xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Fragment
uit De Adem van de
Dagen, zijn boek in wording:
Deze morgen is hij
opgestaan in wat hij noemen wil het saturatiepunt van de nacht, het ogenblik waarop
de rand van de zon de kim heeft bereikt, maar ook, nog even niet.
Hij is gaan
neerzitten onder de lamp aan de tafel om te volbrengen wat hij elke dag te
volbrengen heeft, en een fractie van een ogenblik houdt hij het beeld van
Miguel de Cervantes de Saavedra die, zoals hij zegt, zijn Novelas ejemplares zou geschreven hebben para distraer con ficciones las primeras melancolías de su vejez.
Het is niet de melancolía van het oud worden die werkt
op hem en hem schrijven doet of laat, ze is er wel die Sehnsucht, hij is er zich ten volle van bewust en weet wat het
is ouder worden, maar hij wenst vooral niet, dat dit wordingsproces van zijn
lichaam, een te grote greep zou hebben op zijn leven van elke dag, waarbij hij
onvermijdelijk zou kantelen in een morose omgeving, vast geankerd, zoals
zovelen, aan het scherm van de televisie.
Maar hij wil even
maar, heel ver teruggaan, naar een toestand van droom opgelost in realiteit,
die hem een deel van de nacht heeft wakker gehouden, niet meer wetende wat echt
was en wat fictie was, gekomen uit zijn weemoed, pijn bijna, om wat
onherroepelijk voorbij is geschoven en heel anders had kunnen geweest zijn.
Het is een
postkaart die hij gisteren vond in een boek over Suger, de abt van Saint-Denis
waarom zit er in elk boek een kaart als bladwijzer en waarom was hij precies
Suger gaan opzoeken, al wist hij het wel een postkaart met een zwart-wit
afbeelding van Akhnaton ook Akhnaton had zijn reden - en op de keerzijde een
USA-zegel, afgestempeld in New-York, en, in haar zo vloeiend, zo inviterend
handschrift, enkele lijnen uit een gedicht van Carl Sandburg:
You
and a ring of stars
may
mention my name
and
then forget me.
Love
is a fool star.
Het vale licht van
de morgen over de tuin. Hij denkt, noch tijd, noch afstand kunnen hier iets aan
wijzigen, lijk bloesems in de wind blijven herinneringen dwarrelen over mij,
over mijn handen, over mijn bezig-zijn
en nu, na zovele jaren, zij die weer opgedoken is, hun afdaling over de
gletsjer in het immense licht van de zomer - en veel meer was het niet, maar
het was voldoende - haar stem terug en sterren in zijn ogen: spreek nog
eenmaal mijn naam en vergeet me dan, for
love is a fool star.
Ze was nog aanwezig
die dag, toen hij die avond laat was thuisgekomen, toen hij uitkeek over het
grasperk, toen er het moment was dat de schemer van de hoog bloeiende, witte hortensias
hem even verwarde en toen ze, maar het kon niet dat hij niet droomde, hem
tegemoetkwam, haar wit kleed als een fluisterwolk om haar lichaam, zwevend. En
de roep er was al was het haar stem, van de vele sterren:
you
and a ring of stars may mention my name. Jij en jij
alleen.
|