Aan George Steiner ontleen ik uit zijn Grammars of Creation (Faber and Faber Ltd,
paperback 2002), p. 14, de zin van Boccaccio uit dezes werk over het Leven van
Dante:
I assert that theology
and poetry can be said to be almost one and the same thing: indeed I say more:
that theology is nothing more than a poem of/on God.
Waar Steiner aan toevoegt that philosophical discourse is a music of thought.
Vreemd kan het lijken een filosofisch betoog
geprojecteerd op een religieuze achtergrond in een poëtische vorm, de wereld in
te sturen.
Een soort webcam te zijn en het panoramisch beeld van wat me bezig houdt te laten verschijnen
op het scherm van mijn blog, in de hoop dat het gedetecteerd wordt door
enkelen. Zoals de zeemansvrouw de webcam opzoekt in vreemde havens waarop de
boot van haar geliefde - deel van haar geest en lichaam binnen vaart, zo wou
ik ook dat mijn webcam-blog zou worden opgezocht.
Ik ben er me ruim van bewust dat ik schrijf over
dingen waar normaal weinig over gesproken of gediscussieerd wordt, maar wat ik
schrijf is deel van mijn zoektocht naar het gans Andere.
Al is het ook zo, dat alhoewel we ons een globaal
beeld kunnen vormen van de Kosmos, we heel wat meer moeite hebben inzicht te krijgen
in de uitgestrektheid ervan en evenmin zicht te hebben op de mysterieuze krachten
die er in aanwezig zijn. Krachten die toegewezen worden aan een antropomorfe God,
ingekaderd met woorden en verhalen en aan wie we vooral zijn ontoegankelijkheid
en zijn zwijgen verwijten, zoals George Steiner in zijn boek Errata.
We vergeten hierbij dat we voorlopig, schijnbaar nog
niet in staat zijn welk teken ook al
was het maar het kiemen van een zaadkorrel - te zien en te vatten als een teken
komende van hem en tevens als het bewijs van zijn bestaan.
En sprekend over die mysterieuze krachten is er nog de schamelheid van het woord om te
zeggen want we wensen te zeggen; Dante, die jarenlang mijn gezel is geweest,
zegt dit, o zo duidelijk in zijn Paradiso,
Canto XXXIII, 121 tot 123:
Oh quanto è corto il
dire e como fioco
Al mio concetto! E
questo, a quel chio vidi,
È tanto, che non basta a
dicer poco.
Oh, hoe kort is het wat
ik te zeggen heb en hoe schamel het beeld dat ik erover heb, zo dat weinig
zeggen niet volstaat.
De schamelheid van mijn woorden draag ik mee over de
ganse lengte van mijn betoog van (1) tot (9), dat ik waag een essay te noemen.
Maar toch blijf ik zijn stilte af tasten, hopende, op gezegende ogenblikken,
even maar, een fractie maar, er in binnen te dringen, een immanentie te
bereiken die een begin is van een doorbraak.
En wat de poëzie aangaat blijven we ons situeren op de
golflengte van Boccaccio, dat al wat waard is geschreven te worden en bewaard
te blijven, een religieuze geladenheid moet kennen of dan toch, op een of
andere wijze, contact moet hebben met de wereld van het sacrale die een
raakvlak heeft met het elitaire.
Het sacrale en het elitaire dat de dingen omsluiert
met een maatstaf in meer, van waaruit, lijk komende uit de brandende
braamstruik, een sprankel van zijn stem te horen is.
|