 |
|
 |
|
|
 |
31-12-2022 |
Hugo |
Waar hij woonde aan de rand van het bos, nu sedert enkele maanden al, stond er eenzaam midden in de akkers een prachtige boom, een eik. Hij stond daar in volle blad als een talisman, als het teken voor Hugo dat hij er goed woonde. En er was zelfs meer wat de boom betrof, want Hugo zou vaststellen dat de boom op weinig na voor hem het juiste oosten aangaf daar waar de zon opkomt op het lente-equinoxpunt, wat aan de boom, de eik, een zekere waardigheid meegaf die weinige bomen, vooral dan eenzame, bezitten.
Hugo dacht hierbij soms aan Rilke, dat de eik er stond, hoog en statig, samen met het huis en Rilke interpreterend, als de laatste boom en het laatste huis in het dorp en verder denkend, huis en boom als de laatste tekens van een beschaving die er ooit zou geweest zijn, ene waar de poëzie van het woord hoog stond aangeschreven.
Hugo zag in de eik, en dit gebeurde vlug, wat men een vriend zou noemen, een kameraad, want hij was het eerste waardevolle dat hij zag als hij in de morgen de gordijnen openschoof en de boom, zo voelde hij het aan, hem groette als: ‘Hugo had je een goede nacht?’
Meer vroeg hij niet, meer zegde hij niet, maar het was als een hand die hij uitstak naar hem, een hand die Hugo vastgreep en hem omhulde als een wolk genegenheid om zijn dag mee te beginnen, hoewel hij al, elke dag, vóór het openschuiven van de gordijnen, ‘Klara‘ had aangezet en het soms gebeurde dat het was met de muziek van een grootmeester, Debussy, of Strawinski of Bach, maar alle muziek was groot in de eerste uren.
Dit was in elk geval hoe hij in de morgen wegwandelde uit de slaap en wachtte op het grote licht van de dag dat onopgemerkt eerst, binnengleed samen mef Ezra Pound die ooit schreef: ‘Dawn enters with little feet like a gilded Pavlova’[1] en elke morgen stelde hij het vast, beleefde hij dit innerlijk al was het geen ontwaken ‘samen’ zoals bij Pound, al was het van zijn ontwaken in alle stilte in een leeg bed met de resten van een droom nog ergens, want hij weet niet waar hij de droom achterliet zoals hij niet weet vanwaar de droom oprees in de nacht.
Zoals hij niets afwist van de oude orchidee, die hij dood en verloren waande ineens terug was gaan botten op drie takjes ervan. Een klein wonder dacht hij, dan toch voor hem. En In de diepte van zijn wezen was hij geroerd door kleine, eigenlijk natuurlijke dingen, zoals wat er binnenin de orchidee gebeurd was, een gebeuren waar hij niet het minste zicht op had, niet het minste verhaal, hij totaal een leek zijnde in dergelijke zaken, maar hij aanvaardde het, hij wist het leven om hem als een grote zaak, een te grote opdat hij er iets van begrijpen zou, hoe het gebeuren kon dat een orchidee in een schamel aarden potje dat zijn oudste dochter in haar jeugd had gebakken, opnieuw tot leven was gekomen na er maanden te hebben gestaan, eigenlijk verwaarloosd om weggegooid te worden, er te zijn lijk een pak boeken, gewild achtergelaten in een koffer op zolder en het waren dan nog wel boeken van Jules Verne, de grote vriend uit zijn jeugd, zoals de orchidee vergeten.
*
Ik vraag jullie, wat zegt jullie dit als de eerste vijfhonderd woorden van een boek; ga ik er mee verder of laat ik het achter als Blog en vergeet ik dat ik het ooit geschreven heb?
Noteer dat ik weet dat dit eens te meer buiten het stramien valt van wat heden ten dage gelezen wordt. Wat jullie er ook mogen over denken, mijn antwoord zal te lezen staan honderd dagen verder in 2023.
En nog iets, het gaat jullie heel goed in precies dat jaar en ook in de jaren erna.
[1] Dawn enters with little feet / like a gilded Pavlova / And I am near my desire. / Nor has life in it aught better / Than this hour of clear coolness / the hour of waking together (Ezra Pound, The Garret Lyrics)
31-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-12-2022 |
Morgen is altijd heel dichtbij. |
Hoe stijg ik op vandaag, hoe verlaat ik deze soms wrange wereld die ik in woorden mijden wil, vergeten zelfs, om er te staan als een basaltzuil van poëzie. Alsof zo iets zou bestaan of kunnen bestaan, hoewel poëzie zich alles toe-eigenen kan, het meest sprakeloze eerst als ik Paul Auster er op nahoud, alsof ik hem vandaag zou willen citeren en niet Gezelle of Alice Nahon of Paul Snoek of wie ook van allen die me zijn voorgegaan en er zijn er velen die ik ken en nog veel meer die ik niet ken.
Zo is deze voorlaatste dag van de ‘epagomenen’ naar de poëzie gericht. Ik was het eigenlijk niet zinnens, had er in de verste verte niet aan gedacht maar het is de basaltzuil die het gedaan heeft, het woord is gekomen en ik vond dat het geladen was met iets heel bijzonders dat niet anders zijn kon dan bekleed, zoals de Ka’aba in Mekka, met draperieën beschreven met poëzie.
Vergeef het me als ik te ver ben gegaan in mijn ontboezemingen op deze voorlaatste dag van het jaar, een dag die me enigszins bedwelmd om de status ervan, het sterk ongewone: de aanloop te zijn naar een jaareinde en dit te willen kwalificeren gehuld in woorden die er weinig aan toevoegen kunnen.
Trouwens ik al verder ben in mijn vooruitzichten dan het jaareinde. Vooruitzichten al geankerd in de eerste dagen van 2023.
Of ze zich realiseren zullen zoals ik het wensen zou blijft meer dan een raadsel, want een raadsel kent gewoonlijk zijn oplossing, zoals het raadsel gesteld aan de poort van Thebe, terwijl die vooruitzichten van mij afhankelijk zijn van tal van omstandigheden waaronder inspiratie.
Vooropgestelde plannen die geen doos van Pandora mogen worden die ik openen zou en hiermee de rest van mijn dagen zou vergallen. Neen, het zijn plannen die ik voor mogelijk acht gerealiseerd te worden mits de nodige inzet en rekenend op mijn ‘kunde’, ten minste zo ik deze ‘kunde’ van mij niet schromelijk overschat.
En ook, wie weet trouwens wat me, lichaam en bloed me omhullend, te wachten staat want het is nog een lange reeks dagen die me opwachten en me raken kunnen tot in mijn gebeente, al denk ik er wel niet aan, zoals ik er de vorige keren niet aan dacht.
Zo, laat ik het vandaag houden bij mijn basaltzuil, niet bij de zoutpilaar waarin de vrouw van Lot veranderde toen ze omkeek naar het spektakel dat Sodoma en Gomorra haar destijds bood - dan toch in Genesis 18, 19 - maar ik wil hoog en breed, van het zuiverste basalt, een zuil die opstijgt als een feniks uit de literatuur van vandaag waar Hertmans het eerder minachtend over heeft, in zijn ‘Vers-chuiv-ingen’, hierin Blanchot volgend die het gebrek aan stilte in de literatuur van nu, aan de kaak stelt. En Hertmans kan het weten, hij staat er volop in.
Al weet ik niet wat de ‘literatuur van de stilte’ inhoudt of betekent, ik wil er toch op zoek naar gaan van morgen af.
En morgen is altijd heel dichtbij.
30-12-2022, 09:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-12-2022 |
Verjaring. |
Laat het ons houden bij het verjaren zelf, zijnde de dag dat ik, met de aarde mee, niets af wetende noch van de tolling noch van de snelheid, ten volle 95 maal om de zon ben heen getold, een cijfer dat om zijn veelheid opgemerkt wordt.
We stellen het vast en we houden het bij deze vaststelling, zonder er al te veel noch poëtische, noch literaire woorden aan te verspillen, de feiten zijnde wat ze zijn.
Trouwens, stond het niet geacteerd in oude registers, het ware niet geweten want alle getuigen van mijn geboorte zijn heengegaan en ikzelf was niet mondig genoeg om de precieze datum op dat ogenblik op te tekenen en waar te maken. Maar wees gerustgesteld de weergegeven cijfers zijn correct.
Wat ik dan wel gedaan heb op deze fameuze dag, ik ben gaan zien in de tuin naar de struikjes ‘Helleborus niger’, een plantje dat bloeit rond Kerstmis/Nieuwjaar. In feite is het dus een bloem die gelinkt is aan de dagen rond mijn geboorte als kind. Zou ‘mijne’ moeder het geweten hebben, stond er Helleborus in haar tuin om me te verwelkomen ?
Deze in de tuin van hier staat nu wel in bloem maar ze heeft zich nog niet geopend op het licht hoewel ik haar gevraagd heb een poging te doen, maar ze is op mijn verzoek niet ingegaan, ondanks mijn verjaardag, dus voor de Helleborus in de tuin zal dit evenement, als het er een zou zijn, onopgemerkt zijn voorbijgaan.
Het is best ook er niet te veel de aandacht op te vestigen, de tijd doet zijn werk, morgen is het al voorbij en vergeten en wordt het uitkijken naar de volgende. Echter of die er komt is twijfelachtig, zelfs al heb ik het opgeëist in mijn eerste blog na mijn ziekte, deze van 16 oktober. Want deze opeising biedt me niet de minste zekerheid maar het laat me toch toe te doen alsof, en mijn dagen ernaar te richten alsof het een verworven iets was.
Ook heb ik mijn planning, eerder ogenschijnlijk veel te druk for a man of my age, gemaakt op deze basis,.
Wat ook, ik kan jullie zeggen – en de dag leent er zich toe - dat ik volle hoop heb te slagen in wat ik me voorhoud nog te doen. Het is alsof de impuls die uitgaat van deze dag, na al wat ik erover geschreven heb, voldoende wijst in deze richting.
Hoe oud voel ik me dan wel, of schrijf ik dat ik wel oud ben maar de ouderdom niet voel, zelfs niet voelen wil? Zeker niet als ik door het huis wandel en waar ik ook kom ik de muziek van ‘Klara’ hoor. Klara die me gezelschap houdt in mijn zijn en in mijn schrijven, wat een niet te bepalen rijkdom is, alsof al de kamers van het huis bemeubeld waren met schilderijen en boeken en de vensters behangen met gordijnen die het licht filteren tot een waas van innerlijke geladenheid die aanzet neer te zitten en te schrijven wat je te binnenvalt en niet op te houden, geïnstalleerd zoals je aldus bent binnenin de grenzen van elk woord dat je schrijft en waaruit de vreugde van het schrijven uit opstijgt.
Oud of jong heeft hier geen impact op, integendeel het verheft je buiten de tijd en buiten het fenomeen leven en dood. Dit alles en meer nog met het doordringend gefladder van Bach om me heen:
Waar kon ik ooit beter zijn?
29-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-12-2022 |
Was het allemaal wel nodig? |
Ik ga niet verder op mijn elan van gisteren, wie weet waar ik zou uitgekomen zijn? Ik zou niet alleen mezelf hebben weggeschreven maar ook jullie en dan wat? Dan ware er niemand geweest om mijn blogs te lezen die nooit zouden geschreven geweest zijn.
Uiteindelijk als ik verder ga zou misschien zelfs de wereld niet bestaan hebben. Of dan toch niet de wereld die we nu kennen en dan zou mijn bestaan er schuld aan hebben dat de wereld is zoals hij er vandaag is. Aldus mijn schreeuw die de jaren scheurt: mijn God, waarom heb je mij op die wereld neergezet, was dit wel nodig?
Ik schrijf 28 december van het jaar 1927: ‘I, in the womb of my mother, longing to start my days of life on earth.’
Op de aarde die ik niet ken, het licht dat ik niet ken, wat me er te wachten staat dat ik zeker niet ken, al staat het al geschreven, maar ik, sterk verlangend weg te komen uit het warme lichaam van wie ik nog niet ken maar van wie ik alle eigenheden, alle kenmerken heb meegekregen en die ‘mijne’ moeder is – ‘mijne’ zoals Gilliams zijn moeder noemde - het wonderlijke van het geboren worden dat me wacht en het even wonderlijke van het leven dat me opnemen gaat.
De tijd bijna, bijna rijp zijnde, en ik wachtende, een dag nog, om geïntegreerd te worden, toegevoegd aan al wat leeft en beweegt, aan al wat is. En wat is op dat toen van het nu, een dag, een uur, een moment?
Ik kan niet terug naar die warme schoot, al wou ik wel, maar het monumentale ogenblik ligt vast, er kan niets meer aan gewijzigd worden, de natuur heeft zijn werk gedaan, het orgelpunt komt nader.
Ik keer aldus tot mijn ‘roots’, en verder tot mijn ‘oerbegin’ dat lag ver voor de bevruchting van de vrouwelijke eicel, een bevruchting gewild en veroorzaakt door het ‘oergeweldige’ in de Kosmos, dat met niets te vergelijken is, zoals het Leven met niets te vergelijken is.
Het is waard even vooruit te zien, ik wachtende nog altijd, op het meest geschikte ogenblik dat er aankomt naarmate de aarde zich verder slingert om de zon. Ik, die weet, zonder het te ‘weten’ wanneer ik gaan moet alsof ik de baan van de aarde volgen kon en precies weten op welk punt ik ageren moet, ageren om te bestaan en de stralingen van de planeten en de sterren om me heen op te vangen om te zijn wie ik worden zal als mens en om het zo - me totaal matigend - te stellen als schrijver van blogs, ook dit lag reeds bevat in wie ik worden zou.
En wat dit betreft heb ik niet gefaald, zoals ik wel gefaald heb in andere aangelegenheden.
Tot daar dan toe, en ik herhaal me, mijn God was het allemaal wel nodig?
28-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-12-2022 |
Epagomenische (toegevoegde) woorden |
De eerste dag van de ‘Epagomenen’[1], destijds voor de Egyptenaren de vijf toegevoegde dagen – van 27 tot en met 31 - die er teveel aan waren, volgend op de twaalf maanden van dertig dagen.
Ik ook heb de indruk dat ze er teveel aan zijn, dat ze een soort van minderwaarde hebben na de viering van de komst van het licht die aan’hield van 22 tot 26 december en dat er nu genoeg gevierd werd om terug met nieuwe moed de eerste dagen van het nieuwe jaar binnen te gaan. Alsof er voor ons nog enige waarde kon gehecht worden aan de idee er zijn aan toegevoegd en in een zekere zin minderwaardig als dagen van het jaar.
Wat er ook van is, ik kan er niet aan voorbij, ik heb ze te vullen met zinnige woorden die ik ergens halen moet terwijl ik me als ‘buiten adem’ voel.
Of, ken ‘ik’ alleen dit gevoel, dagen die er zijn om er te zijn zonder meer, voorbij te gaan als lucht, onbegrepen, ongeladen, zonder betekenis. Wat niet het geval is natuurlijk er kan van alles gebeuren, het zijn trouwens belangrijke dagen geweest voor hen die, in die periode van vijf dagen geboren werden, ik bijvoorbeeld, stel je voor dat ze er niet waren geweest, welk verlies zou ‘mijn ontbreken’ niet betekend hebben?
Ik durf het in elk geval stellen als een verlies en niet als een winst, hoewel het nimmer in zijn totaliteit geweten zal zijn, het zou toch voor velen, enkel en alleen door de blogs die ik verspreid heb, een holte geweest zijn in hun leven, een leemte die ze hadden moeten opvullen met wie weet wat.
Ja, met wat? Ik stel jullie de vraag: met wat hadden jullie de tijd van het lezen van mijn blog moeten opvullen?
Die tijd zou er dus niet geweest zijn en, gezien hij er voor mij niet was, ik er niet was voor het vele dat uit mij is ontstaan en is ontstaan uit het vele dat uit mijn nakomelingen is ontstaan en, uit de nakomelingen van mijn nakomelingen verder zal ontstaan.
Onnodige, zelfs absurde stellingnames, want niets van al mijn geschriften zou bestaan hebben en dus ook niet mijn ‘vertoon’ van vandaag: mijn woorden die ik toch ergens gaan halen ben op een plaats die er anders niet zou geweest zijn en wie weet welke plaats dit was, een holte – een zwart gat – in de omgeving van de persoon die ik niet was en tevens een holte in de tijd van die persoon die er niet was. Zuivere speculatie weliswaar, maar toch meer dan bladvullerij.
Laat ons evenwel simpelweg stellen dat wat ik schreef vandaag, gelinkt moet worden aan de aard eigen aan de eerste van de vijf ‘epagomenische’ dagen.
Het kon heel wat erger geweest zijn.
[1] De vijf 'toegevoegde' dagen of epagomenen werden beschouwd als de geboortedagen van enkele goden. De legende zegt dat deze dagen zelfs speciaal aan het jaar werden toegevoegd om deze geboortes mogelijk te maken. Ze werden als ongeluksdagen beschouwd. Vooral op de geboortedag van Seth kon maar beter niets ondernomen worden. De geboortedagen van de goden waren: dag 1 Osiris, dag 2 Isis, dag 3 Seth, dag 4 Nephthys, dag 5 Horus de Oudere
Deze vijf dagen samen vormden de dertiende maand. Het was een ongelukkige periode, doordat het Nijlwater op zijn allerlaagste peil stond, wat insectenplagen meebracht die zich samen met de koude noordenwind verplaatsten. Bovendien verkeerde iedere weldenkende Egyptenaar in bange afwachting of de ster Sopdet – Sothis - wel terug zou komen en aldus de komst van de nieuwe vruchtbare Nijlvloed aankondigen. Het bijgeloof rond het ongeluksgetal 13 zou hiervan afkomstig zijn.
Bron: Wilkipedia
27-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-12-2022 |
De stilte, in de literatuur. |
De woorden komen zo maar niet, ik moet ze ergens gaan halen op een plaats waar ze wachten op mij om, zoals elke dag, genomen te worden, zoals een vrouw die wacht op jou en die je in je armen neemt of, want de tijd is verleden, in de armen nam in het voorbije van de ‘heuglijkheid’ van dagen.
Wat hiervan overbleef zijn de herinneringen die geen woorden kennen maar in jou gegroefd liggen lijk in de aarde de sporen nagelaten door de ploeg met de kraaien dwarrelend erover en het speelse van de wolken als tekeningen.
We zijn er in vastgegroeid en ze rekken zich open als we ze het minst verwachten op donkere dagen als op lichtende avonden juist voor de nacht invalt. Of nog: hoe we getekend werden in liefde en leed door de dagen, lang, soms bloedarm over ons en soms rijk en groot lijk een variatie van alpenbloemen op de alm, met soms, niet zo uitzonderlijk, wat vlokken sneeuw in augustus.
Wel uitzonderlijk zijnde wat je nog te beleven hebt in je tijden van nu en van morgen. Te beginnen met wat je achterlaat aan geschriften verspreid in de jaren, of als ingekaderde tekeningen van vroeger aan wie je nieuw leven gaf.
Je weet heel goed hoe het verder moet, je kent de knepen, het vergt wat moed, het vergt een beginnen en hieruit zal groeien wat je aan gedachten samen rapen zult zoals bij het aren lezen van destijds. Het is zo geweest in het verleden, het zal zo blijven in de toekomst, want niets wijzigde zich of heeft de neiging zich te wijzigen of zich op te lossen in schijnbewegingen zoals deze van de eksters in de tuin, een voorbeeld van statigheid, de staart hoog gehouden, zoals jij het woord hoog wilt houden.
Maar ik heb nog altijd niets gezegd over het essentiële voor mij in het essay van Stefan Hertmans[1] waarin hij het heeft over het boek van Maurice Blanchot, ‘Mort du dernier écrivain’ - ik vond dit boek in geen enkele lijst terug! - die schrijft dat:
‘Een heuse schrijver zou alleen hij zijn die de stilte herstelt. Want een schrijver, stelt hij, moet recht doen aan de stilte, indien hij die stilte niet kan doen terug keren houdt dat volgens Blanchot het verdwijnen in van de literaire taal.’
En, schrijft Blanchot verder, volgens Hertmans: ‘De schrijver moet opnieuw in contact komen met het oorspronkelijke geruis, ‘le rumeur initial’, het oergeruis, hij moet zelfs in de eerste stilte van voor het geruis durven springen…’
Ik zal het onthouden als het nodig is voor mij dit te onthouden, maar het binnendringen in het oer gebeuren is altijd een punt - weliswaar een zwak punt – van mij geweest.
En is het zo dat ik ook me vervreemd met mijn gepraat zoals zovelen van iets wezenlijks waaruit taal ooit is ontstaan: ‘het concrete, haast primaire beeld van een voorwerp, een aangezicht, een toestand?
Heb ik er niet in de eerste plaats aandacht voor gehad?
[1] Hertmans Stefan: ‘Verschuivingen’, Essay: ‘De verbeelding van de Bibliotheek’ pag.167; De Bezige Bij 2022.
26-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-12-2022 |
Kerstdag. |
Ik heb, de dag van 24 december ingelogd op 23 december om 01.18, omdat ik elke verrassing vermijden wou en zekerheid wou hebben op zijn verschijnen de morgen van 24 december. Ik zeg het maar omdat er een vrees was over mij.
*
Er is, ondanks mijn zwak hart, geen verrassing gekomen, des te beter, des te heel wat beter, want de kerstroos heeft zich geopend, zoals het ‘Kindje’ zich in de nacht ‘geopend’ heeft, zoals ik me dag aan dag openen blijf voor jullie, Kerst of geen Kerst, het maakt niets uit.
Maar, wat ik me afvraag, blijf ik nog steeds, of het nu in de morgen is of laat op de avond, de ‘welgekomene’ nu ik blijf schrijven over wat telkens in de vlucht gegrepen wordt en geen of weinig uitstaan heeft met de aarde en haar gewone geplogenheden?
Afgaande op de weinige reacties heb ik mijn twijfels hierover maar geen zekerheid, toch blijf ik laten gaan wat me werd ingegeven, het is voor mij het beste dat ik doen kan, voor mij het meest rustgevende, het meest helpende om mijn dagen door te brengen, in welke omstandigheden ook.
Wat ik wel ondervind is dat de idee ‘Klara’ aan te laten in de nacht geen goede idee is, dat de stilte meer en voldoende mogelijkheden biedt om in te slapen. Laat het ons houden dus bij de stilte en het duistere van de nacht, een wijsheid die ik nu heb opgedaan.
Ik open me dus op deze Kerstdag van 2022 met alle krachten zo fysieke als spirituele in mij, Ik bundel die tot een uitzonderlijke kerstroos die ik veranker in mijn woorden van vandaag en biedt ze jullie aan als het symbool van al wat ik jullie wensen wil aan innerlijke stilte en warme uitgesponnen gelukzaligheid over je dagen opdat deze gevuld zouden zijnde en geladen met een tederheid in je gedachten en een volheid in je ontmoetingen met anderen; opdat het licht dat de dagen kroont van het zuiverste licht zou zijn opdat je het in jou opnemen zou als voedsel dat je belet te vergaan in totaal nutteloze ledigheid. Ledigheid die dodend is voor de geest in ons.
