 |
|
 |
|
|
 |
02-06-2019 |
Van het zijnde en het niet-zijnde |
In feite heb
ik nog maar weinig geschreven van wat ik schrijven wou. Ik wou gaan dromen, ik
wou originele verhalen over een ongekende wereld; ik wou vernieuwend zijn in
woord en klank en kleur. Ik wou grote literatuur en, ik ben terecht gekomen in
het landschap van God en geest en New Physics. Afgedwaald van de weg die ik
nemen wou, een weg die ik nu niet meer verlaten kan, al denk ik er elke morgen
aan voor ik begin: zoek ik in mij of ik er geen man ontmoet die iets heel
bijzonders te vertellen heeft. En het gebeurt dat ik er een tegenkom, hij
fietsend in een lange dreef, tussen twee rijen oude eiken met op het verre
einde een wit kasteel. En op hem afkomend op de fiets een dame, de haren los, een
witte sjaal om de hals fladderend in de wind, die nader en nader komt en stopt
voor hem., jij, zegt ze verbaasd. Oh, jij?
De dame,
verliefd op boeken zegt hij.
En jij, zegt
ze, verliefd op wie of wat?
Op jou en je
boeken wou hij antwoorden maar hij zegde het niet.
Hij had haar
zo dikwijls ontmoet als hij in de stad was, het had hem zovele boeken gekost,
de meest vreemde eerst, omdat hij niet anders kon dan haar winkel te bezoeken.
Het waren niet de boeken die hem aanhaalden, het was zij die hij zien wou, die
hij spreken wou, er staan voor haar om niet meer weg te gaan van haar. En als
hij een boek had uitgekozen hij haar volgde in al haar handelingen, het boek in
haar handen en te zien, hoe zo handig, zo licht bewegend ze het boek in zijn papier
wikkelde, een papier met bloemen en vlinders in warme kleuren. Hij droomde het
beeld van haar lichaam in een lichte losse bloes gehuld, haar hoofd gebogen, de
haren samen gehouden in een gesloten krulling, zij, gehuld in een wolk van teer
parfum naar hem toe en haar blik, haar groene, grijze ogen die hem aankeken als
ze hem het boek aanreikte. Hij wist het allemaal zo goed, zo zuiver, maar het
was ook al dat hij wist van haar. Hij aarzelde altijd even voor hij weg ging,
het liefst wou hij er onzichtbaar achterblijven om te zien hoe ze de boeken
schikte en herschikte.
Maar hij hier
nu in de dreef, zijn fiets in de hand, staande voor haar met haar fiets in de
hand; de zucht van de wind in de bomen, de roep van eksters of van kraaien, hij
voor het eerst kijkend, hoe zacht haar gelaat, hij in haar ogen keek met een
glinstering erin.
Ik mag je
alles zeggen, hier, is het niet? Ik mag je zeggen dat je bent, hoe zeg ik het,
je ogen doorzichtig als glas, dat je bent een pagina poëzie, een pagina van Saint-John Perse. Ik
mag het zeggen hier, omdat het een sprookje is je hier te ontmoeten in deze
dreef, onder de eiken die toezien; Hoor je hun gefluister? Bij jou in de
boekenwinkel is er het gefluister van de boeken telkens ik er ben en, je weet
het niet als ik naar je kijk, je weet het niet, maar ik denk dan altijd aan
Kafka, wiens lippen de lucht raakten die was tussen hem en de vrouw die hem
verlaten had.
Hoe droef,
zegde ze.
Ik zeg dit
maar zo. Ik zeg dit maar omdat ik je alles zeggen mag, hier in de dreef waar
zovelen al hebben gewandeld, gefietst, gedroomd, visioenen hebben gehad,
misschien hebben lief gehad. Om deze reden zeg ik het.
Je bent een
dromer had ze geantwoord. En dromen zijn niet afstandelijk, ze zwijgen wel wat
ze zeggen willen. Ik zie het, telkens je een boek komt halen bij mij. je
wandelt in een wolk en de wolk is je droom. En in je droom de woorden die je niet spreekt.
Ik vraag me dan af wat je denkt, hoe je
binnenkomt is het, voor het boek of is het voor mij dat je komt. Maar hoe ook,
voor het boek of voor mij. Ik wacht elke dag op je komst, en elke dag houd ik
een pianosonate klaar van Domenico Cimarosa - vraag me niet waarom Cimarosa -
voor het geval dat ik jou zou zien staan voor het uitstalraam, wetende dat je
zult binnen komen om het enige, exemplaar van een boek dat, zal je zeggen, alleen
in mijn winkel te vinden is. En, zeg me, hoe gaat het met Flavius?
Oh, Flavius Josephus? Goed, ik koester het boek zoals je het hebt ingepakt omdat er je handen over
waren, de parfum van je handen over was, en van wat is van het leven in jou,
van je verlangens ook. ZE kijkt naar hem, ze legt haar hand op zijn hand: ik
ken zelfs je naam niet, ik weet enkel dat je een vreemde man bent, een stille
man, die van Albert van Hoogenbemt, een stille man met wellicht diepe gronden,
is het niet zo?
Diepe gronden
hebben stille waters en mijn naam is Ugo, zegde hij. Jij, jij bent Samantha.
Hoe weet je
dit? vroeg ze.
Het is de naam
van een dame in een film die ik zag. De film niet de dame, maar haar stem, een
dame die verliefd was op een hem die even verliefd was op een haar, een
onmogelijke liefde, zegde hij.
Vele liefdes
zijn onmogelijk, het zijn de mooiste soms, ze duren het langst, ze kennen zelfs
geen einde. Je vertelt maar, zegde ze nog: je gist een naam voor mij die ik
houden wil. Kom morgen eens langs, niet om een boek, maar om een tas thee, een
heel bijzondere, een groene thee, die we
drinken zullen met de boeken rondom ons, het liefst op het einde van de
namiddag.
Ciao, zegde
ze. Hij keek haar na als ze wegreed, de laan uit, haar witte sjaal, haar lange
blonde haren in de wankele wind
Had hij een
werkelijkheid gedroomd of was de werkelijkheid maar een droom? Hij zal het
morgen weten als hij bij het binnenkomen de piano van Cimarosa horen zal.
02-06-2019, 00:51 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-06-2019 |
Hallo juni. |
Hoe dikwijls
nog ga ik hallo juni mogen/kunnen schrijven. Ja, beide werkwoorden zijn
geldig, er is een nuance. Er mogen er nog zijn, en er kunnen er nog zijn.
Het eerste is een normaal verschijnsel, een hopen dat het zo is; het tweede is
een mogelijkheid dat er nog zullen komen en dan nog, dat ik in staat zal
blijven te doen wat ik nu noodzakelijk vind te kunnen doen, hier echter is er
absoluut geen zekerheid.
Onvermijdelijk
denk ik bij dit laatste aan wat Ferdinand von Schirah hierover wist te melden -
een korte tijd geleden schreef ik hierover en het blijft hangen - denk ik aan Christian
de Duve, die me doet denken aan Hugo Claus, die me doet denken aan Harry Mulisch.
Maar liefst niet.
Liefst niet. Daarom:
hallo juni, mijn vriendin onder de maanden, de zon op de middag heeft bijna
het hoogste punt boven de hemelequator bereikt, het begin, schijft mijn Sterrengids,
van de weerkundige zomer. De tijd van het bevruchten is voorbij, het is nu de
tijd van de vrucht die wast, de tijd dat alle krachten van de natuur worden
ingezet om het eindpunt, het doel van alle leven, het zaad ter voortplanting, te
bereiken en de cyclus te sluiten, glorierijk.
Is het ook
mijn tijd, vraag ik me af, de tijd dat de woorden die ik mijn hele leven heb
gezaaid vrucht gaan dragen?
Het is hier
ook een mogen/kunnen, maar dan van een gans andere aard. Het gebeurt meer en
meer dat ik s avonds voor ik slapen ga, een van mijn rode dagboeken meeneem en er ga in bladeren; dat ik
tracht te herlezen wat ik schreef in bijna minuscule lettertekens, dicht, te
dicht op elkaar en om deze redenen bijna het lezen ervan onmogelijk geworden. Ik
denk dan aan de energie die het me gekost heeft, niet zo zeer het schrijven
ervan, maar de moed die het me vergde elke dag te beginnen bovenaan mijn blank
blad - vandaag is het routine geworden - en pas te eindigen als het vol gezaaid
stond. Het was telkens meer dan een knielen om mijn avondgebed
te prevelen,
De boeken van
1978 tot en met 2010, staan er nu naast elkaar, het resultaat van een leven, maar
zoals ik het zie in mijn ongeloof, niet de vrucht ervan. Want, wat bracht het
op? Niets dan een last voor mijn nageslacht dat zich de vraag zal stellen,
wat doen we ermee, wie neemt de boeken mee naar huis, wie heeft er de plaats voor of,
wie heeft er de moed ze te lezen, te ontcijferen, te doorbladeren?
Mijn God, wat
ben ik ooit begonnen? Wat in den beginne een uitdaging was, een spel in een
zekere zin, is nu een last geworden want ik zelf heb niet de moed deze boeken bij
leven te vernietigen, hiervoor heb ik een Max Brod nodig.
Mijn hallo
juni van vanmorgen is aldus een probleem geworden dat eens te meer is
opgedoken en het is maar een begin van probleem, er moeten 10 jaren blogs aan
toegevoegd - gisteren zat ik aan 200 paginas voor het jaar 2019. Ik ga maar niet
gaan rekenen maar het is een massa woorden, zaden alles samen genomen.
Hij was, zal
men zeggen, een veelschrijver tot het ziekelijke toe en niet de minste vrucht
is er overgebleven van wat hij bij leven gezaaid heeft. De krachten van de
maand juni zijn niet doorgedrongen tot zijn woorden, deze werden niet bevrucht
door een of andere uitgeverij, de zaden die hij zaaide vielen in barre aarde, ergens op een verre toendra of in het zand van een of andere woestijn. Alles verloren
kiemkracht.
Waarom
eigenlijk, begon ik vandaag met een Hallo juni?
01-06-2019, 04:54 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-05-2019 |
Verwondering is ons deel. |
De laatste dag
van de maand is voor mij niet verschillend van de andere dagen. Hij begin
telkens in bed met een afwegen wat ik ga doen: de passieve kant kiezen,
luisteren naar Klara of, de actieve kant, luisteren naar wat er is van het
woord in mij. Het is nog altijd het woord dat wint. Ook vandaag, hoewel de
lokkende stem van Klara er was, plus deze van het lichaam dat het goed had
tussen de lakens.
Een probleem
is het niet, ik ben er op ingesteld, het maakt deel uit van mijn opstaan. Ik
weet niet hoe het met jullie is gesteld, maar bij mij gebeurt het zelden dat
het niet het woord is dat de wet dicteert. Achteraf voel ik me er goed bij,
niet op het ogenblik zelf, omdat het heel dikwijls nog een aftasten is, een
wachten op het verlossende teken, het vinden van een opening. Het schijnt me
evenwel toe dat het vinden ervan niet meer zo vlot verloopt, dat het een
aarzeling begint te kennen, gelukkig was er deze nacht Venus en is er het grote
licht deze morgen, het licht dat van de geest is.
Van God, wist
de abt van St.Denis, Suger, ook Lorca wist dit, of God is licht, is geest, wat
neerkomt op het zelfde zonder het zelfde te zijn.
We staan er
nooit stil bij, maar het is duidelijk een van de grote wonderen van de dagen,
een van de zovele waar we aan voorbij gaan, zoals we voorbijgaan aan het wonder
van het water, van het vuur, van de lucht die we inademen.
Elke morgen
hoor ik het: wees verwonderd, wat nog iets méér is dan het plus est en vous van Lodewijk van
Gruuthuse (1422-1492); eerder het be
mindful in het wapenschild van het kasteel (van Macbeth) in Cawdor, hoog
in het noorden van Schotland - we waren er.
Wees
verwonderd over wat is, denk er over na. Weet hoe alles in elkaar verweven is,
in essentie verweven tot plukjes energie, alles in alles eens je doordringt tot
in het diepste van de materie, ook en zeker de materie die van ons lichaam is.
Wees
verwonderd dat die verwevenheid zich uit in wat we menen te zijn en menen te
zien, terwijl het in wezen totaal maar dan ook totaal, anders is.
Ons hele leven is verwondering, al wat is, is verwondering.
Zo wie of wat
zijn we? Hoe komt het, zijnde in realiteit bundels energie opgaande in andere
bundels energie, dat we toch een eenheid aan gedachten, gevoelens,
herinneringen menen te zijn; dat we een eiland zijn met een eigenheid onder de
talloze eilanden die er zijn; eerder eilanden van geest die we zijn en niet,
eilanden van materie: zo wees uiterst verwonderd.
Ik schrijf
maar. Woorden komen en worden omgezet in tekens wat op zijn eigen reeds
verwondering is dat zo iets mogelijk is, in woorden, alsof het klanken waren of
splinters licht, splinters van het grote leven.
Volg je me nog
als ik een oceaan oproep van bundels energie die tevens gebundeld zijn als dier
of plant of steen of aarde en, als mens
met een ego die denkt en weet dat hij is, maar nog altijd niet hoe hij
er is.
Daarom ook,
ademen we verwondering.
31-05-2019, 06:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-05-2019 |
Regelmaat ontregeld. |
Er is het
wonder van de morgen die opstaat uit de nacht, wat we doodnormaal vinden; zoals
er het wonder is van het lichaam dat, gewikkeld in de slaap, elke morgen terug
tot leven komt. We rekenen erop als de avond valt en de nacht er is; we rekenen
erop als we slapen gaan. Het is een geruststelling. Het leven zou geen
zekerheid meer zijn indien we niet weten zouden, dat het zo is wat de terugkeer
van het licht en het opstaan uit de slaap betreft, zelfs al is er op dit
laatste een uitzondering mogelijk die dan de bevestiging is van de regel.
De regelmaat
ervan, de wisseling van nacht naar dag, van slaap naar leven, houdt ons niet
bezig, het is een vast gegeven, een van de meest vaste die er zijn, een waar eigenlijk
niets hoeft over gezegd te worden, geen woorden aan verspild. Het is een
basisgegeven van het/ons leven. Als er een verandering zou zijn wat nacht en
dag betreft dan is die te wijten aan een graduatie van licht, deze echter van
een terugkeer uit de slaap naar het leven kent soms een totaal andere graduatie.
Zo gebeurde
het dat we, de morgen van 27 mei, volgend op de avond/nacht van 26 mei, bij het
wakker worden, het gevoel hebben gekend wakker te zijn geworden in een ander
lichaam, in een ander landschap, onder andere luchten waarin, verdoken, iets
onheilspellend getekend lag.
Ik denk dat
dit een gevoel is geweest dat vooral in Vlaanderen is opgedoken, een gevoel dat
zich uitte in een stemming van machteloosheid. Namelijk de reële vrees van het
tot stand komen in dit land van een linkse regering. Dat dit gebeurt in
Wallonië is maar normaal, het is nu eenmaal, een rode regio. Maar federaal liggen
de kaarten helemaal anders, ook Vlaanderen wordt er alsdan bij betrokken. En als
ik in een andere mood ben opgestaan
dan is het omwille van het gevaar verbonden aan een linkse federale regering
die zich hoegenaamd niet zal bedreigd voelen door een verdere islamisering van
de samenleving, integendeel, ze zal ze aanmoedigen onder het mom van het
multiculturalisme. En dan wat, Ja, en dan wat?
Ik ga niet
verder nu. Zo-even belde een vriend aan, een beeldhouwer. Hij bracht me een
uitnodiging voor zijn tentoonstelling van zondag 16 juni. Het slagen ervan was
zijn enige bekommernis. De uitslag van de verkiezing gebeurde over zijn hoofd,
had niet de minste impact op het werk waar hij mee bezig was noch, zegde hij,
op het andere dat reeds stilaan klaar kwam in zijn geest. Hij werkte eraan terwijl
hij daar voor mij zat en erover aan het spreken was. Terwijl ik aan het denken
was hoe het verder moest met mijn blog op het getouw.
Eens hij weg
was heb ik gedacht, waarom laat je, je op jouw leeftijd, nog afleiden door wat er gebeurt in het politieke
landschap, welk belang kan het nog hebben voor jou. Ben je er dan zo zeker van
dat het gevaar van de Islam, dat je je inbeeldt, niet overdreven is, irreëel is;
kan het niet dat zij ook vroeger dan verwacht de Verlichting kennen zullen en
dat zij zich zullen aanpassen aan ons en niet wij aan hen?
Zo, laat je
niet vangen door je verbeelden, blijf kalm, je tijd loopt ten einde, het is
niet meer aan jou om de profeet te spelen. Blijf bij je leest, schik de woorden
van je blog op een zo voortreffelijk mogelijke wijze gestructureerd en
ingekleurd. Dit is wat nog verwacht wordt van jou, en volg je vriend de
beeldhouwer wat je beschouwingen over de uitslag van de verkiezingen aangaat.
Dit is wat voor jou in de toekomst geschreven staat. Het bezoek van je vriend
dat hij gisteren heeft gepland is er een ander teken van, een vingerwijzing van.
Man op jaren
die je bent, aan de uitgedeelde kaarten valt niets meer te wijzigen, geen jota.
Denk liever aan wat je morgen schrijven zult. Blijf uitkijken naar de tekens
die je gegeven worden, je weet dat die er altijd zijn als je maar zoeken blijft.
30-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-05-2019 |
Worden we behandeld van uit de toekomst? |
Er is niets
verkeerd aan wat, sedert een lange tijd nu al, eigen is aan de laatste
bladzijde van de wekelijkse SdL-katern van De Standaard, gewijd aan beschouwingen over de dood; zoals er
niets verkeerd is hier rond te lopen, na te denken en zelfs te schrijven,
wetende dat de dood wacht aan de achterdeur. Het is zelfs beter het te weten
dan het totaal te ignoreren, want het zal je misschien aanzetten om met meer
inzicht door het leven te gaan en de dingen te zien in hun reële context van
eindigheid en oneindigheid.
Dit betekent
niet dat je er voortdurend mee begaan bent, neen, het is zo iets als het stuk
muur met de nagel erin, achter de opgehangen spiegel of schilderij, je ziet het
niet, je denkt er niet aan als je er voor staat, maar het is er wel wezenlijk.
Welke leeftijd
we ook mogen hebben, op deze wijze brengen we onze dagen door wat niet belet
dat, naarmate we vorderen in jaren, het deel wand nu en dan, en dit meer dan
vroeger, in onze gedachten komt. Echter verder gaat dit niet, het jaagt ons
niet op, het neemt geen vaste plaats in, het is er zonder er te zijn.
Het is me, in
dit perspectief, zelfs heel moeilijk de tijd te nemen om op papier bepaalde
zaken te regelen opdat mijn vertrek zo weinig mogelijk last zou bezorgen aan de
familie die achterblijft. Als ik dan toch even denk aan degene die wacht aan de
achterdeur, dan zijn het dergelijke problemen die me bezig houden, niet het
feit van het heengaan zelf.
Trouwens ik
was niet zinnens, deze morgen bij het opstaan, te schrijven waarover ik nu aan
het uitweiden ben. Had ik die bewuste katern, waarover ik het had, niet uit het
dagblad gelicht, hij zou er niet, afgezonderd van de rest, gelegen hebben als
een roep naar mij toe. En ik zou zeker niet gedacht hebben over Het Einde te
schrijven want mijn morgen was bezoedeld door de plannen van Di Rupo, federaal te
kunnen regeren met een Vlaamse minderheid. Ik was er door geschokt en was er op
uit om er iets over te schrijven.
Als ik er nu
over nadenk, dan weet ik dat het afzonderlijk houden van de katern, een
handeling was die me bereikte van uit het komende. Ik had het voorzien - of,
het werd voor mij voorzien - zonder het bewust te weten, dat ik die katern
nodig zou gehad hebben. Mijn geest, misschien mijn omgeving, had het dus klaar
gelegd omdat het gisteren al geweten was waarover mijn blog vandaag zou handelen.
Het werd dus
in een zekere mate, buiten mijn weten, gisteren beslist dat ik vandaag een
woord zou zeggen over de Duitse schrijver Ferdinand von Schirach (1964) en wat
hij schrijft in die bewuste SdL-katern[1] over Het
Einde van een mensenleven. Waarbij hij begint met te zeggen - hij is advocaat
- dat hij zo vertrouwd is met de dood
dat hij zelf de geur ervan kan beschrijven.
Hij citeert Epicurus:
Zo lang ik er ben is hij er niet. En
wanneer hij komt ben ik er niet meer. Een eenvoudige, maar sprekende
formule die hij hanteert maar geen oplossing biedt, amper een verhaal. Hij is
55 maar hij zelf schrijft niet over zijn sterven. Hij is er, zoals zovele
andere schrijvers, niet mee begaan. Er is alleen het hier en het nu. Maar toch
heeft hij vooruitzichten, ook hij kijkt dus soms even naar wat er is achter de
spiegel. En hij weet voor zichzelf: De
dag dat ik niet meer kan denken en schrijven en dus niet meer de persoon kan
zijn die ik wil zijn, wil ik eruit kunnen stappen. Zonder pijn ver weg van een
ziekenhuis.
Hij voegt er
zelfs een paar in dit verband nuttige tips aan toe die ik jullie wijselijk wil
besparen. Het zou trouwens weinig passend zijn. Maar mijn vraag is en blijft,
worden we behandeld van uit de toekomst, als we, zoals Teilhard beweert vertrokken
zijn van uit het Alfa, naar het Omega toe?
[1] De
Standaard van 24 mei, bijdrage van Katrien Steyaert.
29-05-2019, 06:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-05-2019 |
De schrijversziekte. |
Ik hoor nog altijd
het geruis van de tsunami die het land overspoelde en ben nog steeds niet
bekomen van het verrassingseffect ervan opdat ik, zoals ik het dacht, ongehinderd,
terug in mijn schelp zou kunnen kruipen. Hoe geraken jullie er uit en hoe de
media die nu geconfronteerd wordt met de vele kluiven die hen van uit diverse
hoeken worden aangereikt?
Zo, wie of wat helpt me
opdat ik niet meegesleurd worde, mijn boeken? Ik denk dat dit de enige oplossing
is, schuil te gaan onder het afdak van bv Umberto Eco en gaan lezen wat hij
wist over het schrijven van een Scriptie[1]; eens ik
begin of herbegin aan mijn scriptie over de Poëzie, of over de mens in de
kosmos, of nog een ander onderwerp kan dit een hulp zijn.. Maar ik hoef jullie
hier niet te vergasten op wat ik eventueel ga doen. Je hebt er geen boodschap
aan, echter wat ik vanmorgen voel is totaal anders dan wat ik op andere morgens
voelde, ik ben, letterlijk en figuurlijk, onder de indruk van wat zich zondag
in dit land heeft afgespeeld, omdat ik niet zie hoe de politiek er uit zal
geraken na al wat er gezegd werd en wordt.
Maar over boeken
verder gesproken, ik las van Annelies Verbeke (1976) in de Standaard van 24 mei,
over de dominantie van het Engels, en vertelt ze:
Sinds
2005 had ik een lijst bijgehouden van wat ik allemaal las. Ik heb mezelf in dat
jaar onderworpen aan een leessysteem van eigen makelij, waaraan ik me sindsdien
elk jaar hield. In grote lijnen houdt het in dat ik mezelf een minimum van 52
boeken per jaar opleg. Ik lees daarbij
grotendeels fictie, nu en dan non-fictie
Elk jaar moet ik literatuur
uit minstens drie verschillende eeuwen én uit alle continenten hebben aangedaan.
Wel, chapeau, dit noem ik nu eens een
opdracht waar ik met bewondering naar op kijk, een opdracht die nazindert. Ze
schrijft daarenboven heel wat, publiceert regelmatig - boeken van haar kwamen
ook terecht bij De Slegte - dus ze moet een heel druk literair leven kennen en
daarenboven gestructureerd. Ik denk dat ze tewerk gaat zoals Amélie Nothomb
(1967) - elk jaar een roman - die elke morgen opstaat om vier uur om te
schrijven, zo zegt Nothomb toch, het gevolg van la maladie de lécriture waaraan ze lijdt.
Ik denk dat er heel
wat zijn die lijden aan deze ziekte, die hun ziel uit hun lijf schrijven, maar,
er niet in slagen iets gepubliceerd te krijgen en desondanks volharden tot hun
laatste ademstoot. Dit is dan een zelfde ziekte, even ongeneeslijk, maar dan
een die leidt naar een stille dood.
Gemeten aan Amélie heb
ik slechts de eerste symptomen van haar ziekte. Een enkele aanmoediging echter zou
voldoende zijn opdat de schrijverskoorts zou gaan stijgen tot hoogten die ik
tot nu toe nog niet gekend heb.
Het zou iets zijn dat
van heel ver komen moet, van achter de horizon, waar het misschien aan het
wachten is om ooit eens te rijzen, samen met de zon.
[1] Umberto
Eco: Hoe schrijf ik een Scriptie, uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1994.
28-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-05-2019 |
Verkiezing van de uitverkorenen |
Het land is opgestaan
vanmorgen, de enen uit hun roes, de andere uit hun ontgoocheling. Wat
Vlaanderen betreft zijn de teerlingen geworpen: twee partijen die duidelijk
Vlaams getint zijn die (bijna denk ik) 50% van de Vlaamse bevolking uit maken
en vijf kwakkelpartijen. Hoe ze samen een Vlaamse regering zullen vormen is me een
raadsel, vooral als de vijf, aan 20% van de bevolking geen bestaansrecht toekennen
en ze op voorhand uitsluiten. Dus, want je weet maar nooit, de vijf die zich een
nooit laten ontvallen om hun standpunt kracht bij te zetten. Dit is wat ik me
herinner begrepen te hebben van de verkiezingsdag van 26 mei 2019, wellicht
mijn laatste verkiezing die ik zal meemaken.
Ik kan nu terug naar
mijn oase, mijn schelp en me verschuilen, weliswaar oogluikend - wat een mooi
woord - toekijkend hoe de machten zich ontplooien zullen in de komende dagen, weken,
maanden: een schoener en zijn bemanning, opgejaagd door hoge winden, afwisselend
komende van uit de vier windstreken, winden die de zeilen strak gespannen
zullen houden. Dit is alleszins wat de Vlaamse regering betreft en we spreken dan
niet over de Federale.
Wat me is opgevallen
is, dat vier ervan het accent hebben gelegd op het economische en het sociale
aspect van de problemen, en tot vervelens toe beloften hebben rondgestrooid,
zelfs al wisten ze, dat ze misschien
niet helemaal te realiseren waren; maar dat ze wellicht, bij het deel van de
bevolking die het wel goed stelde - want dat deel is er - een aspect hebben over het hoofd gezien, een
heel belangrijk, de vrees op een bepaalde dag - alle tekens voorhanden zijnde -
overspoeld te worden, niet noodzakelijk zijzelf maar hun nakomelingen door een
gevaar dat uit het oosten kwam, een volk van een totaal andere levensbeschouwing,
dat een einde zou stellen aan het levensritme dat ze zich nu konden permitteren.
De vier, een vijfde
minder, hebben dus enkel oog gehad voor de groep kiezers die het minder goed
stelden, zich niet realiserend dat, verblind als ze waren door hun jarenlange
ingesteldheid inzake politiek, er wel een veel belangrijker groep was wiens
problemen noch economisch, noch sociaal waren, maar van een totaal andere aard.
Ik denk zelfs dat ze zich dit nu nog niet realiseren.
Het kan ook dat ik
het helemaal verkeerd zie. Het zijn maar losse gedachten die me op klokslag
middernacht - ongeveer - werden toegefluisterd. Tijdens de lange debatten die
er gevoerd werden op TV is er niemand geweest di er met een woord heeft over
gerept.
*
En dan is er ook nog
iets dat me is opgevallen, iets in verband met de uitslag van de Koningin Elisabeth
Wedstrijd. Ik had, en ik niet alleen, een andere winnares gezien, namelijk de
Roemeense Ioana Cristina Goisea - ze was maar vijfde of zesde. Ik dacht er over na. Hoewel ik niet bij machte
ben om met zekerheid het vioolspel van iemand te beoordelen, heb ik wel een
oordeel over het vioolconcerto. En is het me duidelijk dat ik me niet gebaseerd
heb op het spel van de violoniste, maar op het Concerto zelf. En, dat ik meer
genoten heb van dit van Shostakovich dan van alle andere Concerti. De jury
daarentegen beloonde de violoniste die volgens hen het best presteerde, wat hun
volste recht was.
Schoenmaker blijft
bij uw leest is een oud gezegde, er steekt heel wat waarheid in.
27-05-2019, 06:53 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-05-2019 |
Waar ik aangekomen ben |
Er is een tijd
geweest dat ik dacht ruim te zitten, dat ik dacht normaal nog over een massa
jaren te beschikken. Dit is nu niet meer het geval, ik weet nu dat mijn jaren
beperkt zijn tot hoogstens enkele eenheden, of ik nog ooit een Koningin
Elisabeth Wedstrijd voor Viool zal meemaken valt sterk te betwijfelen. Ik zal
er geen cijfer, geen percentage - waar vandaag mee gegoocheld wordt - op
kleven, maar de kansen zijn flinterdun geworden. Ik leef er mee, het is een
achtergrondgeruis, zoals naar ik hoor het geruis van de Big Bang nog altijd te
horen is, meer is het niet en ook, het stoort me niet, er is toch geen ontkomen
aan.
Deze toestand beïnvloedt
niet mijn levenswijze, het zijn enkel de beperkingen opgelegd door mijn
lichaam, niet mijn gedachten die me er op wijzen. Het is het onvermijdelijke
dat toeslaat, het is zo en we aanvaarden het, hierover is geen enkele twijfel. Daarenboven
hebben we het groot geluk nog niet uitgeleefd te zijn, nog heel wat te doen te
hebben en deze gedachte voedt en houdt ons recht. Ik wou het toch eens gezegd
hebben, opdat je me niet zou zien als een uitgedroogde man - wat ik wel ben
maar niet geestelijk. Het is maar dat ik ooit stond waar jij nu staat en dat
jij eens in de toestand komen zult waar ik nu sta en je weten zult wat ik weet,
vooral dat het geen drama is, in tegendeel, het is eerder een geruststelling,
een vooruitzien naar iets dat totaal anders zal zijn. Waarvan we misschien
zelfs niet zullen beseffen dat het anders IS. Des te groter is het verwachten. Op
deze wijze ben ik vandaag ingesteld op wat het leven is, op wat het verder
verloop van mijn dagen is.
Niemand echter,
behalve zij die me kennen, houden hier rekening mee. Zo krijg ik van uit alle
hoeken en kanten voorstellen alsof ik nog een jonge man zou zijn, zoals men
zegt in de fleur van zijn leven. Hou er mee op aub. Zo is er De Standaard die
me tracht te verleiden met allerlei voorstellen om me in te schakelen in hun
abonnee-circuit. Ik zoek een weg, en deze blog is er een, om hen te zeggen, dat
ik de Standaard op een voet van gelijkheid stel met Le Monde, met El País,
zijnde een massa interessante teksten die ik te lezen krijg en waarvoor ik de
tijd niet heb of wil hebben. Want ik vind het totaal onfair me te beperken tot
het lezen van de titels van een artikel als ik weet de moeite die het aan de
auteur-journalist moet gekost hebben om het te bedenken en te schrijven. Dit is
in elk geval het gevoel dat ik er aan overhoud telkens ik het dagblad dichtvouw,
een deel(tje) ervan gelezen.
De Standaard zou dus
het geboortejaar moeten toevoegen aan hun adressenbestand, want ik wens niet
voortdurend in verleiding te komen, noch door hen, noch door om het even welk ander
dagblad of firma.
Ter verdediging van
mijn standpunt, zeg ik hen, en dan
vooral aan De Standaard, dat ik een regelmatige lezer ben van hun vrijdag-uitgave,
omwille van hun Standaard de Letteren - SdL - dat dit en in feite enkel dit
deel, deze katern is die me nog boeit, die me soms helpt om een van mijn
dagelijkse blogs te schrijven, waarvoor ik hen dankbaar ben.
Het is dus goed voor
hen te weten dat ik hun blad zeer genegen ben, maar dat het dagelijks door nemen/lezen
ervan me overstijgt me, het bijhouden van mijn dagelijkse blog vergt te veel
van mijn concentratie, overspant me. En overspanning op mijn leeftijd is te
mijden.
Aan De Standaard
vraag ik dus begrip te hebben als ik niet wens in te gaan op de aanbiedingen
die me regelmatig gedaan worden. Op een bepaalde
leeftijd gekomen is men de wereld ontgroeid en dit is mijn geval.
Om
oprecht te zijn, vandaag niet helemaal. Wat ik moet, straks in het
stemhokje, is denken aan het gevaar dat mijn achterkleinkinderen lopen: het
binnensijpelen in dit land van oncontroleerbare religieuze fanatiekelingen die
de dood niet schuwen, welke partij, die zeggingskracht heeft, treedt hier openlijk tegen op?
26-05-2019, 07:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2019 |
De tegenstelling. |
Ik zit nog altijd gevangen
in de wereld van de Koningin Elisabethwedstrijd voor viool die een bijzondere accent
legt op de meidagen van nu. De intensiteit ervan, zoals ik deze momenten beleef,
staat in schril contrast met wat de media te vertellen hebben over de komende
verkiezingen. Enerzijds, is er de verfijning, het stille genieten en het ingekeerd zijn en
anderzijds het brute, het obsederend, het afstotende, het zich immer herhalende
van de taal van de kandidaat-volksvertegenwoordigers, om daarna, eens verkozen,
laat ons zeggen voor 10% het land en voor 90 % de partij waartoe ze behoren, te
dienen, terwijl ze nochtans betaald worden, en goed betaald, om het land à 100
% te dienen. Dit is wat de jaren me geleerd hebben. Vandaag schitteren ze op
vele gebieden in de media; strooien ze beloftes rond op volle paginas, het kan
niet op. Ze verleiden ons wat ze allemaal gaan doen. Maar wat ze niet zeggen is
dat ze de tering gaan zetten naar de nering; wat ze niet zeggen is hoe ze de deficits
van de vorige regeringen gaan oplossen. Zeg me, geef me een goede reden waarom
ik naar hun gebazel zou gaan luisteren. Een zaak is zeker, ik moet het niet
hebben van al wat links is.
Hoe het eindigen zal
is geldig zo voor de verkiezingen als voor de Wedstrijd. Na de uitslag van
zaterdag is er de uitslag van zondag, beide zullen gejuich en teleurstelling brengen,
euforie en ontgoocheling, een momentopname waar we getuige van willen zijn.
De dag erop volgend,
herneemt het leven zijn gewone gang, hetzij met de laurierkrans op het hoofd,
hetzij met het hoofd in de grond.
Gelukkig zij die er aan ontsnappen, want welk resultaat ook, het leven waait
verder uit voor de overwinnaars als voor de verliezers.
Met mijn blog zit ik
er middenin. Kijk ik naar buiten, ik kom in de verkiezing terecht; kijk ik naar
binnen het is de Concours die zich aanmeldt, en het is deze laatste die me het
meest boeit. Het is een vreugde er mee begaan te zijn. Er blijven nog twee
avonden, voor driemaal Tsjaikovski en een Brahms, daarna komt de apotheose voor
de ene, de ontgoocheling voor de andere, we zullen meeleven met beide. Eén kans
op twaalf is niet veel, zes kansen op twaalf is verdedigbaar, dit is het risico
dat gelopen wordt. Ze weten dit van bij de aanvang, maar deel uitmaken van de verliezers
is zwaar om dragen voor een tijd dan toch, vooral voor zij die deelnamen en
zich realiseren dat ze nog niet zo ver staan als ze wel dachten. Hen wens ik volharding
en veel moed. Ik ben met hen begaan, zoals ik met allen begaan ben die een moeilijke
periode door te maken krijgen.
Het verschil tussen
wat buiten gebeurt en binnen is duidelijk, voor de verkiezingen heb je niet
veel te leren, soms wordt het je zelfs in de schoot geworpen. Voor de
deelnemers aan de Wedstrijd is het een gevecht van elke dag over een uiterst
lange periode, wil men enige kans maken. Het is een levensstijl, een opgaan in
de kunst van de muziek. Als ze slagen, en er zijn er altijd heel wat, zijn ze vreugde
en verwondering, zijn ze momenten van vervoering.
Het zijn die momenten
die we broodnodig hebben.
25-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2019 |
De Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2019 |
Dit is wat
ik schreef, de morgen van donderdag 23 mei na de dag van het optreden van de
Roemeense violoniste Ioana Cristina Goicea.
Ik vraag me af voor
wie het is dat er geapplaudisseerd wordt, is het voor het orkest, eigenlijk niet,
is het voor de violoniste, wellicht, maar indirect is het zeker ook - al zegt
men het niet dikwijls - voor de componist van het concerto, hier Dimitri
Shostakovich. Dit is wat ik doe, ik applaudisseer in de eerste plaats voor de
componist, hij bedacht het, hij zette de lijnen uit, hij is de meester; aan de
viool en, de dirigent en het orkest, is het trachten het geschrevene in al zijn facetten te laten openbloeien.
Ik heb een grote band
met het werk van Shostakovich, ik zie hem in de verlenging van Gustave Mahler,
hij is een even grote vernieuwer geweest die in woelige omstandigheden onder
toezicht en druk heeft moeten werken. Velen menen in zijn vioolconcerto, nummer
1, opus 77, de angstgevoelens te horen die hem bezielden tijdens het schrijven
ervan, anderen zouden zelfs wensen dat deze gevoelens tot uiting zouden komen
bij de uitvoering van het concerto, wat volgens mij te ver gegrepen is en dit
onmogelijk te vertalen is door een solist of soliste.
Ik kan me moeilijk inbeelden
wat het betekent te schrijven/te componeren met het zwaard van Damocles - in
het midden van de nacht opgepakt te worden om te verdwijnen in een donkere cel
- boven het hoofd, maar het is in dergelijke omstandigheden dat een groot deel
van zijn concerti en symfonieën zijn tot stand gekomen.
Maar wat de wedstrijd
zelf betreft, verwacht niet dat ik me met kennis van zaken ga uitspreken over
de prestatie van Ioana Cristina Goicea, maar ik vond haar spel krachtig en
uiterst subtiel afgelijnd, zuiver en boeiend en het is zo, de prijzen worden
toegekend aan de durvers en de meesters in het vak. Ik denk dat zij een
grootmeester(es) is.
Weet ook dat ik een
voorliefde heb voor de klankenrijkheid van Shostakovich, dat ik hem graag mag,
vooral dan zijn concerti voor viool en deze voor piano. De trage bewegingen
erin zijn parels van intense muziek.
De Koningin Elisabeth
wedstrijd is dus voor mij geen concours. Ik kijk niet uit naar wie nu de beste
is van de twaalf. Ik een leek zijnde heb er geen behoefte aan te gaan
rangschikken. Maar steenbok zijnde ben ik een gevoelig mens en komen er soms vochtig ogen als ik
getroffen ben door een mooie passage, door hun technische vaardigheid, door hun
présence als jonge man of vrouw die het beste van zichzelf aan het geven zijn.
Ik denk dan niet zo zeer waar ze zullen eindigen, ik denk er wel aan dat het
jammer is dat er onder hen, onvermijdelijk, zes zijn die niet geklasseerd
zullen worden. Dit is samen met de mogelijkheid glorierijk te eindigen, het
risico dat ze allen
Natuurlijk ga ik ook
de overige concerti, deze van Brahms, van Tsjaikovski, van Beethoven beluisteren
en mijn oordeel hebben over de uitvoering ervan. Een oordeel dat ik dan toetsen
kan aan de beoordelingen van de specialisten ter zake. Er is hier niets
verkeerd aan.
En wat er ook van
zij, het zijn de componisten die centraal staan. Het is hun werk dat hier op
het voorplan is. Hoe ze er toe gekomen zijn, wat er aan vooraf is gegaan, hoe
ze er in geslaagd zijn dit resultaat te bereiken, gerangschikt te worden en
aanzien als de groten der aarde op muzikaal gebied is hun verdienste. Ze
blijven ons begeesteren, ze blijven ons ontroeren met hun werken. De tijd heeft
geen vat op hen. We weten dat er een wereld is die hen ignoreert, die zelfs hun
naam niet kent, laat staan hun muziek. Maar er is een grote kern die stand
houdt en overwinnen zal omdat hun werk het werk is van de geest in hen, en wie
geest zegt, zegt onsterfelijkheid. Zij zijn er het voorbeeld van.
Naschrift:
Voeg ik er nog aan
toe, deze morgen van 24 mei, dat de Beethoven en de Brahms van gisterenavond,
hoge, niet te evenaren monumenten zijn van wat een beschaving zoals die van ons
heeft voortgebracht. En de uitvoering ervan door twee jonge ontluikende dames een
schittering was van begaafdheid, technisch vermogen en inzicht. Verbazing op
twee gebieden: creatie van de geest en de begaafdheid tot het her-interpreteren
ervan, bijna onevenaarbare evenementen van wat de mens vermag.
24-05-2019, 06:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2019 |
Het boek in de hand, Sibelius in het hoofd |
Het is een snoer van
momentopnames dat ik achterlaat. Voetstappen gezet in verse sneeuw, uitlopend
in de toendra van het leven. En, het is een lange tocht geworden die gelukkig
verder loopt, zelfs nadat de sneeuw gesmolten is, loopt het spoor door. Ik
retraceer het soms. Ik herneem een stuk weg ervan, niet omdat het een verkeerd
stuk was, maar omdat ik het met meer inzicht bewandelen wil. Zo is er niets
definitiefs van wat er is. Kan alles herbekeken worden, zelfs herontdekt, zoals
een violoniste die Sibelius speelt, die telkens en telkens een andere Sibelius
is. Hoe rijk we zijn, elke morgen op te staan in een andere gedachtewereld die
dezelfde is als de vorige maar toch verschillend wat de lichtinval betreft die
het vertrekpunt is en de richting aangeeft.
We merken het pas als
we onderweg zijn, als we, komende uit de holte van de slaap, uit de vervoering
van een droom die we vergeten zijn, de draad van het leven weer opnemen, zijnde
dans lattente de Godot, het
meditatiemoment, staande op de heuvel van de dag, wachtend op het onverwachte.
Ons leven is een lang
wachten op wat komt of op wat niet komt, het wachten is ons in elk geval
gegeven, we worden het niet moe, het is ons toegestaan te verwachten wat
misschien nimmer komen zal, en als het komt, het ofwel te laat zal zijn of te
vroeg, want het zijn niet wij die er over beschikken. We weten het en schikken
ons ernaar opdat we niet verschrikken zouden als het onverwachte komt.
Elke dag, elk uur van
de dag is dit zo. Een gedachte die je overvalt, een boek dat je in de hand
neemt, dat daar ergens lag tussen andere boeken, maar van het ogenblik dat je
het in je handen voelt, leven gaat, trillen gaat en je het meeneemt zoals het
tere van een kinderhand dat je hand omknelt alsof het een bloem was.
Een boek dat je
opneemt is zoals een bloem, is zoals een kinderhand, is zoals je verwacht dat
het is zoals je weet dat het is. Zoals je ook weet dat er binnenin nog altijd
iets in meer is. Of het oneindige van een waardevol boek, dat je, eens je het
in de handen houdt, je eens te meer koesteren gaat. Het is wel niet aan
iedereen gegeven een boek te koesteren, maar als het zo is, is het een geluk,
is het iets dat lijkt op het begin van het onverwachte dat zich toont, een deeltje
van de sluier erover opgelicht.
Het is een momentum
dat je vastlegt voor latere dagen, als je de tekst terug zult vinden - if ever - en je je afvragen zult wat je
die ogenblikken wel bezielde om te schrijven wat er staat. Wie je waart op dat
ogenblik eenvoudigweg bezield door een boek in de hand?
We kennen ons nimmer
volledig. Achter elke hoek gaat er een ander aspect schuil van je
persoonlijkheid, als je er een hebt. Je gaat zelfs schuil achter de totaliteit
van wie je bent. Het ken je zelf heb je nooit bereikt, het blijft een zoeken,
vooral tot in het kleine, les petites
choses qui donnent la paix wist Bernanos. Je weet het als je, zoals ook
deze morgen nog, in de ban bent van Sibelius, van het begin van zijn
vioolconcerto, de prachtige aanhef, zoals iemand in een breed gewaad gewikkeld,
die uit het geritsel van bladeren uit het donkere woud op jou afkomt die je
omhelzen wil. Hier is het de violoniste, de Koreaanse Ji Won Song die je
omhelzen wil, omdat haar bede haar te aanhoren zo subtiel teer, zo innig
verwachtend, ogenblikken lang zich herhalend, aangehouden wordt alvorens het
volledig orkest invalt.
Het boek in de hand ,
naast jou neergelegd - misschien ga je het kezen, misschien niet - en Sibelius
komende uit het woud van je dagen, twee momenten.
Twee momenten die je bewaren wil, houden wil, beleven wil een lange tijd nog, tot het moment van het
tijdloze.
PS. De tijd van het schrijven was de morgen van 22 mei. Een tekst die ik deze morgen herlezen heb en verbeterd. In feite is het, het vioolconcerto van Shostakovich die ik in mijn hoofd heb deze morgen van 23 mei. En dit is een ander verhaal, of ik het uitschrijven zal weet ik nog niet. Beide concerti zijn niet te vergelijken, Shostakovich overstijgt me, ontroert me omdat ik weet in welke omstandigheden het geschreven werd. Dit wou ik er nog deze morgen aan toevoegen.
23-05-2019, 05:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2019 |
De poging |
Je houdt het beeld op
je netvlies. Je hield het in de nacht, telkens je ontwaakte uit telkens een
loden slaap. Je zoekt de woorden om te omklemmen wat je blijft zien, blijft
horen: beelden en klanken, vingers en snaren, een jong gelaat, een dirigent en
een orkest en centraal de viool. Alles in het kader van de Koningin
Elisabethwedstrijd voor viool en de uitvoering van een vioolconcerto.
Een concerto
neergezet, ogenblikken ver in het verleden, in magische tekens, door de magiër Antonin
Dvorák. Opgetekend wat hij toen in zich voelde opwellen aan klanken en ritmes,
komende uit het ongerijmde, uit het onbestaande; gegrepen wat van die ogenblikken
was en vastgezet. Erna de tijd erover en
nu teruggenomen, weer tot leven gebracht zoals het geschreven staat, een her-beademing
van energievelden: klanken en
krachtlijnen, kleuren vormend die warmte zijn, die ijzig zijn en er
tussenin zijn.
Dit alles en nog
oneindig meer dat was van de avond van 20 mei.
Thans, heel, heel
vaag geschetst, ontoereikend maar toch toereikend om een deel van wat gebeurde
uit te beelden, hij, het uitschrijvend, uit zijn confortzone gelicht.
(Het beluisteren van
een monument, dirigent en orkest, uur en datum, plaats en omstandigheden gekend
zijnde hij nu beschrijven gaat: het optreden van de violoniste Sylvia Huang. Gekluisterd
aan haar prestatie, haar interpretatie in dit onhandig ontleend kader, waarin
zij en Dvorák centraal staan, alle ogen, deze van de klassieke wereld, op hem,
maar meer op haar gericht. )
Ze ontglipt je niet,
je kijkt gefascineerd. Je volgt de golfbeweging van het lichaam, de taal van
haar gelaat, de schittering van de ogen, de zachte lijn van haar lippen, een
glimlach bijna, in een weelde van klanken, haar ziel die erin verweven ligt.
Je wil er zoveel over
zeggen. Je wil er een afdruk van die zich voortdurend wijzigen zal, als in een
vortex van klanken, innigheid in voluten van gevoeligheden, arabesken van
vrouwelijkheid, tederheid getekend in aquarel. Maar je hebt nog niets vermeld:
er zijn de vingers van de linkerhand, o, zo krachtig, zo soepel, zo hemels-vlug,
het spel ervan over de snaren, de viool die ze houdt onder haar kin, het
glanzende, geurende, trillende hout - de smaak ervan in haar mondhoeken, in
haar neusvleugels - en de strijkstok, hoe de strijkstok, hoe ze deze glijden
laat over de snaren, ver uit wandelend, of kort en krachtig, hemels vlug. Je
hoort en je ziet, het aller fijnste detail ervan. Niets ontgaat je, niets van
haar ingesteld-zijn op wat meer is dan dat klanken bieden kunnen.
Je dacht vanmorgen niets
er over te schrijven. Je zag op tegen de moeite dat het je vragen zou. Je wou
het momentum, de massa ervan, laten voor wat het was, ook omdat je wist dat je in
elke poging om te benaderen wat geweest was te kort zou komen, het ongepast zou
zijn.
Toch ben je na je
eerste zin, omdat het in je aard ligt, verder gegaan, oproepend wat je gezien
en gehoord had, want je wist dat wat zich afspeelde voor je ogen en wat je
hoorde, ogenblikken waren van een uitzonderlijke intensiteit: zij de noten
overnemend die Dvorák voor haar opnieuw aan het herschrijven was, geest op
geest geënt, verwoord via de vingertoppen van de linkerhand.
Freeman Dyson[1] zegde
ooit wat hij dacht over het schrijven. Hij had dit ook kunnen zeggen over het
vioolspelen.
Was het optreden van
Sylvia Huang een topprestatie? Het is niet aan mij om er over te oordelen, maar
ze heeft me begeesterd, ze heeft me diep geraakt, wat wellicht haar bedoeling
was.
Ik zal zelf met mijn woorden, de vormgeving van wat was, hier geen gevoelens opwekken. Ik wou er trouwens
veel meer over zeggen, dit hier is maar een poging. Maar ik kleefde vast aan de
handelingen die ik zag, terwijl het innerlijke gebeuren ongrijpbaar bleef. Ik
heb me moeten beperken tot wat grijpbaar was: de essentie, het overbrengen van
de geest van Dvorák naar de vingertoppen van Huang, bereikte ik niet, een
benaderende foto ervan misschien, wel.
Historiek:
Je begon aan deze
blog de morgen van 21 mei, vóór het licht opkwam. Je werkte er verder aan na
het ontbijt tot de vijfhonderd woorden er stonden. Je herwerkte hem,
twee, drie maal telkens met een tussenpoos. Je herschikte hem, verbeterde,
vulde hem aan en nam dingen weg. Het was middag toen. Je herbegon laat in de
namiddag. Je dacht dat hij passen zou, maar je herlas hem om 20.00 uur en je logde
hem in om 20.33 uur. Je haalde hem terug
om 23.30 om hem een laatste maal aan te vullen met deze paragraaf hier, waarna
je hem inlogde voor de dag van 22 mei. Je herlas hem de morgen van 22 mei en verbeterde wat je nodig dacht te verbeteren. Het is 07.51
[1] Freeman
Dyson: Infinite in all directions, Penguin books 1988, page 118:
To me the most astounding fact in the universe, even
more astounding than the flight of the Monarch butterfly, is the power of mind
which drives my fingers as I write these words.
22-05-2019, 17:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-05-2019 |
Elke dag. |
Elke dag is een
werkdag voor mij, hier is geen uitzondering op. Hij, de dag, begint vroeg in de
morgen en eindigt soms laat in de nacht als er in de loop ervan,
gebeurtenissen/omstandigheden zijn die me weg houden van mijn schrijftafel. Dit
was gisteren het geval. Het was ook gisteren dat ik me realiseerde hoe slecht
ik te been ben, hoe wankel mijn evenwicht is en hoe bezorgd mijn familie als ik
me verplaats. Tekenen die me erop wijzen hoe het, in tegenstelling tot mijn
geest, met mijn lichaam is gesteld. En ook hoe ik fungeer als ik rondloop met
een ongeschreven blog, hoe ik adem en waar ik blijf aan deken.
Het is nu eenmaal zo.
Ik haal het even aan als een verwittiging aan mezelf opdat ik weten zou waaraan
ik me te houden heb, namelijk, in alles prioriteit te geven aan mijn blog want
het schrijven ervan loopt soms uit. Zo, ik herhaal, het is me duidelijk, elke
dag is een werkdag van een bepaalde soort. Dit is wat ik me schrijf deze
morgen, een brief die ik wat later nog eens herlezen zal, hoewel het niet nodig
is deze te herlezen, hij is mijn adem. De adem van mijn dagen is mijn werk,
tenminste zo zie ik het.
Welk gezelschap ben
ik dan voor mijn echtgenote, welk voor mijn vrienden, welk voor mezelf? Allen
moeten ze omgaan met iemand die, ofwel bezig is met het denken aan, of met het
schrijven van een blog; ofwel aan het nadenken is over een blog die geschreven
staat of denken aan wat zijn volgende blog gaat zijn. Zo overleef ik als een
boom die met zijn wortels gekneld zit in een rotsspleet, en het is zo geweest
van jongs af.
Welk mirakel verwacht
ik nog dat zou kunnen gebeuren een van de komende dagen? Welk mirakel verwacht
jij nog, als, zoals deze morgen de luchten gesloten blijven? Dat het opklare,
dat de zon er door kome en alles in kleuren en geuren te voorschijn komen moge
- dat we nog eens voor de laatste maal de voorwaardelijke wijze gebruiken mogen
- opdat het ons verblijden zou!
Veel is het niet,
maar op het punt waar ik aangekomen ben valt er niet veel méér te verwachten.
Wat me wel nog deert is dat je me lezen blijft, zo talrijk mogelijk. Ik voel me
dan gesterkt, het is het voedsel en het water dat mijn geknelde wortels bereikt
en mijn groei mogelijk maakt; dat me in leven houdt.
Gedenk me in uwe
gebeden vraagt Villiard de Honnecourt;
gedenk me zoals ik ben en zoals ik schrijf vraag ik jullie. Laat me niet alleen
achter met het geschrevene van elke dag, maar neem het op, opdat de essentie
ervan openbloeien moge, gekeerd naar het licht waarvan Suger dacht dat het God
was, ook Akhnaton dacht het van de zon. Ook ik kijk er naar uit om te zien hoe
krachtig het leven is als het getekend wordt door het licht.
We zijn niet zo veel
als het anders is dan wat we wensen dat het zou zijn.
21-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-05-2019 |
Nog over de kathedraalbouwers |
Wat is van de Islam
die ons belaagt wil ik vandaag het liefst vergeten, wil ik verdoezelen en terugkeren ver in de tijd,
heel ver, de tijd van de kathedraalbouwers, vooraleer hun geest - als hij nog
niet helemaal zou verdwenen zijn? - aan het verwateren is. Alles nu toegespitst
op de grote vraag, waarop we nog steeds een antwoord zoeken: wat bezielde de
bouwmeesters om plots de romaanse bouwstijl te verlaten, en de hoogtes, voor
hen die van het spirituele, op te zoeken en te verwerken in hun bouwwerken
waarvan we ons de moeilijkheidsgraad niet kunnen voorstellen.
Van de jaren duizend
af verrees er in bijna elk dorp in Frankrijk een romaans kerkje in witte steen.
Waar haalde men de bouwmeesters, metsers, steenhouwers, beeldhouwers,
timmerlieden vond weet ik niet. Wel las ik in een document van die tijd dat aan
de edelen, die rijker waren aan kinderen dan aan goud, gevraagd werd hun zonen
op te voeden in de edele kunst van Vitruvius en dat er overal in het land
scholen werden opgericht door de Benedictijnen om de bouwkunst aan te leren. Dit,
en het is niemand minder dan Kafka die dit vertelt, zoals de scholen die door
de Chinese keizer werden opgericht in het vooruitzicht van de bouw van de
Chinese muur.
Maar dan, in het
begin van de XIIde
eeuw gebeurt er iets vreemd in het Westen. De romaanse bouwtrant verzwakt,
verdwijnt en andere zeer goed gevormde bouwmeesters[1] steken
de kop op. Waarvan als voorbeeld, Suger, de abt van St.Denis bij Parijs, de
eerste die gotisch begon te denken. Hij verbouwde zijn abdijkerk door de muren
ervan te openen door het aanbrengen van grotere, wijdere vensters, opdat het
licht - dat God was - binnen zou vallen
op de gelovigen die aldus, via dit licht, nader tot God zouden kunnen komen.
Hij verpulverde zelfs edelstenen, pulver dat hij verwerkte in het glas om meer
kleur te geven aan het licht dat binnen viel. Suger was de eerste in Frankrijk
die hiermede de gotische, in feite zuiver Keltische, gedachte binnen bracht.
Daarna is er Chartres gekomen. Vermoed wordt zelfs dat de oude kerk daar in
brand werd gestoken om een totaal nieuwe te kunnen bouwen, en welke nieuwe: een
kathedraal die alle verwachtingen toen overtrof en nu nog overtreft. Men leze
maar Les mystères de la Cathédrale de
Chartres van Louis Charpentier (Ed.Robert Laffont).
Wie waren die
meesterbouwers, welke bezieling kenden ze en wie sleepten ze mee in die
bezieling. Ik zeg dit maar, omdat ik wens tegemoet te komen aan schrijvers zoals Follett, en er zijn er vele
anderen, die weten waar het omgaat in onze westerse wereld; die zich
vastklampen aan de geest van de kathedraalbouwers, de naamloze, de durvers, die
werkten in het aanschijn van hun, geestbrengende en levengevende God, en niet
alleen zij, iedereen die er aan meegewerkt heeft. Ook de ossen, het gespan
afgebeeld boven op de toren van de kathedraal van Laon - op een hoogte gelegen - werkten voor God en
kregen hun beeld boven op de torens van de kathedraal.
Dit alles is verleden
tijd, er zijn wel durvers gebleven, architecten die het onmogelijk geachte
gebouwd hebben, evenwel in een totaal andere geest. Elke stad van aanzien heeft
nu zijn museum, zijn concerthall, zijn voetbaltempel, om het volk, de toerist,
te lokken. Maar het doel dat beoogd wordt is geldgewin, is sensatie, is machtsvertoon,
maar is geen uiting meer van het metafysische, het religieuze dat woekerde in
de mens van toen.
We hebben, vandaag,
onze erfenis als kathedraalbouwers kwijtgespeeld, opgegeven. Ook in de kunst,
het zijn nu de Koons-en, de Hirst-en die het voor het zeggen hebben. Het is
voor hen dat we zijn gaan knielen en, op een ander gebied, voor de Madonnas
die als godinnen aangesproken worden.
Het kan gebeuren in
tijden zoals deze.
[1] Onder hen, Villiard de Honnecourt die
in het begin van de XIIIde eeuw een soort carnet nalaat, dat als volgt
aanvangt: Villiard
de Honnecourt vous salue et prie tous ceux qui travaillent aux divers genres
d'ouvrages, contenus dans ce livre, de prier pour
son âme et de se souvenir de lui.. (Carnet de Villiard de Honnecourt : XIIIe siècle,
Ed. Stock 1986, p 9).
20-05-2019, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-05-2019 |
Ken Follett en Notre Dame |
Eigenlijk zat ik
vandaag nergens. Dacht ik aan het voorbije. Dacht ik aan de vier essays van een
twintigtal paginas die ik in het verleden geschreven heb en die verscholen
liggen in bijna tien volle jaren blogs. Dacht ik er ernstig aan deze te gaan herschrijven
en ze in vier blogs te laten gaan. Dit is een van de beloften die ik me doe,
zoals ik er zovele al heb gedaan en niet heb volbracht, waarom zou ik er thans niet
in slagen, nu de tijd begint te dringen.
Maar, wenst er wel iemand
te weten wat ik denk over Poëzie, wat ik denk over de mens in de kosmos, over
de bouwers van kathedralen, weet ik er iets meer over dan al wat er reeds
opgetekend staat in duizend boeken verspreid over de wereld?
En toch, ik las in de Standaard
(17.05) over Ken Follett (°1949) de
Britse bestsellers-schrijver dat op 13 juni van hem een onuitgegeven werk verschijnt
ten voordele van de wederopbouw van de Notre-Dame in Parijs. Hij schreef ook, meldt
de Standaard: in de voorbije weken een
tekst over de geschiedenis van de Notre-Dame en over zijn invloed op de
literatuur.
Ik citeer wat ik letterlijk overneem
van Google:
Our Lady of
Paris embodies our relationship with the Story, confided Ken Follett to the
AFP the day after the fire. The construction of Notre-Dame started in 1163, it
was almost 1000 years. When one sees such a building be destroyed, it is as if
someone died. Today, the writer is about to publish a short story in which he
sends passion of the cathedrals and the strong link and the ancestral
between Notre Dame and us, explains Cécile Boyer-Runge, director of Editions
Robert Laffont. A publication that would tell the emotion of Ken Follett and
which will be especially on the history of this masterpiece of gothic art, from
its construction to its influence on literature, his own as that of Victor
Hugo.
If the
people were weeping on 15 April, in Paris as everywhere in the world, explains
Ken Follett in the press release of the publishing house, it is because
something very important and intimate was in the process of being destroyed
before their eyes. We are the heirs of the builders of cathedrals, and I want
to participate in the reconstruction of Notre-Dame. The profits of the book
and its copyrights will be donated to the Heritage Foundation, entitled since
April 16, to receive donations for Our Lady.
*
Heel klaar is het me niet
wat het boek en de nieuwe tekst betreft, maar één zin hieruit frappeert me: We are the heirs of the builders of cathedrals.
En één besluit dat ik trek hieruit, ik zal Ken Folletts, The pillars of the Earth moeten
lezen.
Ik heb er in zijn tijd - de
jaren negentig - een essay over geschreven met als besluit dat de gotische
kathedraal, althans zeker de eerste, kosmische bouwwerken waren, gebaseerd op wat
Stonehenge moet geweest zijn, wat misschien ver gezocht is, maar dan toch een benadering.
Anderzijds, of
(kitchkoning) Jeff Koons[1]
met zijn konijn - het is me zelfs geen hoofdletter waard - het bewijst levert
een erfgenaam te zijn van de kathedraalbouwers, betwijfel ik ten stelligste,
wat eveneens gezegd kan worden van de bieder-kopers die de prijs van dat
bewuste konijn opjoegen tot de waarde van bijna 200 villas elk van 500.000 US
dollars, of, van waarden gesproken.
Gekker, immoreler, kan niet.
[1] Koons houdt ons een cynische spiegel voor. Hij laat
zien hoe gemakkelijk we te vertederen zijn, hoe we ons laten manipuleren door oppervlakkigheid.
Geert van der Speeten in de Standaard van 17 mei.
19-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-05-2019 |
Er is geen keren aan. |
Aan een vriend die me belde uit de nevelen van de
tijd en wat ik hem achteraf mailde:
Er is geen keren aan.
Mijn vriend, wat was, er
is geen keren aan,
het nu van toen, zelfs nog
zo intens beleefd,
is nimmer meer het nu van
nu,
wat voorbij is, is
voorbij, er is geen keren aan.
De dagen van de Highlands,
waar ons hart lang
achterbleef, herinner je :
Glen Coe waar we waren,
de berg die we er beklommen, de distelvink
op tafel die uit je hand
kwam eten, en dan
Fort William in de
winkel we een identieke pull gekocht
die enkel nog op foto kan gezocht.
Herinner je, mijn
vriend : Tiroran waar we waren
In het rood gemerkt in
onze Guide Michelin.
Het licht dat daar gouden
op het water was,
de
luchten en de wolken,
door hoge winden
opgejaagd, en dan, mijn vriend:
the holy isle, Iona en niets dat ons kon
deren.
Je weet het wel in de kathedraal hoe getemperd
er het licht van ouds, toen we binnen waren,
hebben we er gebeden toen?
De zee-en er rondom als losgelaten,
het zout ervan dat op de
lippen kleeft
en hoog de meeuwen waar ze
hangen bleven
een korte tijd, je weet
het wel hoe wijd
die geest van ons er boven op de heuvel,
hoe grillig fijn het
verdorde bosje heide,
tot nu bewaard.
Op andere momenten komende
van St John oGroats:
de dame toen, zo oud als
wij nu zijn,
haar huis in eenzaamheid
verloren, herinner je,
de geur van turf, de regen
ook:
and do you know why
Scotland is so beautiful?
Hoe vol van jeugd we toen
nog waren en hoe ver
we zijn afgedwaald,
dooreen gehaald, vervreemd.
Neen, neen, er is geen
keren aan.
Maar, mijn vriend, wat
keert zovele malen,
Zijn de herinneringen en deze
binden ons,
en woorden hoeven niet, en
fotos evenmin,
voldoende is, te weten we houden het al,
zelfs, als er van wat
was, niets keren zal.
18-05-2019, 06:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-05-2019 |
Half-mei |
Je meent dat er iets is in jou dat niet te
beschrijven valt, zelfs niet te tekenen. Iets dat vormloos is, dat er al een
tijd is, dat tracht zich los te wrikken uit de massa als een geheel, maar het
lukt niet. Het lukt maar niet wat je ook betracht, je bent niet vindingrijk
genoeg, schijnbaar.
Het ding, die wolk, die cluster is er, je weet het
en toch kom je er niet toe te zeggen wat het precies is noch hoe het er is als een
een deel, maar je weet niet welk, van een landschap, een deel klanken, eerder
de kleur ervan, van een symfonie, een deel van het innerlijke, de geest van een
woud, eeuwenoud, van alle bomen als één boom genomen. Het kan allemaal, maar je
aarzelt.
Het is bij momenten - want het houdt je bezig -
alsof jijzelf er niet meer bent, alsof je er staat zonder er te staan, doorzichtig
als water, alsof jij dat iets ware en
dat iets jou. Een wisselwerking, een verbondenheid die leidt tot een
vereenzelviging.
Zoals je, je gisteren zag rondlopen in het bos,
zonder er te zijn en toch het dalkruid zag - uiterst zeldzaam geworden - en de
geuren rook, de zerpe geur van rottende bladeren die opsteeg en je bedwelmde,
zonder je te bedwelmen. Maar het had gekund, had je er reëel geweest.
Dit is of dit zou het zijn als je dat iets ware,
een geest onder een stolp die uitkijkt op wat is rondom hem, maar onmachtig is
om wat ook anders te doen dan toe te zien, te weten al wat er is, maar geen
woorden om het vast te leggen voor later, de stolp geopend en je er terug zult
zijn.
Vertel het maar aan allen die je lezen en er zijn
om je op te zoeken, zelfs als je er niet bent vinden ze je, in het vreemde dat
je schrijft, het enige dat er is van de persoon die je waart toen het
opgetekend werd . Maar dit hier is van het iets dat er is en niet te vatten is noch als boom, noch als
lelietje van dalen..
Al kan het - wat je
nu denkt - dat het iets is van de geest in de boom of van alle bomen
samen of de geest in alle bloemen samen, waarom niet van in planten samen. De
essentie aan geest die is van het vormen van de knoppen eerst, van het
openbarsten ervan en van het bevrucht worden tot het zaad dat vallen zal. En op
zijn beurt dat plant zal worden, en van enkele ervan, il en naîtra des arbres pour lébénisterie.
Het was geen avontuur waarin je verwikkeld waart,
het was een echo van wat is en van wat nog komen zal. Het meest bevreemdende
dat je overkomt in de morgen, het punt van half-mei dat je maar al te dikwijls
al hebt overschreden opdat het blijven gebeuren zou.
Hoe eigenaardig ook je gesprek met
het woord was vanmorgen, het staat geacteerd.
17-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-05-2019 |
Hoe een blog tot stand komt. |
Ik ga maar verder. Ik dring steeds maar verder en
verder het bos van woorden binnen. Ik houd er geen tekening aan over, hoogstens
een vage schets, omdat het ook niet mijn bedoeling is. Al wat ik overbreng is
een uitvloeisel van het Essay dat ik schreef in 2015 en hier als blog
verscheen. Vier jaar terug in de tijd dus. Alsof er van 2015 tot vandaag,
weinig gebeurde dat niet zou geschreven zijn in de geest van toen. Er zijn wel
een groot pak woorden aan toegevoegd, want elke dag is een nieuw beginnen, volgend
op het nieuw beginnen van de vorige dag. Soms loopt het uit in een schijnbaar
andere richting maar veel nieuwigheden zijn er niet aan.
Ik zegde het al, als mijn blog er staat is hij even verrassend
voor mij als verrassend voor jou. Ik herlees hem zoals jij hem leest, meer is
het niet en het is verwondering of het is maar zo en zo, een aanvulling of herhaling
van wat er was: 2015 zijnde van al wat er was vóór 2015.
Voor elke dag in de tijd een kalenderblaadje met wat
woorden, een blaadje dat wordt weggelegd, de blok blaadjes die volumineuzer en
volumineuzer wordt. Uiteindelijk, is het dit wat gebeurt, zelfs al is het heel
wat meer.
Dit is zo van vele zaken, gebeurtenissen die ontstaan,
in een punt ver in de tijd, die de aanleiding zijn voor andere gebeurtenissen,
alle even belangrijk, die zich uiteindelijk culmineren, bv. wat mij betreft, elke
dag in een blog van minstens vijf
honderd woorden, voor minder doe ik het niet.
Ik besef het niet altijd - ben er niet mee bezig -
maar al wat komt is van de weg die wordt afgelegd, ingevolge de omstandigheden
die er zijn aan voorafgegaan, die het gevolg zijn van het er-zijn wat de plaats
betreft, het zichtbare, als wat er is van het onzichtbare, de wereld van onze
gedachten. Alles wordt getekend in woorden. Gelukkig dat die onzichtbare wereld
daar is, wie zouden we anders wel zijn? In elk geval, ik vertrouw op elk ogenblik van de dag, zelfs van de
nacht, op die wereld en mijn vertrouwen is groot, zelfs als ik niets te zeggen
heb, zoals vandaag.
Gisteren had ik een mooie zin, er is een blog uit voortgekomen,
vandaag is het een blog die voortgekomen is uit de nasleep van die van gisteren
en deze uit de nasleep van alle andere die geschreven staan. Ik denk niet dat
er een is die er uitsteekt als een vreemde eend in de bijt. Wel zijn er ook
ongeschreven blogs, enkele wellicht, die er zijn aan vooraf gegaan, er kan geen
onderscheid worden gemaakt op deze basis.
Ik kijk hoe ver ik nog te gaan heb - heb nu 407
woorden - om af te werken wat ik te doen heb.
Het blijkt een dag te zijn van bekentenissen. Een
openvouwen van hoe de dingen gebeuren bij mij. Er zijn geen geheimen aan
verbonden, het stramien is en blijft het zelfde: het bos binnen gaan en de
bomen, de struiken, de planten nemen zoals ze zijn, tot het lelietje-van-dalen,
tot het dalkruid toe, de zwammen en de mossen en zeker de geuren van alles, het wondere van de geuren van een bos in volle leven. Veelal er door
bedwelmd wat een soort van mirakel is. Zo denk ik erover toch.
De woorden die ik schrijf zijn dus meer dan woorden.
16-05-2019, 06:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-05-2019 |
Aftastend van wat er is van het er-zijn. |
Het lichaam dat van het lichaam van de Kosmos is; de
geest die we ontleenden die van de geest van de Kosmos is. Het ene dat van het
sterven is, het andere dat van het eeuwige is. Hiermede is alles gezegd wat
gezegd hoefde te worden. Neem het op in jou om het nimmer meer los te laten. Maak
er een grafschrift van als je er een zoeken zou. Het is de kroning van een
levensbeschouwing.
Je wachtte tot 15 mei van het jaar 2019 om dit neer te
schrijven op de wijze waarop het er staat. Een ingeving toen je wakker werd,
die begon als: de dood die van het
lichaam is, waaruit de eerste zes lijnen van je betoog hier hoger, opgeschoten
zijn. Ineens, as a rosebud - deze van Orson Welles -
zich opent in de morgen.
Terwijl het wenselijk is, de as van het lichaam terug
te storten aan de as van de aarde, niet om het even waar, liefst op een plaats
die je duurbaar is, heb je geen zorg om de geest, die wordt overgenomen, terug
gestort in de massa geest waaruit hij is ontstaan. Zo zien we het in woorden vandaag,
morgen misschien in andere woorden, telkens een nieuwe poging om door te
dringen tot wat de waarheid is of zou kunnen zijn, of dan toch ten dele.
Terwijl, wat van het woord is, van in den beginne is,
het pact dat we gesloten hebben het als dusdanig te gebruiken. Niets staat
dichter, bij wat er was, op het precieze ogenblik vóór dat alles begon. Het
priem-ogenblik dat van dan af de tijd werd: ogenblikken aan elkaar geregen, ook
deze van je optreden hier op deze aarde. Het had even goed op een andere plaats dan de aarde, kunnen zijn. In elk geval je bent
er, in de schelp die je lichaam is, het lichaam dat je nodig hebt om de geest
te houden die je werd toevertrouwd én, te gebruiken. Je bent er als
vertegenwoordiger, van de geest van het Al. Veel is het niet, maar toch ook oneindig
dit te kunnen.
Wat me ontgaat is, waarom ik er ben als die
vertegenwoordiger. Maar ik ben er, dus moet er een reden zijn dat ik er ben.
Moet er zelfs een reden zijn dat ik er ben als een ik en niet als een we. Al
moet het gezegd dat ik me ook soms voel als een we, dat ik me voel als een
ik in een we. Een groot deel van de tijd gebeurt dit, voel ik me als een
deel van zij die zijn. Het is zo iets als de schelpen die van de zee zijn en de
zee die van de schelpen is.
Ik ben nu, schrijvend en denkend, begaan met het
wezenlijke onwezenlijke. Mijn lichaam is als een boom in een bos, maar het
weten dat ik die boom ben ontgaat me, because
I do not know why I do know it. Dit wil zeggen ik weet niet of het wel
correct is te denken als een boom in het bos en niet, te denken als een bos van
bomen, want dit ben ik als ik spreek: een deel van de geest van het Al.
Tot hier geraakte ik deze morgen, het is heel wat meer
dan een Spielerei van woorden, het is een aftasten van wat het is te zijn van
het zijnde.
Om het meest vreemde te verkondigen van wat ik ooit
verkondigde en, er toch maar niet in te slagen.
15-05-2019, 06:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-05-2019 |
Vassili Grossman. |
Zoals
gisteren in mijn gedachten ineens de Ulysses van Dante opdook, zo was er
vandaag in de schemer van de morgen, het boek Vie et Destin[1] van Vassili
Grossman waar ik aan dacht omwille van een bepaalde passage erin.
Later
in de voormiddag heb ik het boek opgezocht, heb ik voor het eerst de inleiding
van E. Etkind gelezen en werd ik getroffen door het feit dat zijn manuscript
twintig jaar is blijven liggen vooraleer het in 1980 gepubliceerd werd in het
Westen. E. ETkin die de inleiding schreef, zegt hierover:
Vingt ans
Un long délai. En vingt ans un homme peut changer du tout au
tout, la planète peut se métamorphoser, les goûts esthétiques se transformer.
Mais le vrai, lessentiel, le fondamental
ne changent pas. Le pain reste le pain, leau reste leau
Die
periode van twintig jaar heeft me gegrepen. Toch denk ik dat mijn ideeën van
het jaar 2000 nog steeds deze zijn van nu, dat ik in dat jaar reeds wist wat ik
nu nog altijd blijf verkondigen en dat ik uiteindelijk gedurende al die jaren
herkauwd heb wat ik toen al in mijn dagboeken geschreven had. Ik ben in een
cirkel blijven rond draaien, heb de zaken wellicht op een andere wijze
voorgesteld maar of ik er iets nieuws heb aan toegevoegd betwijfel ik.
Een
passage uit het boek dat ik las in het begin van de jaren tachtig was me
bijgebleven - na
verloop van tijd herleid een boek zich tot enkele bijzondere passages die nu en
dan opduiken deze speelt zich af de avond dat
één van de hoofdpersonages, de fysicus Victor Strum, in de half verlichte
straat een plotse ingeving heeft die doorslaggevend zal zijn voor zijn verder werk.
Ik wist dat deze passage voorkwam onderaan de
linker bladzijde en ook dat ik ze wellicht met potlood had aangestipt. Na een
lange tijd bladeren kerend, vond ik wat ik zocht. Ik had wel juist geraden wat
de plaats op de pagina betrof maar had me vergist over de plaats in het boek,
namelijk pagina 270, terwijl ik aan het zoeken was in de laatste 300 paginas:
Il marchait -
het betreft hier de fysicus Victor Strum -
dans la rue déserte et mal éclairée. Lidée surgit brutalement. Et aussitôt,
sans hésiter, il comprit, il sentit que lidée était juste. Il vit une
explication neuve, extraordinairement neuve, des phénomènes nucléaires qui,
jusqualors, semblaient inexplicables ; soudain, les gouffres sétaient
changés en passerelles. Quelle simplicité, quelle clarté ! Que cette idée
était gracieuse et belle ! Il lui semblait que ce nétait pas lui qui
lavait fait naître mais quelle était montée à la surface, simple et légère
comme une fleur blanche sortie de la profondeur tranquille dun lac, et il
sexclama de bonheur en la voyant si belle.
Wat vreemd was voor Strum is dat deze idee plots opdook na een lange
discussie met vrienden,. Een open discussie van vrije mensen onder elkaar,
waarbij voor het eerst, vrij van gedachten werd gewisseld, niet over de partij
noch over de wetenschap, maar over de zin van het leven en de zin van de dood,
wat, zelfs onder vrienden, zelden gebeurde.
Achteraf vernemen we dat de idee van Victor
Pavlevitch Strum niet zo goed wordt onthaald bij de leiders van het labo waar
Strum opzoekingen doet in het raam van de kwantum fysica. Ze vinden dat wat
Strum naar voor brengt, hoe schitterend zijn idee ook moge zijn, zijn theorieën
de aard van de materie tegenspreken.
Waarop Strum openlijk, tot schrik van zijn
vrienden, reageert en onomwonden zegt, dat de mathematische logica van zijn
idee de theorieën van Engels en Lenin ruim overstijgt. En dat het de theorieën
van Lenin zijn die moeten aangepast worden aan de wetten van de fysica en niet
de wetten van de fysica aangepast aan de theorieën van Lenin.
In feite is dit het weinige, maar hoe veelzeggend,
dat me van het boek is bijgebleven. Ik zou het kunnen herlezen, maar zo zijn er
honderden boeken die wachten om herlezen te worden.
Hoe denkt jij erover?
[1] Vassili Grossman: Vie et Destin, Edition Juliard/LAge dHomme, 1983,
traduit du Russe par Alexis Berelowitch. . Het is een boek van meer dan 800 paginas over het Rusland
tijdens de tweede Wereldoorlog en onder meer over de slag om Stalingrad.
14-05-2019, 06:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |