Het hiernavolgend gedicht vond ik terug in een oud boek. Ik schreef het naar aanleiding van de voorstelling van het jaarverslag 1987 van de Nationale Bank van België aan het kaderpersoneel van de Bank. Ik wil het langs deze weg een nieuwe adem geven.
xml:namespace prefix = "o" />
Dit is, geboren uit de geest van enkelen en de cijfers
van zovelen, gedacht, geschreven en opnieuw bekeken het jaarverslag dat van de Bank der Banken is.
Dat sommigen zullen nemen en God vergeve hen
lijk croissant of koekebrood bij het ontbijt al en anderen
in de valavond met in hun glas een dronk whisky
van Glenfarclas of een oude klare van Felliers.
En nog anderen helemaal niet, omdat het geschreven is in mysterieuze termen over hoe onze financiën staan
en over desintermediatiebewegingen in het domein
van de economie.
Toch ligt dit boek op tafel en in onze bibliotheken
als een Steinmann in de mist die in dit land hier
hangen blijft, een baken ook van hoop dat alles
zich voltrekken zal zoals berekend werd en aangeprezen door onze boude Demiurgen om, zoals iemand
als Saint-John Perse het zegt: déventer lusure
et la sécheresse au coeur des hommes investis.
Of, hebben we Eliot gelezen die schrijven durft:
they all go in the dark en dan noemt hij ze:
The merchant bankers
the statemen and the rulers, distinguished civil servants
the Stock Exchange Gazette
En er zijn er meer die hij het waagt te noemen, alleen Mevrouwen, Mijne Heren, helemaal niets over dit verslag én omdat hij het niet kende én omdat it goes in the light.
Vandaag weten we met Johannes en in het Engels,
in de versie van King James, dat the light shineth
in darkness and the darkness comprehended it not.
|