Dit is dus wat ik jullie toewens, een geest die verwonderd is en blijft over wat het leven is en deze verwondering rondgestrooid in de dagen over jou.
Kerstdag is telkens meer een nieuw beginnen dan een voortzetting van wat was, de Kerk wilde het zo en laat het ‘Kind’ elk jaar opnieuw geboren worden. Wij ook willen het oude een nieuwe spetterende glans geven tot heil van wat komen moge over ons.
In deze dagen is de dood ver af, is het het leven dat glorierijk wordt gekroond met laurier en marentak en gevoed met melk en honig.
We houden het zo, we kijken naar de sterren en we stijgen op, ons mengend met het licht ervan. Zo bereiken we de eeuwigheid.
Ooit.
25-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-12-2022 |
Alles komt op zijn tijd. |
Het ontging me niet, het ontging me helemaal niet dat de zon, gezien de stand van de aarde haar meest noordoostelijk punt heeft bereikt, resulterend in de kortste dagen van het jaar en dat ze nu op haar terugkeer naar het zuivere oosten is dat ze bereiken zal de dag van de lente-equinox. De Kerk heeft dit ook ingezien en stelt de geboorte van het ‘Kindje Jezus’ symbool voor deze terugkeer, dit in een wereld die nood heeft aan symbolen die onze geest levend houden.
De vooruitzichten voor een man die elke morgen uitkijkt naar de kleuren in het oosten, zoals ik, liggen dus heel gunstig. Eraan denkend, me erin vermeiend verheft het me omdat ik inzicht heb in het kosmische van dit gebeuren en dat ik weet dat ik, hoe minimaal ik ook ben, er aldus deel van uitmaak.
Het is niet ‘niets’, het is een groot gevoelen dat me sterkt, méér nu, in mijn oude dagen dan vroeger omdat de tijd, of wat we zien als de tijd, onze vriend geworden is en niet zo zeer iets voorbij vliedend. Neen hij hangt over ons nu, ons beschermend, ons omhullend, we zijn deel ervan geworden, we zijn erin binnengedrongen in plaats van er buiten te staan.
Dit is dan het grote voordeel van het oud-zijn na het oud-worden, een rust die over jou gekomen is, zoals het ogenblik van de kerstroos die ik zag in de tuin deze middag die zich openen gaat naar het licht, het grote moment in het leven van de kerstroos, het zich openen precies op Kerstdag.
Wees verzekerd ik houd het in het oog als een symbool voor mij dat alles op zijn tijd komt, ook ditgene wat mijzelf betreft.
Wat eigenlijk veel is en ook niet, zoals de tijd veel is en ook niet. Mijn hunker naar nieuwigheden heeft zich gestold in wat is, en wat is heeft zich gestold in wat komt, het is een volle beweging, een lange lijn van bewegingen of beweging ontstaan uit beweging.
Je weet het ik zin op Zen, in alles wat ik doe, dan toch in wat ik schrijf. Bereik ik de perfectie?
Ik denk het niet maar wat doet het ertoe?
Maar heb je het stille gehoord in mijn woorden, het stille komende vanuit mijn diepste ik, mijn oer-ik dat is van alle tijden die er geweest zijn tot zijn binding tot in en tot met de Big Bang, zoals ik er ben zoals de kerstroos in de tuin.
Ik ook sta op het punt me te openen op wie ik in den beginne ben geweest. Zo ver heb ik willen afdalen in mij, al wist ik het niet, ik was er, ik was er.
Was ik er?
Staande op de rand van Kerstmis is het de vraag die ik me stellen blijf, dit tot mijn laatste adem. Je kunt na al wat ik al schreef van mij niet verwachten dat ik er onwankelbaar op antwoord, maar als ik er was van in den beginne dan zal ik er zijn op het einde, of zoals T.S. Eliot het schrijft – en hij was een wijs dichter – ‘in my beginning is my end.’
24-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-12-2022 |
Momentopnames. |
Iemand die schrijft leeft al schrijvend en al wat hij schrijft heeft wellicht zijn wortels in andere, vorige geschriften, echter ik heb nog nooit geschreven dat ik ‘Klara’ ‘‘en sourdine’ aanlaat als ik slapen ga, en ik dus inslaap met de muziek van Klara aan mijn zijde of dan toch in de kamer. Ik kan het me permitteren nu ik alleen ben en ook het verwijdert de vragen die me soms, om niet te zeggen dikwijls, bestormen voor de slaap er is. De muziek werkt dus, zo denk ik toch, als een slaappil. Ik vertel dit niet zo maar, ik vertel dit om mezelf ervan te overtuigen dat het effectief zo ‘is’ en is het zo nog niet, nu het geschreven staat zal het me helpen om uit te komen zoals ik het verlang.
En het gebeurt, zoals het gebeurde - zoals zovele zaken in een dag gebeuren, minuscule en grandioze zelfs - dat je wakker wordt om kwart voor vijf in de morgen, met die oude, onvergankelijke geniale Bach, met zijn ‘Goldberg Variaties’ en dat je voor het eerst opmerkt, het mathematische van de opbouw van de noten erin en de componerende Bach, je zo vroeg al in een lichte vervoering brengt. En je opstaat, met een deken op de rug, en je ook componeren gaat om het te vertellen in woorden wat daarna je blog zal worden voor de dag die erna komen zal.
Of hoe gaat het dat dingen geschreven worden die anders nimmer het daglicht zouden zien, maar nu tevoorschijn zijn gekomen omdat je een beslissing nam die je brengt van Bach tot verder Verdi, zijn Nabucco: ‘Va pensiero’, het Slavenkoor, terwijl je aan het schrijven bent en blijft, in een wolk van muziek dat je kent dat je beleeft dat je inspireert - en je dag is nog niet begonnen – om te schrijven al wat je schrijven wou. En het bed wacht je daarna, het is nog warm en de slaap komt en je wordt wakker om acht uur dertig.
Zo nog maar eens een pakketje tijd uit je lang leven vastgeschroefd zoals het verlopen is, ongeveer tot op de naad weergegeven
Of, wat nagelaten over de ‘stiltes’ in mijn leven – een woord waarop ik, Stefan Hertmans volgend, terug zal komen een van de volgende dagen; de stiltes of de momenten waarop het kleine gebeuren gezien wordt, en het ook is, als hoogtepunt in een leven. Hoogtepunten die ook kunnen beginnen – zoals het daarna in de voormiddag gebeurde - met het in de hand nemen van een boek uit zijn rek, zo maar, op een moment in de dag en je een onderlijnde zin gaat lezen:
‘La discipline Zen exige que la moindre action soit accomplie avec une perfection absolue.’[1]
En je weet dat je de perfectie betracht hebt je leven lang en blijft betrachten, Zen of geen Zen.
[1] Akakuro Kakuzo in zijn ‘Livre du Thé’ :
23-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-12-2022 |
Later als de wind zal gaan liggen... |
Hoe leeg de tuin, het laatste stukje blad weggewaaid, alle tekens van leven heen, naar waar? Regen tegen het raam, ik voel de kilte en de terugslag ervan op wat nog komen kan en ik denk dat het nog heel wat kan zijn.
Dit is dan het andere teken dit van de hoop in mij, maar weet dat dit een wankel iets is, wankel, als de laatste verwelkte roos met nog wat kleur van rood hoog in de takken, wapperend – Meine gute Mutter: seid stolz ich trage die Fahne* – een steekspel voor het oog dat ik even volgen blijf omdat een roos een ander teken is dat de waarde heeft van iets dat leven droeg, leven dat nu met afscheid is belaagd.
Ik zal hier blijven zitten tot dit geschrift hier geschreven staat. ik zal zelfs niet weggaan in gedachten. Ik zal nog even blijven bij de roos, ik even wankel op mijn stoel voor mijn blad, de enige plaats waar ik me vol echt thuis voel, me zelfs heel goed voel als mijn woorden komen zoals ze komen van uit mijn dagen die ver achter mij liggen, met een bericht in de bus van een nichtje, Maria Sylvie, van een paar jaar jonger dan ik die ging waar mij broer is heengegaan en zovelen met hem en haar.
