Ik ben even weg geweest. Even maar gezien de tijd dat ik hier al rondloop, en ben nu heelhuids – hoewel er hierover twijfel bestaat – terug. Maar laat ons aannemen dat het zo is en blijven zal zoals het al is, het weze verteld hierbij dat mijn vertrouwen hierin gematigd is. Laat ons zeggen dat er een knoop in ligt wat maar normaals is, een buitenstaander ziet het waarom zou ik het niet zien en het ondervinden aan den lijve.
Maar niets ervan wat de woorden betreft die ik hier neerzet deze morgen. Ik bedoel dan niet zo zeer de inhoud ervan maar wel de vorm en de kleur en de eigenheid van het woord als dusdanig. Ik wil hiermee duidelijk maken dat het woord niets te maken heeft met de graad van mijn ‘heelhuids-zijn’ of niet zijn. Ik zou niet graag het er nu willen bij betrekken om er nog zieker uit te komen dan ik al ben of al geweest ben.
Neen, het woord dat ik schrijf vandaag is de zuiverheid zelve, het tere ervan, het onberispelijke ervan, de rust erin die ik opzoek om me te laten meedrijven op het woord zelve, niet de betekenis in de zin ervan, die is voor andere tijden als ik er zal staan als schrijver van woorden die betekenis verwerven al naar hun optreden in de zinnen die ik neerzet.
Maar niet vandaag, niet ‘nu’ bedoel ik, want de dag moet nog beginnen. Ik weet dus helemaal niets af van wat hij inhouden zal, zodat ik dus niet weet hoe dit geschrift hier eindigen zal, als het nog ooit eindigt. En eigenlijk, er is geen einde aan wat ik te schrijven heb, ik leg soms wel even de pen op zij, maar de gang van mijn gedachten loopt door, ik heb maar te volgen en in te grijpen als het ‘stil schrijven’ niet meer vol te houden is.
Zo heb ik toch het gevoel dat er iets verkeerd is aan de woorden waarop ik me hier beroep. Weet echter dat ik ermee begonnen ben omdat ik de slaap niet vond in het huis waar niemand op me wachtte, niemand behalve het woord, het onuitgesprokene van het woord in deze ruimte hier. Ik er met dit geschrift een einde heb aan gemaakt voor een tijd, hopend althans op een tijd langer dan een tijdje.
Zo ben ik er terug, zet ik mijn gesprek met jullie verder, is ook ‘KLARA’ er terug. Maar vooral, mijn vriend, mijn toeverlaat, vooral het woord is terug, het sacrale ervan schuilend in elk woord van de taal die ons verheft tot de volheid van het leven dat van het eeuwig ‘Zijnde’ is. Wij er deel van, wij erin opgelost tot in onze aderen.
Ik heb voldoende dagen gehad om me af te vragen of de mens, lichaam en geest zoals hij is, afgezonderd als dusdanig bestaan kon in zijn kosmische omgeving, of hij er los van stond of geïntegreerd erin als een puzzelstukje in een puzzel-landschap. Hij is er, maar niet losstaand, hij is er geïntegreerd van kop tot teen tot in het diepste van zijn ‘Zijn’.
Hopelijk beseft hij het.
|