waren hier van bewust en hun doel was deze krachten op te vangen, in en met hun bouwwerk en deze krachten via hun constructie over te brengen op de mens, verloren en opgelost in het dagelijkse van het bestaan. Hun doel was de mens ervan te overtuigen dat er in het kleine leven van elke dag, waarden lagen die hij voorheen niet had vermoed, waarden die hem binnen voerden in de wereld van de transcendentie die de wereld was van de geest in hen.
IK weet dat Ouspensky nodig was, dat Fulcanelli, dat Bernardus nodig was, dat hij binnen moest gaan in de collegiale van Saint-Quentin opdat hij begrijpen zou dat de geest van de gotiek in de eerste plaats verheffing betekende, opneming van de mens naar een hoger niveau, het niveau van de geest, dat meer diepte gaf aan het geloof dat hem werd voorgehouden. En het is in deze geestelijke omgeving dat Notre Dame, de Maagd Maria, moeder Gods, is binnengetreden in het westen onder de vorm dan nog van een zwarte maagd, wat zeker een verwijzing moet zijn naar de godin Isis. En zeker is eveneens dat Bernardus er een enorme verering voor had want waren al zijn cisterciënzers abdijen en zelfs alle gotische kathedralen, de eerste althans, niet opgericht ter ere van Notre Dame?
Omdat, en dit is het grote mysterie van de vroege Middeleeuwen, omdat het voor Bernardus duidelijk was dat het grote wonder van de schepping, de bevruchting was van de oermaterie, gesymboliseerd door Notre Dame, Moeder Aarde, met het zaad van God.
En daarom ook, zoals hij reeds schreef en nog herhalen zal : de Heer bezat me in het begin van zijn wegen, een tekst die cru klinkt misschien, maar dan toch heel duidelijk in deze termen opgenomen werd in het epistel van de mis e dag van de Onbevlekte Ontvangenis.
Dit alles is misschien onsamenhangend gebracht, gewaagde ideeën van mij als leek die meent dat het labyrint van de bouwmeesters van de gotische kathedralen een esoterische betekenis dragen zou en niet teruggrijpt naar een symbolische pelgrimstocht naar Rome of Compostella of het Heilig Land.
Maar de geest die zich van mij meester maakte toen ik het labyrint ontdekte in de collegiale van Saint-Quentin en de tegels van het labyrint had betreden, was te ongewoon opdat ik niet schrijven zou over dat gevoel van oneindigheid dat me de hoogte induwde, dat me zweven liet, alsof datgene wat immer verborgen was ineens aan de oppervlakte kwam en me toen aanzette erover te schrijven.
De wandeling van de geest die aanving in mijn jeugd verder te zetten, met op de achtergrond de donkere lijn der bossen en de rust van het land waar ik met moeder was, met vader was. Mijn lange tocht over Eliot en Pasternak naar Velikovsky en de Bijbel, over Fulcanelli en Fabre dOlivet, over Nothomb, Capra en Charon, over Ouspensky en over het labyrinth in Saint-Quentin dat de ontknoping betekende, het betreden van de wereld van de geest. Hopelijk is er nu tijd voor veel meer.
En wat ik nog las, zo maar bij mijn ontbijt, met Ouspensky naast mijn bord :
Les péchés sont ce qui cloue lhomme sur place, lorsquil a décidé daller et quil est capable daller.
19-04-2014, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |