Je houdt het beeld op
je netvlies. Je hield het in de nacht, telkens je ontwaakte uit telkens een
loden slaap. Je zoekt de woorden om te omklemmen wat je blijft zien, blijft
horen: beelden en klanken, vingers en snaren, een jong gelaat, een dirigent en
een orkest en centraal de viool. Alles in het kader van de Koningin
Elisabethwedstrijd voor viool en de uitvoering van een vioolconcerto.
Een concerto
neergezet, ogenblikken ver in het verleden, in magische tekens, door de magiër Antonin
Dvorák. Opgetekend wat hij toen in zich voelde opwellen aan klanken en ritmes,
komende uit het ongerijmde, uit het onbestaande; gegrepen wat van die ogenblikken
was en vastgezet. Erna de tijd erover en
nu teruggenomen, weer tot leven gebracht zoals het geschreven staat, een her-beademing
van energievelden: klanken en
krachtlijnen, kleuren vormend die warmte zijn, die ijzig zijn en er
tussenin zijn.
Dit alles en nog
oneindig meer dat was van de avond van 20 mei.
Thans, heel, heel
vaag geschetst, ontoereikend maar toch toereikend om een deel van wat gebeurde
uit te beelden, hij, het uitschrijvend, uit zijn confortzone gelicht.
(Het beluisteren van
een monument, dirigent en orkest, uur en datum, plaats en omstandigheden gekend
zijnde hij nu beschrijven gaat: het optreden van de violoniste Sylvia Huang. Gekluisterd
aan haar prestatie, haar interpretatie in dit onhandig ontleend kader, waarin
zij en Dvorák centraal staan, alle ogen, deze van de klassieke wereld, op hem,
maar meer op haar gericht. )
Ze ontglipt je niet,
je kijkt gefascineerd. Je volgt de golfbeweging van het lichaam, de taal van
haar gelaat, de schittering van de ogen, de zachte lijn van haar lippen, een
glimlach bijna, in een weelde van klanken, haar ziel die erin verweven ligt.
Je wil er zoveel over
zeggen. Je wil er een afdruk van die zich voortdurend wijzigen zal, als in een
vortex van klanken, innigheid in voluten van gevoeligheden, arabesken van
vrouwelijkheid, tederheid getekend in aquarel. Maar je hebt nog niets vermeld:
er zijn de vingers van de linkerhand, o, zo krachtig, zo soepel, zo hemels-vlug,
het spel ervan over de snaren, de viool die ze houdt onder haar kin, het
glanzende, geurende, trillende hout - de smaak ervan in haar mondhoeken, in
haar neusvleugels - en de strijkstok, hoe de strijkstok, hoe ze deze glijden
laat over de snaren, ver uit wandelend, of kort en krachtig, hemels vlug. Je
hoort en je ziet, het aller fijnste detail ervan. Niets ontgaat je, niets van
haar ingesteld-zijn op wat meer is dan dat klanken bieden kunnen.
Je dacht vanmorgen niets
er over te schrijven. Je zag op tegen de moeite dat het je vragen zou. Je wou
het momentum, de massa ervan, laten voor wat het was, ook omdat je wist dat je in
elke poging om te benaderen wat geweest was te kort zou komen, het ongepast zou
zijn.
Toch ben je na je
eerste zin, omdat het in je aard ligt, verder gegaan, oproepend wat je gezien
en gehoord had, want je wist dat wat zich afspeelde voor je ogen en wat je
hoorde, ogenblikken waren van een uitzonderlijke intensiteit: zij de noten
overnemend die Dvorák voor haar opnieuw aan het herschrijven was, geest op
geest geënt, verwoord via de vingertoppen van de linkerhand.
Freeman Dyson[1] zegde
ooit wat hij dacht over het schrijven. Hij had dit ook kunnen zeggen over het
vioolspelen.
Was het optreden van
Sylvia Huang een topprestatie? Het is niet aan mij om er over te oordelen, maar
ze heeft me begeesterd, ze heeft me diep geraakt, wat wellicht haar bedoeling
was.
Ik zal zelf met mijn woorden, de vormgeving van wat was, hier geen gevoelens opwekken. Ik wou er trouwens
veel meer over zeggen, dit hier is maar een poging. Maar ik kleefde vast aan de
handelingen die ik zag, terwijl het innerlijke gebeuren ongrijpbaar bleef. Ik
heb me moeten beperken tot wat grijpbaar was: de essentie, het overbrengen van
de geest van Dvorák naar de vingertoppen van Huang, bereikte ik niet, een
benaderende foto ervan misschien, wel.
Historiek:
Je begon aan deze
blog de morgen van 21 mei, vóór het licht opkwam. Je werkte er verder aan na
het ontbijt tot de vijfhonderd woorden er stonden. Je herwerkte hem,
twee, drie maal telkens met een tussenpoos. Je herschikte hem, verbeterde,
vulde hem aan en nam dingen weg. Het was middag toen. Je herbegon laat in de
namiddag. Je dacht dat hij passen zou, maar je herlas hem om 20.00 uur en je logde
hem in om 20.33 uur. Je haalde hem terug
om 23.30 om hem een laatste maal aan te vullen met deze paragraaf hier, waarna
je hem inlogde voor de dag van 22 mei. Je herlas hem de morgen van 22 mei en verbeterde wat je nodig dacht te verbeteren. Het is 07.51
[1] Freeman
Dyson: Infinite in all directions, Penguin books 1988, page 118:
To me the most astounding fact in the universe, even
more astounding than the flight of the Monarch butterfly, is the power of mind
which drives my fingers as I write these words.
|