 |
|
 |
|
|
 |
26-05-2019 |
Waar ik aangekomen ben |
Er is een tijd
geweest dat ik dacht ruim te zitten, dat ik dacht normaal nog over een massa
jaren te beschikken. Dit is nu niet meer het geval, ik weet nu dat mijn jaren
beperkt zijn tot hoogstens enkele eenheden, of ik nog ooit een Koningin
Elisabeth Wedstrijd voor Viool zal meemaken valt sterk te betwijfelen. Ik zal
er geen cijfer, geen percentage - waar vandaag mee gegoocheld wordt - op
kleven, maar de kansen zijn flinterdun geworden. Ik leef er mee, het is een
achtergrondgeruis, zoals naar ik hoor het geruis van de Big Bang nog altijd te
horen is, meer is het niet en ook, het stoort me niet, er is toch geen ontkomen
aan.
Deze toestand beïnvloedt
niet mijn levenswijze, het zijn enkel de beperkingen opgelegd door mijn
lichaam, niet mijn gedachten die me er op wijzen. Het is het onvermijdelijke
dat toeslaat, het is zo en we aanvaarden het, hierover is geen enkele twijfel. Daarenboven
hebben we het groot geluk nog niet uitgeleefd te zijn, nog heel wat te doen te
hebben en deze gedachte voedt en houdt ons recht. Ik wou het toch eens gezegd
hebben, opdat je me niet zou zien als een uitgedroogde man - wat ik wel ben
maar niet geestelijk. Het is maar dat ik ooit stond waar jij nu staat en dat
jij eens in de toestand komen zult waar ik nu sta en je weten zult wat ik weet,
vooral dat het geen drama is, in tegendeel, het is eerder een geruststelling,
een vooruitzien naar iets dat totaal anders zal zijn. Waarvan we misschien
zelfs niet zullen beseffen dat het anders IS. Des te groter is het verwachten. Op
deze wijze ben ik vandaag ingesteld op wat het leven is, op wat het verder
verloop van mijn dagen is.
Niemand echter,
behalve zij die me kennen, houden hier rekening mee. Zo krijg ik van uit alle
hoeken en kanten voorstellen alsof ik nog een jonge man zou zijn, zoals men
zegt in de fleur van zijn leven. Hou er mee op aub. Zo is er De Standaard die
me tracht te verleiden met allerlei voorstellen om me in te schakelen in hun
abonnee-circuit. Ik zoek een weg, en deze blog is er een, om hen te zeggen, dat
ik de Standaard op een voet van gelijkheid stel met Le Monde, met El País,
zijnde een massa interessante teksten die ik te lezen krijg en waarvoor ik de
tijd niet heb of wil hebben. Want ik vind het totaal onfair me te beperken tot
het lezen van de titels van een artikel als ik weet de moeite die het aan de
auteur-journalist moet gekost hebben om het te bedenken en te schrijven. Dit is
in elk geval het gevoel dat ik er aan overhoud telkens ik het dagblad dichtvouw,
een deel(tje) ervan gelezen.
De Standaard zou dus
het geboortejaar moeten toevoegen aan hun adressenbestand, want ik wens niet
voortdurend in verleiding te komen, noch door hen, noch door om het even welk ander
dagblad of firma.
Ter verdediging van
mijn standpunt, zeg ik hen, en dan
vooral aan De Standaard, dat ik een regelmatige lezer ben van hun vrijdag-uitgave,
omwille van hun Standaard de Letteren - SdL - dat dit en in feite enkel dit
deel, deze katern is die me nog boeit, die me soms helpt om een van mijn
dagelijkse blogs te schrijven, waarvoor ik hen dankbaar ben.
Het is dus goed voor
hen te weten dat ik hun blad zeer genegen ben, maar dat het dagelijks door nemen/lezen
ervan me overstijgt me, het bijhouden van mijn dagelijkse blog vergt te veel
van mijn concentratie, overspant me. En overspanning op mijn leeftijd is te
mijden.
Aan De Standaard
vraag ik dus begrip te hebben als ik niet wens in te gaan op de aanbiedingen
die me regelmatig gedaan worden. Op een bepaalde
leeftijd gekomen is men de wereld ontgroeid en dit is mijn geval.
Om
oprecht te zijn, vandaag niet helemaal. Wat ik moet, straks in het
stemhokje, is denken aan het gevaar dat mijn achterkleinkinderen lopen: het
binnensijpelen in dit land van oncontroleerbare religieuze fanatiekelingen die
de dood niet schuwen, welke partij, die zeggingskracht heeft, treedt hier openlijk tegen op?
26-05-2019, 07:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-05-2019 |
De tegenstelling. |
Ik zit nog altijd gevangen
in de wereld van de Koningin Elisabethwedstrijd voor viool die een bijzondere accent
legt op de meidagen van nu. De intensiteit ervan, zoals ik deze momenten beleef,
staat in schril contrast met wat de media te vertellen hebben over de komende
verkiezingen. Enerzijds, is er de verfijning, het stille genieten en het ingekeerd zijn en
anderzijds het brute, het obsederend, het afstotende, het zich immer herhalende
van de taal van de kandidaat-volksvertegenwoordigers, om daarna, eens verkozen,
laat ons zeggen voor 10% het land en voor 90 % de partij waartoe ze behoren, te
dienen, terwijl ze nochtans betaald worden, en goed betaald, om het land à 100
% te dienen. Dit is wat de jaren me geleerd hebben. Vandaag schitteren ze op
vele gebieden in de media; strooien ze beloftes rond op volle paginas, het kan
niet op. Ze verleiden ons wat ze allemaal gaan doen. Maar wat ze niet zeggen is
dat ze de tering gaan zetten naar de nering; wat ze niet zeggen is hoe ze de deficits
van de vorige regeringen gaan oplossen. Zeg me, geef me een goede reden waarom
ik naar hun gebazel zou gaan luisteren. Een zaak is zeker, ik moet het niet
hebben van al wat links is.
Hoe het eindigen zal
is geldig zo voor de verkiezingen als voor de Wedstrijd. Na de uitslag van
zaterdag is er de uitslag van zondag, beide zullen gejuich en teleurstelling brengen,
euforie en ontgoocheling, een momentopname waar we getuige van willen zijn.
De dag erop volgend,
herneemt het leven zijn gewone gang, hetzij met de laurierkrans op het hoofd,
hetzij met het hoofd in de grond.
Gelukkig zij die er aan ontsnappen, want welk resultaat ook, het leven waait
verder uit voor de overwinnaars als voor de verliezers.
Met mijn blog zit ik
er middenin. Kijk ik naar buiten, ik kom in de verkiezing terecht; kijk ik naar
binnen het is de Concours die zich aanmeldt, en het is deze laatste die me het
meest boeit. Het is een vreugde er mee begaan te zijn. Er blijven nog twee
avonden, voor driemaal Tsjaikovski en een Brahms, daarna komt de apotheose voor
de ene, de ontgoocheling voor de andere, we zullen meeleven met beide. Eén kans
op twaalf is niet veel, zes kansen op twaalf is verdedigbaar, dit is het risico
dat gelopen wordt. Ze weten dit van bij de aanvang, maar deel uitmaken van de verliezers
is zwaar om dragen voor een tijd dan toch, vooral voor zij die deelnamen en
zich realiseren dat ze nog niet zo ver staan als ze wel dachten. Hen wens ik volharding
en veel moed. Ik ben met hen begaan, zoals ik met allen begaan ben die een moeilijke
periode door te maken krijgen.
Het verschil tussen
wat buiten gebeurt en binnen is duidelijk, voor de verkiezingen heb je niet
veel te leren, soms wordt het je zelfs in de schoot geworpen. Voor de
deelnemers aan de Wedstrijd is het een gevecht van elke dag over een uiterst
lange periode, wil men enige kans maken. Het is een levensstijl, een opgaan in
de kunst van de muziek. Als ze slagen, en er zijn er altijd heel wat, zijn ze vreugde
en verwondering, zijn ze momenten van vervoering.
Het zijn die momenten
die we broodnodig hebben.
25-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-05-2019 |
De Koningin Elisabethwedstrijd voor Viool 2019 |
Dit is wat
ik schreef, de morgen van donderdag 23 mei na de dag van het optreden van de
Roemeense violoniste Ioana Cristina Goicea.
Ik vraag me af voor
wie het is dat er geapplaudisseerd wordt, is het voor het orkest, eigenlijk niet,
is het voor de violoniste, wellicht, maar indirect is het zeker ook - al zegt
men het niet dikwijls - voor de componist van het concerto, hier Dimitri
Shostakovich. Dit is wat ik doe, ik applaudisseer in de eerste plaats voor de
componist, hij bedacht het, hij zette de lijnen uit, hij is de meester; aan de
viool en, de dirigent en het orkest, is het trachten het geschrevene in al zijn facetten te laten openbloeien.
Ik heb een grote band
met het werk van Shostakovich, ik zie hem in de verlenging van Gustave Mahler,
hij is een even grote vernieuwer geweest die in woelige omstandigheden onder
toezicht en druk heeft moeten werken. Velen menen in zijn vioolconcerto, nummer
1, opus 77, de angstgevoelens te horen die hem bezielden tijdens het schrijven
ervan, anderen zouden zelfs wensen dat deze gevoelens tot uiting zouden komen
bij de uitvoering van het concerto, wat volgens mij te ver gegrepen is en dit
onmogelijk te vertalen is door een solist of soliste.
Ik kan me moeilijk inbeelden
wat het betekent te schrijven/te componeren met het zwaard van Damocles - in
het midden van de nacht opgepakt te worden om te verdwijnen in een donkere cel
- boven het hoofd, maar het is in dergelijke omstandigheden dat een groot deel
van zijn concerti en symfonieën zijn tot stand gekomen.
Maar wat de wedstrijd
zelf betreft, verwacht niet dat ik me met kennis van zaken ga uitspreken over
de prestatie van Ioana Cristina Goicea, maar ik vond haar spel krachtig en
uiterst subtiel afgelijnd, zuiver en boeiend en het is zo, de prijzen worden
toegekend aan de durvers en de meesters in het vak. Ik denk dat zij een
grootmeester(es) is.
Weet ook dat ik een
voorliefde heb voor de klankenrijkheid van Shostakovich, dat ik hem graag mag,
vooral dan zijn concerti voor viool en deze voor piano. De trage bewegingen
erin zijn parels van intense muziek.
De Koningin Elisabeth
wedstrijd is dus voor mij geen concours. Ik kijk niet uit naar wie nu de beste
is van de twaalf. Ik een leek zijnde heb er geen behoefte aan te gaan
rangschikken. Maar steenbok zijnde ben ik een gevoelig mens en komen er soms vochtig ogen als ik
getroffen ben door een mooie passage, door hun technische vaardigheid, door hun
présence als jonge man of vrouw die het beste van zichzelf aan het geven zijn.
Ik denk dan niet zo zeer waar ze zullen eindigen, ik denk er wel aan dat het
jammer is dat er onder hen, onvermijdelijk, zes zijn die niet geklasseerd
zullen worden. Dit is samen met de mogelijkheid glorierijk te eindigen, het
risico dat ze allen
Natuurlijk ga ik ook
de overige concerti, deze van Brahms, van Tsjaikovski, van Beethoven beluisteren
en mijn oordeel hebben over de uitvoering ervan. Een oordeel dat ik dan toetsen
kan aan de beoordelingen van de specialisten ter zake. Er is hier niets
verkeerd aan.
En wat er ook van
zij, het zijn de componisten die centraal staan. Het is hun werk dat hier op
het voorplan is. Hoe ze er toe gekomen zijn, wat er aan vooraf is gegaan, hoe
ze er in geslaagd zijn dit resultaat te bereiken, gerangschikt te worden en
aanzien als de groten der aarde op muzikaal gebied is hun verdienste. Ze
blijven ons begeesteren, ze blijven ons ontroeren met hun werken. De tijd heeft
geen vat op hen. We weten dat er een wereld is die hen ignoreert, die zelfs hun
naam niet kent, laat staan hun muziek. Maar er is een grote kern die stand
houdt en overwinnen zal omdat hun werk het werk is van de geest in hen, en wie
geest zegt, zegt onsterfelijkheid. Zij zijn er het voorbeeld van.
Naschrift:
Voeg ik er nog aan
toe, deze morgen van 24 mei, dat de Beethoven en de Brahms van gisterenavond,
hoge, niet te evenaren monumenten zijn van wat een beschaving zoals die van ons
heeft voortgebracht. En de uitvoering ervan door twee jonge ontluikende dames een
schittering was van begaafdheid, technisch vermogen en inzicht. Verbazing op
twee gebieden: creatie van de geest en de begaafdheid tot het her-interpreteren
ervan, bijna onevenaarbare evenementen van wat de mens vermag.
24-05-2019, 06:12 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
23-05-2019 |
Het boek in de hand, Sibelius in het hoofd |
Het is een snoer van
momentopnames dat ik achterlaat. Voetstappen gezet in verse sneeuw, uitlopend
in de toendra van het leven. En, het is een lange tocht geworden die gelukkig
verder loopt, zelfs nadat de sneeuw gesmolten is, loopt het spoor door. Ik
retraceer het soms. Ik herneem een stuk weg ervan, niet omdat het een verkeerd
stuk was, maar omdat ik het met meer inzicht bewandelen wil. Zo is er niets
definitiefs van wat er is. Kan alles herbekeken worden, zelfs herontdekt, zoals
een violoniste die Sibelius speelt, die telkens en telkens een andere Sibelius
is. Hoe rijk we zijn, elke morgen op te staan in een andere gedachtewereld die
dezelfde is als de vorige maar toch verschillend wat de lichtinval betreft die
het vertrekpunt is en de richting aangeeft.
We merken het pas als
we onderweg zijn, als we, komende uit de holte van de slaap, uit de vervoering
van een droom die we vergeten zijn, de draad van het leven weer opnemen, zijnde
dans lattente de Godot, het
meditatiemoment, staande op de heuvel van de dag, wachtend op het onverwachte.
Ons leven is een lang
wachten op wat komt of op wat niet komt, het wachten is ons in elk geval
gegeven, we worden het niet moe, het is ons toegestaan te verwachten wat
misschien nimmer komen zal, en als het komt, het ofwel te laat zal zijn of te
vroeg, want het zijn niet wij die er over beschikken. We weten het en schikken
ons ernaar opdat we niet verschrikken zouden als het onverwachte komt.
Elke dag, elk uur van
de dag is dit zo. Een gedachte die je overvalt, een boek dat je in de hand
neemt, dat daar ergens lag tussen andere boeken, maar van het ogenblik dat je
het in je handen voelt, leven gaat, trillen gaat en je het meeneemt zoals het
tere van een kinderhand dat je hand omknelt alsof het een bloem was.
Een boek dat je
opneemt is zoals een bloem, is zoals een kinderhand, is zoals je verwacht dat
het is zoals je weet dat het is. Zoals je ook weet dat er binnenin nog altijd
iets in meer is. Of het oneindige van een waardevol boek, dat je, eens je het
in de handen houdt, je eens te meer koesteren gaat. Het is wel niet aan
iedereen gegeven een boek te koesteren, maar als het zo is, is het een geluk,
is het iets dat lijkt op het begin van het onverwachte dat zich toont, een deeltje
van de sluier erover opgelicht.
Het is een momentum
dat je vastlegt voor latere dagen, als je de tekst terug zult vinden - if ever - en je je afvragen zult wat je
die ogenblikken wel bezielde om te schrijven wat er staat. Wie je waart op dat
ogenblik eenvoudigweg bezield door een boek in de hand?
We kennen ons nimmer
volledig. Achter elke hoek gaat er een ander aspect schuil van je
persoonlijkheid, als je er een hebt. Je gaat zelfs schuil achter de totaliteit
van wie je bent. Het ken je zelf heb je nooit bereikt, het blijft een zoeken,
vooral tot in het kleine, les petites
choses qui donnent la paix wist Bernanos. Je weet het als je, zoals ook
deze morgen nog, in de ban bent van Sibelius, van het begin van zijn
vioolconcerto, de prachtige aanhef, zoals iemand in een breed gewaad gewikkeld,
die uit het geritsel van bladeren uit het donkere woud op jou afkomt die je
omhelzen wil. Hier is het de violoniste, de Koreaanse Ji Won Song die je
omhelzen wil, omdat haar bede haar te aanhoren zo subtiel teer, zo innig
verwachtend, ogenblikken lang zich herhalend, aangehouden wordt alvorens het
volledig orkest invalt.
Het boek in de hand ,
naast jou neergelegd - misschien ga je het kezen, misschien niet - en Sibelius
komende uit het woud van je dagen, twee momenten.
Twee momenten die je bewaren wil, houden wil, beleven wil een lange tijd nog, tot het moment van het
tijdloze.
PS. De tijd van het schrijven was de morgen van 22 mei. Een tekst die ik deze morgen herlezen heb en verbeterd. In feite is het, het vioolconcerto van Shostakovich die ik in mijn hoofd heb deze morgen van 23 mei. En dit is een ander verhaal, of ik het uitschrijven zal weet ik nog niet. Beide concerti zijn niet te vergelijken, Shostakovich overstijgt me, ontroert me omdat ik weet in welke omstandigheden het geschreven werd. Dit wou ik er nog deze morgen aan toevoegen.
23-05-2019, 05:44 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
22-05-2019 |
De poging |
Je houdt het beeld op
je netvlies. Je hield het in de nacht, telkens je ontwaakte uit telkens een
loden slaap. Je zoekt de woorden om te omklemmen wat je blijft zien, blijft
horen: beelden en klanken, vingers en snaren, een jong gelaat, een dirigent en
een orkest en centraal de viool. Alles in het kader van de Koningin
Elisabethwedstrijd voor viool en de uitvoering van een vioolconcerto.
Een concerto
neergezet, ogenblikken ver in het verleden, in magische tekens, door de magiër Antonin
Dvorák. Opgetekend wat hij toen in zich voelde opwellen aan klanken en ritmes,
komende uit het ongerijmde, uit het onbestaande; gegrepen wat van die ogenblikken
was en vastgezet. Erna de tijd erover en
nu teruggenomen, weer tot leven gebracht zoals het geschreven staat, een her-beademing
van energievelden: klanken en
krachtlijnen, kleuren vormend die warmte zijn, die ijzig zijn en er
tussenin zijn.
Dit alles en nog
oneindig meer dat was van de avond van 20 mei.
Thans, heel, heel
vaag geschetst, ontoereikend maar toch toereikend om een deel van wat gebeurde
uit te beelden, hij, het uitschrijvend, uit zijn confortzone gelicht.
(Het beluisteren van
een monument, dirigent en orkest, uur en datum, plaats en omstandigheden gekend
zijnde hij nu beschrijven gaat: het optreden van de violoniste Sylvia Huang. Gekluisterd
aan haar prestatie, haar interpretatie in dit onhandig ontleend kader, waarin
zij en Dvorák centraal staan, alle ogen, deze van de klassieke wereld, op hem,
maar meer op haar gericht. )
Ze ontglipt je niet,
je kijkt gefascineerd. Je volgt de golfbeweging van het lichaam, de taal van
haar gelaat, de schittering van de ogen, de zachte lijn van haar lippen, een
glimlach bijna, in een weelde van klanken, haar ziel die erin verweven ligt.
Je wil er zoveel over
zeggen. Je wil er een afdruk van die zich voortdurend wijzigen zal, als in een
vortex van klanken, innigheid in voluten van gevoeligheden, arabesken van
vrouwelijkheid, tederheid getekend in aquarel. Maar je hebt nog niets vermeld:
er zijn de vingers van de linkerhand, o, zo krachtig, zo soepel, zo hemels-vlug,
het spel ervan over de snaren, de viool die ze houdt onder haar kin, het
glanzende, geurende, trillende hout - de smaak ervan in haar mondhoeken, in
haar neusvleugels - en de strijkstok, hoe de strijkstok, hoe ze deze glijden
laat over de snaren, ver uit wandelend, of kort en krachtig, hemels vlug. Je
hoort en je ziet, het aller fijnste detail ervan. Niets ontgaat je, niets van
haar ingesteld-zijn op wat meer is dan dat klanken bieden kunnen.
Je dacht vanmorgen niets
er over te schrijven. Je zag op tegen de moeite dat het je vragen zou. Je wou
het momentum, de massa ervan, laten voor wat het was, ook omdat je wist dat je in
elke poging om te benaderen wat geweest was te kort zou komen, het ongepast zou
zijn.
Toch ben je na je
eerste zin, omdat het in je aard ligt, verder gegaan, oproepend wat je gezien
en gehoord had, want je wist dat wat zich afspeelde voor je ogen en wat je
hoorde, ogenblikken waren van een uitzonderlijke intensiteit: zij de noten
overnemend die Dvorák voor haar opnieuw aan het herschrijven was, geest op
geest geënt, verwoord via de vingertoppen van de linkerhand.
Freeman Dyson[1] zegde
ooit wat hij dacht over het schrijven. Hij had dit ook kunnen zeggen over het
vioolspelen.
Was het optreden van
Sylvia Huang een topprestatie? Het is niet aan mij om er over te oordelen, maar
ze heeft me begeesterd, ze heeft me diep geraakt, wat wellicht haar bedoeling
was.
Ik zal zelf met mijn woorden, de vormgeving van wat was, hier geen gevoelens opwekken. Ik wou er trouwens
veel meer over zeggen, dit hier is maar een poging. Maar ik kleefde vast aan de
handelingen die ik zag, terwijl het innerlijke gebeuren ongrijpbaar bleef. Ik
heb me moeten beperken tot wat grijpbaar was: de essentie, het overbrengen van
de geest van Dvorák naar de vingertoppen van Huang, bereikte ik niet, een
benaderende foto ervan misschien, wel.
Historiek:
Je begon aan deze
blog de morgen van 21 mei, vóór het licht opkwam. Je werkte er verder aan na
het ontbijt tot de vijfhonderd woorden er stonden. Je herwerkte hem,
twee, drie maal telkens met een tussenpoos. Je herschikte hem, verbeterde,
vulde hem aan en nam dingen weg. Het was middag toen. Je herbegon laat in de
namiddag. Je dacht dat hij passen zou, maar je herlas hem om 20.00 uur en je logde
hem in om 20.33 uur. Je haalde hem terug
om 23.30 om hem een laatste maal aan te vullen met deze paragraaf hier, waarna
je hem inlogde voor de dag van 22 mei. Je herlas hem de morgen van 22 mei en verbeterde wat je nodig dacht te verbeteren. Het is 07.51
[1] Freeman
Dyson: Infinite in all directions, Penguin books 1988, page 118:
To me the most astounding fact in the universe, even
more astounding than the flight of the Monarch butterfly, is the power of mind
which drives my fingers as I write these words.
22-05-2019, 17:15 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
21-05-2019 |
Elke dag. |
Elke dag is een
werkdag voor mij, hier is geen uitzondering op. Hij, de dag, begint vroeg in de
morgen en eindigt soms laat in de nacht als er in de loop ervan,
gebeurtenissen/omstandigheden zijn die me weg houden van mijn schrijftafel. Dit
was gisteren het geval. Het was ook gisteren dat ik me realiseerde hoe slecht
ik te been ben, hoe wankel mijn evenwicht is en hoe bezorgd mijn familie als ik
me verplaats. Tekenen die me erop wijzen hoe het, in tegenstelling tot mijn
geest, met mijn lichaam is gesteld. En ook hoe ik fungeer als ik rondloop met
een ongeschreven blog, hoe ik adem en waar ik blijf aan deken.
Het is nu eenmaal zo.
Ik haal het even aan als een verwittiging aan mezelf opdat ik weten zou waaraan
ik me te houden heb, namelijk, in alles prioriteit te geven aan mijn blog want
het schrijven ervan loopt soms uit. Zo, ik herhaal, het is me duidelijk, elke
dag is een werkdag van een bepaalde soort. Dit is wat ik me schrijf deze
morgen, een brief die ik wat later nog eens herlezen zal, hoewel het niet nodig
is deze te herlezen, hij is mijn adem. De adem van mijn dagen is mijn werk,
tenminste zo zie ik het.
Welk gezelschap ben
ik dan voor mijn echtgenote, welk voor mijn vrienden, welk voor mezelf? Allen
moeten ze omgaan met iemand die, ofwel bezig is met het denken aan, of met het
schrijven van een blog; ofwel aan het nadenken is over een blog die geschreven
staat of denken aan wat zijn volgende blog gaat zijn. Zo overleef ik als een
boom die met zijn wortels gekneld zit in een rotsspleet, en het is zo geweest
van jongs af.
Welk mirakel verwacht
ik nog dat zou kunnen gebeuren een van de komende dagen? Welk mirakel verwacht
jij nog, als, zoals deze morgen de luchten gesloten blijven? Dat het opklare,
dat de zon er door kome en alles in kleuren en geuren te voorschijn komen moge
- dat we nog eens voor de laatste maal de voorwaardelijke wijze gebruiken mogen
- opdat het ons verblijden zou!
Veel is het niet,
maar op het punt waar ik aangekomen ben valt er niet veel méér te verwachten.
Wat me wel nog deert is dat je me lezen blijft, zo talrijk mogelijk. Ik voel me
dan gesterkt, het is het voedsel en het water dat mijn geknelde wortels bereikt
en mijn groei mogelijk maakt; dat me in leven houdt.
Gedenk me in uwe
gebeden vraagt Villiard de Honnecourt;
gedenk me zoals ik ben en zoals ik schrijf vraag ik jullie. Laat me niet alleen
achter met het geschrevene van elke dag, maar neem het op, opdat de essentie
ervan openbloeien moge, gekeerd naar het licht waarvan Suger dacht dat het God
was, ook Akhnaton dacht het van de zon. Ook ik kijk er naar uit om te zien hoe
krachtig het leven is als het getekend wordt door het licht.
We zijn niet zo veel
als het anders is dan wat we wensen dat het zou zijn.
21-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
20-05-2019 |
Nog over de kathedraalbouwers |
Wat is van de Islam
die ons belaagt wil ik vandaag het liefst vergeten, wil ik verdoezelen en terugkeren ver in de tijd,
heel ver, de tijd van de kathedraalbouwers, vooraleer hun geest - als hij nog
niet helemaal zou verdwenen zijn? - aan het verwateren is. Alles nu toegespitst
op de grote vraag, waarop we nog steeds een antwoord zoeken: wat bezielde de
bouwmeesters om plots de romaanse bouwstijl te verlaten, en de hoogtes, voor
hen die van het spirituele, op te zoeken en te verwerken in hun bouwwerken
waarvan we ons de moeilijkheidsgraad niet kunnen voorstellen.
Van de jaren duizend
af verrees er in bijna elk dorp in Frankrijk een romaans kerkje in witte steen.
Waar haalde men de bouwmeesters, metsers, steenhouwers, beeldhouwers,
timmerlieden vond weet ik niet. Wel las ik in een document van die tijd dat aan
de edelen, die rijker waren aan kinderen dan aan goud, gevraagd werd hun zonen
op te voeden in de edele kunst van Vitruvius en dat er overal in het land
scholen werden opgericht door de Benedictijnen om de bouwkunst aan te leren. Dit,
en het is niemand minder dan Kafka die dit vertelt, zoals de scholen die door
de Chinese keizer werden opgericht in het vooruitzicht van de bouw van de
Chinese muur.
Maar dan, in het
begin van de XIIde
eeuw gebeurt er iets vreemd in het Westen. De romaanse bouwtrant verzwakt,
verdwijnt en andere zeer goed gevormde bouwmeesters[1] steken
de kop op. Waarvan als voorbeeld, Suger, de abt van St.Denis bij Parijs, de
eerste die gotisch begon te denken. Hij verbouwde zijn abdijkerk door de muren
ervan te openen door het aanbrengen van grotere, wijdere vensters, opdat het
licht - dat God was - binnen zou vallen
op de gelovigen die aldus, via dit licht, nader tot God zouden kunnen komen.
Hij verpulverde zelfs edelstenen, pulver dat hij verwerkte in het glas om meer
kleur te geven aan het licht dat binnen viel. Suger was de eerste in Frankrijk
die hiermede de gotische, in feite zuiver Keltische, gedachte binnen bracht.
Daarna is er Chartres gekomen. Vermoed wordt zelfs dat de oude kerk daar in
brand werd gestoken om een totaal nieuwe te kunnen bouwen, en welke nieuwe: een
kathedraal die alle verwachtingen toen overtrof en nu nog overtreft. Men leze
maar Les mystères de la Cathédrale de
Chartres van Louis Charpentier (Ed.Robert Laffont).
Wie waren die
meesterbouwers, welke bezieling kenden ze en wie sleepten ze mee in die
bezieling. Ik zeg dit maar, omdat ik wens tegemoet te komen aan schrijvers zoals Follett, en er zijn er vele
anderen, die weten waar het omgaat in onze westerse wereld; die zich
vastklampen aan de geest van de kathedraalbouwers, de naamloze, de durvers, die
werkten in het aanschijn van hun, geestbrengende en levengevende God, en niet
alleen zij, iedereen die er aan meegewerkt heeft. Ook de ossen, het gespan
afgebeeld boven op de toren van de kathedraal van Laon - op een hoogte gelegen - werkten voor God en
kregen hun beeld boven op de torens van de kathedraal.
Dit alles is verleden
tijd, er zijn wel durvers gebleven, architecten die het onmogelijk geachte
gebouwd hebben, evenwel in een totaal andere geest. Elke stad van aanzien heeft
nu zijn museum, zijn concerthall, zijn voetbaltempel, om het volk, de toerist,
te lokken. Maar het doel dat beoogd wordt is geldgewin, is sensatie, is machtsvertoon,
maar is geen uiting meer van het metafysische, het religieuze dat woekerde in
de mens van toen.
We hebben, vandaag,
onze erfenis als kathedraalbouwers kwijtgespeeld, opgegeven. Ook in de kunst,
het zijn nu de Koons-en, de Hirst-en die het voor het zeggen hebben. Het is
voor hen dat we zijn gaan knielen en, op een ander gebied, voor de Madonnas
die als godinnen aangesproken worden.
Het kan gebeuren in
tijden zoals deze.
[1] Onder hen, Villiard de Honnecourt die
in het begin van de XIIIde eeuw een soort carnet nalaat, dat als volgt
aanvangt: Villiard
de Honnecourt vous salue et prie tous ceux qui travaillent aux divers genres
d'ouvrages, contenus dans ce livre, de prier pour
son âme et de se souvenir de lui.. (Carnet de Villiard de Honnecourt : XIIIe siècle,
Ed. Stock 1986, p 9).
20-05-2019, 00:10 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
19-05-2019 |
Ken Follett en Notre Dame |
Eigenlijk zat ik
vandaag nergens. Dacht ik aan het voorbije. Dacht ik aan de vier essays van een
twintigtal paginas die ik in het verleden geschreven heb en die verscholen
liggen in bijna tien volle jaren blogs. Dacht ik er ernstig aan deze te gaan herschrijven
en ze in vier blogs te laten gaan. Dit is een van de beloften die ik me doe,
zoals ik er zovele al heb gedaan en niet heb volbracht, waarom zou ik er thans niet
in slagen, nu de tijd begint te dringen.
Maar, wenst er wel iemand
te weten wat ik denk over Poëzie, wat ik denk over de mens in de kosmos, over
de bouwers van kathedralen, weet ik er iets meer over dan al wat er reeds
opgetekend staat in duizend boeken verspreid over de wereld?
En toch, ik las in de Standaard
(17.05) over Ken Follett (°1949) de
Britse bestsellers-schrijver dat op 13 juni van hem een onuitgegeven werk verschijnt
ten voordele van de wederopbouw van de Notre-Dame in Parijs. Hij schreef ook, meldt
de Standaard: in de voorbije weken een
tekst over de geschiedenis van de Notre-Dame en over zijn invloed op de
literatuur.
Ik citeer wat ik letterlijk overneem
van Google:
Our Lady of
Paris embodies our relationship with the Story, confided Ken Follett to the
AFP the day after the fire. The construction of Notre-Dame started in 1163, it
was almost 1000 years. When one sees such a building be destroyed, it is as if
someone died. Today, the writer is about to publish a short story in which he
sends passion of the cathedrals and the strong link and the ancestral
between Notre Dame and us, explains Cécile Boyer-Runge, director of Editions
Robert Laffont. A publication that would tell the emotion of Ken Follett and
which will be especially on the history of this masterpiece of gothic art, from
its construction to its influence on literature, his own as that of Victor
Hugo.
If the
people were weeping on 15 April, in Paris as everywhere in the world, explains
Ken Follett in the press release of the publishing house, it is because
something very important and intimate was in the process of being destroyed
before their eyes. We are the heirs of the builders of cathedrals, and I want
to participate in the reconstruction of Notre-Dame. The profits of the book
and its copyrights will be donated to the Heritage Foundation, entitled since
April 16, to receive donations for Our Lady.
*
Heel klaar is het me niet
wat het boek en de nieuwe tekst betreft, maar één zin hieruit frappeert me: We are the heirs of the builders of cathedrals.
En één besluit dat ik trek hieruit, ik zal Ken Folletts, The pillars of the Earth moeten
lezen.
Ik heb er in zijn tijd - de
jaren negentig - een essay over geschreven met als besluit dat de gotische
kathedraal, althans zeker de eerste, kosmische bouwwerken waren, gebaseerd op wat
Stonehenge moet geweest zijn, wat misschien ver gezocht is, maar dan toch een benadering.
Anderzijds, of
(kitchkoning) Jeff Koons[1]
met zijn konijn - het is me zelfs geen hoofdletter waard - het bewijst levert
een erfgenaam te zijn van de kathedraalbouwers, betwijfel ik ten stelligste,
wat eveneens gezegd kan worden van de bieder-kopers die de prijs van dat
bewuste konijn opjoegen tot de waarde van bijna 200 villas elk van 500.000 US
dollars, of, van waarden gesproken.
Gekker, immoreler, kan niet.
[1] Koons houdt ons een cynische spiegel voor. Hij laat
zien hoe gemakkelijk we te vertederen zijn, hoe we ons laten manipuleren door oppervlakkigheid.
Geert van der Speeten in de Standaard van 17 mei.
19-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-05-2019 |
Er is geen keren aan. |
Aan een vriend die me belde uit de nevelen van de
tijd en wat ik hem achteraf mailde:
Er is geen keren aan.
Mijn vriend, wat was, er
is geen keren aan,
het nu van toen, zelfs nog
zo intens beleefd,
is nimmer meer het nu van
nu,
wat voorbij is, is
voorbij, er is geen keren aan.
De dagen van de Highlands,
waar ons hart lang
achterbleef, herinner je :
Glen Coe waar we waren,
de berg die we er beklommen, de distelvink
op tafel die uit je hand
kwam eten, en dan
Fort William in de
winkel we een identieke pull gekocht
die enkel nog op foto kan gezocht.
Herinner je, mijn
vriend : Tiroran waar we waren
In het rood gemerkt in
onze Guide Michelin.
Het licht dat daar gouden
op het water was,
de
luchten en de wolken,
door hoge winden
opgejaagd, en dan, mijn vriend:
the holy isle, Iona en niets dat ons kon
deren.
Je weet het wel in de kathedraal hoe getemperd
er het licht van ouds, toen we binnen waren,
hebben we er gebeden toen?
De zee-en er rondom als losgelaten,
het zout ervan dat op de
lippen kleeft
en hoog de meeuwen waar ze
hangen bleven
een korte tijd, je weet
het wel hoe wijd
die geest van ons er boven op de heuvel,
hoe grillig fijn het
verdorde bosje heide,
tot nu bewaard.
Op andere momenten komende
van St John oGroats:
de dame toen, zo oud als
wij nu zijn,
haar huis in eenzaamheid
verloren, herinner je,
de geur van turf, de regen
ook:
and do you know why
Scotland is so beautiful?
Hoe vol van jeugd we toen
nog waren en hoe ver
we zijn afgedwaald,
dooreen gehaald, vervreemd.
Neen, neen, er is geen
keren aan.
Maar, mijn vriend, wat
keert zovele malen,
Zijn de herinneringen en deze
binden ons,
en woorden hoeven niet, en
fotos evenmin,
voldoende is, te weten we houden het al,
zelfs, als er van wat
was, niets keren zal.
18-05-2019, 06:58 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-05-2019 |
Half-mei |
Je meent dat er iets is in jou dat niet te
beschrijven valt, zelfs niet te tekenen. Iets dat vormloos is, dat er al een
tijd is, dat tracht zich los te wrikken uit de massa als een geheel, maar het
lukt niet. Het lukt maar niet wat je ook betracht, je bent niet vindingrijk
genoeg, schijnbaar.
Het ding, die wolk, die cluster is er, je weet het
en toch kom je er niet toe te zeggen wat het precies is noch hoe het er is als een
een deel, maar je weet niet welk, van een landschap, een deel klanken, eerder
de kleur ervan, van een symfonie, een deel van het innerlijke, de geest van een
woud, eeuwenoud, van alle bomen als één boom genomen. Het kan allemaal, maar je
aarzelt.
Het is bij momenten - want het houdt je bezig -
alsof jijzelf er niet meer bent, alsof je er staat zonder er te staan, doorzichtig
als water, alsof jij dat iets ware en
dat iets jou. Een wisselwerking, een verbondenheid die leidt tot een
vereenzelviging.
Zoals je, je gisteren zag rondlopen in het bos,
zonder er te zijn en toch het dalkruid zag - uiterst zeldzaam geworden - en de
geuren rook, de zerpe geur van rottende bladeren die opsteeg en je bedwelmde,
zonder je te bedwelmen. Maar het had gekund, had je er reëel geweest.
Dit is of dit zou het zijn als je dat iets ware,
een geest onder een stolp die uitkijkt op wat is rondom hem, maar onmachtig is
om wat ook anders te doen dan toe te zien, te weten al wat er is, maar geen
woorden om het vast te leggen voor later, de stolp geopend en je er terug zult
zijn.
Vertel het maar aan allen die je lezen en er zijn
om je op te zoeken, zelfs als je er niet bent vinden ze je, in het vreemde dat
je schrijft, het enige dat er is van de persoon die je waart toen het
opgetekend werd . Maar dit hier is van het iets dat er is en niet te vatten is noch als boom, noch als
lelietje van dalen..
Al kan het - wat je
nu denkt - dat het iets is van de geest in de boom of van alle bomen
samen of de geest in alle bloemen samen, waarom niet van in planten samen. De
essentie aan geest die is van het vormen van de knoppen eerst, van het
openbarsten ervan en van het bevrucht worden tot het zaad dat vallen zal. En op
zijn beurt dat plant zal worden, en van enkele ervan, il en naîtra des arbres pour lébénisterie.
Het was geen avontuur waarin je verwikkeld waart,
het was een echo van wat is en van wat nog komen zal. Het meest bevreemdende
dat je overkomt in de morgen, het punt van half-mei dat je maar al te dikwijls
al hebt overschreden opdat het blijven gebeuren zou.
Hoe eigenaardig ook je gesprek met
het woord was vanmorgen, het staat geacteerd.
17-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-05-2019 |
Hoe een blog tot stand komt. |
Ik ga maar verder. Ik dring steeds maar verder en
verder het bos van woorden binnen. Ik houd er geen tekening aan over, hoogstens
een vage schets, omdat het ook niet mijn bedoeling is. Al wat ik overbreng is
een uitvloeisel van het Essay dat ik schreef in 2015 en hier als blog
verscheen. Vier jaar terug in de tijd dus. Alsof er van 2015 tot vandaag,
weinig gebeurde dat niet zou geschreven zijn in de geest van toen. Er zijn wel
een groot pak woorden aan toegevoegd, want elke dag is een nieuw beginnen, volgend
op het nieuw beginnen van de vorige dag. Soms loopt het uit in een schijnbaar
andere richting maar veel nieuwigheden zijn er niet aan.
