Wat is van de Islam
die ons belaagt wil ik vandaag het liefst vergeten, wil ik verdoezelen en terugkeren ver in de tijd,
heel ver, de tijd van de kathedraalbouwers, vooraleer hun geest - als hij nog
niet helemaal zou verdwenen zijn? - aan het verwateren is. Alles nu toegespitst
op de grote vraag, waarop we nog steeds een antwoord zoeken: wat bezielde de
bouwmeesters om plots de romaanse bouwstijl te verlaten, en de hoogtes, voor
hen die van het spirituele, op te zoeken en te verwerken in hun bouwwerken
waarvan we ons de moeilijkheidsgraad niet kunnen voorstellen.
Van de jaren duizend
af verrees er in bijna elk dorp in Frankrijk een romaans kerkje in witte steen.
Waar haalde men de bouwmeesters, metsers, steenhouwers, beeldhouwers,
timmerlieden vond weet ik niet. Wel las ik in een document van die tijd dat aan
de edelen, die rijker waren aan kinderen dan aan goud, gevraagd werd hun zonen
op te voeden in de edele kunst van Vitruvius en dat er overal in het land
scholen werden opgericht door de Benedictijnen om de bouwkunst aan te leren. Dit,
en het is niemand minder dan Kafka die dit vertelt, zoals de scholen die door
de Chinese keizer werden opgericht in het vooruitzicht van de bouw van de
Chinese muur.
Maar dan, in het
begin van de XIIde
eeuw gebeurt er iets vreemd in het Westen. De romaanse bouwtrant verzwakt,
verdwijnt en andere zeer goed gevormde bouwmeesters[1] steken
de kop op. Waarvan als voorbeeld, Suger, de abt van St.Denis bij Parijs, de
eerste die gotisch begon te denken. Hij verbouwde zijn abdijkerk door de muren
ervan te openen door het aanbrengen van grotere, wijdere vensters, opdat het
licht - dat God was - binnen zou vallen
op de gelovigen die aldus, via dit licht, nader tot God zouden kunnen komen.
Hij verpulverde zelfs edelstenen, pulver dat hij verwerkte in het glas om meer
kleur te geven aan het licht dat binnen viel. Suger was de eerste in Frankrijk
die hiermede de gotische, in feite zuiver Keltische, gedachte binnen bracht.
Daarna is er Chartres gekomen. Vermoed wordt zelfs dat de oude kerk daar in
brand werd gestoken om een totaal nieuwe te kunnen bouwen, en welke nieuwe: een
kathedraal die alle verwachtingen toen overtrof en nu nog overtreft. Men leze
maar Les mystères de la Cathédrale de
Chartres van Louis Charpentier (Ed.Robert Laffont).
Wie waren die
meesterbouwers, welke bezieling kenden ze en wie sleepten ze mee in die
bezieling. Ik zeg dit maar, omdat ik wens tegemoet te komen aan schrijvers zoals Follett, en er zijn er vele
anderen, die weten waar het omgaat in onze westerse wereld; die zich
vastklampen aan de geest van de kathedraalbouwers, de naamloze, de durvers, die
werkten in het aanschijn van hun, geestbrengende en levengevende God, en niet
alleen zij, iedereen die er aan meegewerkt heeft. Ook de ossen, het gespan
afgebeeld boven op de toren van de kathedraal van Laon - op een hoogte gelegen - werkten voor God en
kregen hun beeld boven op de torens van de kathedraal.
Dit alles is verleden
tijd, er zijn wel durvers gebleven, architecten die het onmogelijk geachte
gebouwd hebben, evenwel in een totaal andere geest. Elke stad van aanzien heeft
nu zijn museum, zijn concerthall, zijn voetbaltempel, om het volk, de toerist,
te lokken. Maar het doel dat beoogd wordt is geldgewin, is sensatie, is machtsvertoon,
maar is geen uiting meer van het metafysische, het religieuze dat woekerde in
de mens van toen.
We hebben, vandaag,
onze erfenis als kathedraalbouwers kwijtgespeeld, opgegeven. Ook in de kunst,
het zijn nu de Koons-en, de Hirst-en die het voor het zeggen hebben. Het is
voor hen dat we zijn gaan knielen en, op een ander gebied, voor de Madonnas
die als godinnen aangesproken worden.
Het kan gebeuren in
tijden zoals deze.
[1] Onder hen, Villiard de Honnecourt die
in het begin van de XIIIde eeuw een soort carnet nalaat, dat als volgt
aanvangt: Villiard
de Honnecourt vous salue et prie tous ceux qui travaillent aux divers genres
d'ouvrages, contenus dans ce livre, de prier pour
son âme et de se souvenir de lui.. (Carnet de Villiard de Honnecourt : XIIIe siècle,
Ed. Stock 1986, p 9).
|