Wat ik achterliet, gisteren, was eerder een gegoochel met het woord dan met de tijd, zo voel ik het aan als ik het waag te herlezen wat er geschreven staat. In elk geval mijn woorden waren in gedachten omkleed met een lijkwade, die er nog altijd is na wat Rumi - https://youtu.be/COAAvcpocU4 - erover denkt en velen met hem.
Een goede vriend, bezorgd om mijn geestelijk evenwicht, herinnerde me eraan deze morgen wanneer ik in dit huis nog rondliep in slaapkledij, die ik niet afleggen wil, omdat , omdat…
Omdat ik droefheid ben, geladen met droefheid ben, de muziek van KLARA naar de middag toe té passend opdat er aan mijn gevoelens zich iets wijzigen zou.
En ik vraag me af, droefheid om wat? En ik weet het niet of ik weet het wel maar zeg het niet.
Laat gedekt wat is, niets hoeft hierover nog gezegd. Je hebt, schreef ik, je deel geleden van wat er te lijden is en het is dit gevoel dat je meedragen wilt in de dagen die er nog zullen zijn want je gevoelens mengen zich met het dagelijkse gebeuren en eigenlijk worden ze overtroffen door het positieve van je alleen-zijn, dat geen zijn is van een eenzame maar een ‘zijn’ van volheid als je neerzit zoals nu om woorden neer te zetten voor de tijden na jou, wat je al lang aan het doen bent.
Het je vult, het bedekt de droefheid en verheft het droef-zijn tot een geruis op de achtergrond, nauwelijks hoorbaar nog.
Laat het dus. Het wordt overheerst door ons geloof in een soort van eeuwigheid waarvan we, heden ten dage, de ware draagwijdte nog niet vatten kunnen, maar we houden, zoals Rumi een Perzische mysticus van de 13de eeuw het wist, de zekerheid dat de dood absoluut niet het einde is, en dit weten is ons voldoende.
Dit zijn de eerste dagen van de laatste maand, dit is hoe ik ze beleef in zijn essentiële lijnen, dit is de diepgang ervan, de sporen nagelaten als voren in de aarde. Ik denk dat dit mijn bestemming was: een simpel mens met simpele behoeften in een simpele omgeving van wat boeken en wat schrijfgerief en wat concerten op tv, en soms, soms het bezoek of de mail van een vriend. Heb ik nog nood aan meer?
Zo speelt alles zich af waar het zich afspelen moest, de perfectie voor de laatste dagen zoals ik het nu, na het zich voltrekken van wat is van de dood, zie tot stand komen.
En dit terwijl het leven stokt in de bomen en de aarde zich sluit op de winter en ik me open houdt op wat me nog overkomen kan als onverwacht, als niet voorzien. Zoals ik het al zegde het gegoochel dat van de woorden is, opgevangen en neergezet in voluten en acanthuskapitelen, zoals de middeleeuwse meester het deed, zijn hamer op de beitel, gedragen en gevoed door zijn geest.
We doen hem na, al weten we dat we hem niet evenaren zullen, het is dan toch in dezelfde geest dat we optreden en beitelen in woorden wat we zeggen willen over wat uit ons opstijgt van onder het kleurenrijk doek van afgevallen bladeren; of hoe we ons uitdrukken willen in deze dagen van hoog beleven.
Dit gebeurt maar sporadisch, neem het met het nodige respect, de ogen half gesloten.
|