Hoe goed ik me voel als ik
schrijven kan, als de woorden komen zoals het water vloeit uit de bron en ik
mijn gedachten nauwelijks volgen kan om uiteindelijk ergens uit te komen waar
ik me niet verwacht had, bij Eliot of Steiner misschien.
Of, hoe komt het, dat ik
terecht kom in het bos van mijn jeugd waar het Duitse Leger destijds, in de
verlenging van een weg in T, tussen de bomen, een Siebel had opgetrokken, een soort borstwering uit boomstammen met
een hoop aarde erachter, om aan jonge rekruten te leren hoe accuraat te
schieten, en waar ze, eens de Duitsers vertrokken als kinderen op en af liepen.
Het wondere bos van mijn
jeugd met de jonge kastanjelaren waar we in klauterden, zo hoog mogelijk tot
bij de top en dan met de top naar beneden sprongen, om eens gebogen tot de
grond, de te jonge kastanjes in hun stekelige bolster af te rukken die daarna,
boven op zolder te drogen werden gelegd, zonder succes natuurlijk, want de
vrucht verschrompelde in zijn bolster.
In elk geval in die tijd
hadden kastanjes een waarde en werden ze nog opgeraapt als ze uit hun bolster
waren gesprongen en onder de boom lagen te glanzen.
Maar dit vertelt niemand meer,
dit is een voorhistorisch gebeuren geworden. De vooruitgang tenminste zo het
vooruitgang is gaat nu zodanig vlug dat er op een jaar meer gebeurt dan
vroeger op een mensenleven, want we zijn in een stroomversnelling gekomen die
exponentieel vooruitschuift.
En de progressie in alle
domeinen wordt nog opgevoerd dankzij internet, facebook, twitter en wat weet ik
nog, zaken die te tijdrovend zijn voor wat ze waard zijn, maar ze zijn deel van
het bos waarin we nu gaan wandelen.
En toch voel ik me goed deze
morgen, ondanks de pijn die niet wijkt, omdat ik terug schrijven kan met nog de
naglans van wat ik al geschreven heb.