Hoe we samen een deel van onze jongste jaren hebben doorgebracht, het was op het einde van de oorlog, het was in de lente en de zomer, het was in de winter op het ijs en in de sneeuw en daarna met de kousenvoeten op de rand van de Leuvense stoof, kijkend naar elkaar. Welke gedachten waren er toen bij haar en, bij mij: de eerste gevoelens van een soort stille verliefdheid, lijk het trage vloeien van water uit een verborgen bron in het gras, wij naar elkander toe.
Dacht ze er nog aan toen ze sterven ging een dag in deze maand december van het jaar van ons Heer, zoals alle jaren van ons Heer toen waren?
Ik weet dat ze er moet aan gedacht hebben, niet zo maar, niet voorbijgaand maar een tijdje lang zoals ik er nu aan denk en ik haar vraag hoe ze het zich nog herinnert.
Zoveel dat we ons nog herinneren zullen van wat er was en voorbijgeschoven is zonder dat we ons rekenschap gegeven hebben hoe waardevol het wel is geweest opdat het ons vandaag nog brengen zou in een lichte staat van vervoering.
Dit naast alles wat je schreef over de leegte in de tuin, de regen tegen het raam, de verwelkte roos met nog een schijn van rood, wapperend als een wimpel.
Of hoe we leven soms: de minuten die er zijn als je schrijven gaat en je hart, of is het je bloed of je adem zich overgeeft aan het onverwoestbare dat van vroeger was.
Zo is uit de leegte aan leven in de tuin een tekst opgestaan als een grootopen zonnebloem gericht naar de sprankels licht op het regenraam. Je wou het zo zonder het te willen maar het beeld kwam naar jou toe ongevraagd en je hebt het genomen, de ogen wijd open lijk een geul nieuwe adem die je beviel van uit de eeuwen ver voor je uit.
Waar je niets vanaf wist, niet het minste van gehoord had maar toch tot jou gekomen als een gift, een geschenk uit het andere leven, dat we eens kennen zullen.
Later, als de wind zal gaan liggen en de dagen lang zullen lengen.
*Rainer Maria Rilke: ‘Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christophe Rilke.’ - Rembrandt Boekhandel.
22-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-12-2022 |
Het woord dat ons bezoekt. |
Ik ben even weg geweest. Even maar gezien de tijd dat ik hier al rondloop, en ben nu heelhuids – hoewel er hierover twijfel bestaat – terug. Maar laat ons aannemen dat het zo is en blijven zal zoals het al is, het weze verteld hierbij dat mijn vertrouwen hierin gematigd is. Laat ons zeggen dat er een knoop in ligt wat maar normaals is, een buitenstaander ziet het waarom zou ik het niet zien en het ondervinden aan den lijve.
Maar niets ervan wat de woorden betreft die ik hier neerzet deze morgen. Ik bedoel dan niet zo zeer de inhoud ervan maar wel de vorm en de kleur en de eigenheid van het woord als dusdanig. Ik wil hiermee duidelijk maken dat het woord niets te maken heeft met de graad van mijn ‘heelhuids-zijn’ of niet zijn. Ik zou niet graag het er nu willen bij betrekken om er nog zieker uit te komen dan ik al ben of al geweest ben.
Neen, het woord dat ik schrijf vandaag is de zuiverheid zelve, het tere ervan, het onberispelijke ervan, de rust erin die ik opzoek om me te laten meedrijven op het woord zelve, niet de betekenis in de zin ervan, die is voor andere tijden als ik er zal staan als schrijver van woorden die betekenis verwerven al naar hun optreden in de zinnen die ik neerzet.
Maar niet vandaag, niet ‘nu’ bedoel ik, want de dag moet nog beginnen. Ik weet dus helemaal niets af van wat hij inhouden zal, zodat ik dus niet weet hoe dit geschrift hier eindigen zal, als het nog ooit eindigt. En eigenlijk, er is geen einde aan wat ik te schrijven heb, ik leg soms wel even de pen op zij, maar de gang van mijn gedachten loopt door, ik heb maar te volgen en in te grijpen als het ‘stil schrijven’ niet meer vol te houden is.
Zo heb ik toch het gevoel dat er iets verkeerd is aan de woorden waarop ik me hier beroep. Weet echter dat ik ermee begonnen ben omdat ik de slaap niet vond in het huis waar niemand op me wachtte, niemand behalve het woord, het onuitgesprokene van het woord in deze ruimte hier. Ik er met dit geschrift een einde heb aan gemaakt voor een tijd, hopend althans op een tijd langer dan een tijdje.
Zo ben ik er terug, zet ik mijn gesprek met jullie verder, is ook ‘KLARA’ er terug. Maar vooral, mijn vriend, mijn toeverlaat, vooral het woord is terug, het sacrale ervan schuilend in elk woord van de taal die ons verheft tot de volheid van het leven dat van het eeuwig ‘Zijnde’ is. Wij er deel van, wij erin opgelost tot in onze aderen.
Ik heb voldoende dagen gehad om me af te vragen of de mens, lichaam en geest zoals hij is, afgezonderd als dusdanig bestaan kon in zijn kosmische omgeving, of hij er los van stond of geïntegreerd erin als een puzzelstukje in een puzzel-landschap. Hij is er, maar niet losstaand, hij is er geïntegreerd van kop tot teen tot in het diepste van zijn ‘Zijn’.
Hopelijk beseft hij het.
21-12-2022, 01:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-12-2022 |
Opname |
Allen,
Mijn papa, Karel Mortier, is opgenomen in het ziekenhuis en hoopt terug te zijn binnen een paar dagen (weken?)
Zijn blogs zullen dan, zodra mogelijk, hernemen.
Zijn dochter,
Ann
12-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-12-2022 |
Begoocheling? |
Achteraf naar de avond toe, heb ik altijd de indruk dat de dag tergend vlug is voorbijgegaan en dat ik niets, totaal niets gedaan heb - ik reken mijn blog niet als werk maar als een normale bezigheid – dat ik geen krant heb geopend, geen boek, geen geschrift van vroeger heb herzien, dat ik er maar was om er te zijn, rondgaande van de living naar de keuken en van de keuken naar de veranda waar ik schrijf en waar ik weet dat ik leef. Op de andere plaatsen weet ik het amper.
Vandaag echter is mijn leven een moeilijk geval geworden. De griep kroop vorige zaterdag op de uitvaart van mijn broer, binnen in mij en heerst nog altijd met een zelden gekende hevigheid en blijft aanhouden, al voel ik wel, maar het is nog vroeg in de morgen, een lichte verbetering, wellicht dankzij de ‘Amoxiclav Sandos’ die ik slik om de twaalf uur; Met nog twaalf pillen te gaan misschien red ik het wel, misschien?
Maar gezien ik nu veel neerlig, doe ik nog minder en schijnt mijn dag me nog leger toe, ontdaan van elke verrassing ware KLARA er niet. KLARA mijn geliefde, of wat me nog rest, buiten de liefde van de kinderen en de zorg van de vrienden de me bezoeken willen en die ik voorlopig afhoud.
In een zekere zin is het vreemd te spreken over de leegheid in mijn dagen, maar het is het gevoel dat ik er aan overhoud nu meer dan anders. Want ik heb geen tijd meer te verspillen.
Dit is de hoofdgedachte geweest toen ik aan deze blog begonnen ben. Al schrijvend kom ik tot het besluit, dat verspilling of niet, ik er niet meer toe komen zal te doen wat ik me in betere tijden voorgenomen had nog te doen. Ik maak me dus zorgen over het onmogelijke. Op mijn leeftijd is dit een hoofdzonde, het is een niet-aanvaarden van de toestand waarin ik me, nu meer dan anders, bevind.
Ik denk een Übermensch te zijn, deze waarover Friedrich Nietzsche sprak. We denken het misschien allemaal over ons zelf de ene met wat meer mate dan de andere, maar ik overdrijf als ik schrijf dat mijn dagen leeg gelopen zijn.
Eerlijkheidshalve, ze zijn het niet want neerliggend op de sofa schrijf ik in gedachten mijn blog, ben ik werkende aan mijn toekomst.
Een toekomst die ik meen er nog te zijn voor mij.
Begoocheling?
11-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-12-2022 |
Droom in realiteit: Spiegel im Spiegel |
Wat had hij in meer met zijn boeken en zijn geschriften, met zijn tekeningen die uit hem vloeiden in lijnen en volumes en vreemde vormen alsof het vlekken mos waren op steen of stengel, en nu hij neerzat naast haar op het stuk muur en hij haar aanraakte en hij niet wist wat te zeggen en zij naar hem toe neeg alsof ze elkaar lang, o zo lang reeds kenden van uit een vorig leven misschien of van uit vele vorige levens, met woorden die onnodig waren omdat alles zo eenvoudig, zo vanzelfsprekend, al was het niet vanzelfsprekend.
De drang van de ‘ik’ in hem die verder wil gaan in wat hij schrijft en de andere ‘ik’ die ertegen opziet te schrijven over hoe het was. En nog een andere ‘ik’ die de droom niet verlaten wou, - ook Kundera, ook Singer lieten hun droom niet los - al wist hij wel hoe het te schrijven en eens begonnen, hoe hij zijn gevoelens en beelden vrije loop zou laten en niet aarzelen zou de woorden te nemen die hem bestormen, hem overrompelen zouden.
Hij verder wou gaan met zijn schrijven.
Er kwam een naam op zijn lippen maar hij sprak niet het woord dat hij zeggen wou. Ze schoof dicht tegen hem aan, zijn hand was ver haar vochtig gelaat, was over haar lippen en geen woorden, man en vrouw door het lichaam naar elkaar toe gedreven, gekleefd aan elkaar en geen vragen.
Ik houd je dacht hij, en het was geen droom maar het was ook hij niet meer, het waren de ruïnes die hij wist van een abdij misschien, het waren de geuren van cipressen, van bramen, van heide, van netels. Hij was dat alles en hij was de luchten en het lichtroze van bergtoppen, hij was verleden en toekomst samen vermengd, verwisseld, hij was dat alles en ook niets, enkel dat hij haar kuste.
Hij kuste haar heel lang, haar mond opende zich en haar tong was over zijn lippen als smaakte ze zijn levensadem. Hij voelde het zwellen. Hij hoorde het bonzen van zijn hart, het stuwen van zijn bloed. Hij zocht naar woorden die hij spreken kon maar haar mond bleef op zijn mond, haar handen in zijn hals onder zijn te lange haren.
‘Uirapuru’, wou hij, maar ze antwoordde met haar ganse lichaam tegen hem aangedrukt. Ik droom dacht hij, maar het was geen droom, maar het was ook hij niet meer, hij stond in de wildste geuren van harsen en heide en wou verder niets weten dan alles weten van haar.
Zo, mijn God en mijn leven, zijn hand was in haar hals onder haar haren, was over haar borsten, was onder haar bloes, de geur van haar lichaam zich mengend met de geuren van de stenen, en de lucht bevrucht met sporen en pollen.
Dit gebeuren, of het nu droom was of realiteit, kan niemand hem ontnemen, dit plotse verlangen naar een spiegelbeeld een afdruk van dit oneindig grote, een hunker naar, gegleden in die hunker elkaar te bezitten.
Hij legde haar neer over de struiken heide, de wilde salie, de mossen met de kevers en de spinnen, over de grassen, over de stukken steen. Hij rook de kampernoelie en de geuren van de aarde, hij hoorde de echo van de gezangen van de monniken en hij drong binnen in haar schoot, in haar heiligdom, in het heetste van haar wezen om er in weg te schuiven heel diep en erin open te barsten. Hij hoorde haar en ze bezat hem zoals hij haar bezat met een onvermoede ongekende intensiteit.
En alles vloeide weg uit hem, zijn geest en zijn ganse wezen in de heerlijkste plaats van haar lichaam, en dit open bloeien een grote verrukking, een grote verlossing in een groot mens zijn, man in vrouw verenigd zoals het immer was in alle tijden der tijden
Oneindig.
10-12-2022, 08:20 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-12-2022 |
César Franck (1822-1890) in de morgen. |
Zoals, uit een aarzeling in de aanzet van de piano de viool fantasierijk binnenkomt in de Sonate van César Franck zo wou ik
deze morgen binnenkomen bij jou. Een open bloeien in woorden, lijk César Franck open bloeit in een ruiker ranke klanken, in een simpele opening die even hangen blijft om dan uit te waaien in een zin die een impact zal hebben op wat erna komen zal. Het is op deze wijze dat ik mijn blog beginnen wil in de meest zuivere, meest klankrijke woorden, gericht aan jullie die me lezen zullen.
Kan ik dit, is het me gegeven een Franck César te zijn in woorden, even teder, even sprankelend; beelden oproepend die verrassend zijn en je in een bepaalde sfeer zullen brengen die jullie meedragen zullen in jullie doen van vandaag, zodat ik allen gezelschap houdt, een tijd lang, om ‘mijn’ eenzaam-zijn te breken?
Ik ben een vreemde eend die over dingen schrijft waar weinig over gezegd wordt, waar niemand over schrijft, laat staan over denkt. Kan ik jullie er mee paaien, ermee rustig houden, én vooral wat voedsel meegeven voor de denker in jullie.?
Ik weet dat ik me keer op keer laat gaan, eerder in metafysische contreien dan in meer toegankelijke, maar het is sterker dan mezelf Ik kom er niet van los. Het zijn trouwens de enige contreien waar ik me – de leeftijd helpende – als een stukje filosoof kan ophouden, en het zijn juist deze die ik opzoek.
En wat is het nut ervan, eens ik daar vertoef, hoe bereiken, mijn gedachten jullie; hoe worden ze geïnterpreteerd en verwerkt of, wat nimmer mijn bedoeling is, schrikken ze niet af, zijn ze niet als getrokken messen, want, volgen jullie me op de van touwen gemaakte hangbrug over het ravijn, betrouw je me voldoende om me te volgen?
Dit zijn gedachten die, in plaats van lijk bij de Luikenaar, witte parels te zijn vallend in arabesken en voluten op een zwarte vloer, of hangen blijven in de snaren en zich eindeloos herhalen, telkens in andere vormen en modaliteiten, kleine of grotere vluchtheuvels die je bestijgen kunt even, even maar om te ontkomen aan het dagelijkse, het oergewone, dat slechts zijdelings het leven raakt.
Het is altijd zo geweest bij mij, het is ook, zoals ik het nu zie, een gemiste kans geweest. Wat ik nu schrijf had ik vijftig jaar geleden moeten schrijven om er nu op terug te blikken, maar toen was de wereld niet zoals hij nu ervaren wordt. Ik denk dat hij toen eenvoudiger te begrijpen was; dat de macht en de invloed van de sociale media bijna onbestaande was vergeleken bij nu. Vandaag heb ik dus het gevoel te vroeg geboren te zijn.
Maar ik ben gevormd door deze laatste vijftig jaar, het is mijn leven geweest. Toen ik veertig was, zou ik het boek geschreven hebben, dat nu allang vergeten zou geweest zijn, zoals het boek van een vriend van vroeger, Frans Sierens, ‘Een sterke geur van Terpentijn’.
Ik heb dus, in feite, heel weinig gemist. Ik heb het, zo verklaar ik het, allemaal opgespaard om nu, elke dag uit te komen met mijn blog van vijfhonderd woorden.
Eens geschreven voel ik me er telkens goed bij.
