Wat
ik eergisteren als blog heb ingelogd, en dat ik nog dieper te doorzoeken heb,
is een mijlpaal in mijn leven. Mijn visie op de dood wijzigde zich totaal. Het
is geen muur meer met een leegte er achter, het is een open verwachten in een
belofte, het is, hoe vreemd dit ook moge lijken, op mijn ouderdom een met
overleg nieuwsgierig vooruit zien.
Ik
benadruk voor het eerst als een beseffen dit is de ondergrond van alles hoe
ongelooflijk en hoe intrigerend, zelfs
voor een leek, het Universum geconstrueerd is als een totaliteit, als een
eenheid. Alles is gemaakt uit één blok met het bestaande erin, onverbiddelijk en
innig met elkaar verweven: televisie en radio, GSM en PC, alle elektronica,
alle sterren en planeten en melkwegstelsels, Alles dat was en is, en al wat nog
komen zal, ook de dood. Alles is zo afgemeten en ingesteld dat, indien aan de
minste bouwsteen er iets gewijzigd zou worden, het geheel als een kaartenhuisje in elkaar klapt.
Maar
het schijnt ons allemaal zo gewoon geworden dat we niet meer zien hoe
ingewikkeld en hoe op elkaar ingesteld alles is; we zien niet meer de
schoonheid en de bevreemdende preciesheid van het mechanisme ervan. We
zijn er blind voor en deze blindheid
leidt tot een houding dat de ganse natuur ondergeschikt is, er is om ons te
dienen, terwijl we met verbazing zouden moeten toekijken, hoe wonderbaar, hoe
enig, hoe groots en hoe alles aan alles gebonden is; terwijl we elk ogenblik
van ons bewust bestaan verwonderd zouden moeten zijn over wat we om ons heen
ontmoeten en vaststellen; terwijl we zouden moeten weten dat als de GSM, de
GPS, de PC er is dan is het, omdat het
Universum en de structuur, de opbouw en de elementen ervan, van de minimaalste
af, zijn wat ze zijn.
We zijn echter op het punt gekomen dat niets ons nog verbazen kan, en we trekken geen conclusies
meer over al het verbazende dat is, te beginnen met een simpele graankorrel en
de energie erin aanwezig.
Het
is pas als we hier gaan over nadenken dat we kunnen denken over wat de dood
betekent.
Bewondering
en verrast-zijn is ons deel, en er is er geen ander. We moeten er mee opstaan
en er mee slapen gaan. Van dat ogenblik openen zich de mogelijkheden inherent
aan wat deze bewondering en verrassing
betekent. Van dat ogenblik af wordt het leven dat we doorbrachten op
aarde, slechts een overgang tussen wat was vóór onze geboorte naar wat we zijn
zullen na onze dood, en is de dood niet meer de dood maar het begin van een
nieuw leven.
Hoe
het dan zal zijn, weten we pas later, maar de voortekenen zijn aanwezig, als we
ze maar willen zien, dat het een even groot wonder zal zijn als het wonder van
het geboren worden.
|