 |
|
 |
06-08-2013 |
Toen het nog zomer was |
Toen het nog zomer was,
het koren bloeide, stuifmeel
je met
gedachten bestoof,
flinterdun opgehaald
en neergelegd,
op niets hopende:
Je had alles gehad wat je krijgen kon,
meer was er niet, toch niet voor jou.
Je wist het
toen het leven
zich ontvouwde,
in het licht dat Dante
dacht oosters saffier te zijn
- waarmee hij Borges kon bekoren -
geluk dat
honderdvoudig was,
om niet te bewaren
de dagen die ineengedoken
te donker waren om te verhalen.
Hoopte, toen het nog zomer was,
alsof
het nog te grijpen lag
het vele dat van vroeger was,
in een spiegelbeeld,
beneveld toegedekt, wachtende.
We komen er langs, van tijd
tot tijd om te heropenen
wat gesloten
blijft,
herinneringen in weemoed
getekend.
Dit toen het nog zomer was.
06-08-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-08-2013 |
Jeugd |
05-08-2013, 00:26 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-08-2013 |
Consequently |
Geen verbetering gevoeld, de pijn is gebleven en geen
vooruitzicht naar betere tijden. Rust heb ik opgelegd gekregen en rust kan mijn arm
voorlopig alleen redden. Wat ik schrijven wil, kost me moeite. Ik wil het dus
korter houden dan gewoonlijk, zonder het contact te verliezen met vele goede
mensen die dit woordenrijke en foto-arme facebook lezen.
Consequently I rejoice,
having to construct something
Upon which to rejoice.
(T.S.Eliot: Ash-Wednesday I, Collected Poems
1909-1935, Faber with Penguin Books Ltd).
04-08-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-08-2013 |
Pijn |
Er
lag een wereld tussen de persoon die hij de vorige dagen was en de man van nu.
Wat hij toen geschreven had, én in zijn dagboek, én in een andere versie in
zijn blogs, had hem nog niet verlaten, maar alles werd nu afgeschermd en lag
gedoken als in een ver verleden en dit door een latente, opdringerige pijn
over zijn rechterarm, lopende van in
zijn schouder tot in de punten van zijn vingers. Het schrijven van de woorden
die je leest veroorzaakte een bijna ondraaglijk pijn en blokkeerde zijn
denkvermogen, zodat hij enkel over deze pijn schrijven kon.
En
nochtans wou hij verder, nochtans wist hij dat hij geen tijd meer te verliezen
had, dat hij tal van zaken voor te bereiden had, als hij wou dat al wat hij
geschreven had,niet zou achterblijven als een warboel.
Wist
hij plots, zoals de pijn die plots was opgedoken, wat er hem nog te doen viel:
Was
er zijn tekst over het Inferno van Dante die moest herzien, herschreven worden;
was er de bundeling van het meest waardevolle in de blogs die hij geschreven
had; was er de dichtbundel die hij zich voorgenomen had samen te stellen en in
te dienen waar in te dienen had geen belang nu; waren er de fragmenten uit
zijn dagboeken; was er dat fameuze boek dat in vele stukken over de harde
schijven van laptop en PC verspreid lagen en die hij nu samenbrengen moest.
Maar
voor vandaag was dit het enige dat hij schrijven kon, de pijn verbijtend.
03-08-2013, 04:29 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-08-2013 |
Na het Leven |
Wat
ik eergisteren als blog heb ingelogd, en dat ik nog dieper te doorzoeken heb,
is een mijlpaal in mijn leven. Mijn visie op de dood wijzigde zich totaal. Het
is geen muur meer met een leegte er achter, het is een open verwachten in een
belofte, het is, hoe vreemd dit ook moge lijken, op mijn ouderdom een met
overleg nieuwsgierig vooruit zien.
Ik
benadruk voor het eerst als een beseffen dit is de ondergrond van alles hoe
ongelooflijk en hoe intrigerend, zelfs
voor een leek, het Universum geconstrueerd is als een totaliteit, als een
eenheid. Alles is gemaakt uit één blok met het bestaande erin, onverbiddelijk en
innig met elkaar verweven: televisie en radio, GSM en PC, alle elektronica,
alle sterren en planeten en melkwegstelsels, Alles dat was en is, en al wat nog
komen zal, ook de dood. Alles is zo afgemeten en ingesteld dat, indien aan de
minste bouwsteen er iets gewijzigd zou worden, het geheel als een kaartenhuisje in elkaar klapt.
Maar
het schijnt ons allemaal zo gewoon geworden dat we niet meer zien hoe
ingewikkeld en hoe op elkaar ingesteld alles is; we zien niet meer de
schoonheid en de bevreemdende preciesheid van het mechanisme ervan. We
zijn er blind voor en deze blindheid
leidt tot een houding dat de ganse natuur ondergeschikt is, er is om ons te
dienen, terwijl we met verbazing zouden moeten toekijken, hoe wonderbaar, hoe
enig, hoe groots en hoe alles aan alles gebonden is; terwijl we elk ogenblik
van ons bewust bestaan verwonderd zouden moeten zijn over wat we om ons heen
ontmoeten en vaststellen; terwijl we zouden moeten weten dat als de GSM, de
GPS, de PC er is dan is het, omdat het
Universum en de structuur, de opbouw en de elementen ervan, van de minimaalste
af, zijn wat ze zijn.