Ik zegde het al, als mijn blog er staat is hij even verrassend
voor mij als verrassend voor jou. Ik herlees hem zoals jij hem leest, meer is
het niet en het is verwondering of het is maar zo en zo, een aanvulling of herhaling
van wat er was: 2015 zijnde van al wat er was vóór 2015.
Voor elke dag in de tijd een kalenderblaadje met wat
woorden, een blaadje dat wordt weggelegd, de blok blaadjes die volumineuzer en
volumineuzer wordt. Uiteindelijk, is het dit wat gebeurt, zelfs al is het heel
wat meer.
Dit is zo van vele zaken, gebeurtenissen die ontstaan,
in een punt ver in de tijd, die de aanleiding zijn voor andere gebeurtenissen,
alle even belangrijk, die zich uiteindelijk culmineren, bv. wat mij betreft, elke
dag in een blog van minstens vijf
honderd woorden, voor minder doe ik het niet.
Ik besef het niet altijd - ben er niet mee bezig -
maar al wat komt is van de weg die wordt afgelegd, ingevolge de omstandigheden
die er zijn aan voorafgegaan, die het gevolg zijn van het er-zijn wat de plaats
betreft, het zichtbare, als wat er is van het onzichtbare, de wereld van onze
gedachten. Alles wordt getekend in woorden. Gelukkig dat die onzichtbare wereld
daar is, wie zouden we anders wel zijn? In elk geval, ik vertrouw op elk ogenblik van de dag, zelfs van de
nacht, op die wereld en mijn vertrouwen is groot, zelfs als ik niets te zeggen
heb, zoals vandaag.
Gisteren had ik een mooie zin, er is een blog uit voortgekomen,
vandaag is het een blog die voortgekomen is uit de nasleep van die van gisteren
en deze uit de nasleep van alle andere die geschreven staan. Ik denk niet dat
er een is die er uitsteekt als een vreemde eend in de bijt. Wel zijn er ook
ongeschreven blogs, enkele wellicht, die er zijn aan vooraf gegaan, er kan geen
onderscheid worden gemaakt op deze basis.
Ik kijk hoe ver ik nog te gaan heb - heb nu 407
woorden - om af te werken wat ik te doen heb.
Het blijkt een dag te zijn van bekentenissen. Een
openvouwen van hoe de dingen gebeuren bij mij. Er zijn geen geheimen aan
verbonden, het stramien is en blijft het zelfde: het bos binnen gaan en de
bomen, de struiken, de planten nemen zoals ze zijn, tot het lelietje-van-dalen,
tot het dalkruid toe, de zwammen en de mossen en zeker de geuren van alles, het wondere van de geuren van een bos in volle leven. Veelal er door
bedwelmd wat een soort van mirakel is. Zo denk ik erover toch.
De woorden die ik schrijf zijn dus meer dan woorden.
16-05-2019, 06:32 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-05-2019 |
Aftastend van wat er is van het er-zijn. |
Het lichaam dat van het lichaam van de Kosmos is; de
geest die we ontleenden die van de geest van de Kosmos is. Het ene dat van het
sterven is, het andere dat van het eeuwige is. Hiermede is alles gezegd wat
gezegd hoefde te worden. Neem het op in jou om het nimmer meer los te laten. Maak
er een grafschrift van als je er een zoeken zou. Het is de kroning van een
levensbeschouwing.
Je wachtte tot 15 mei van het jaar 2019 om dit neer te
schrijven op de wijze waarop het er staat. Een ingeving toen je wakker werd,
die begon als: de dood die van het
lichaam is, waaruit de eerste zes lijnen van je betoog hier hoger, opgeschoten
zijn. Ineens, as a rosebud - deze van Orson Welles -
zich opent in de morgen.
Terwijl het wenselijk is, de as van het lichaam terug
te storten aan de as van de aarde, niet om het even waar, liefst op een plaats
die je duurbaar is, heb je geen zorg om de geest, die wordt overgenomen, terug
gestort in de massa geest waaruit hij is ontstaan. Zo zien we het in woorden vandaag,
morgen misschien in andere woorden, telkens een nieuwe poging om door te
dringen tot wat de waarheid is of zou kunnen zijn, of dan toch ten dele.
Terwijl, wat van het woord is, van in den beginne is,
het pact dat we gesloten hebben het als dusdanig te gebruiken. Niets staat
dichter, bij wat er was, op het precieze ogenblik vóór dat alles begon. Het
priem-ogenblik dat van dan af de tijd werd: ogenblikken aan elkaar geregen, ook
deze van je optreden hier op deze aarde. Het had even goed op een andere plaats dan de aarde, kunnen zijn. In elk geval je bent
er, in de schelp die je lichaam is, het lichaam dat je nodig hebt om de geest
te houden die je werd toevertrouwd én, te gebruiken. Je bent er als
vertegenwoordiger, van de geest van het Al. Veel is het niet, maar toch ook oneindig
dit te kunnen.
Wat me ontgaat is, waarom ik er ben als die
vertegenwoordiger. Maar ik ben er, dus moet er een reden zijn dat ik er ben.
Moet er zelfs een reden zijn dat ik er ben als een ik en niet als een we. Al
moet het gezegd dat ik me ook soms voel als een we, dat ik me voel als een
ik in een we. Een groot deel van de tijd gebeurt dit, voel ik me als een
deel van zij die zijn. Het is zo iets als de schelpen die van de zee zijn en de
zee die van de schelpen is.
Ik ben nu, schrijvend en denkend, begaan met het
wezenlijke onwezenlijke. Mijn lichaam is als een boom in een bos, maar het
weten dat ik die boom ben ontgaat me, because
I do not know why I do know it. Dit wil zeggen ik weet niet of het wel
correct is te denken als een boom in het bos en niet, te denken als een bos van
bomen, want dit ben ik als ik spreek: een deel van de geest van het Al.
Tot hier geraakte ik deze morgen, het is heel wat meer
dan een Spielerei van woorden, het is een aftasten van wat het is te zijn van
het zijnde.
Om het meest vreemde te verkondigen van wat ik ooit
verkondigde en, er toch maar niet in te slagen.
15-05-2019, 06:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-05-2019 |
Vassili Grossman. |
Zoals
gisteren in mijn gedachten ineens de Ulysses van Dante opdook, zo was er
vandaag in de schemer van de morgen, het boek Vie et Destin[1] van Vassili
Grossman waar ik aan dacht omwille van een bepaalde passage erin.
Later
in de voormiddag heb ik het boek opgezocht, heb ik voor het eerst de inleiding
van E. Etkind gelezen en werd ik getroffen door het feit dat zijn manuscript
twintig jaar is blijven liggen vooraleer het in 1980 gepubliceerd werd in het
Westen. E. ETkin die de inleiding schreef, zegt hierover:
Vingt ans
Un long délai. En vingt ans un homme peut changer du tout au
tout, la planète peut se métamorphoser, les goûts esthétiques se transformer.
Mais le vrai, lessentiel, le fondamental
ne changent pas. Le pain reste le pain, leau reste leau
Die
periode van twintig jaar heeft me gegrepen. Toch denk ik dat mijn ideeën van
het jaar 2000 nog steeds deze zijn van nu, dat ik in dat jaar reeds wist wat ik
nu nog altijd blijf verkondigen en dat ik uiteindelijk gedurende al die jaren
herkauwd heb wat ik toen al in mijn dagboeken geschreven had. Ik ben in een
cirkel blijven rond draaien, heb de zaken wellicht op een andere wijze
voorgesteld maar of ik er iets nieuws heb aan toegevoegd betwijfel ik.
Een
passage uit het boek dat ik las in het begin van de jaren tachtig was me
bijgebleven - na
verloop van tijd herleid een boek zich tot enkele bijzondere passages die nu en
dan opduiken deze speelt zich af de avond dat
één van de hoofdpersonages, de fysicus Victor Strum, in de half verlichte
straat een plotse ingeving heeft die doorslaggevend zal zijn voor zijn verder werk.
Ik wist dat deze passage voorkwam onderaan de
linker bladzijde en ook dat ik ze wellicht met potlood had aangestipt. Na een
lange tijd bladeren kerend, vond ik wat ik zocht. Ik had wel juist geraden wat
de plaats op de pagina betrof maar had me vergist over de plaats in het boek,
namelijk pagina 270, terwijl ik aan het zoeken was in de laatste 300 paginas:
Il marchait -
het betreft hier de fysicus Victor Strum -
dans la rue déserte et mal éclairée. Lidée surgit brutalement. Et aussitôt,
sans hésiter, il comprit, il sentit que lidée était juste. Il vit une
explication neuve, extraordinairement neuve, des phénomènes nucléaires qui,
jusqualors, semblaient inexplicables ; soudain, les gouffres sétaient
changés en passerelles. Quelle simplicité, quelle clarté ! Que cette idée
était gracieuse et belle ! Il lui semblait que ce nétait pas lui qui
lavait fait naître mais quelle était montée à la surface, simple et légère
comme une fleur blanche sortie de la profondeur tranquille dun lac, et il
sexclama de bonheur en la voyant si belle.
Wat vreemd was voor Strum is dat deze idee plots opdook na een lange
discussie met vrienden,. Een open discussie van vrije mensen onder elkaar,
waarbij voor het eerst, vrij van gedachten werd gewisseld, niet over de partij
noch over de wetenschap, maar over de zin van het leven en de zin van de dood,
wat, zelfs onder vrienden, zelden gebeurde.
Achteraf vernemen we dat de idee van Victor
Pavlevitch Strum niet zo goed wordt onthaald bij de leiders van het labo waar
Strum opzoekingen doet in het raam van de kwantum fysica. Ze vinden dat wat
Strum naar voor brengt, hoe schitterend zijn idee ook moge zijn, zijn theorieën
de aard van de materie tegenspreken.
Waarop Strum openlijk, tot schrik van zijn
vrienden, reageert en onomwonden zegt, dat de mathematische logica van zijn
idee de theorieën van Engels en Lenin ruim overstijgt. En dat het de theorieën
van Lenin zijn die moeten aangepast worden aan de wetten van de fysica en niet
de wetten van de fysica aangepast aan de theorieën van Lenin.
In feite is dit het weinige, maar hoe veelzeggend,
dat me van het boek is bijgebleven. Ik zou het kunnen herlezen, maar zo zijn er
honderden boeken die wachten om herlezen te worden.
Hoe denkt jij erover?
[1] Vassili Grossman: Vie et Destin, Edition Juliard/LAge dHomme, 1983,
traduit du Russe par Alexis Berelowitch. . Het is een boek van meer dan 800 paginas over het Rusland
tijdens de tweede Wereldoorlog en onder meer over de slag om Stalingrad.
14-05-2019, 06:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-05-2019 |
Ulysses via Dante |
Wat is het dat deze dag me brengen zal aan woorden,
waar zal ik staan als de dag zich sluiten zal of, kom ik er nog wel uit?
Ik schrijf dit omdat, zoals er zovele mogelijkheden zijn,
er ook deze is dat, op de lijn van deze glorieuze morgen wat het licht aangaat,
een totaal ander Licht me meenemen kan. Ook dat alles gewoon verlopen zal zoals
het gisteren was en de dagen ervoor. Wat je verhoopt.
Maar toch heb je het gevoel dat de dag voor jou iets bijzonders
in het vooruitzicht heeft. Je kunt dus nu wachten tot dit iets er is om
verder te gaan, maar je kunt ook het komende voor jou uit schuiven en met dit mogelijke
iets op de achtergrond, verder schrijven.
Dit is het vreemde aan vanmorgen. Dit is waar je aan
denkt, van waaruit je vertrekt, om aan te komen op een logische plaats of
gevangen in een beeld, waar je nu nog geen zicht op hebt Het is elke morgen zo.
En je weet, na je poging van gisteren te wachten tot de namiddag, dat het in de
morgen is, hoe vroeger hoe des te beter, dat je je werk af moet maken. En dat
dit voor jou, mettertijd, een levensregel geworden is waar je best niet van
afwijkt.
*
En, hoe het gebeurt alles zijnde zoals het is, dat je
in een gedachtewereld terecht komt waarin je Dante terugvindt die in de Hel,
Ulysses ontmoet - een vlammetje nog zijn geest - Ulysses die vrouw en zoon en
vader verlaat, de zeilen hijst en met zijn gezellen die hem nooit verlaten, de
hoge, open zee op vaart tot voorbij de bakens er geplaatst door Hercules. Waar ze
links nemen om in het zog van de zon de
onbewoonde wereld te gaan verkennen. En waar, na het licht van vijf manen
te hebben gevaren, er een berg opduikt, zo hoog zoals ze er een nog nooit een
hebben gezien. Maar ook, waar hun geluk keerde
want een hevige storm stak op en hun boot wentelde driemaal onder zodat ze allen
verdronken.
Het verhaal van Ulysses in zijn tocht door de Hel, zoals
uitgeschreven door de grote Dante is een hoogtepunt in zijn Divina Commedia. Ik
kan er niet aan voorbij zonder er over te schrijven. Het verhaal gedaan door Ulysses
aan Dante is voor altijd in mijn geheugen neergezet.
Is dit dan het iets dat hem wachtte vandaag? Het
kan, het zal zo voorzien zijn geweest
vanmorgen, al wist ik nog niet wat er me te wachten stond. Ik wil elke dag een
Ulysses zijn. Ik wil elke dag de zeilen hijsen en wachten op de winden die me
brengen zullen naar de oceaan van woorden waarin ik ooit, zoals Ulysses en zijn
gezellen, eens verdwijnen zal.
Het ogenblik van het schrijven dat dit van Dante was -
misschien was het in Girmiani, de stad met de vele torens - was voorzeker, een groot
moment in het leven van Dante - ook een groot moment in mijn leven zoals het me
overvalt, zoals het me ingegeven wordt erover te schrijven. Een flits maar in
mijn gedachten. En vooral dan wat hij zegde aan zijn reisgezellen :
O frati
Considerata la vostra semenza:
fatti non foste a viver com bruti,
ma per seguir virtute e conoscenza.
O, broeders, kijk naar je herkomst, je bent
niet gemaakt om als afgestompten hier te leven, maar om waardigheid en kennis
na te streven[1].
De gouden raad van Dante aan ons allen. Door hem bedacht
en neergeschreven zevenhonderd jaar en meer geleden, en hier dankzij Ulysses,
door mij naverteld. Hoe iets verkeren kan in deze wereld.
Het is voorbij middernacht, het is het ogenblik dat ik
mijn woorden verstuur, naar jou toe, mijn vriend(in).
[1] Inferno:
XXVI, 118-120.
13-05-2019, 00:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-05-2019 |
Van waar we vertrekken. |
Een morgen ongespannen
doorgebracht. Heb gewacht op de late namiddag wat ongewoon is voor mij. Maar ik
waagde het er op, vertrouwend op de zon en een deeltje blauwe lucht. Een
ademruimte, het helle licht gebogen naar een opening, waar doorheen de woorden
me bereiken konden. Zo dacht ik toch, zo hoopte ik toch.
Dit was het kader waarin ik optreden
zou, ook, na wat ik gisteren schreef dat ze ons zo ver al hebben afgezet dat
we vergeten hebben wat de kunst van vroeger was. De SMAK in Gent is er een voorbeeld
van
Ik ga hier niet verder op in,
mijn levensjaren zijn te talrijk om nog geteld te worden en ook om andere
standpunten, dan deze van mijn jonge jaren in te nemen. Ik weet enkel dat ik denk dat professor, Maurizio Ceracini,
wijze woorden heeft neergezet. Wie de moed heeft opgebracht zijn woorden op te
zoeken op Artdependence Magazine
heeft in de marge ervan, The Nose van
Tuymans gezien, een litho die te koop wordt aangeboden voor de prijs van 2.000 .
Er zijn geen prijzen meer in dit land als het gaat om een handtekening onder
een neus aangebracht. Ik volg die trend niet met mijn woorden, integendeel ik
bekamp ze, in mijn beperktheid, mijn woorden mijn enig wapen zijnde.
Was het hierover dat ik schrijven
wou, helemaal niet, maar een telefoon die me uit mijn schrijven haalde, bracht
me er toe dit nog even te herhalen en aan te vullen. Het weze zo. Ik voel me er
goed bij dit benadrukt te hebben, alsof het de eerste maal zou geweest zijn dat
ik erover sprak. In feite heeft de Ceracini er een element aan toegevoegd,
namelijk dat we stilaan gewend zijn geworden aan de hedendaagse vormgeving van wat
als kunst bestempeld wordt, wat een gevaarlijk precedent is waaraan een beschaving
kan ten onder gaan, kunst de spiegel ervan zijnde.
Als ik een bevestiging wil vinden
van wat ik immer zeggen wil of schrijven dan hoef ik maar te kijken naar het
spel van de wolken, het schuiven ervan over het wijde golvende land, over de
akkers en de weiden, de winden in de bomen, de roep van het leven lijk de
siddering van het zijn: het eeuwige dat ons vertrekpunt is en blijven zal. Wij,
de mens, erin verwikkeld. En als dusdanig er over schrijvend, een van de vele mogelijkheden
die ons gelaten zijn om nader te komen, om erin binnen te dringen en er weer
uit op te staan, geladen met een deeltje van die eeuwigheid die ons maar al te
ruim te wachten staat. Hoe groot-mens zijn we dan als we ons wagen aan iets dat
er nog niet was, een gedicht of wat proza, een schilderij, een sonate, een
beeldhouwwerk, zo uit ons ontstaan, in een oogwenk geconcipieerd in gedachten en
dan uitgewerkt in brede trage halen. ,
Conceptie en de uitwerking ervan,
in een ingesloten zijn in ruimte en in stilte, de hand die de materie beheerst,
de hand die zich etaleert zoals cel op cel zich etaleert in bloem en plant.
Het is ons ingegeven zo te zijn
in de wereld.
12-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-05-2019 |
Hoe de dag begint, hoe hij verloopt |
De grijze luchten en de regen, de slaap nog in zijn ogen, hoe bevrijdt
hij zich van wat van de nacht nog is om zich te openen in woorden, zoals hij het
gisteren deed en de dagen er voor.
De boeken, deze die gisteren spraken tot hem, zijn nu zoals de luchten,
gesloten, zijn zwijgend. Het verrast hem niet, hij wist dat dit gebeuren kon. Hij
wist dat hij er eens alleen zou staan om te zeggen dat hij niets te zeggen
heeft in de ogenblikken van het niet-zijn, ogenblikken die enkel en alleen van
het bewegen zijn, van het zich verplaatsen van hier naar daar, gedachteloos,
on-begenadigd met de krachten van de geest.
Niets méér zijnde dan een nummer in een register en het register verzegeld,.
hij zich wegdenken wil als zijnde niet meer van deze wereld noch van de
werelden die komen zullen.
Niet beangstigd maar ook niet verlangend, niet uitkijkend naar wat komen
kan. Te zijn en niet te zijn, niet te voelen dat hij er is, de tijd als een
laken over de dingen, de dingen toegedekt en wat is van hem, het lichaam, er in
weggeborgen.
Zijn ik, weggedeemsterd. Heeft hij wel een jeugd gekend, is het wel zo
dat hij veel geschreven heeft, was hij het wel die een boek wou schrijven en is
blijven ronddolen met weinig meer dan a
blog a day.
Zoals hij zich nu voelt was hij vroeger zeker niet, het was iemand
anders die nu opgestegen schijnt uit hem naar andere oorden. Hij zal vandaag
moeten leven met die eenzaamheid in zich en wachten. Er valt niets anders dan te
ademen en afwachten tot alles zich opnieuw heeft ingesteld op het zijn van deze
aarde.
Dit was van deze morgen, dit is dus verleden en blijft waar het in de
marge van het zijn opgetekend staat.
In de vroege namiddag is er het beeld van wat in Venetië door Belgische
kunstenaars - je moet ze zien staan - wordt uitgestald. Hoe waagt men zo iets
kunst te noemen, de kleinschaligheid van het menselijke op te schroeven, uit te
beelden, voor te stellen als iets oneindig - oneindigheid wat kunst eigenlijk
is. Om dan, bijna tezelfdertijd, als tegenpool, door een samenloop van
omstandigheden, geconfronteerd te worden, via het dubbel concerto van Johannes
Brahms, op you-tube, met, wat ik niet kende, de muziek van Wim Mertens: zijn Often a Bird, zijn Struggle for Pleasure.
In welke wereld leef ik dan, in deze van het absurde, het negatieve, het
neerhalende of in deze van het verhevene, het sublieme de wereld van Brahms
overgenomen in een zelfde geest naar de wereld van Wim Mertens.
Ik schrijf je dit van uit mijn alleen-zijn-in-gedachten. Ik hoop dat je
het lezen zult. Je hoeft geen besluit te treffen, je bent vrij je op te stellen
zoals je het wenst je op te stellen. Maar voor mij is Wim Mertens een
deugddoende compensatie voor wat getoond wordt in Venetië. Het is meer dan een
compensatie, het is een blik op wat de toekomstige kunst voor ons in spe heeft.
Het vooruitzicht dat de oude waarden in de muziek en in het algemeen in alle
vormen van kunst, het halen zullen en mettertijd hun weerklank zullen hebben in
een vernieuwing van de gevestigde waarden waarop onze beschaving is gebaseerd.
Prof.Maurizio Seracini[1]
die ik ontdek via www.artdependence,
schrijft het volgende over de hedendaags kunst:
If
contemporary art will continue to be the expression of highly provocative and
often shocking messages presented in a language often intelligible only for the
artist, and with the deliberate intention to cut out any cultural continuity
with centuries of art, soon people might not be able to see or understand any artistic value in a work of art. An art
piece could soon become an item as any other to be sold or bought just for its
cost and possible revenues, regardless its true value.
Ik denk zelfs dat de toeschouwers in Venetië
dat stadium - gebrek aan inzicht in de artistieke waarden - reeds bereikt
hebben.
[1] From 1975 to 2013, Prof. Maurizio Seracini was
the scientific director of the Leonardo Project in search of the long-lost
Leonardos mural The Battle of Anghiari in the Hall of the 500 in Palazzo
Vecchio in Florence.
11-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-05-2019 |
Gezeten tussen boeken. |
Ik denk - het is jaren geleden dat ik hem las -
aan Zhivago die binnentreedt in de ruime werkkamer van Varykino en door het
wijde raam geconfronteerd wordt met de oneindigheid van het landschap en
neerzitten wil aan de grote schrijftafel om er het boek te schrijven dat zijn
ganse leven duren zou.
En dan is er ook, uit een dichtbundel die een
gelaagdheid kent waar je niet doorheen kunt kijken, maar die je om vele redenen
niet schuwt, er regels uit meeneemt waar je gaat of waar je, je in gedachten
bevindt. Ik dacht zoëven aan Pasternak, ik denk nu aan Saint-John Perse, aan
zijn: les graines flottantes
sensevelissent au lieu de leur atterrissage, il en naîtra des arbres pour
lébénisterie.[1]
Ik kan dit vertalen maar vertaald heeft het niet
dezelfde poëtische geladenheid.
Er zijn zo heel wat passages uit boeken die zich
in mij hebben opgestapeld, die me nu en dan op de gepaste of ongepaste momenten
bezoeken en waar ik even bij stil sta en, kan het anders, voedsel zijn om
dingen te schrijven waar ik nog niet aan gedacht had, dingen die voortkomen uit
wat ik van anderen behouden heb.
Pasternak vooral is een grote droom gebleven en
de zin, hoger aangehaald, werd in mij gegrift, geëtst. In mijn onderbewustzijn/onbewustzijn
ga ik er mee slapen en sta ik er mee op, omdat het ook altijd een droom is
geweest - van vele schrijvers denk ik - te werken aan iets dat je ganse leven
zou omknellen en zou bloot leggen. Iets dat alleen uit jou kan gegroeid zijn,
een samenbrengen van de vele zaden die zich mettertijd in jou hebben gezaaid,
die geschoten zijn en waarvan de bomen
nu een bos geworden zijn.
Het moet inderdaad een groot gevoel zijn een
boek te schrijven, een boek te voelen groeien in zich en te zien groeien in de
stapels paginas naast zich. Een boek over het leven, een boek over wat het
zaad van het Woord kan zijn.
Ik schrijf dit gezeten tussen de rijen boeken in
mijn kamer, de beste plaats waar ik zijn kan. Ze beamen wat ik schrijf, ze
voelen zich gevleid dat ik het over hen heb en niet over wat in de wereld
gebeurt. Ze weten dat de wereld niet mijn doen is, ze weten dat het de boeken
zijn, die van hen, die optreden als volwaardige burgers in wat ik te vertellen
heb. Ze roepen me toe, ze applaudisseren zelfs, al hoor ik het niet, ik weet
het en het geeft me én armslag, én een gevoel van oneindige rust. Ik kan er me
letterlijk bij neerleggen, links en rechts omgeven door boeken die spreken tot mij,
de ene wat meer dan de andere , maar hun spreken is hun zwijgen en ik houd het
zo.
Ik houd het zo, lang, lang : Ik, en de
boeken om me, die me insluiten, die me warm houden, die me begeesteren bij
momenten, zoals dit nu-moment. Afgezonderd van al het overige dat is en roert
en beweegt ; dat evolueert naar een uiteindelijke bestemming die er is,
ergens waar het goed is te zijn, waar het goed is er honderd procent te zijn,
opgerold lijk een egel.
Sprakeloos, in mezelf gekeerd.
[1] Saint-John Perse: Amers, Strophe 5, 1 (Oeuvre
poétique, 1960 Gallimard ).
10-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-05-2019 |
Evolutie, een aspect |
Is er, nu de mens als humaan wordt gezien, zo iets op komst als humaan-zijn
in het vierkant, niet zoals de snelheid van het licht in het vierkant maar
humaan maal humaan en dit in de diepte?
Is het dit dat de evolutie voor ons in spe
heeft, de grote verrassing die de mensheid wacht, om de hoek, in de tijd, enkele
tienduizenden jaren verder?
Ik vertel jullie niets nieuws als ik schrijf -
met de woorden van Hokusaï in het achterhoofd - dat elk geschrift van mij een
poging is om het steeds maar beter te doen dan de keer er voor.
Het gaat wel niet trapsgewijze, elke dag wat
beter, maar ik voel toch, al zeg ik het zelf, dat er een zekere progressie is
en dat ik, zeker nu, niet meer de hoop mag opgeven, ooit eens het hoogste te
bereiken wat ik hoopte te bereiken. Het succes, als het ooit komt zal te wijten
zijn aan mijn blijvende inzet, ik zelf zal er verantwoordelijk voor zijn, ook
als ik er niet in slaag.
Dit zijn weliswaar boude woorden, maar we zien
het groot. We wensen niet ter plaatse te blijven trappelen, we wensen vooruit,
het zit zo genesteld in onze genen. Het is trouwens een logisch iets als ik
denk vanwaar ik kom.
De humane mens van Roger Garaudy komt van heel,
heel ver. Hij moet, alse en vaag droombeeld ervan, in zijn minimaalste essentie,
aanwezig zijn geweest op het moment van de Big Bang en deze oer-oer-essentie is
uitgegroeid tot een beginnend mens-zijn dat op een ogenblik in de tijd, met een
kwast en een schotel verf op het punt stond de wand van de grot waar hij verbleef
te beschilderen. Het beginpunt van zijn humaan-zijn.
De vraag die zich stelt achteraf: is het deze
oer-oer essentie van de mens geweest die
er voor gezorgd heeft dat het op een bepaald ogenblik in de tijd, gedacht heeft
aan kwast en verf of, is het, het gevolg van een evolutief gebeuren geweest dat,
van in den beginne, in het moment van de Big Bang, zat ingebakken en gezorgd
heeft dat de hand van de mens een bizon tekende op de ruwe ondergrond van de
wand van de grot waar hij leefde ?
Het antwoord op deze vraag is ook het antwoord
op de vraag gesteld in de eerste lijnen van mijn betoog.
Ikzelf ken de overtuiging dat de mens - ik denk
dan niet aan zijn uiterlijk, aan zijn voorkomen - geestelijk evolueren zal naar
een homo sapiens sapiens, naar een geestelijk-zijn-in-het-kwadraat.
Vraag me niet wat dit betekent; vraag me niet wanneer dit gebeuren zal. Wel
denk ik dat het verloop ervan exponentieel zal gaan, zeker niet de tijd die
nodig is geweest om van hominidae te komen tot de homo sapiens van nu.
Dit is deel van het ongewisse, maar, zoals het
Universum in beweging is als Universum en elk part ervan, dus ook de mens, deel
uitmaakt van deze evolutie, dus ook de geest, de spirit in het Universum, het
ook gebeuren zal met de geest, de spirit in de mens.
In elk geval, vandaag staan we veel verder dan
waar we stonden bij het begin van de Verlichting. De wetenschap is
open gebloeid, schijnbaar bereikt ze thans een voorlopig eindpunt, staat ze op
het punt te kantelen in een meta-wetenschap, de New Physics hebben ervoor
gezorgd dat dit punt werd bereikt zodat er, zo wordt gezegd, er niet meer begripvol
kan over nagedacht, kan over geschreven worden.
Het religieus gedachtengoed daarentegen heeft,
rampzalig genoeg de wetenschap/Verlichting niet gevolgd. De Kerk heeft haar
machtspositie willen behouden en ondergaat thans de gevolgen van haar stugheid.
Maar het is overduidelijk de geest van de mens
is geëvolueerd. Er loopt een lijn van uit de Big Bang naar de humane mens die
doorlopen zal naar de toekomst, niet noodzakelijk met een zelfde gestadigheid,
er kunnen tempoverschillen zijn, maar deze zullen overwonnen worden en de
vooruitgang naar het kwadraat toe zal er komen.
Gebeurt het dan toch niet, komt er een dikke
kink in de kabel, om een of andere menselijke reden, of een andere, de aarde
heeft wellicht niet het alleenrecht. Er zijn andere plaatsen om er, zoals
begonnen is op aarde te herbeginnen op een andere planeet - misschien zijn ze
zelfs daar al aan het kwadraat toe.
09-05-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-05-2019 |
Grotschilderingen en oude bomen. |
Roger Garaudy (1913-2012), in zijn Comment lHomme devint humain[1], daalt af tot de jaren duizend om er
Kono His (1020-1090) te ontmoeten en steunt zich op wat deze ons toen wist
te vertellen:
Un poème est un tableau
sans formes, un tableau est un poème en formes. Les sages ont souvent discuté
cette maxime et nous en avons fait notre guide.
Wat zeggen de wijzen van vandaag hierover, én
over de poëzie, én over het schilderij of kunstwerk of, zijn er nog wel wijzen
die alles hebben doorgrond en over alles een mening hebben, ook over wat de wijzen van vroeger vertelden?
Frans Minnaert was zo iemand. Hij dacht na over
wat de grote Hokusaï wist te melden aan de wereld, en als Directeur van de Kunstacademie
in Anderlecht liet hij Hokusaïs woorden[2]
aanbrengen in de inkomhall van de Academie. Of deze woorden er vandaag nog
staan weet ik niet, evenmin als ze er nog staan, of ze nog gelezen worden?
We gaan er niet vreemd over doen, de wereld van
de geest verandert ; de visie over de dingen die zijn, wijzigt zich. Zoals
ik al dikwijls vermeldde, de oude gewaden zijn afgelegd en dit op alle
gebieden, zo filosofisch- religieus, zo wetenschappelijk, zo economisch als
politiek, niets dat vroeger was is overgebleven, waarom zou dan de wereld van
de kunst zich niet gewijzigd hebben ?
Als ik, ingaande op de muziek voor de viool van
de laatste dagen, en hoor hoe de muziek van Mozart evolueerde naar de muziek
van Brahms, en deze naar de muziek van Enesco en deze laatste naar de muziek
van Bram Van Camp, dan zijn er vier verschillende werelden die zich openen.
Het probleem dat zich stelt aan mij en aan allen
rond mij is een algemeen probleem, ben ik bereid mijn wereld van vroeger op te
geven en openminded deze van nu te
betreden; heb ik die soepelheid of is er, om diverse valabele redenen, geen
haar op mijn hoofd dat er aan denkt ook maar één stap te zetten in de richting
van het meest nieuwe?
Zo lang ik het niet doe kom ik geen stap verder,
blijf ik van de oude school, die, misschien nooit meer, deze van de huidige of
komende generatie zal worden. Het is een kwestie van buigen of barsten.
Wat mij betreft, ik blijf met veel argwaan
toekijken naar wat er gebeurt. Ik blijf geloven dat het nieuwe geen winstpunt
is wat de inhoud ervan betreft ; dat, wat kunst/poëzie betreft - kunst IS poëzie
en omgekeerd - het peil van de grotschilderingen niet meer bereikt wordt, omdat
niet meer vertrokken wordt van uit de verbazing die het leven is, maar van uit
het geblazeerd zijn. Hoe verklaar je anders dat er gemeend wordt kunst te
bedrijven met het bekleven van een plafond in het koninklijk paleis met de
vleugels van miljoenen kevers, welke kleur deze ook hebben mogen.
Welke afstand ligt er aan de basis, tussen beide
uitingen van gevoelens. Moeten we het zien als een progressie ? Wijst het
qua beschaving, niet eerder op een achteruitgang, op een leeglopen van wat
destijds een begin van beschaving was?
Ik krijg van uit een bron, Pinterest, dagelijks fotos toegestuurd, o.m. van bomen en nog
eens bomen, de meest fantastische die je, je maar indenken kunt. Je zou denken
dat de wereld er mee bezaaid is. Ik kijk er naar , ik kijk naar de meest
grillige vormen ervan. Het is het werk van de natuur, en de natuur leert ons
wat kunst is, namelijk verbazen. Ze stoot ons van ons voetstuk, ze is als een
vuistslag in ons gelaat, en dit niet alleen wat oude verweerde boomstammen
betreft, ik voeg er het mirakel van de duizend soorten bloemen die er zijn aan
toe. Het is de maatstaf van de natuur ontstaan uit het Woord dat in den beginne
was.
Nu, eeuwen lang zijn we geëvolueerd, de natuur,
of het werk van de natuur als maatstaf. Vandaag is het de maatstaf van de mens
die we aankleven.
Vandaag heb ik duidelijk de indruk dat we
afgedwaald zijn. Hoe ver we zijn afgedwaald valt niet te becijferen. Het erge
is dat we het-afdwalen-van als
maatstaf zijn gaan gebruiken.
Is het onze machteloosheid, ons gebrek aan
vakkennis die we aan het etaleren zijn, ons gebrek aan geduld, onze zucht naar
geldgewin?
Is het niet zo, het lijkt er toch op.
[1] Roger
Garaudy: Comment lhomme devint humain, Edition Jeune Afrique,
1978.
[2]
HokusaÏ:
Ik ben gek van schilderen
geworden vanaf mijn zesde levensjaar toen ik ermee begonnen ben. Ik maakte schilderijen
die ik zeer goed vond. Toen was ik al vijftig jaar. Maar niets van wat ik deed
alvorens ik zeventig jaar was had enige waarde. Op de ouderdom van drieënzeventig
ben ik ertoe gekomen de natuur onder vele aspecten te begrijpen: vogels,
vissen, dieren, bomen, gras, kortom alles. Als ik tachtig word zal ik nog
verder gaan en de geheimen van de kunst zal ik binnendringen met mijn negentig
jaar. Eenmaal honderd jaar bereikt zal mijn kunst subliem zijn. En mijn enig
doel zal bereikt zijn op mijn honderdentiende jaar, want dan pas zal iedere lijn
en ieder punt dat ik maak doordrongen zijn van leven. (In Paul Huys, Frans
Minnaert, Lannoo, 1980).
08-05-2019, 06:57 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-05-2019 |
Woorden die woorden worden. |
Er is geen leegheid meer. Ik vertel al wat ik
weet, of denk te weten, al wat ik me inbeeld en niet inbeeld, wat ik wil en wat
ik eigenlijk beter verzwijgen zou. Ik kan mijn blad vullen met de woorden die ik
ontvang van waar ook, die ik schift, verwerp of aanvaard. Kan paginas
schrappen, en nieuwe paginas vullen; kan in mijn woorden rozen/netels laten bloeien
en verwelken; kan zeggen dat ik opsta met Venus voor het raam, dat ik aan de
vijver ben, dat ik in Auvers-sur-Oise ben aan het graf van Vincent en Theo Van
Gogh, broederlijk naast elkaar, en dat het regende. Ik ben volledig meester van
wat ik achterlaat aan woorden van mij.
De dagen die voorbij zijn waren storend. Ik had
teveel technische problemen die ikzelf niet oplossen kon. Vanmorgen, ontdaan ervan
kan ik me ontplooien terug, me bloot geven wat mijn gedachten betreft. En het is
een bijzondere morgen. Een goede vriend staat op om 04.33 om mijn blog te lezen
en hij stuurt me de woorden van Multatuli: ik wil gelezen worden. Wat ook
mijn geval is, ik ook wens gelezen te worden, dan toch de blogs die ik schrijf.
Ik denk echter dat Multatuli gelezen wou worden omwille van het onrecht dat hij
aanklaagde, wat bij mij gelukkig - al heb ik wel al gedaan in het verleden -
niet meer het geval is. En dan nog, wat ik schrijf heeft zijn waarde voor mezelf,
of het ook waardevol is voor zij die me lezen weet ik niet, weinigen zeggen het
me, maar mijn blog blijft bezocht worden en dit is de enige aanduiding die ik heb.
Heeft een schrijver, wiens boek in de etalage
ligt, zelfs als het goed verkocht wordt, enige zekerheid dat zijn boek - ik
denk aan Het Verdriet van België - ook gelezen wordt, en dan nog gelezen met
de zorg die Hugo Claus eraan besteed heeft om het te schrijven?
Ikzelf schrijf altijd alsof mijn woorden onuitroeibaar
zijn, alsof ik de zekerheid heb dat ze de eeuwigheid zullen ingaan. Het is dus
geen schrijven met krijt op een zwart bord maar woorden geëtst in de koperen
plaat om niet meer te vergaan. Dit is het gevoel dat ik heb als ik bezig ben. Achteraf
weet ik genoeg dat mijn woorden zullen vergaan onder het stof of in het vuur
wat ik al eens heb gedaan tot mijn spijt - maar het kan ook, en dit hoop ik,
dat ze tot lang na mij gelezen zullen worden, zoals het ook kan dat ze op zij
gelegd worden, vergeten voor een tijd, om dan toch eens te worden opgedolven,
misschien door mijn achterkleinkinderen, bloot gelegd en ontcijferd.
Echter, zelfs indien alle tekens worden
verschroeid tot as, dan nog zullen de ideeën die ik rondstrooi, lijk een parfum
blijven hangen in de luchten omheen de aarde en opgesnoven worden, omgezet in
woorden door anderen na mij.
Anderen die denken zullen in het spoor van mij
en die mijn gedachtengoed zullen verder verkondigen, of het nu geschreven staat
of niet. Ze zullen het doen voor de geslachten na hen, zoals ik het
gedachtengoed van anderen heb verder gezet. Aldus wordt alles meer en meer uitgezuiverd
tot de essentie, en gaat er niets verloren, wat ook de Ecclesiasticus moge
beweren.
Er zal dus nog altijd iets overblijven van wie
ik was of wilde dat ik was. Is het dan verbazend dat ik soms denken moet aan
wat Ovidius schreef over zijn Metamorfosen?
07-05-2019, 05:22 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |