Ik ga vreemd met mijn blogs. Ik vis in te diepe waters waar ik dingen ophaal die ver afwijken van het gewone leven. Mijn landschap is dit van de geest waar het - ik ben er me van bewust - heel moeilijk is me te volgen. Zo schreef ik gisteren over Rust die Beweging is. Jean Guitton[1] die ik vandaag bezoek sterkt me eens te meer in wat ik reeds zo dikwijls vooropstelde:
Que l'univers tout entier tend vers la conscience. Mieux encore: dans son immense complexité et malgré ses apparences hostiles, l'univers est fait pour engendrer du vivant, de la conscience et de l'intelligence.
Wat het teken is van de mens die we zijn, en gezien alles wijst in de richting van een toenemende complexiteit, we verwachten mogen dat de mens nog maar een afspiegeling is van de mens die wordend is. Ik ben er me van bewust dat dit een boude uitspraak is, maar het is overduidelijk en natuurlijk weet Guitton dit ook:
Sans nous, sans une conscience pour témoigner de lui-même, l'univers ne pourrait avoir d'existence.
Ware de mens er niet om te getuigen, om vast te stellen, te ontleden en te begrijpen, het Universum in zijn totaliteit ware een dood begrip geweest. Nu is het de levende geest van de mens die hem uit het onbekende tevoorschijn haalt.
Ik had er ook nog een verwijzing naar Raimundo Panikkar kunnen aan toe voegen, waar ik het in vroegere blogs over had. Panikkar[2] die het cosmotheandric principle (Cosmos, theos, anthropos) lanceerde waarin hij stelde dat Kosmos, God en Mens een onafscheidbare drie-eenheid vormde.
[1] Jean Guitton, Grischka en Igor Bogdanove; 'Dieu et la Science' Grasset, 1991, pag 83[2] Fritjof Capra and David Steindl-Rast, with Thomas Natus: Belonging to the Universe', Penguin Books, 1992. Pag 101.
|