We zijn echter op het punt gekomen dat niets ons nog verbazen kan, en we trekken geen conclusies
meer over al het verbazende dat is, te beginnen met een simpele graankorrel en
de energie erin aanwezig.
Het
is pas als we hier gaan over nadenken dat we kunnen denken over wat de dood
betekent.
Bewondering
en verrast-zijn is ons deel, en er is er geen ander. We moeten er mee opstaan
en er mee slapen gaan. Van dat ogenblik openen zich de mogelijkheden inherent
aan wat deze bewondering en verrassing
betekent. Van dat ogenblik af wordt het leven dat we doorbrachten op
aarde, slechts een overgang tussen wat was vóór onze geboorte naar wat we zijn
zullen na onze dood, en is de dood niet meer de dood maar het begin van een
nieuw leven.
Hoe
het dan zal zijn, weten we pas later, maar de voortekenen zijn aanwezig, als we
ze maar willen zien, dat het een even groot wonder zal zijn als het wonder van
het geboren worden.
02-08-2013, 00:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-08-2013 |
Herinneringen |
Grimentz, Valais.
Eén
augustus, nationale feestdag in Zwitserland. In mijn verbeelden ben ik in
Grimentz,
een oud dorpje hoog in de Val dAnniviers. Ik loop er in de smalle straten in
feite is er maar een straat dwars door het dorp - bedwelmd door het licht en
gevoed door mijn herinneren.
Grimentz
is een deel van mij, ik heb er mijn plaats onder de mensen van het dorp. Van
velen, die in de tijd nog kinderen waren, kende ik de ouders, van sommigen
zelfs de grootouders. Vandaag, het is vreemd het te moeten vermelden, ben ik een
van de overgeblevenen, de oudste misschien.
Het is een dorp van bezinning, een
sacrale ruimte in het Universum. Zo voel ik het en zo zal het altijd zijn, met
de vele plaatsen in de bergen ermee verbonden: le Pas de Lona en de weg er naartoe, uitgestippeld in mijn
geheugen, met de moeilijkheidsgraad ervan, en eens je uit de flank van de berg
komt, op de alp, links de moerassige vlakte met een veelheid aan bloemen: génépi
en edelweis en gentiaan en arnica en soldanelle. En vandaar uit naar de pas, de
overgang naar de andere vallei, en vandaar uit, verder, uitwijkend naar rechts,
de steile weg op de rug van de berg naar de toppen van Les Becs de Bosson. Je kent dit alsof je er waart omdat je er zo
dikwijls bent geweest, in zon en regen en sneeuw, vroeg in augustus soms.
En een andere richting uit, de weg
doorheen het bos aan de overkant van het dorp, naar de Tsirouc, met de chalet van een vriend waar je waart pour les regains, de tweede hooioogst,
een alp totaal afgezonderd, ingesloten tussen bos en berg. Een plaats om een
boek te schrijven, in één ruk, aan de wankele tafel vóór de chalet met de reeën
die vroeg in de morgen het wagen om tot jou door te dringen.
Een wereld die je kunt oproepen, een na
een, op elk ogenblik van de dag en de nacht: de bergen en de stromen, de meren
en de bossen, met de chanterelles die
je zoeken ging, de tochten, de beklimmingen. En deze dag van 1 augustus ontkom
je er niet aan, hij is in jou gebrand. Je ziet en hoort nu al de in volkse
klederdracht geklede Fifres et Tambours,
je ziet nu al, in de valavond, de stoet, vertrekkende uit het dorp en langs de
smalle veldwegel, de kinderen met hun lampions met brandende kaars, naar de
plaats buiten het dorp, waar het vreugdevuur wordt aangestoken. Er aanwezig
zijn, juist maar daar te zijn, is je hemel.
Ik
moet er ooit gebeden hebben: als ik ga laat het hier zijn en laat me begraven
worden aan de voet van de kerk om er te zijn en te blijven.
Een
gedachte die nog altijd overheerst als ik er aan denk hoe het verder zou moeten
met dit omhulsel van mij.
Herinneringen
aan wat was en niet meer komen zal, thuis in je hoek gezeten, een blank blad
voor jou en een pen in de hand die jaren oud is, een gezel die je niet missen
kunt.
01-08-2013, 05:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-07-2013 |
Het wonder van het leven impliceert het wonder van de dood |
Lorsque je disparaîtrai, il ne restera rien. La foi en la résurrection
nest rien dautre que la confiance en la puissance qui nous tient en vie
aujourdhui (Christian de Duve).
Wat
Christian de Duve (Nobelprijs) gezegd heeft is niet weinig :
dat
er van onze zichtbare aanwezigheid niets zal overblijven betwijfelt niemand,
maar als hij het heeft over la
résurrection, de heropstanding dan vertelt hij iets dat opmerkenswaardig
is, namelijk het vertrouwen dat we
hebben in een Kracht of hoe we het ook noemen willen - die ons vandaag in leven houdt.
Dit
betekent dat als we vertrouwen hebben in die Kracht, ook erop mogen vertrouwen
dat deze ons zo maar niet zal laten vallen omdat ons zichtbaar lichaam te
kaduuk is geworden om nog verder te functioneren.
Hierop
vertrouwen betekent geloven in de heropstanding. Niets is hier verkeerd aan is:
je hebt het vertrouwen of je hebt het niet.
