Er
lag een wereld tussen de persoon die hij de vorige dagen was en de man van nu.
Wat hij toen geschreven had, én in zijn dagboek, én in een andere versie in
zijn blogs, had hem nog niet verlaten, maar alles werd nu afgeschermd en lag
gedoken als in een ver verleden en dit door een latente, opdringerige pijn
over zijn rechterarm, lopende van in
zijn schouder tot in de punten van zijn vingers. Het schrijven van de woorden
die je leest veroorzaakte een bijna ondraaglijk pijn en blokkeerde zijn
denkvermogen, zodat hij enkel over deze pijn schrijven kon.
En
nochtans wou hij verder, nochtans wist hij dat hij geen tijd meer te verliezen
had, dat hij tal van zaken voor te bereiden had, als hij wou dat al wat hij
geschreven had,niet zou achterblijven als een warboel.
Wist
hij plots, zoals de pijn die plots was opgedoken, wat er hem nog te doen viel:
Was
er zijn tekst over het Inferno van Dante die moest herzien, herschreven worden;
was er de bundeling van het meest waardevolle in de blogs die hij geschreven
had; was er de dichtbundel die hij zich voorgenomen had samen te stellen en in
te dienen waar in te dienen had geen belang nu; waren er de fragmenten uit
zijn dagboeken; was er dat fameuze boek dat in vele stukken over de harde
schijven van laptop en PC verspreid lagen en die hij nu samenbrengen moest.
Maar
voor vandaag was dit het enige dat hij schrijven kon, de pijn verbijtend.
|