09-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-12-2022 |
Verder de tijd in: Sprankels uit mijn jeugd. |
Enkele dagen reeds dat hij zich verloor in de ‘Short Stories’ van Isaac Bashevis Singer[1] en deze morgen voelde hij de rust van het landschap die binnensloop in hem als hij het slot las van’The yearning Heifer’* :
‘The night rained meteors… The sky like the earth could not rest. I yearned with a cosmic yearning for something which would take myriads of light-years to achieve. Sylvia took my hand…’
Hij dacht hetgeen hij altijd bewust had geweten, dat een schrijver, een binding hebben moest met de kosmos en dat deze binding een religieus gebeuren was, dat in dit domein elke creativiteit limietloos was. Dat alles kan gezegd worden, kan geschreven worden, zelfs wat niet onmiddellijk te begrijpen valt. Het is een spiegelbeeld van de gevoelens die bij het schrijven plots opduiken en die niet precies in woorden te vatten zijn, ook omdat ze niet ontvankelijk zijn in woorden.
Zo, Singer :
‘I yearned with a cosmic yearning for something which would take myriads of light years to achieve. Of het gevoel dat hem overweldigt, vertaald als a cosmic yearning.’
Dit gevoel, deze hunker naar wat niet te noemen is heeft hem, o zo dikwijls overvallen. Het begon bij Gilliams misschien, in zijn Elias,
Of toen hij Hamsun las en Gullbransen, Hemingway en Faulkner en Steinbeck, toen hij Proust en Stendhal las, en T.S. Eliot ontdekte en zovele, zovele anderen.
Hen te lezen was een grote weelde en liet hem telkens met een nasmaak ook te willen schrijven maar dan, zoals Pasternak een boek waar hij zijn ganse leven aan werken zou, om het dan af te leveren de dag van zijn dood.
En in hem lagen de vele zaden die hij had opgeslagen, die hij nu maar te zaaien had in de vochtige, vruchtbare aarde opdat ze kiemen zouden en er bomen uit oprijzen zouden, hoog en statig. Al kon het ook en dit vreesde hij dat het bomen zouden zijn die niet meer zouden thuishoren in het landschap van de Letteren.
Maar nog Singer:
‘I truly felt the earth cruising around the sun, running a sure course through the milky way for some divine purpose. Don’t be in despair I said to myself. God cannot be so mute, so deaf and amoral as the materialists profess.
Hoe moeilijk het wel is om toch nog iets nieuws te kunnen schrijven, iets dat nog niet werd gezegd of geschreven, al was het slechts een oud begrip in nieuwe woorden. Want hij geloofde in een ‘divine purpose’, of het nu goddelijk in oorsprong was of niet, het was het bestaan van een spiritueel organisme, als zo iets zou kunnen bestaan, dat diepte, bestemming en bezinning gaf aan elke handeling die de mens kan stellen.
Hij denkt, Singer volgend zit ik eens te meer op mijn droomtrein die me naar Vladivostok voert en oneindig verder nog, tot binnenin het onnoembare, dat my yearning is.
[1] Isaac Bashevis Singer: Short Stories. Ed. Penguin Books
*Heifer: jonge koe, kalf.
08-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-12-2022 |
De Nagloed van het Woord. |
De nagloed in het westen van wat de dag is geweest, ook, uitzondeerlijk zo opgedoken, de nagloed van de woorden die ik ooit schreef op dagen van creativiteit en van innerlijke verbazing; op ogenblikken die van het leven waren, van de geuren van gedoofde kaarsen en van appels, donkerrood gerimpeld op een brede schaal in blauw van Delft. Stilleven uit de tijd geknipt.
En even stil, ook uit de nagloed komende, Ezra Pound over dat kind van hem:
Tree you are, moss you are You are violets with wind above them A child – so high – you are And all this is folly to the world.
Hij dacht aan de viooltjes op de Lona-alp, trillend, tussen gentiaan en edelweiss, in het grote wondere licht van de bergen erover en de wolken die schaduwvlekken tekenden op de alpenweide. Hij dacht aan de viooltjes toen het plots sneeuwen ging in augustus :
You, dacht hij, you and violets, and all this is folly to the world, Te teer, te licht, te gezocht om te vermelden. En dan, hoe komt hij erbij?
Moeder vertelde hem ooit over haar broer, Stefan, een oud-strijder van de eerste wereldoorlog dat hij, heel jong, geen snippertje papier ongelezen liet, dat hij alles wat ook maar letters droeg lezen wilde. En voegde ze eraan toe, bij ons thuis was er niet veel om te lezen. Haar woorden vielen op toen hij tussen een hoop vergeelde bladen de tekst terugvond van een knipsel uit Le Monde van 11 en 12 december 1960, met de toespraak die Saint-John Perse hield naar aanleiding van zijn in ontvangstneming van de Nobelprijs voor literatuur.
Hij had, zonder hem goed te begrijpen altijd de poëzie van Saint-John Perse bewonderd, een rijkdom aan woorden, aan opgeroepen beelden, warmte, muzikaliteit, grote zeggingskracht.
En hij herlas wat hij destijds in het artikel onderlijnd had:’
Lorsque les philosophes eux-mêmes désertent le seuil métaphysique il advient au poète de relever là le physicien et c’est la poésie alors, non la philosophie, que se réveille la vraie fille de l’étonnement’.
En dan, zoals hijzelf het soms doet, de hoge vlucht van Saint-John Perse:
‘Et c’est d’une même étreinte, comme d’une seule grande strophe vivante qu’elle embrasse au présent tout le passé et l’avenir, l’humain et le surhumain et tout l’espace planétaire avec l’espace universel.’
Mag hij dit niet vertalen als de rol die de poëzie vervult, om in een grote levende beweging op te nemen, verleden en toekomst, het menselijke en het bovenmenselijke, de ruimte en de geordende beweging van het ganse Universum, over ons en in ons.
Is het voldoende om ons even te verstillen. Even terug te gaan tot het kind dat we waren, verbaasd door de sneeuw in augustus en de vlokken die hangen bleven in het bosje viooltjes rillend in de kille wind, hoog op die Alp waar je nog van dromen durft dat je er ooit waart, zelfs dat je er ooit keren zult.
07-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-12-2022 |
In het ijle geschreven. |
Er is geen Sinterklaas mee gemoeid, geen Sinte-Maarten, geen blijheid of ontgoocheling op het gelaat van kinderen, niets van dat alles, enkel het licht dat winters is, koud en grijs, en wat sneeuw, de eerste, over het land.
Zo zijn we opgestaan zo zullen we slapen gaan, onze gedachten meenemend in de slaap, wat woorden eruit nagelaten als een bundel planten die we drogen lieten om later te bewaren onder glas tot ze hun kleur verliezen. Een kader bleef over van de vele die het kind in mij achterliet, een furie van mij die er maanden is geweest, onnodig eigenlijk, om maar niet te vergeten de schoonheid die ze ooit hielden in hun leven als bloem en plant of als minuscule zwam of schelp, of wat ook.
Tijden in een leven die van ons vergeten kind-zijn waren, met ingetogenheid samengebracht, geschikt en ingekleefd zoals woorden in een zin.
Hoe verbaasd we staan bij het herontdekken alsof het kunst zou zijn om te bewaren, in een verborgen hoek van de kamer er tijdloos neergezet voor andere tijden die we verwachten, tijden die alhoewel ze niet meer komen zullen zoals we dagelijks ondervinden, we toch nog mogelijk achten want te moeilijk om definitief achter te laten.
Je kunt het als overbodig zien, gemaakt gekunsteld om te vergeten maar voorlopig nog te houden tot het blijvend weggedoken verpulveren zal in atomen.
Wat ik zeggen wil is miniem, is wat tijd, deze van het schrijven, die werd neergezet hier, maar ditmaal om te bewaren, hoe we droomden nog op een leeftijd die geen dromen meer toelaat omdat de realiteit alles overheerst van wat we doen of laten willen.