Maar
je vertrouwen heeft een reden, namelijk de Kracht die je op de wereld heeft
gezet is vertrouwenswaardig, ze is, noch min noch meer wonderbaar, Zij is het die
het Universum in leven en in beweging houdt.
Deze
blog vindt zijn oorsprong in een artikel uit La Libre Belgique van 4 juni 2013, me gisteren, zondag in de
namiddag, overgemaakt door een vriend, J.v.I. hij heeft het lang bewaard voor mij - het is van de hand van
André Fossion, jésuite théologien. Uit zijn betoog licht ik ik heb er nooit
aan gedacht maar ik volg hem graag - volgende passages:
Quil y ait quelque chose plutôt que rien, que nous soyons ainsi jetés
dans lexistence est un mystère qui ne souffre pas dexplication. De ce point
de vue, la perspective dune résurrection nest pas moins étonnante, nest pas
moins impossible ou incroyable que la vie elle-même, qui nous est donnée
aujourdhui.
En
het is absoluut correct, het leven is een wonder iets. Stel je voor dat er een
opdracht zou uitgeschreven worden om een zaadje te maken waaruit een plant moet
voortkomen die op haar beurt zaad moet voortbrengen. Wie zou deze opdracht ooit
kunnen volbrengen?
Pourquoi moi, avec le corps qui
est le mien, puissance de désir et de relation, serais-je rejeté dans le néant
alors que jen ai été tiré ? Pourquoi la vie physique, une fois
épuisée, ne serait-elle pas relevée de la même manière quelle a été
suscitée.
Die
mogelijkheid, tot een ander leven geroepen te worden, vloeit voort uit het wondere
dat het leven is; het leven dat ons slechts nog sporadisch overkomt als een
groot iets, het verbaast ons niet meer zoals het ons zou moeten (blijven)
verbazen. Het wonder dat het leven is kan ook het wonder zijn dat de dood is.
Er
wordt hier een opening gecreëerd die ons wakker houden moet. En zeg niet dat
dit larie is, dit is maar al te gemakkelijk,
Au nom de quoi, par quel goût de mort, pourrions-nous prétendre, à priori,
que la vie suscitée en nous ne pourrait être ressuscitée à nouveau dans une
nouvelle donation aussi étonnante que la première?
We
hebben een geest om ons vragen te stellen over het leven dat ons overstijgt,
dat we ontleden kunnen in al zijn facetten om telkens uit te komen op die ene
vraag, hoe kan het, hoe is het mogelijk?
En
nu duikt er een nieuwe vraag op: Gezien het wonder van het leven, wat is er van
het wonder van de heropstanding na de dood tot een ander bestaan, totaal
verschillend van ons leven van vandaag?
Met
het antwoord van de schrijver van het artikel, André Fossion:
En tous cas, il serait déraisonnable de nen point garder lespérance.
31-07-2013, 00:05 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-07-2013 |
Dimanche après-midi à la campagne |
Un dimanche après-midi à la campagne
Parce que jai la taille de ce que je vois,
Et non pas la taille de ma stature.
Zondagnamiddag
en
de aarde verder keerde,
zonder
bewegen
alsof
de tijd gebogen was
alsof
de wereld stilte was,
ver
weg geschoven.
We
spraken maar
en
van de wijn
en
van het vele dat we aten,
toen
van schilderijen en hoe
de
tijden waren wat de kunst betrof
van
Hirst tot Koons
tot
De Keyzer en Raveel
en
Patrick Ysebaert vernoemd.
terug
van vele dagen.
We
spraken maar,
we
hadden Proust gelezen,
langzaam
zoals geschreven,
elke
zin hernomen en niet geweten
waar
hij heen wou gaan,
noch
vanwaar gekomen.
De
bomen om het huis,
catalpas
die in bloei nog stonden
als
sneeuw in het gras
ook
meegeluisterd,
al
was er niets dat ons storen kon,
ons
overhoop kon halen
noch
van het deeltje Higgs
dat
het van God zou zijn.
We
spraken maar,
van
Beethoven de kwartetten
opgesomd
en geluisterd in gedachten
hoe
de klanken waren
in
de boeken over hem.
Zo
ontvankelijk we waren,
en
later
tot
van de kaart de laatste woorden
die
we niet verhalen
omdat
ze van het leven waren.
Maar
van het gebeuren in de wereld
was
er niets om over te praten,
omdat
het zondag
laat
in de namiddag was
en
we vrienden waren
en
vele wegen ons bij elkaar
hadden
gebracht tot in Auvers-sur-Oise,
bij
Van Gogh.
We
spraken maar.
En
toen we gingen, de lijsterbes
traag
in vrucht, aan Pasternak gedacht
omdat
het Lara was.
Caeiro
aangehaald door Fernando Pessoa in zijn le livre de lintranquilité,
Christian Bourgeois, éditeur, 1992, traduit par Françoise Laye (vol II, pag 72) :
Jai la taille de ce que je vois.
Chaque fois que je médite cette phrase, avec lattention de tous mes nerfs,
elle me semble toujours davantage destinée à rebâtir astralement lunivers
En
wij eraan toegevoegd :
Wat is de kracht van de mens, gedachten te zaaien,
gezeten onder de bomen, een zondagnamiddag, als de tijd gerokken wordt tot een
niet-tijd en alles mogelijk is omdat zo weinig nodig is onder vrienden van
jaren en omdat de luchten open zijn van geest en vruchtbaarheid
30-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-07-2013 |
Gotisch essay (9) |
Aan George Steiner ontleen ik uit zijn Grammars of Creation (Faber and Faber Ltd,
paperback 2002), p. 14, de zin van Boccaccio uit dezes werk over het Leven van
Dante:
I assert that theology
and poetry can be said to be almost one and the same thing: indeed I say more:
that theology is nothing more than a poem of/on God.
Waar Steiner aan toevoegt that philosophical discourse is a music of thought.
Vreemd kan het lijken een filosofisch betoog
geprojecteerd op een religieuze achtergrond in een poëtische vorm, de wereld in
te sturen.
Een soort webcam te zijn en het panoramisch beeld van wat me bezig houdt te laten verschijnen
op het scherm van mijn blog, in de hoop dat het gedetecteerd wordt door
enkelen. Zoals de zeemansvrouw de webcam opzoekt in vreemde havens waarop de
boot van haar geliefde - deel van haar geest en lichaam binnen vaart, zo wou
ik ook dat mijn webcam-blog zou worden opgezocht.
Ik ben er me ruim van bewust dat ik schrijf over
dingen waar normaal weinig over gesproken of gediscussieerd wordt, maar wat ik
schrijf is deel van mijn zoektocht naar het gans Andere.
Al is het ook zo, dat alhoewel we ons een globaal
beeld kunnen vormen van de Kosmos, we heel wat meer moeite hebben inzicht te krijgen
in de uitgestrektheid ervan en evenmin zicht te hebben op de mysterieuze krachten
die er in aanwezig zijn. Krachten die toegewezen worden aan een antropomorfe God,
ingekaderd met woorden en verhalen en aan wie we vooral zijn ontoegankelijkheid
en zijn zwijgen verwijten, zoals George Steiner in zijn boek Errata.
We vergeten hierbij dat we voorlopig, schijnbaar nog
niet in staat zijn welk teken ook al
was het maar het kiemen van een zaadkorrel - te zien en te vatten als een teken
komende van hem en tevens als het bewijs van zijn bestaan.
En sprekend over die mysterieuze krachten is er nog de schamelheid van het woord om te
zeggen want we wensen te zeggen; Dante, die jarenlang mijn gezel is geweest,
zegt dit, o zo duidelijk in zijn Paradiso,
Canto XXXIII, 121 tot 123:
Oh quanto è corto il
dire e como fioco
Al mio concetto! E
questo, a quel chio vidi,
È tanto, che non basta a
dicer poco.
Oh, hoe kort is het wat
ik te zeggen heb en hoe schamel het beeld dat ik erover heb, zo dat weinig
zeggen niet volstaat.
De schamelheid van mijn woorden draag ik mee over de
ganse lengte van mijn betoog van (1) tot (9), dat ik waag een essay te noemen.
Maar toch blijf ik zijn stilte af tasten, hopende, op gezegende ogenblikken,
even maar, een fractie maar, er in binnen te dringen, een immanentie te
bereiken die een begin is van een doorbraak.
En wat de poëzie aangaat blijven we ons situeren op de
golflengte van Boccaccio, dat al wat waard is geschreven te worden en bewaard
te blijven, een religieuze geladenheid moet kennen of dan toch, op een of
andere wijze, contact moet hebben met de wereld van het sacrale die een
raakvlak heeft met het elitaire.
Het sacrale en het elitaire dat de dingen omsluiert
met een maatstaf in meer, van waaruit, lijk komende uit de brandende
braamstruik, een sprankel van zijn stem te horen is.
29-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-07-2013 |
Eenzaamheid van het woord |
We ontdekken dat we van stof
zijn gemaakt en we blijven deze gedachte bevechten tot we er bijvallen.
is
een zin van Eugen Drewermann die ik haal uit zijn Wort des Heils, Wort der Heiligung, (Patmos Verlag 1989).
Het
is geen bevechten meer omdat in ons de overtuiging leeft dat we allesbehalve
stof zijn, dat we geboren zijn uit de geest en dat we keren zullen naar de
geest.
Omdat
we geloven dat de essentie van wat we zijn, niet meer als stof kan gezien
worden, maar eerder als een bundel energiegolven ingepakt in de energiegolven
van het Universum, en dat we aldus geen geloof meer hechten, dan toch niet
zoals Drewermann, aan vers 3: 19 uit Genesis.
En
we zijn niet alleen. Paul
Nothomb in zijn LHomme immortel, Edition Albin Michel van 1984 vertaalt dit
door: tu as été formé immortel et tu le
reviendras. En Fabre dOlivet, in zijn La
Langue Hébraïque restituée, vertaalt 3 : 19 door : tu retourneras à lélément spirituel,
principe de ton être.
Ge
zijt van stof en tot stof keer je terug, is een te
voor de hand liggende formule, Drewermann had dit kunnen vooropstellen, zoals
elk van ons dit had kunnen doen, een dergelijke zin hoefde geen veropenbaring.
Het is dus maar normaal dat we deze zin bekampen en we meer dan geneigd zijn
Nothomb en Fabre dOlivet meer credit te geven dan de oorspronkelijke vertaler(s)
van 3: 19, naar het Grieks of het Latijn.
Aldus
deze luttele woord-momenten die ik in mij draag en die weinigen zullen lezen.
Op
de plaats waar ik me bevind ten overstaan van de dag van mijn geboorte heb ik
meer dan ooit nood aan een andere visie. Ik weet alleen dat niets statisch is,
dat alles - maar dan ook alles in alles - in beweging is; dat deze beweging
gedragen wordt door de Geest, en wij opgenomen in de Geest en levend in de
Geest, en wellicht dat er niets anders is dan die Geest.
En
deze woorden, geschreven zijnde in de oneindigheid en tijdloosheid van de Geest
weet ik hoe eenzaam ik sta in deze wereld.
28-07-2013, 21:50 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-07-2013 |
Wat nu? |
Ik
overloop in diagonaal al wat ik de laatste dagen geschreven heb. In welke
wereld of in welk landschap bevond ik me eens ik voor mijn klavier zat?
Welk
impact heb ik gehad op de (niet zo talrijke) lezers van die teksten, hebben ze
me gevolgd, waren ze geboeid of heb ik hen verveeld met zaken die hen helemaal
niet interesseerden, zaken die teveel inspanning vroegen, die te ver afwijken
van wat Lanoye schrijft, of Brusselmans, of Mortier, of Gruwez, of wie ook?En
waarom ook zouden ze me lezen, ik ben maar een oude, afgeschreven man, een
totaal vreemde eend, naast een groep Vlaamse literatoren die succes-schrijvers
zijn - maar niet voor mij, ik heb er andere.
Hoe
zou ik mijn dagen hebben doorgebracht ware er niet het voorbeeld van Saramagos
cuaderno niet geweest? Ik weet het
niet, maar ben ik nu rijker met de 1.000 paginas blogs die ik sedertdien moet
geschreven hebben?
Ik
ben er zeker van dat ik die Saramago van toen (2010), niet meer zal gaan
opzoeken. Zo, waarom zou er nog iemand zijn die mijn blogs zou gaan koesteren
en eens gelezen, de moeite zou doen ze te gaan herlezen?
En
toch kent mijn halsstarrigheid geen grenzen, blijf ik schrijven en zet ik mijn
tocht verder, de tijd in, een keuze gun ik me niet, verdien ik trouwens niet.
27-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-07-2013 |
Op de raaklijn van het metafysische (7) |
En
we volgen even nog, George Steiner in zijn Errata:
Comment le Tout Autre
peut-il agir sur nous à fortiori nous donner quelque signe de son existence,
absolument inaccessible?
Alsof
het aan le Tout Autre was om zijn
bestaan te bewijzen, de nous donner
quelque signe de son existence, als het aan ons is om Hem te benaderen, Hem
te vinden en uit te zoeken wie Hij is en wat Hij verlangt van ons.
Noch
de catastrofen ten tijde van de Exodus, noch de stilstaande zon en maan van
Josuah, noch het gebeuren met de schaduwklok van koning Achaz, zijn bewijzen
voor ons, evenmin voor Steiner, maar worden door zijn volk nog immer als
tekenen van zijn bestaan en aanwezig zijn aangekleefd.
Wij
echter zijn ervan overtuigd, zijn ervan doordrongen dat Zijn onvoorstelbaar,
ongelooflijk goed geordend Universum - wij, lichaam en geest inbegrepen - alles
heeft om als een sluitend bewijs te fungeren.
Trouwens
welk meer overtuigend bewijs dat uitgaat van Le Tout Autre zouden wij op heden in staat zijn te lezen, te zien
én te aanvaarden als een nog duidelijker teken van Zijn (of Haar) bestaan?
En
ook wie beelden we ons wel in dat we zijn, nu we amper de mensaap zijn
ontgroeid, opdat we bij machte zouden zijn een vraag te stellen en het antwoord
hierop te begrijpen?
En
attendant God(ot) had ook kunnen luiden God(ot) en attente de nous.
26-07-2013, 00:36 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-07-2013 |
Gotische gedachten (6) |
Wie
of wat in mij zet me aan te schrijven? En in de eerste plaats het schrijven
zelf, waarom schrijf ik en daarbij aansluitend, waarom schrijf ik over wat ik
schrijf?
Die
vraag overvalt me telkens als ik neer ga zitten, de pen in de hand of voor het
open klavier om dan te beginnen, vandaag met de vraag van Leibnitz, waarom is
er niet Niets, en mijn antwoord, er is Iets omdat wij, als mens ervan getuige
zijn. Schrap die getuige en de vraag van Leibnitz wordt nimmer gesteld.
Prigogine
had ook een antwoord op de vraag over het
begin van alle beginnen, een zin waar ik onlangs een blog mee afsloot:
Pour moi, la transition
entre le pré-univers et lunivers, est avant tout un problème de passage du
vide, qui contient déjà des particules en puissance à des particules réelles.
Het
is op die fameuze zevende dag dat deze Big Bang passage plaats vond en,
althans volgens Prigogine, het in wezen reeds bestaande, bestaande werd en, wat
oneindig meer is, nog steeds als het bestaande wordende is.
In
zijn La Langue Hébraïque restituée
uit de XIXde eeuw, vertaalt Fabre dOlivet het allereerste woord van de Bijbel,
Bereshit, door en puissance dêtre (wij vertalen dit
door in den beginne) wat aanleunt bij de visie van Prigogine.
Of deeltjes, in potentie aanwezig, die materie zijn geworden; materie die kosmos is
geworden; en uit deze immensiteit aan Kosmos is de mens opgestaan en simultaan
de geest in de mens, die aldus in potentie reeds aanwezig was in bereshit.
Zo
bestaat het dat in onze geest onvermijdelijk, de nagalm van dit bestaan in
potentie, als een hunker is blijven hangen. Max Horkheimer noemde dit: die Sehnsucht nach den ganz Andere. Of
die fenomenale zin van Sint Augustinus:
Indien
je me niet gevonden had je zou me niet hebben gezocht.
Ware
er die hunker in jou niet geweest je zou nimmer hebben gezocht om te vinden, of
nog, je zou nimmer Stonehenge hebben gebouwd, noch Avebury, je zou nimmer
tweeënnegentig menhirs hebben opgericht in de Almendres, geen tempels hebben
gebouwd, geen moskeeën, noch romaanse kerken, noch gotische kathedralen; er zou
nimmer een Divina Commedia geschreven
zijn en George Steiner zou niet zijn hoofdstuk XI van zijn Errata geschreven hebben, en ga maar verder.
Kunnen
we dan zeggen dat we nimmer die hunker naar het totaal Andere hebben gevoeld?
25-07-2013, 05:54 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-07-2013 |
Landschap |
Van
een bepaalde ouderdom af ben ik beginnen bouwen aan mijn geestelijke wereld. Ik
houd het nu bij het Cosmotheandric
principle van Raymundo Panikkar de drie-eenheid: Kosmos, God en Mens, en
het is (zoveel mogelijk) vanuit deze ingesteldheid en (zoveel mogelijk) binnen
de lijnen ervan dat ik schrijf. Mijn landschap wordt en is aldus gekleurd en
dooraderd met mijn zoektocht naar, en het zoeken is mijn adem om te leven.
Waar
ik vandaag ben aangekomen, heerst er een zeer sobere hoop, vooraleer de stroom
over te steken, zo ver het enigszins nog kan, door te gaan, zelfs al weet ik
dat ik veel verder dan nu niet meer komen zal, omdat mijn tijd heel kort kan
zijn, al kan het ook hoe waag ik het dit te schrijven dat mijn tijd nog
doorlopen zal tot mijn volgende verjaardag en daar aangekomen, hopen dat er nog
geen einde in het zicht is om te verwachten, zoals Hokusai, dat elke dag, elke
maand, elk jaar een nog betere kwaliteit van werk leveren zal.
Zo
ben ik deze morgen om vier uur opgestaan omdat ik ademen wou al schrijvend,
ademend op de flank van de berg die ik elke dag te beklimmen heb, in de luwte
van alle gebeuren, geborgen in mijn schelp, waar ik zoals Shakespeare, een
koninkrijk bezit. De ogen gesloten, de oren gestopt, maar wijd open in het
landschap van de geest.
Of
het zin heeft daar te vertoeven en het uit te bazuinen stel ik soms in vraag,
het wordt me zelfs door een vriend verweten. Met mij leeft hij in de schaduw
van een zware onrechtvaardigheid ons beiden aangedaan, maar mij is het
duidelijk dat ik, in mijn geestelijk leven, waarvan deze blogs het resultaat
zijn, deze schaduwwereld van ons beiden zoveel mogelijk vermijden moet, wil ik
mijn leven leefbaar houden.
Dit
laatste is ook de reden waarom ik schrijven durf dat het landschap van de
realiteit, gekarakteriseerd door het falen van de Europese machtshebbers inclusief
het falen van de Euro (door het wegvallen voor bepaalde landen van de
mogelijkheid tot devaluatie) met alle economische, financiële, sociale, politieke
gevolgen hieraan verbonden niet meer
mijn blijvende aandacht krijgt.
Wat
ik dan wel volg van uit mijn zeer beperkt beeld ervan, is het leven van het
Higgs-deeltje, om redenen die ik al zo dikwijls heb bloot gegeven namelijk
dat ik meen vast te stellen dat mettertijd het voorlopig nog Onzichtbare, meer
en meer zichtbaar worden zal.Het
is duidelijk, dit zijn de zaken die mijn belangstelling voeden en opeisen,
omwille van de onderliggende betekenis die ik eraan geven kan: het zoeken naar
het begin van alle beginnen.
Wat
niet belet evenwel dat ik, zelfs na al die jaren, tot het einde, de schaduwwolk
boven mij zal blijven bestrijden met de middelen die nu toch wel stilaan aan
het uitdoven zijn.
24-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-07-2013 |
Reiger aan de Leie |
Een
hoogvogel
ooit
geschoten heb ik niet,
zal
ik niet:
de
reiger aan de overkant
hij
zegt het me, hij kan het weten,
de
Leie tussen ons.
Alsof
ik hem aaien wilde wacht hij nog,
mijn
oog zijn oog geraakt,
en
mij omzwachteld
met
van de Sfinx de tover:
reiger
zijn of minstens worden,
geen
nood aan woorden meer,
maar
te staan waar ik sta
en
hij er te blijven,
rakelings
de zwaluwen,
een
lange tijd,
terwijl
de vlier zijn bessen rijpt.
Om
er te keren elke morgen
en
niets te zijn dan reiger,
blauw
of wit of roze op de borst,
zelfs
niet op te vliegen,
zelfs
de hals niet reikend,
onovertroffen
stil
te zijn van binnen en van buiten
en
de nachten in te gaan.
Vele
reigers zijn er toch niet meer
tot
op vandaag.
Later
komen er meer.
23-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-07-2013 |
Cosmotheandric (5) |
Even
was er het beeld terug van de boeken, bewegend in hun roerloosheid in de kasten
van de enorme bibliotheek van het klooster van Mafra, maar het blijft nog
zomer. Je bent in de tuin in de schaduw van de bomen. Je hebt een harssmaak op
de tong en zinnen komen en gaan. Het
licht kleeft lijk poeder op planten en bloemen, het kleeft in de hagen. Elk
deeltje ervan is een voortdurende uitwisseling van energie en informatie en je
lichaam neemt er aan deel, al voel of besef je het niet, je geest is er in
opgezogen, zelfs al ben je niet meer dan een waterdruppel in een oceaan van
galaxieën. Om je aldus nogmaals te verliezen in de filosofische rede die je houdt met jezelf, wat
George Steiner noemt a music of thought.
En
a music of thought is het gedicht
dat we er aan toevoegen willen om deze gotische rubriek af te sluiten (dan
toch voorlopig):
Onontwarbaar
verweven
met
de golven energieën
is
ons lichaam, is onze geest,
alsof
er buiten de oneindige massa
golf
en energie niets is
en
niets anders zijn kan.
Dit
leert de kwantum fysica
ons
gereveleerd
niet
in het Hebreeuws,
noch
in het Arabisch,
niet
in het Chinees, noch in het Sanskriet,
maar
dit maal, op het randje af
te
lezen in de wetenschap.
En
als Monod zijn slogan
van
de daken schreeuwt
dat
de mens nu weten zou, alleen te zijn
in limmensité indifférente de lunivers,
waar in hij bij toeval is
opgedoken,
dit
verwerpen we met kracht.
Omdat
er geen Kosmos zijn kan
zonder
dat de mens er is
om
te getuigen,
en
er geen mens kan zijn
zonder
dat de Kosmos is,
en
het Element erbij dat de binding is
om
alles samen uit te komen
in
het cosmotheandric principle,
zo
door Raymundo Panikkar genoemd,
of Kosmos, Theos en Anthropos
in
innigste osmose
tot
één geheel versmolten.
Van
vóór
het begin der tijden
was
dit principe er,
al
was het in potentie.
En
dit moet dan, lijk een Berlijnse muur van woorden, oprijzen vóór het a-sacrale
in de wereld van vandaag, een sonate van gedachten, een poging nader te komen
tot wat in ons is opgesloten en er ons immer toe heeft aangezet, ons af te
vragen wie we zijn, vanwaar we komen en waar we heengaan zullen.
22-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-07-2013 |
De Boeken van Mafra (Gotiek 4) |
Als
ik herinner aan wat de Ecclesiasticus van mijn vorige blog wist te vertellen dan
moet hieruit blijken dat alles reeds gezegd of geschreven is en dat, wat ik elke
dag inbreng als blog, slechts een herhaling is in andere woorden en met andere
accenten, van wat veelvuldig opgeslagen ligt in de bibliotheken van de wereld,
ook in de Bibliotheca do Convento van
Mafra, waarover we na een bezoek José Saramago schreef een roman over het ontstaan en de bouw
ervan een gedicht hebben geschreven en waarbij ook Karl Popper even in onze
gedachten binnen kwam:
Je
weet nimmer wat je weet,
zoals
je nimmer wat je niet weet, weet.
Want
wat je weet is onvolledig
en
wat je nog niet vernam is toch
niet
al wat er te vernemen is.
Zelfs
de veertigduizend boeken
in
de bibliotheca do Convento de Mafra,
in
het Palâcio nacional
bergen
al het weten niet.
En
evenmin de duizendmaal
veertigduizend
boeken
in
alle bibliotheken van de wereld niet.
Want,
zo wist ons Popper te verklaren,
kennis
toegevoegd
stelt
telkens nieuwe vragen.
Zo
is ons meegegeven,
als
in onze genen ingeprent
dat
we blijvend zoeken zullen
om
te achterhalen
wat
niet met woorden is te verhalen.
Misschien,
maar zeker is het niet
kan
kennis een begin van wijsheid wezen
en
wijsheid onze zekerheid,
dit
pas weten we als het te laat zal zijn,
zodat
we blijvend nu riskeren
in
de boeken te verdwalen
die
mettertijd, zoals ook wij,
eens
zullen verschralen.
Boeken
drogen uit, boeken vergelen en wat erin met zorg en overleg werd opgetekend,
bij kaarslicht in de kloostercellen of op zolderkamers onder de lamp gezeten,
of buiten onder de bomen, is een voortzetting, is een verduidelijking, is een
aanvulling van al wat er aan voorafging; is het beeld van de creërende geest in
de mens.
De
geest die onze enige rijkdom is, zonder dewelke een armtierig leven ons
beschoren ware: een woning zonder haard, zonder inhoud, zonder al het geschrevene,
voortvloeiend uit de eerste ademstoot van de geest.
21-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-07-2013 |
Gotiek 3 |
Aldus
wat beelden, door Job of wie hij ook was, uit zijn boek, een roman gelijk,
geschreven bijna drie duizend jaar geleden, vertaald en hervertaald, gedrukt en
hergedrukt, tot bij ons gekomen en gelezen met ontzag, om versregels eruit
verder uit te dragen en te koppelen aan de zaden in de winterwouden die kiemen
zullen zoals de woorden die van Saint-John Perse waren.
Al
wat we schrijven, komt aldus van uit vroegere tijden, heeft een oorsprong en
een oorzaak die buiten ons ligt. We dragen een cultuur die zijn wortels en zijn
voedingsbodem heeft in wat anderen, ver voor ons, hebben doorgegeven, geroerd
als ze waren door het primum mobile,
die allereerste ademstoot die ze binnendringen wilden, die ze omhelzen wilden,
uitklaren wilden omdat ze wisten, niet alleen het gevolg ervan te zijn maar ook
deel ervan.
Wat
door hen omschreven werd in bewoordingen die we nu trachten aan te vullen met
nieuwe gegevens, nieuwe standpunten, al vrezen we dat, zoals de Ecclesiasticus
het waagt te schrijven, en Ernest Renan
het te vertalen wist dat:
Ce qui a été cest ce
qui sera; ce qui est arrivé, arriva encore. Rien de nouveau sous le soleil.
Quand on vous dit de quelque chose : venez voir cest du neuf, nen croyez
rien ; la chose dont il sagit a déjà existée dans les siècles qui nous ont précédés.
20-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-07-2013 |
Gotiek 2 |
Zo, gehecht én aan die ene versregel van
Saint-John Perse die ontstond, zoals hij schrijft:
à langle peut-être dun Jardin Public, ou bien aux grilles effilées
dor de quelque chancellerie,
én
geprangd door Elihoe (van vers 32, 19 uit het Boek van Job), die maar al te
lang had moeten wachten om het woord te krijgen: nu opgetekend in enkele
schamele versregels:
In de humus van de winterwouden
wachten vele zaden
op de juiste sterrenstand
om te gaan kiemen
waar ze neder vielen,.
En gistend in het landschap
van ons bezinnen
dreigen vele zinnen
lijk te jonge wijnen
nieuwe zakken te doen scheuren,
wij bezeten neer te schrijven
wat in ons klaar ligt
om te kiemen, omdat we al
veel verder staan
dan halverwege
en uit het donkere woud getreden
nog wat respijt gekregen,
alvorens, zoals Dante,
de heuvel op te gaan.
Een loutering van woorden
her en der gehaald,
een klonter kosmos uit de lucht
vertaald
en zo wat poëzie verhaald,
een pogen om
zoals de boom zijn zaad het
woord te zaaien
opdat zwellen zou,
is het niet nu,
later dan misschien.
19-07-2013, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-07-2013 |
Gotiek 1 |
Vooraf:
Tien jaar geleden schreef ik
enkele paginas poëtisch proza, die ik koester, zoals Saramago de woorden
koesterde die hij geschreven had. Ze waren en zijn nog van het beste dat ik
ooit geschreven heb. Ik heb deze herwerkt en herschreven en wil deze woorden nu
een nieuw leven laten beginnen in wat nog rest van de maand juli, onder de
hoofding Gotiek en ik zegde reeds in een voorgaande blog welke inhoud ik
wenste te geven aan het woord Gotiek.
Alles
begint bij het Hooglied van Solomon, wij
lezen er:
Hoe mooi ben je mijn lief,
hoe bevallig en bekoorlijk,
je gestalte is zo slank als een
palm
en ik dacht bij mezelf,
ik klim in die palm en pluk
zijn dadels,
laat je borsten zijn voor mij
als de druiven van de wijnstok,
de geur van je adem als de geur
van ambrozijn
en de kussen van je mond
bedwelmend zijn als zoete wijn.
Of,
in woorden opgeroepen het spiegelbeeld van ons beminnen, schuilend in de oerelementen
van ons mens-zijn, soms openbarstend in duizend maal duizend cellen die zovele
splinters zijn van het grote krachtige
leven in ons en drager zijn van de essentie van de vele geslachten waaruit we
zijn opgestaan: de eigenheid van de ouders geënt op de eigenheid van onze voorouders,
en dit teruggaande tot het begin der tijden.
Een
eigenheid die natrilt in het bloed bij het ontwaken, als het eerste licht
binnenvalt in de kamer en de vroege geluiden van de straat of van de wind in de
bomen, of van de vogels in de hagen of van de regen tegen het raam ons
verrassen met de vraag:
wat is er van de geest in de mens?
En
op andere dagen, het is zomer, je bent in de tuin en je schrijft, de tafel
bezaaid met zaadjes, vrij gekomen uit de dennen boven je, die cirkelend naar
beneden dwarrelen op je hoofd, op je blad. En onvermijdelijk dit vers van Saint-John Perse:
Les graines flottantes
sensevelissent au lieu même de leur atterrissage, il en naîtront des arbres
pour lébénisterie.
Een
versregel die aan de basis ligt van een gedicht ; die ons vertelt over het
wonder dat de natuur is: de kiemkracht aanwezig in het zaad waaruit een plant
ontstaat, een duim hoog eerst die, zo zegt Rupert Sheldrake toch, de golven om
zich heen aftast om te weten hoe verder te groeien, een boom zal worden,
bloeien zal en zaad zal uitstrooien, zijn eeuwigheid, over de wereld, die als
boom zal uitverkoren worden en waaruit door een vaardige hand en een creatieve
geest een meubel zal gesneden worden die de tijd trotseren zal.
En dit beeld gebruikend als metafoor, is uit de kiemende geest van ons, in navolging van de kreet van Elihoe uit het boek van Job, een gedicht ontstaan.
Wordt vervolgd.
18-07-2013, 00:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |