Hoe dikwijls
nog ga ik hallo juni mogen/kunnen schrijven. Ja, beide werkwoorden zijn
geldig, er is een nuance. Er mogen er nog zijn, en er kunnen er nog zijn.
Het eerste is een normaal verschijnsel, een hopen dat het zo is; het tweede is
een mogelijkheid dat er nog zullen komen en dan nog, dat ik in staat zal
blijven te doen wat ik nu noodzakelijk vind te kunnen doen, hier echter is er
absoluut geen zekerheid.
Onvermijdelijk
denk ik bij dit laatste aan wat Ferdinand von Schirah hierover wist te melden -
een korte tijd geleden schreef ik hierover en het blijft hangen - denk ik aan Christian
de Duve, die me doet denken aan Hugo Claus, die me doet denken aan Harry Mulisch.
Maar liefst niet.
Liefst niet. Daarom:
hallo juni, mijn vriendin onder de maanden, de zon op de middag heeft bijna
het hoogste punt boven de hemelequator bereikt, het begin, schijft mijn Sterrengids,
van de weerkundige zomer. De tijd van het bevruchten is voorbij, het is nu de
tijd van de vrucht die wast, de tijd dat alle krachten van de natuur worden
ingezet om het eindpunt, het doel van alle leven, het zaad ter voortplanting, te
bereiken en de cyclus te sluiten, glorierijk.
Is het ook
mijn tijd, vraag ik me af, de tijd dat de woorden die ik mijn hele leven heb
gezaaid vrucht gaan dragen?
Het is hier
ook een mogen/kunnen, maar dan van een gans andere aard. Het gebeurt meer en
meer dat ik s avonds voor ik slapen ga, een van mijn rode dagboeken meeneem en er ga in bladeren; dat ik
tracht te herlezen wat ik schreef in bijna minuscule lettertekens, dicht, te
dicht op elkaar en om deze redenen bijna het lezen ervan onmogelijk geworden. Ik
denk dan aan de energie die het me gekost heeft, niet zo zeer het schrijven
ervan, maar de moed die het me vergde elke dag te beginnen bovenaan mijn blank
blad - vandaag is het routine geworden - en pas te eindigen als het vol gezaaid
stond. Het was telkens meer dan een knielen om mijn avondgebed
te prevelen,
De boeken van
1978 tot en met 2010, staan er nu naast elkaar, het resultaat van een leven, maar
zoals ik het zie in mijn ongeloof, niet de vrucht ervan. Want, wat bracht het
op? Niets dan een last voor mijn nageslacht dat zich de vraag zal stellen,
wat doen we ermee, wie neemt de boeken mee naar huis, wie heeft er de plaats voor of,
wie heeft er de moed ze te lezen, te ontcijferen, te doorbladeren?
Mijn God, wat
ben ik ooit begonnen? Wat in den beginne een uitdaging was, een spel in een
zekere zin, is nu een last geworden want ik zelf heb niet de moed deze boeken bij
leven te vernietigen, hiervoor heb ik een Max Brod nodig.
Mijn hallo
juni van vanmorgen is aldus een probleem geworden dat eens te meer is
opgedoken en het is maar een begin van probleem, er moeten 10 jaren blogs aan
toegevoegd - gisteren zat ik aan 200 paginas voor het jaar 2019. Ik ga maar niet
gaan rekenen maar het is een massa woorden, zaden alles samen genomen.
Hij was, zal
men zeggen, een veelschrijver tot het ziekelijke toe en niet de minste vrucht
is er overgebleven van wat hij bij leven gezaaid heeft. De krachten van de
maand juni zijn niet doorgedrongen tot zijn woorden, deze werden niet bevrucht
door een of andere uitgeverij, de zaden die hij zaaide vielen in barre aarde, ergens op een verre toendra of in het zand van een of andere woestijn. Alles verloren
kiemkracht.
Waarom
eigenlijk, begon ik vandaag met een Hallo juni?
|