Als
je me gevolgd hebt van in den beginne, en er zijn er, dan moet je al heel wat
weten over me, zelfs genoeg misschien om er een essay over te schrijven: ik zeg
zo maar iets om verder te kunnen gaan met mijn grandioze? geschriften. Ik wil
ze altijd verschillend wil van wat ik reeds bracht, dan toch minstens aanvullend,
kleurrijker. Ik denk dat dit het gevoel is eigen aan mijn vrienden,
creatievelingen: de beeldhouwer, de schilders, de poëten, ook zij willen telkens
beginnen aan iets nieuws, iets waarin ze zich telkens willen overtreffen. In
feite willen we dit allemaal, willen we, in het diepste van onszelf, meer zijn
dan wat we al waren, het zit in ons om ons te bevestigen op een of andere
wijze, immer en immer beter, tot onze laatste adem.
Deze
eigenschap van de mens is ook deze van planten en dieren. Darwin wist dit, of
hij wist dat het ook een eigenschap van de geest was weet ik niet, hij heeft er
misschien geen nood aan gehad in die richting te gaan denken. Maar als het gaat
over het zich overtreffen, dan is dit in de eerste plaats de eigenheid van de
Kosmos, de eigenheid van al wat is. We vallen er keer op keer op terug: ons
beginpunt zijnde de wereld van het allerkleinste, ons eindpunt het immense ban
het alles. En we zijn van beide punten.
Ik
zegde het al en ik herhaal het hier: als Darwin een beeld ophangt van de
evolutie eigen aan wat de zichtbare Kosmos is, dan is datzelfde fenomeen eigen
aan wat van de binnen-Kosmos is, van de geest er binnenin, want het kan niet dat
de structuur, de eigenheid van elk deeltje ervan, hoe minimaal ook - en zeker
daar - in hun verbondenheid tot elkaar, dat de totaliteit van dat alles, het
ganse Universum, niet één eenheid zou zijn, alles in alles verweven, een reusachtige
kosmische geest in een reusachtig kosmisch lichaam.
Jij
die me leest, zeg me waar ik struikel, of waar ik gestruikeld ben.
Wat
ik niet begrijp is dat dit massale, met een enorme snelheid uit deint en blijft
uitdeinen tot in het oneindig oneindige. Ik beken nederig dat dit me
overstijgt, dat ik hier geen verklaring voor heb, evenmin een beeld van heb, ook omdat ik niet
vatten kan dat zo iets mogelijk is.
Ik
denk niet dat het lichaam waarvan ik sprak, zich bevindt in een holte en dat
het zich expandeert binnen die holte naar alle windstreken toe als naar zenit
en nadir; ik vermoed niet dat die holte er is, het is het lichaam zelf dat
groter en groter wordt.
De
kleine man die ik ben geslagen met ongeloof, gekomen op het einde, het uiterste
punt van zijn begrijpen, waar hij stoppen moet, meer dan ootmoedig, de
nederigheid zelf.
Zo
gebeurde het vanmorgen, dat ik eens te meer ben afgedwaald; dat ik eigenlijk
schrijven wou over de uitzonderlijke dag van gisteren. Zeggen dat ik aan de
vijver was; dat de rij populieren waarin de sappen aan het stijgen waren,
krachtig en zuiver als ooit voorheen, weerspiegeld lagen op het watervlak;
gebeurde het, naar de avond toe, met de zon een heldere bol vuur juist boven de
horizon; gebeurde het, toen ik opkeek, dat de schaduw van mezelf en van de dingen
om me heen, een lengte had die ik nimmer voorheen had voor mogelijk gehouden. Kleine
wonderen ook zijn de wereld niet uit, ze zijn de maatstaf van wat we maar zijn.
Zo,
heb ik mezelf overtroffen vandaag?
|