xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Onooglijk
bloem te zijn in dorre
aarde,
of het grote wonder
dat
we nimmer zagen omdat we
de wereld blind zijn
ingegaan,
ongeduldig,
onvermogend om
een ogenblik bloem te zijn.
Zo de
winden niet gevoeld, de regen
niet
gesmaakt en evenmin gehoord,
geroken
van de wieren, het klotsen
van
de golven op de rotsen:
deeltjes
elektronen die onzichtbaar
bleven,
maar Capra wel gelezen.
Bloem
te zijn en niet te dromen,
niet
woorden moeten schrijven,
niet
tijd te kennen maar te bloeien
en
bevrucht te worden,
door
God weet wie of wat,
en
met de wenteling der sterren
zaad
geoogst om in de wind
gezaaid
te worden.
Herderstasje
is mijn naam,
la bolsa a pastor alhier,
het
water uitgekomen, of uit de luchten
levend
hier op aarde neer,
in
een of andere vorm
de
tijdloosheid van eeuwen ingegaan.
Wie
weet het nog, wie heeft gezien
hoe
plant geworden, hoe gegroeid
hoe
een gerokken lijn: mutatie in mutatie
die
evolutie wordt genoemd,
survival
of the fittest.
Vanwaar
die groei, die drang tot
voortbestaan,
komt het van binnenin
of is
het, beademd door de liefde
waarvan
Dante dacht dat zij het is die zon
en
andere sterren in beweging houdt?
Perplext
te staan hoe zo iets
worden
kon tot wat het is,
wat
wortel en wat stengel
een
vinger lang, uit resten rots gerezen
om
dan te bloeien in het teerste wit
en
zaad te geven, zoals het staat
geschreven
in het boek dat van het leven is,
te
dik, te onbegrijpelijk.
Maar
wie leest het nog, wie neemt
er
nog de tijd om dichterbij te komen :
het
herderstasje, het minst van al
dat
hier bekeken wordt.
Zo deze woorden.
|