In memoriam vader.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Vader overleed op 16
augustus van het jaar 1980, in de ouderdom van zesenzeventig jaar.
Zijn eerst klachten
kwamen in het begin van de lente. Wat nog op te lossen scheen in de aanvang,
toen de huisarts hem verwees naar een
onderzoek in het ziekenhuis in Dendermonde, werd later, - er was nog geen
sprake van palliatieve zorgen - doffe ellende, in het Universitair ziekenhuis
in Gent, waar een gezwel in de keel, verwijderd werd en zijn spreken ophield.
Zijn laatste
maanden, dagen, waren ondraaglijk. Elke dag bezocht hem iemand van ons, maar de
problemen van communicatie waren heel groot, hij kon amper schrijven en kon
enkel nog fluisterwoorden uitbrengen, onderlijnd met gebaren die we niet
begrepen.
Op een dag had ik
hem bezocht en had zijn kamer verlaten, toen ik, op weg naar de wagen, plots
het gevoel had dat hij me terugriep.
Ik ging terug naar
zijn kamer, hij lag blootgewoeld en had de sonde voor de voeding, uitgetrokken.
Hij keek naar mij, hulpeloos en tekende met zijn hand een kruis in de lucht.
Hij overleed enkele dagen erna.
We stonden omheen zijn bed in die kleine kamer waar men hem afgezonderd
had: moeder, mijn broers, Daniël en Georges en ik, wachtende op wat komen ging.
We zagen hoe hij langzaam uitdoofde, zoals een houtblok in de haard die nog
even blijft na smeulen. We telden onbewust de ruimtes tussen zijn steeds maar
trager wordende ademhaling, en terzelfdertijd zijn gelaat dat witter werd en
scherper. Tot er een ruimte kwam van tien, twaalf, vijftien tellen tussen elke
ademstoot, tot alles stilviel. Het was toen tien voor drie in de namiddag.
Hij lag er in het gedempte licht van de kamer,
buiten was het volop zomer. Ik zag hoe zijn gelaat elke vertrouwdheid verloor,
Ik vroeg hem, zonder woorden, vadertje, waar ben je nu en voelde hem aanwezig
in mij, helder en klaar lijk de klank van een piano. Op het bed de resten van
zijn lichaam.
In mijn dagboek van toen:
De morgen is licht, is een wereld van groen met
flarden geluiden van zinderend leven. Ik voel me gelouterd, ontdaan van de pijn
en het verdriet van de voorbije weken en maanden. Vaders pijnen zijn geleden.
Hij is binnen in de ruimte van de geest. Hij is eeuwigheid en licht, het licht
dat over zijn armen, zijn handen, zijn haren lag. Hij is het licht dat tussen
de bomen hangt, over de velden drijft, over de beemden, over de zeeën van de
wereld, hij IS het licht.
*
In de mis werd gelezen uit het boek Wijsheid: 5, 15
en 16, maar weinigen hebben het gehoord zoals het moest gehoord:
De rechtvaardigen echter leven tot in
eeuwigheid
Zij vinden hun loon bij de Heer
en de Allerhoogste draagt zorg voor hen.
Daarom zullen zij de heerlijke kroon
en de schone diadeem
uit de hand van de Heer ontvangen.
Er staan er drie blokjes tekst op de binnenzijde
van het dubbel gevouwen doodsprentje. Ik vereeuwig die woorden hier:
Van zijn twaalfde
kookte hij voor een gezin.
Als puber was hij al
seizoenarbeider.
Hij werkte met zijn
handen, een leven lang.
Hij kende ziekte en
tegenslag.
Hij was niet geniaal
maar positief.
Hij leerde ons de
werklust, de vriendschap, de menslievendheid, de wijn, het eten, het veld, het
bos, de vruchten, het goede, nooit het kwade.
Hij was mijn man.
Hij was onze vader.
*
En, Vader,
nu je spreekt van ver tot ons:
wat is de
dood anders
dan het
betreden
van het
bos in de lente,
en vlekken licht
en vlekken groen
en zoet de
koekoeksroep,
als de roep van de
Heer:
In mijn einde
ligt mijn
herbeginnen.
*
En wij
die zijn wat jij eens waart
en eens zijn zullen wat
jij nu bent,
de geest van jou
verstrengeld,
met die geest van
ons, van allen.
Vervlechtingen
tot in der eeuwigheid.
|