Je zou denken dat een schrijver zich eender wat zou kunnen inbeelden maar dat geldt niet voor mij.
Aldus Jens Christian Grǿndahl, volgens de SdL van 18 april, een van de meest geliefde Deense schrijvers van intimistische romans.
Die de nood heeft te kunnen schrijven in een rustig tempo met zijn Waterman om de fysieke connectie te ontdekken tussen lichaam, geest en papier.
Ik ben met identieke elementen geconfronteerd, beperkt wat de inbeelding betreft en de behoefte op een rustige bedachte wijze te kunnen schrijven met een vertrouwde pen en op licht korrelig papier.
Maar eigenlijk gaat niets vanzelf, de gedachten komen vlug of traag, maar je hebt ze nodig om je lijn te vullen en aan een andere te beginnen. Op goede momenten vloeien de gedachten spontaan in elkaar, bouwen ze zich op, brengen ze zonder al te veel moeite hun boodschap. Op andere momenten blijft alles gestockeerd, wordt het een gevecht tegen windmolens om er toch maar iets uit te krijgen en is het best om ermee te stoppen en af te wachten. Want wat we beogen is iets uitzonderlijks te bereiken, iets origineels, iets verheffend, iets dat de lezer nadenken doet en hem een gevoel geeft dat hem lichter maakt, dat hem weghaalt uit het dagelijkse van het leven, een gevoel dat men heeft als men een gotische kathedraal betreedt, of een Romaanse kerk, zoals Frankrijk er zovele kent.
Dit is het doel waar je als schrijver voor staat, dit is wat je bereiken wilt, niet eenmaal en uitzonderlijk, maar telkens en telkens opnieuw.
Dit is ook het gevoel dat ik meermaals gekend heb toen ik Oorlog en Terpentijn[1] aan het lezen was. De schrijver ervan haalde telkens het maximum uit zijn woorden die gedragen werden door een diep respect voor zijn grootvader die een uitzonderlijk mens was in uitzonderlijke omstandigheden. Hij vertelde erover met liefde en bewondering, wist de plaatsen precies te beschrijven zoals zijn grootvader ze gezien en beleefd had met dat tikje in meer dat autobiografisch was. Vele passages die zich afspelen in het vroegere Gent zijn juist afgemeten, lente en herfst, de straten en de huizen, de kilte van de morgens en de stilte van de avonden, zijn zoals de grootvader die beleefd had en met de ogen en de gevoelens van Hertmans weergegeven.
Ik herinner me dat ik uiterst getroffen ben geweest door de beschrijving van een bezoek aan de gelatinefabriek met de krengen van paarden en andere dieren waar de maden zich doorheen aten en de grond waar ze liepen bedekt was met een wriemeling van maden onder hun voeten. Een dergelijk beeld, maar minder afstotelijk, ontmoeten we ook in het derde canto van Dantes Inferno.
Maar zo gaat het en zo hoort het, en zo schrijft men een groot boek. Echter weinigen slagen erin dit niveau van schrijfkunst te bereiken en aan te houden.
[1] Ik hoor vandaag dat het boek van Hertmans niet werd bekroond met de Gouden Boekenuil 2014, maar dat het wel de publieksprijs heeft gehaald. De Jury zal, ofwel weinig sympathie gevoeld hebben voor het elitaire in het werk van Stefan Hertmans, ofwel gedacht hebben dat het succes van het boek meer dan 100.000 ex.verkocht - een voldoende beloning was.
Ik zal wellicht De republiek, het boek van Joost de Vries, dat bekroond werd niet lezen, de korte inhoud is me voldoende om het te negeren, je kunt niet alles lezen.
Gelukkig is Hertmans ook genomineerd voor de Libris Literatuurprijs 2014, hopelijk komt hij hier als bekroonde uit de jury.
|