We ons vasthouden aan een strohalm om toch ons blad te vullen als we verkeerd - gedachten gehuld in lompen - zijn opgestaan, onze schoen, geplaatst voor de schouw, leeg gebleven, de wortel erin onaangeroerd gebleven.
Hoe moet ik verder dan met mijn verhalen over het schone van het achterblijven als anderen sterven gaan en zovele anderen blijven leven, wat weet ik dat ik nog zeggen wil alvorens heen te gaan.
Vandaag is er geen jota van overgebleven. We zien wel hoe het morgen zijn zal als de sneeuw zal komen zoals ik hoorde en met de sneeuw de woorden komen zullen zoals ze komen met de regen en met de winden van overzee.
Woorden die nog komen zullen uit de dorre aarde als allerlaatste vruchten opgestaan om verwondering te zijn en verwarring op te wekken voor een lange tijd. Een tijd die blijven zal, zoals een vage geur die hangen blijft na wat er gebeurde totaal onverwacht. Hopen we bestand te zijn tegen elke verandering die vandaag nog komen zou of de dagen erna.
Dit alles in het ijle van de dag geschreven, er geen bodem was om op te staan, we vlotten bleven in ons woorden die ons meenamen en we elk houvast misten, elke redelijkheid ons ontnomen om anders te zijn dan we ooit waren.
Ogenblikken lang losgeslagen, totaal verloren voor een tijd, maar niet met angst gevuld. Integendeel, met een losheid die verbaast.
Ga ik dit nog eens herlezen of laten zoals het er staat. Je kiest maar om te trachten te begrijpen.
Ik echter, ik zal het laten.
06-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-12-2022 |
Soms. |
Wat ik achterliet, gisteren, was eerder een gegoochel met het woord dan met de tijd, zo voel ik het aan als ik het waag te herlezen wat er geschreven staat. In elk geval mijn woorden waren in gedachten omkleed met een lijkwade, die er nog altijd is na wat Rumi - https://youtu.be/COAAvcpocU4 - erover denkt en velen met hem.
Een goede vriend, bezorgd om mijn geestelijk evenwicht, herinnerde me eraan deze morgen wanneer ik in dit huis nog rondliep in slaapkledij, die ik niet afleggen wil, omdat , omdat…
Omdat ik droefheid ben, geladen met droefheid ben, de muziek van KLARA naar de middag toe té passend opdat er aan mijn gevoelens zich iets wijzigen zou.
En ik vraag me af, droefheid om wat? En ik weet het niet of ik weet het wel maar zeg het niet.
Laat gedekt wat is, niets hoeft hierover nog gezegd. Je hebt, schreef ik, je deel geleden van wat er te lijden is en het is dit gevoel dat je meedragen wilt in de dagen die er nog zullen zijn want je gevoelens mengen zich met het dagelijkse gebeuren en eigenlijk worden ze overtroffen door het positieve van je alleen-zijn, dat geen zijn is van een eenzame maar een ‘zijn’ van volheid als je neerzit zoals nu om woorden neer te zetten voor de tijden na jou, wat je al lang aan het doen bent.
Het je vult, het bedekt de droefheid en verheft het droef-zijn tot een geruis op de achtergrond, nauwelijks hoorbaar nog.
Laat het dus. Het wordt overheerst door ons geloof in een soort van eeuwigheid waarvan we, heden ten dage, de ware draagwijdte nog niet vatten kunnen, maar we houden, zoals Rumi een Perzische mysticus van de 13de eeuw het wist, de zekerheid dat de dood absoluut niet het einde is, en dit weten is ons voldoende.
Dit zijn de eerste dagen van de laatste maand, dit is hoe ik ze beleef in zijn essentiële lijnen, dit is de diepgang ervan, de sporen nagelaten als voren in de aarde. Ik denk dat dit mijn bestemming was: een simpel mens met simpele behoeften in een simpele omgeving van wat boeken en wat schrijfgerief en wat concerten op tv, en soms, soms het bezoek of de mail van een vriend. Heb ik nog nood aan meer?
Zo speelt alles zich af waar het zich afspelen moest, de perfectie voor de laatste dagen zoals ik het nu, na het zich voltrekken van wat is van de dood, zie tot stand komen.
En dit terwijl het leven stokt in de bomen en de aarde zich sluit op de winter en ik me open houdt op wat me nog overkomen kan als onverwacht, als niet voorzien. Zoals ik het al zegde het gegoochel dat van de woorden is, opgevangen en neergezet in voluten en acanthuskapitelen, zoals de middeleeuwse meester het deed, zijn hamer op de beitel, gedragen en gevoed door zijn geest.
We doen hem na, al weten we dat we hem niet evenaren zullen, het is dan toch in dezelfde geest dat we optreden en beitelen in woorden wat we zeggen willen over wat uit ons opstijgt van onder het kleurenrijk doek van afgevallen bladeren; of hoe we ons uitdrukken willen in deze dagen van hoog beleven.
Dit gebeurt maar sporadisch, neem het met het nodige respect, de ogen half gesloten.
05-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-12-2022 |
Gegoochel met de tijd. |
Het onherroepelijk teken van de tijd: de aarde in haar baan om de zon ons meenemend op haar tocht, tijdloos voor de aarde
Dit is wat is, de rest is romantiek, het tellen van de minuten, de uren en de dagen, de jaren, is van de mens. We vinden het handig zo, het geeft ons een beeld van de tijd waarop de aarde haar baan aflegt en de hoeveelheid van haar banen en soms is het belangrijk dit te weten, maar voor het overige is de tijd het ‘nu’, is de tijd het ogenblik zelf, en niet het voorbije noch het komende.
De tijd is wat is. Hij is van het schrijven zelf, van elke woord, van elk teken van het woord, en hij vliedt met de vlugheid van het woord; in deze zin zijn we de tijd meester, maar eens voorbij is het voorbij, is het het komende dat komt en even vlug voorbij is. De tijd is de pijl die op zijn doel afgaat, de luchten snijdend, onverbiddelijk. Hij is wat we ondergaan.
Maar al dit, de ‘becijfering’ ervan inbegrepen - tijd of geen tijd zijnde - onmiskenbaar is dat we, eens op aarde, groeien gaan, volwassen worden en dat van dan af de aftakeling van het lichaam zich geleidelijk inzet, we worden ouder, we verslijten, meegezogen als we zijn, alsof het de beweging van de aarde zelf zou zijn die ons vermoeien zou tot de finale uitputting toe
Dit is al van het gebinte van de tijd voor dier en plant en al wat van het stoffelijke is in de mens, we ondervinden het ‘aan den lijve’, het vergaat, het brokkelt af, het is gedoemd te verdwijnen.
En dan zijn er onze gevoelens die meegesleurd worden en de tijd ingaan tot we geleden hebben het deel van wat er te lijden is, en je er een stop op plaatsen wilt.
Zo ben ik teruggegaan naar de wortels die ver in de tijd liggen, de wortels van het schrijven, maar wat ik terugvind in oude bladen, ik weet niet of het me wijzer zal maken dan ik al ben, of hoeft het niet, heb ik er geen nood aan. Ben ik, meen ik toch, al wijs genoeg om te weten dat mijn dagen hier geteld zijn. Neergezet in het boek van de tijd resten er me nog heel weinig, Dit is het gevoel dat regelmatig opwelt in mij, dat ik in de kiem dan smoren wil. Maar, zoals van vele zaken, wat ik ook vinden mag dat me opwekken kan van wat ik ooit heb neergezet in woorden en er zijn er heel wat van half belangrijke tot hoog sprekende, blijft de echo ervan in mij hangen.
Het zit allemaal verweven in de tijd die ik hier doorbreng, zelfs in mijn tijden van verwondering blijven er flarden van over. Echter, weet: momenten van gelukzaligheid, hoe kort ook of hoe uitgestreken in de tijd, ken ik nog.
Er is geen sprake van wanhoop, verre van.
04-12-2022, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |