 |
|
 |
|
|
 |
19-02-2019 |
De stap die ik waag te zetten. |
Het
is altijd met mezelf dat ik beginnen moet. Zo overloop ik regelmatig de
recensies van de boeken die verschijnen of gaan verschijnen in dit land. Ik
weet zo ongeveer wat er hier - echter niet in het buitenland - als nieuw op de
markt komt. Ik weeg wat er over verteld wordt af t.o.v. mijn manuscript,
afgesloten de laatste dag van 2018, waar ik nu, al enkele weken terug, mee begaan
ben.
Ik
weet dus heel duidelijk hoe ik in de markt sta: nergens, of zeker niet tussen
de boeken van nu. Ik kan me er
zelfs niet tussen wringen, erger nog, ik vind geen enkel raakpunt.
Ik
zie me dus als een schrijver op een eiland, maar dan geen eiland in de oceaan,
maar een eiland in de lucht, een eiland zoals Salvador Dali er een schilderde.
Ben ik dan geen even grote fantast als Dali?
Verontrustend
is de wereld waarin ik terecht kom eens ik begin te schrijven, eens ik me
instel als Ugo. Ik sta er niet, ik hang er, ik drijf er op de luchten. God sta
me bij opdat ik niet vallen zou en verdwijnen in de dieptes van de (Stille) oceaan.
Het erge is dat ik me goed voel bij wat ik schrijf en meer nog bij al wat er
geschreven staat. Ik loop er nog, op de koop toe, mee te zwaaien, een trofee
die ik in de hoogte houd.
Maar
wat indien het gebeuren zou dat ik er ooit mee tevoorschijn zou komen: hoe en
in welke mate zullen de recescenten er
op af komen. Welke prooi zal ik voor hen zijn en hoe, want het zal nodig zijn, me
te verdedigen?
Zal
ik, tenminste, de lezers van mijn Blogs
behouden om me een steun te zijn - ze hebben al een voorsmaak gehad - of zullen
ook zij me afvallen?
Elke
morgen, bij het inloggen, zeg ik tot mijn woorden: je bent goed, soms zelfs, je bent heel goed,
maar soms ook, je bent middelmatig of, je bent om vlug te vergeten, slordig en
nietszeggend, opstandig. Maar het betreft slechts een pak van 500 woorden, de
moeite niet om er zich aan te storen of om er bij stil te staan. ik weet bij
ondervinding dat je me altijd al aanvaard hebt, zelfs als mijn visie over de
dingen grillig overkwam.
Wat
ik nog niet heb gezegd, mijn blogs en hieruit voortvloeiend, mijn manuscript,
zijn mijn medicament tegen het oud worden. De woorden ervan, is het niet het
verouderingsproces van mijn lichaam, ze houden in elk geval het proces van mijn
geest in toom. Nu je weet wat dit in toom houden betekent, je weet hoe ver me
dit bracht/brengt: een eiland drijvend op de luchten, boven de Stille oceaan.
Ik
sta op het punt om mijn manuscript te laten gaan, om het toe te vertrouwen aan
bevoegden die hun oordeel erover zullen vellen. Het is me al eens gebeurd en
het was een vriend die me een bericht stuurde toen ik rondwandelde in het Alhambra
in Granada, dit, 10 jaar geleden. Ik had hem gevraagd de brief van de uitgever,
die hij haalde uit mijn brievenbus, te openen en te lezen. Hun antwoord was kort
en bondig, negatief geweest, zoals ik verwacht had. Ditmaal zal het
rechtstreeks via mail gebeuren, zal ik weten, duidelijk weten, waar ik een
tweede maal voor sta. Echter een derde poging komt er niet.
19-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
18-02-2019 |
 |
Ik
pers me uit elke dag. Dit is het gevoel dat ik er aan overhoud. Zo lang er nog
iets uit te persen valt gaat het nog, maar wat als ik helemaal leeg geperst zal
zijn. Of kan dit niet, zal er nog altijd iets overblijven dat verwonderen kan,
want het is daar dat het om gaat, verwondering zijn.
Ik
schreef gisteren dat ik (verrast eerst) verwonderd was door de enorme lengte
van mijn schaduw die ik ongewoon vond. Wellicht heb ik die lange schaduw al
vroeger meegemaakt, maar is het toen niet opgevallen, je kijkt er over heen,
niet het vermelden waard. Maar in de
dagen van nu, zijnde de wereld waarin ik vertoef als ik schrijf, ben ik
ingesteld op elk detail dat normaal niet opgemerkt wordt, en maak ik er
dankbaar gebruik van om het te vermelden. Zelfs het detail dan nog te zien als een wonder, al is het mathematisch de
gewoonste zaak van de wereld, al is het logisch af te leiden én uit de lage
stand van de zon, én de helderheid
ervan. Eenvoudiger kan het niet, tot het geschreven staat.
Ik
vraag me af hoe je dit lezen zult, wat het betekenen zal voor jou. Zal je
wachten tot de avond valt om buiten te gaan en te zien wat er van is, wat het
maar is, waarom het maar dat is?
Het
is nochtans nimmer mij bedoeling geweest dat je mijn zichtbare
beweringen/vaststellingen meer zou controleren op de echtheid ervan, dan mijn
beweringen wat het onzichtbare betreft: de ene zijn de ogen toegewezen, de
totaal andere, de geest, de denkende motor in ons, of misschien beter, niet
wetende met zekerheid waar die zich bevindt, de motor van ons, zijnde in het terrein waar ik me ogenblikken lang uitleef,
ondergronds en onbewust, een ganse dag eigenlijk - ik las onlangs dat het woord
eigenlijk een dood woord is.
Aldus
val ik opnieuw in de kuil die mijn woorden hebben opgezet, wat niet mijn
bedoeling was. Maar ik vraag je, waarover had ik het anders kunnen hebben? Je
hebt de dagbladen, je hebt de boeken, je hebt de sociale media, een veel
gebruikte term voor het ogenblik. Je bent oververzadigd wat het nieuws betreft.
Wat wil je dat ik er nog aan toevoeg, mijn visie op het nieuw? Wat niet mijn
beroep is en ook ik koester het niet, al herhaal ik me, al herhaal ik me in
vele zaken.
Want
ook ik ben verzadigd, en verward door die verzadiging. Ook ik zie de bomen niet
meer staan in het bos. Hoe wil je dan dat ik iets zou schrijven over de bewegingen
die er zijn - naast wat verteld wordt/werd over de Kondratieff-bewegingen in de
economie - in de samenleving, deze die plots opduiken om daarna weer te gaan
liggen eens uitgewoed.
Wat
ik trouwens ook wensen zou voor de huidige bewegingen die de kunst doormaakt. Misschien
ook daar zijn we nu stilaan op het einde gekomen van een periode waarin de
kunst minder en minder is gaan zeggen over wat het sacrale, het kosmische in
het leven is.
Ik
houd van de uitdagingen die ons elke dag op heel wat terreinen tegemoet komen,
echter van de beschilderingen van het lichaam en de wildgroei van de baarden,
verlos ons Heer.
18-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
17-02-2019 |
Wonderen |
Als
je me gevolgd hebt van in den beginne, en er zijn er, dan moet je al heel wat
weten over me, zelfs genoeg misschien om er een essay over te schrijven: ik zeg
zo maar iets om verder te kunnen gaan met mijn grandioze? geschriften. Ik wil
ze altijd verschillend wil van wat ik reeds bracht, dan toch minstens aanvullend,
kleurrijker. Ik denk dat dit het gevoel is eigen aan mijn vrienden,
creatievelingen: de beeldhouwer, de schilders, de poëten, ook zij willen telkens
beginnen aan iets nieuws, iets waarin ze zich telkens willen overtreffen. In
feite willen we dit allemaal, willen we, in het diepste van onszelf, meer zijn
dan wat we al waren, het zit in ons om ons te bevestigen op een of andere
wijze, immer en immer beter, tot onze laatste adem.
Deze
eigenschap van de mens is ook deze van planten en dieren. Darwin wist dit, of
hij wist dat het ook een eigenschap van de geest was weet ik niet, hij heeft er
misschien geen nood aan gehad in die richting te gaan denken. Maar als het gaat
over het zich overtreffen, dan is dit in de eerste plaats de eigenheid van de
Kosmos, de eigenheid van al wat is. We vallen er keer op keer op terug: ons
beginpunt zijnde de wereld van het allerkleinste, ons eindpunt het immense ban
het alles. En we zijn van beide punten.
Ik
zegde het al en ik herhaal het hier: als Darwin een beeld ophangt van de
evolutie eigen aan wat de zichtbare Kosmos is, dan is datzelfde fenomeen eigen
aan wat van de binnen-Kosmos is, van de geest er binnenin, want het kan niet dat
de structuur, de eigenheid van elk deeltje ervan, hoe minimaal ook - en zeker
daar - in hun verbondenheid tot elkaar, dat de totaliteit van dat alles, het
ganse Universum, niet één eenheid zou zijn, alles in alles verweven, een reusachtige
kosmische geest in een reusachtig kosmisch lichaam.
Jij
die me leest, zeg me waar ik struikel, of waar ik gestruikeld ben.
Wat
ik niet begrijp is dat dit massale, met een enorme snelheid uit deint en blijft
uitdeinen tot in het oneindig oneindige. Ik beken nederig dat dit me
overstijgt, dat ik hier geen verklaring voor heb, evenmin een beeld van heb, ook omdat ik niet
vatten kan dat zo iets mogelijk is.
Ik
denk niet dat het lichaam waarvan ik sprak, zich bevindt in een holte en dat
het zich expandeert binnen die holte naar alle windstreken toe als naar zenit
en nadir; ik vermoed niet dat die holte er is, het is het lichaam zelf dat
groter en groter wordt.
De
kleine man die ik ben geslagen met ongeloof, gekomen op het einde, het uiterste
punt van zijn begrijpen, waar hij stoppen moet, meer dan ootmoedig, de
nederigheid zelf.
Zo
gebeurde het vanmorgen, dat ik eens te meer ben afgedwaald; dat ik eigenlijk
schrijven wou over de uitzonderlijke dag van gisteren. Zeggen dat ik aan de
vijver was; dat de rij populieren waarin de sappen aan het stijgen waren,
krachtig en zuiver als ooit voorheen, weerspiegeld lagen op het watervlak;
gebeurde het, naar de avond toe, met de zon een heldere bol vuur juist boven de
horizon; gebeurde het, toen ik opkeek, dat de schaduw van mezelf en van de dingen
om me heen, een lengte had die ik nimmer voorheen had voor mogelijk gehouden. Kleine
wonderen ook zijn de wereld niet uit, ze zijn de maatstaf van wat we maar zijn.
Zo,
heb ik mezelf overtroffen vandaag?
17-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
16-02-2019 |
Het etherische als voedsel |
Ik
schrijf maar. Ik ben sinds lang al, uitgekomen op een zijspoor. Ik zit in een
wereld binnenin de wereld, de plaats waar ik me goed voel, waar ik me uitleven
kan. Ik weet het van dat zijspoor want als iemand me vraagt waarover mijn blogs
gaan, over de actualiteit? Dan moet ik antwoorden, neen, over de tweede romance
van Beethoven. Ik verschiet er zelfs van een dergelijk antwoord te (moeten) geven,
maar het is me duidelijk, ik schrijf niet over actuele dingen, maar over dingen
die ver van ons bed zijn, die zich
situeren in wat ik noemen wil het niemandsland van de geest.
En
om te antwoorden aan een vriend die naast de geest - die sterft met het
lichaam, zegt hij - een ziel heeft, die eeuwig is, dan zie ik dit onderscheid
niet, dan is er misschien wel het verstand, maar het verstand is voor mij niet
de geest, de spirit, het binnenste van het zijn.
Mijn
leraar godsdienst, zag de ziel als de rekker naar God. God was voor hem een
Iemand. Voor mij is God, de t van wat binnenin tot in het
minimaalste, het nog te ontdekken deeltje van de Kosmos is. Het is geen rekker,
het is een materieel-spirituele
verwevenheid. Ik ben een deeltje Kosmos in de volste betekenis van het
woord.
Zo,
het zijn mijn lezers, eens ze me volgen
in mijn betoog die me aan zetten om op dat zijspoor te blijven, tevens voer
voor de filosofen - ook, wat mij dan betreft, misschien voor de psychlogen - want met al wat ik waag te schrijven betreed
ik, onvermijdelijk ook hun domein. Ik draai en keer me voortdurend, zoals
gisteren, in een wereld zonder houvast. In feite is het deze van de poëzie, mijn
woordgebruik, zelfs de plaats van het woord in de zin, is er op afgestemd.
Aanvaard dus dat wat ik schrijf ingegeven is door de poëet in mij en niet door iemand
die volvoets - een woord bestemd voor een vriend dichter - in de actualiteit
staat. Ik sta er wel in, maar ik laat het schrijven erover, aan de specialisten
ter zake die er voor betaald worden.
Maar
je weet dit al een tijdje dat ik ongebonden, dat ik vrij wil rondwandelen in
het land van de Letteren. Mijn hoop is dat ik tenminste tot dat land behoor,
dat ik geen vreemde eend ben in de bijt, maar een vertrouwde cliënt.
Ik
situeer me, in een bepaald opzicht als een Miró: al zijn werken zijn
verschillend maar zo eigenzinnig dat ze op elkaar lijken. Dit geldt eveneens
voor wat ik schrijf. Of, als je het zo wilt, ik ben ook te vergelijken met een Beethoven,
die de klanken van de sferen oproept. Ik doe hetzelfde maar het zijn de woorden
van de sferen die ik oproep. En ze zijn veelvuldig, ze zijn coriace; ze willen duidelijk maken dat
ik in de wereld sta niet zo zeer als een omhulsel maar als het etherisch vulsel
van dit omhulsel. En het is dit etherische dat mijn voedsel is.
PS. Ik verwees gisteren naar het
Evangelie van Thomas en ik sloot af met een verwijzing naar Jezus. De Jezus die
ik bedoelde was een man van het Oosten, een man doordrongen van de filosofie eigen aan het ver in de tijd liggend Oosten.
16-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
15-02-2019 |
Beethovens 'Tweede Romance'. |
'
Wakker
worden met de Tweede Romance voor viool en orkest van Beethoven, heeft dit
invloed op je gemoed, op wat je dag zal worden, op de woorden die je schrijven
zal?
Ik
denk het. Want wat er ook van zij, de muziek in al haar kleuren, in al haar melodieuze
rijkdom blijft lang hangen in jou. Je neemt ze mee waar je gaat, ze is er, bij
wat je doet, en het kan niet anders dan invloed hebben op de eerste uren van je
dag, misschien is deze er zelfs nog, als je gaat slapen want het is muziek die op
je geest, op je ingewanden geschreven werd, niet deze morgen, maar jaren, een
eeuwigheid terug, en sedertdien regelmatig terugkerend.
Waarom
dan deze morgen meer dan op andere momenten? Er is geen twijfel, het is omdat
je met de jaren ontvankelijker geworden bent wat schoonheid betreft, en dan uitzonderlijk
deze morgen, omdat je geest er uitzonderlijk was op ingesteld: Beethoven een
van je meest geliefde componisten zijnde, hij je het diepst raken zal.
Ik
tracht me Beethoven voor te stellen die op een ogenblik in zijn leven, - een
gewone morgen of avond of nacht - hij een melodie krijgt toegespeeld, waarvan de
aanzet, de eerste sprankel zich, totaal à
son insu, gevormd heeft en plots aandringt om uitgestreken te worden. Een melodie
die hij vastgrijpt met elke vezel van zijn lichaam en geest, en waarvan de roep
zo dringend wordt dat hij neerzit, de melodie betast met de toetsen van zijn
piano en uitschrijft, aarzelend eerst, zoekend naar alle details ervan die
reeds uitgeschreven staan in zijn onderbewustzijn. Uitgeschreven in potentie van
voor het eerste verschijnen ervan.
Het
is muziek die ontstaat op een van de gegadigde ogenblikken in een leven: de weg
naar de schoonheid van het zijn die open ligt, en je, je losmaken kunt van al het
beklemmende en opstijgen tot ver boven de realiteit der dingen, in een
glorieuze ruimte waar de oneindigheid je wacht.
Momenten
dat je de eeuwigheid binnendringt om er te zijn wie je bent in je verbondenheid
met wat van de Kosmos is. Je weet het en je voelt het, de klanken overstijgen
je, je bent die klanken, niets meer dan die klanken en de totaliteit van je
wezen wordt er in opgenomen. Jij Beethoven zijnde opgenomen in wat het
goddelijke is, in wat niet te noemen is met een naam: de grootheid van het
zijnde omgezet in tekens op een notenbalk en hier tegenover, jij, Ugo, woorden
zoekend om die muziek te beveiligen in jou, vast te ankeren in je dag.
Hoe
denken we, vroeg me een vriend, als het niet in woorden zou zijn?
Ik
denk niet, mijn vriend, dat we denken in woorden. Beethoven dacht niet in noten;
ik dacht niet in woorden als ik begonnen ben met mijn blog. Er was zelfs geen
vorm van een begin, enkel een dwang komende uit het geschrevene van Beethoven,
zoals ik zegde, een sprankel van wat, eveneens, totaal à mon insu klaar zat in mij om omgezet te worden - bij Beethoven in
muziek - in woorden. Woorden die er voorheen nog niet waren
Als
er op aarde gesproken kan worden van een wonder, dan is het wel de geest die
het wonder van het wonder is. Ik denk hierbij aan het (apocriefe) evangelie van
Thomas (Logion 29 de lEvangile selon Thomas, éditions Metanoia, 1975):
Jésus a dit:
Si la chair sest produiite à,cause de
lesprit,
cest une merveille;
mais si lesprit cest produit à cause
du corps,
cest une merveille de merveille.
Mais moi je mémerveille de ceci:
comment cette grande richesse
sest mise dans cette pauvreté.
Dit zijn woorden om te herkauwen, Jezus waardig!
15-02-2019, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
14-02-2019 |
Hat materieel aspect van het Immateriële |
Op
de dag van 13 februari, de dag waarop de democratie met de voeten getreden
wordt door de vakbonden die zich een stem in meer toe-eigenen - ze hebben de
stem die ze democratisch toevertrouwd hadden aan de verkozen vertegenwoordigers,
opgezegd - heb ik terug gedacht aan een totaal ander aspect van onze
samenleving: de zoektocht van een groep mensen, ze zijn met drieduizend wetenschappers en studenten, lees ik, in de
CERN in Genève.
Een
grotere tegenstelling kan er niet: enerzijds het lamleggen van elke bedrijvigheid,
anderzijds een activiteit bij houden die er op gericht is iets te vinden dat er, volgens hen althans,
logischerwijze zijn moet, echter tot op heden, onbereikbaar is gebleven, op het
mysterieuze higgsdeeltje - het deeltje, zegt men, dat massa geeft aan de materie
in ons Universum (?) - na.
Ik
laat de vakbonden en hun methodes om zich te bevestigen, want daar komt het op
neer, voor wat ze zijn, en ik keer me, waar ik het onlangs nog over had[1], naar
de pro-actieven, de zoekers van de CERN. Deze weten nu dat de snelheid die ze
ontwikkelen met hun LHC-versneller, bijna deze van het licht, in hun
ondergrondse tunnel van 25 kilometer lang, en de energie hiervoor nodig, ontoereikend
schijnt om te vinden wat ze halsstarrig aan het zoeken blijven. En ik lees
hierover, de voor mij prachtige, veelzeggende zin in de Standaard[2]:
In het standaardmodel van de deeltjesfysica worden de
materiedeeltjes beschreven en de natuurkrachten die erop inwerken. Helaas past
de zwaartekracht er niet in, waardoor de fysici weten dat er meer moet zijn.
De snelheid waarmede ze de protonen door
de tunnel jagen, bedraagt, ongeveer 300.000 : 25, of bij benadering 12.000 maal
de afstand van de tunnel per seconde, ondanks die snelheid weten ze nu dat de energie niet hoog genoeg is om het standaardmodel
tot in de kleinste details te testen. Ze kijken dus uit naar, een
versnelling van de versneller, de bouw van een Future Circular Collider (een FCC) van maar een slordige 100 kilometer
lang, ondergronds, dus vier maal zo lang als de LHC, de Large Hadron Collider waarover ze nu beschikken.
En dit om te vinden wat ze denken dat er meer is.
De vraag die ik me stel - het artikel heeft tijd nodig gehad om
door te dringen - wat is dit in meer, wat kan dit in meer wel zijn. En, als
ze dit zouden gevonden hebben, wat zegt er hen dat ze daarna geen versneller
nodig hebben die nog maar eens vier maal langer is?
Al wat ik hier zeg over de CERN is van een andere wereld, is
van het binnenste van de wereld, het gebied van het
onzichtbare maar tevens van het wezenlijk bestaande, van het in werkelijkheid onmiskenbaar daar zijnde. Er was destijds een naam voor, de mens die er toen was keek er naar
op, boog er het hoofd voor, had er offergaven voor over. De mens van nu is, in
vele gevallen, niet alleen blind ervoor maar ook nog eens doofstom erbij.
Ik
heb een vaag vermoeden dat mettertijd de ogen geopend zullen worden en erover meer
en meer, veelvuldiger dan ooit, zal gesproken worden. De LCC die er komen zal,
zo hoop ik toch - die, omgerekend elke Belg
zon halve euro per jaar zou kosten, aldus Freya Blekman, staat er borg
voor.
Want,
waar de LCC op zoek naar gaat is niets anders dan de materialiteit van het Immateriële,
het deeltje dat van de geest is.
[1] Mijn
blog van 08 februari
[2] Senne Starckx in De
Standaard van 18 januari: Freya Blekman: een
nieuwe Higgsfabriek.
14-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-02-2019 |
Om het even. |
Ik
heb na al die jaren alles al verteld wat er te weten is over mij. Je moet me
stilaan beginnen te kennen, zoals ik me stilaan ken. De afdruk die ik
achterlaat, als voetstappen in de sneeuw, moet toereikend zijn om je een beeld
te vormen van de complexe man die ik ben. Toch ga ik maar verder, blijf ik
doordringen tot de diepste geheimenissen van mijn persoon, alsof jij mijn biechtvader
bent.
Wordt
je het niet moe, elke dag te luisteren naar mij, misschien je dag ermee te
beginnen en een tijdje rond te lopen: mijn gedachten en gevoelens, binnen in
jou geprojecteerd, opgehangen? Mijn vriend, want dat ben je onvermijdelijk geworden,
en ik verheug me erover. Al ken ik je niet ten gronde, ik weet dat je er bent,
als de echo van mij, en jij weet dat ik me elke morgen, elke dag keer tot jou,
spreek tot jou me bloot geef aan jou. Er is een pact gesloten tussen ons.
Het
is weliswaar, een vreemde bedoening die gegroeid is. Ik, die me zie als een
eenzame boom in de vlakte. Het uitzicht ervan zich wijzigend met de seizoenen. Tekenend,
oproepend met zijn kruin, het landschap van het woord, de wortels ervan
geankerd in wat van de kosmos is, in wat van het nog niet-zijnde is. Hij
ademend, uitkijkend, wachtend elke morgen op de sappen die gaan stijgen tot in
de hoogste, tot in de verste punten van elke tak ervan. Pas dan hij tot een
grote rust komt die zich verspreid in de luchten rondom hem.
Roekeloosheid
is zijn deel, is mijn deel. Hoe ver deze reikt wordt niet bepaald, er zijn geen
grenzen. Woorden zijn oneindigheid, ze dragen in zich de factor eeuwigheid en
hij die deze factor kent, enkel hij, betreedt die eeuwigheid. Umberto Eco wist dit
en hij was niet de enige die het wist. Hij wist dat schrijven een kosmische
bedoening was; dat het, het treden was in de voetsporen van het bezielde
Universum; dat de bezieling ervan ook deze van hem was; dat hij dus, schrijvend, verzwolgen was in deze
eigenheid van deze bezieling. Opgenomen was in de golfbeweging ervan,
meedeinend, alle verborgenheden ervan betredend.
Zelfs
al is hij slechts een vlokje schuim ervan, een ander aspect ervan, hij is van de
beweging van de golf, van de beweging van de oceaan, van de beweging van het
Universum. Hij weet het, omdat het hem ingegeven is in zijn genen, die ook deze
zijn van hetzelfde Universum zo materieel als spiritueel, dit laatste onsterfelijk
zijnde. Hij ook het is.
Je
roekeloosheid, geladen met de essentie van dat plukje schuim brengt je heel ver
in het tijdloze van de tijd, dat vóór het begin was, waaruit alles is ontstaan
wat kon ontstaan, wij, mens, inbegrepen.
Ik
zeg je dit omdat ik het anders niet kwijt geraak, omdat het de enige weg is die
me gelaten is om het te doen: we zijn allen van het tijdloze dat ons
overspoelt. We komen, we groeien open, we laten onze voetprint na en keren
terug naar het tijdloze, naar waar we waren toen we er nog niet waren. Meer
schijnt het niet te zijn - al is het heel wat - al is
het om terug te keren en opnieuw te zijn of, is het om te worden opgenomen in
andere oorden, in een arcadia, even groot als een droom kan zijn?
Het is me om
het even.
13-02-2019, 06:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-02-2019 |
De kracht van het woord |
Ik
ben elke morgen met mezelf begaan, niet met hoe mijn lichaam het stelt, maar
hoe mijn geest het stelt, of er iets is waar ik iets kan over vertellen. Het
zijn de jaren die me In een dergelijke toestand hebben gebracht. Het ongewone
hierbij is dat ik niet wachten kan tot de voormiddag of tot later op de dag om
op zoek te gaan, neen het moet gebeuren voor het licht opkomt, alsof ik geen
vertrouwen zou hebben in wat de dag me brengen zal. Dit is een vaststelling die
ik nu onder ogen krijg, ik had er voorheen nog niet aan gedacht, maar er is wat
is. Ik ben nu eenmaal zo geworden, er is wat dit betreft geen rust meer in mij,
deze komt pas als mijn vijf honderd woorden geschreven staan. En dan nog, ik
weet dat het de volgende ochtend herbeginnen zal.
Hoe
het vroeger was weet ik niet meer. Zeker is dat ik me toen niet uit mijn slaap
gewrongen heb om onmiddellijk aan het werk te gaan alsof mijn leven er van af hing,
maar mijn blog heeft me zo ver gebracht, hij houdt me wakker tot laat in de
nacht en hij slaat toe vroeg in de morgen. Een verademing is er niet, ik moet
er voor vechten bijna, een gevecht met mezelf.
Stel
je voor, een man die zijn geest geen ogenblik rust gunt, een man die een slaaf
is van zichzelf. Overdrijf ik als
ik dit zeg, enigszins wel, mijn woorden zijn misschien te sprekend maar dan
toch een benadering van de realiteit waarin ik gedompeld ben.
Je
kunt opwerpen of het wel elke dag moet, of er niet gewacht kan worden tot er
iets gebeurt, maar, er gebeurt maar iets als het geschreven staat. Een
wandeling in het sneeuwlandschap is er maar geweest als ze opgetekend staat,
ongeschreven is ze er voor niemand, amper nog voor jezelf. Wat ik schrijf deze
morgen is een gebeuren dat er niet zou zijn had ik het niet geschreven. Nu het
er staat krijgt het gestalte voor elk van ons, wordt het een vaststaand feit,
een gebeuren. En dit geldt voor elke blog die ik schrijf en niet alleen voor
wat geschreven wordt, dit geldt even goed voor een tekening of schilderij, voor
een beeldhouwwerk of een muziekstuk. Niets is als het niet zichtbaar is in
welke vorm ook.
De
droom die ik had deze nacht was er zonder er te zijn, vertel ik hem hij wordt
geschapen, hij krijgt een vorm van werkelijkheid waarbij het droomgehalte
verdwijnt. De kracht van het woord is dan ook immens.
Ik
kan, in meer, iets laten gebeuren dat er niet was, dat er nooit geweest is of
er nooit zou zijn had ik het niet gezegd dat het er was. Niemand, ik zelfs
niet, zou iets geweten hebben van wat er elke morgen gebeurt met mij had ik het
hier niet opgetekend, niet als een klacht, maar simpelweg als een toestand die
nu definitief is vastgelegd en waar ik niet meer hoef op terug te komen, liefst
niet.
Dit
gaat hier dus over de kracht van het woord: de vreugde die ik elke morgen ken,
is me te wentelen in dit krachtenveld. Ik voel me er goed bij, en ik, wat zou
ik nog méér kunnen wensen?
12-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-02-2019 |
Stephen R. Covey |
Je
kunt je niet elke dag anders opstellen, je kunt niet ignoreren wat je al
dikwijls geschreven of naar verwezen hebt. Al tracht je wel het niet te doen,
sommige gedachten zitten in jou vastgegroeid en je komt er dus, zelfs zonder
het te beseffen, regelmatig op terug. Hoe, vraag ik me dan af, hoe is het
gesteld met anderen die ook dag aan dag een blog bijhouden?
Ik
weet het niet, ik zoek het niet op, ik heb werk genoeg. Heb al heel wat
geschreven in mijn leven, hopen vellen papier vol, destijds, en zoals ik thans
bezig ben, een vaste schijf vol. Ik geraak er niet meer wijs uit, echt.
En,
wat is er van een mens die schrijft en weinig nog leest? Stompt hij af; keert
en wentelt hij zich in wat hij nu vele jaren al heeft opgestapeld in zich: een
grote massa herinneringen die teksten zijn, die plaatsen zijn waar hij heen kan
gaan, er vertoeven en er over uitweiden. Misschien, tot vervelens toe van hij
die deze lezend ondergaat. Weliswaar, deze massa is ook een voedingsbodem soms
voor nieuwigheden, en het zijn deze die me rechthouden. Het is een zilvermijn
met tal van gangen waar ik binnen loop hopende een nieuwe ader te vinden die ik
uitgraven, uitkappen kan. Meer ben ik niet, een zoeker naar nieuwe zilveraders,
geen goudaders, op deze ben ik niet ingesteld.
Het
zijn dus geen verhalen over vreemde landen, over vreemde gebeurtenissen die ik
breng, ik ben zeer arm opdat gebied en mijn vindingrijkheid kent heel vlug zijn
grenzen. Ik heb, te weinig geleefd, dit is het besluit dat ik trekken moet.
Daarmee basta, alles is aldus afgerond.
Op
Nieuwjaar schonk mijn oudste dochter me, een luxueuze, op glad en stevig papier,
een Your Mind, inspired agenda. Ik lees
erin a spiritual thought van Stephen R.
Covey:
De
meeste mensen luisteren niet om iets te kunnen begrijpen. De meeste mensen
luisteren om te kunnen antwoorden.
Het gaat me hier niet om de gedachten
van de meeste mensen, Ik ga hier geen essay over schrijven al kan ik me
inbeelden wat hij hiermede bedoeld, het ontbreken bij velen van een proactieve
instelling. Het gaat me om de persoon, Stephen R. Covey, 1935-2012, een
Amerikaan, een generatiegenoot, die een boek geschreven heeft: The Seven Habits of Highly Effective People.
Google weet er alles over.
Het is zeker niet mijn bedoeling er iets aan toe te voegen of ervan weg
te laten. Maar het is literatuur waar ik weinig aandacht aan schenk of aan
geschonken heb. Ik heb geen vinger-opstekende-teksten geschreven, ik heb geen
raad te geven aan mijn lezers, geen tips om zo te zijn of anders. Ik kan hen
alleen zeggen hoe ik ben, hoe ik me voel en hoe ik nog, met één voet, in de
wereld sta.
Stephen
R. Covey kende ik niet. Na Google hoorde ik wel wie hij was en vooral de raad
die hij gaf om een succesrijk persoon te worden. Hij schreef zelfs, The 8th Habit, een boek bestemd voor die
succesrijke personen. Er gaat een you
tube, die zeer gepast en in klaar en duidelijk Engels, een bespreking
brengt van de message verwerkt in
het boek. In feite zeer leerzaam voor iemand zoals ik die met zijn manuscript -
ware er niet mijn leeftijd - op jacht wil gaan naar succes.
Het
boek verscheen in 1989 en werd vertaald
in 38 talen, zoals ik lees. Het moet dus in elk geval voor de schrijver een succes
geweest zijn. Wellicht nog, wellicht lopen er heel wat van zijn leerlingen rond
in deze wereld, we willen allen succesrijk zijn.
Ik
ben het al, als ik succes heb met wat ik je elke dag voorschotel. Ik weet dat
het vandaag iets minder is voor mij, eerder meer voor Stephen R. Covey.
11-02-2019, 00:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-02-2019 |
Verschrompeling |
Elke
dag draagt in zich een risico: ofwel een groot, het einde van de dag niet
halen, ofwel een minder, niet te weten over wat je schrijven zal. Het is, in
het eerste geval, een kwestie van overleven, in het andere, een kwestie van
gezichtsverlies. Beide mogelijkheden draag ik diep in mij, al is het de eerste
maal dat ik dit zo bruutweg neerschrijf. Zeker is dat ooit een van beide
gebeuren zal maar, is dit dan wel een risico? Is het niet iets dat een nasleep
is van mijn geboorte, dat beide, komen en gaan, innig met elkaar zijn verstrengeld:
de dood voortvloeiend uit, liggend in het verlengde van, het geboren worden?
En
de tijd tussen die twee eigenzinnige punten of toestanden, niets meer zijnde in
essentie, dan een geleidelijke opbloei die uitmondt in een geleidelijke verschrompeling;
zijnde een afname van mogelijkheden, een voorbereiding die ons leiden moet tot de
aanvaarding van ons aller lot.
Er
werd me een lange voorbereiding gegund. Wat voor velen niet het geval is
geweest. Daarenboven is het gebeurd, in toch wel zeer gunstige omstandigheden.
Ik beleef het, zelfs als ik het voor mijn lichaam houd bij een verschrompeling,
op een, niet alleen zeer aanvaardbare, maar ook toch wel, alles in acht genomen, zeer
dankbare als vruchtbare wijze. Ik haal er het maximum uit, ik schrijf erover. Ik
maak er een wedloop van waarbij ik het gevoel heb dat het een soort steekspel
is van twee gestalten die op elkaar afstormen, de ene positief, de andere
negatief, de speer hoog geheven. Wat kan iemand meer verwachten?
Het
leven is me heel ridderlijk geweest, ik hoop het nog wat te houden zo. Wie weet
welke ontdekkingen me nog te wachten staan tijdens deze verschrompeling van
dagen, ten minste zo mijn geest alert blijft voor elk teken, elke boodschap die
me wordt toegestuurd.
Want
alertheid is wat ik nodig heb, en deze zal er niet zijn als ik onder de dekens
blijf liggen of op de sofa, dit krijgt Dante in zijn Inferno, zijn Hel, te
horen van Vergilius. Dante, van wie ik ooit waagde te schrijven - ik was in
Toscane toen - dat we samen, hij in zijn donker gewaad, naar de sterren stonden
te kijken en ik hem vertelde dat ik hem aan het volgen was op zijn tocht door
de Hel.
Het
was de dag dat we - ik toen ondergedompeld in de lectuur van zijn Divina Commedia - in San Gimignano waren,
een middeleeuws stadje, dichtbij Siena, met een skyline van torens. We hadden er
gewandeld in de straten waar hij ook moet gewandeld hebben[1], en
voor het slapen gaan, na enkele glazen wijn, was ik op het terras gaan staan
van de B. & B. I FIAMMINGHI[2] en
dacht ik Dante naast mij. Zo heb ik toch gemeend het te mogen vermelden
achteraf in een blog die gelezen werd door velen. Ik weet dat mijn verbeelding
me toen parten heeft gespeeld maar deze was even aanvaardbaar en van een andere
aard dan de verbeelding eigen aan de Harry Potter verhalen en het succes dat ze
meekregen.
Ik
zie mijn verbeelding, wat Dante aangaat, en zijn aanwezigheid als ik schrijf of
converseer met hem, niet als een verschrompeling van de geest, integendeel, ik
ga op jacht ernaar en elke vondst dat ik doe zie ik als een winstpunt, dan toch
als een positief punt tegen de algehele verschrompeling van lichaam als van
geest.
Zo
is elk uur dat voorbijschuift, is elk ogenblik, een punt op de lijn die loopt,
beginnende van de bevruchting in de richting van de laatste ademstoot. Het
effect ervan wordt echter slechts zichtbaar en, voelbaar, naarmate de laatste
punten op de weg worden bereikt. Pas dan, met de eindafloop voor ogen, krijgt,
enkel wat het lichaam betreft, het woord
verschrompeling zijn volle betekenis.
Wat
de geest in dat lichaam of omheen dat lichaam aangaat, dit kan een totaal nieuw
beginnen zijn in een ander Universum, schreef ik ooit.
[1] Frans van Dooren schrijft er over in zijn boek Met Dante door Italië, Ambo/Amsterdam,
2005.
Hij vertaalde ook op een voor mij schitterende wijze de Divina Commedia in
Nederlands proza
[2] B.& B. in Montaione, Firenze/Toscane: www.I Fiamminghi.it
10-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-02-2019 |
Wat is van het schrijven in de morgen |
Men
zegt me soms dat ik zwaar schrijf, wat niet bedoeld is als een minpunt, maar
simpelweg als een vaststelling die ik graag aanvaard. Ik ben nu eenmaal zo en
het is vandaag niet dat dit veranderen zal. Iedere vogel zingt en het
spreekwoord leert ons hoe hij zingt en hoe niet. Ik ben dus iemand die in de
zwaarte werkt, die dingen tevoorschijn brengt die verbazen, die een inspanning
vragen bij het lezen - ze vragen me die ook bij het schrijven. Het is voor mij telkens
een uitdaging die ik aanga in de hoop erin te slagen iets te brengen dat geen
dagelijkse kost is. Ik geloof trouwens niet, dat ik jullie als lezer zou
behouden indien dit het geval zou zijn.
Nu
is het wel zo dat de ene dag de andere niet is, dat ik dieper graaf vandaag om
het morgen zachter aan te doen, maar mijn betrachten gaat toch altijd in zelfde
richting, deze van de geest, deze van iets dat eerder ruikt naar het ongewone;
het is om het duidelijk te maken, altijd een beetje aangebrand.
In
2005 hield ik aan de zee in San Juan/Alicante een, wat ik noemde, poëtisch
dagboek bij, geschreven in een klein schriftje, een cuaderno waar ik zat op de rotsen - er
is geen strand - met de beweging van de zee voor mij. De tekst ervan werd
destijds gebundeld in een beperkt aantal exemplaren. De woorden zijn geen oude
koeien geworden, ze doen het nog steeds.
Ze illustreren de gedachtewereld waarin ik daar toen rondwandelde, weinig
verschillend van deze van nu. Maar ik bezat toen wat ik nu niet meer in zelfde mate bezit: het
inspirerende van de golven - zoals Debussy - de weidsheid van de
luchten, de diepe rust van het er zijn, vrij en ongekunsteld, open en groot
ontvankelijk.
Het
schijnt me toe - en ik denk aan Cees Nooteboom - dat ik toen doordrongen was van
de plaats waar ik was en, als ik schreef wat ik schreef, dat het uitsluitend te
danken was aan de spiritualiteit eigen aan de omgeving. Ik was gedompeld in die
spiritualiteit, ik betastte die, ik voelde en rook die in en omheen mij; ik
stond er binnenin, én met beide voeten, én met mijn geest.
Vandaag,
als ik die gevoelens van toen terug tracht te halen, kennen ze niet meer die zelfde geladenheid, missen ze
het gevoel van de wind in mijn gelaat en op mijn handen; missen ze wat van het
schrijven is op licht korrelig papier; missen ze de geuren en wat meer is, het
geluid, de zang, van de opspattende golven. Ik kan, weliswaar, alles nog
terugroepen, weten hoe het was, maar iets ontbreekt, de eenheid die er toen was
tussen het reële van mijn omgeving en het woord van mijn tastende geest.
Druk
ik me correct uit? Ik weet van een vriend dat hij in zich het globale,
betoverende beeld draagt van de zee van bij ons, beleefd op elk ogenblik van de
dag; van een andere dat hij alles kent, voelt en ondergaat, van het land onder
de sneeuw als in volle zomer, en van nog een andere dat hij weet hoe het is de
zondagmorgen aan een bepaalde meander van de Leie, in de winter als in de lente.
Maar als ze deze beelden terug oproepen, en wellicht gebeurt dit regelmatig,
ontgaat hen meer en meer, naarmate het vorderen van hun dagen, het
reële aspect ervan, is het maar een omfloerste werkelijkheid die ze terugvinden.
Het is als de nuance die er ligt tussen het lezen van een boek en het erop
roepen, maanden, jaren later, van wat het boek geweest was toen je het las.
En,
keer ik terug naar mijn Poëtisch
Dagboek van 2005, heb ik vandaag, gezien wat ik hier verklaarde, het recht er een jota aan te wijzigen?
Ik
denk dan dat ik weer niets had om over te schrijven als ik wakker werd deze
morgen.
09-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-02-2019 |
Speculatie |
Een
etmaal lang bleef ik in de sfeer van mijn blog van gisteren. Ik geraak er deze
morgen nog niet uit als ik verneem dat de fysici, werkzaam in de deeltjesversneller,
de Large Hadron Collider van de CERN
in Genève, de vrees kennen dat binnen
afzienbare tijd de mogelijkheden van de LHC zullen uitgeput zijn, zonder het
gewenste resultaat, een formule van het Alles, te hebben ontdekt. Ze zien in
dat de tunnel van 27 km lang, 50 m onder de grond, ontoereikend wordt en dat ze
zouden moeten kunnen beschikken over een
tunnel die tien maal langer is.
Het
verheugt me, te vernemen dat de tunnel en de ganse, voor mij ongrijpbare als onvoorstelbare
installatie van magneten in een tunnel en, van protonen die hierin met een
snelheid van 99% van deze van het licht tot botsing worden gebracht met andere
protonen, dat deze wijze van onderzoek, niet het resultaat heeft opgeleverd dat
werd verwacht.
Het
verheugt me als ik dan hoor wat ze nodig achten om ooit (in 2150) succesrijk te
zijn, omdat ik een dergelijke inschatting om succesrijk te zijn, het bewijs levert
dat de structuur van de materie en van alle componenten ervan, zijnde dit gene
dat binnenin de deeltjes aanwezig is, tot en met de ziel, tot en met de geest
erin, niet te ontdekken, niet te bepalen zijn. De fysici zijn wel toegankelijk
tot wat van stof is, niet wat van geest is.
Nu,
geven we, aan wat van geest is een
andere naam - een naam die meer en meer dood gezwegen wordt - en staan we voor het
ondoordringbare, voor het onstoffelijke dat is, zonder er te zijn.
De mirakelformule, waar de fysicus van droomt[1], deze
die hem tienmaal de Nobelprijs zou bezorgen, blijft utopisch
voor de mens van nu. Het kan dat hij, op een ander vlak, er ooit toe komt, een
begin van begrip te tonen voor de mogelijkheid van het bestaan van een vijfde
mysterieuze, niet te bepalen kracht - het Higgsdeeltje werd al eens het godsdeeltje genoemd - en tezelfdertijd, dat hij zich zal moeten onderwerpen en ootmoedig bekennen
dat hij de muur waar hij aangekomen is, niet kan doorbreken of overschrijden.
Wat
ik schrijf over deze mysterieuze kracht is een vorm van speculatie, die
geldig blijft zo lang de gezochte formule niet gevonden is. Echter, als ik hoor
dat een tunnel van 27 km ontoereikend is, waarom dan zou een tunnel van 270 km
een grotere garantie zijn voor succes?
Ik
houd het dus bij mijn speculatie. Ik voel me er deze morgen, goed bij. Het
bestaan van een mysterieuze kracht eigen aan de stof, eigen aan het Universum opent
enorme mogelijkheden en dan zeker voor de mens die bijna de rand van het leven
heeft bereikt.
Onze
geest, deze van de homo sapiens beweegt voortdurend in deze richting.
[1] Gezocht
wordt naar een formule die de vier fundamentele krachten: zwaartekracht,
elektromagnetische kracht, zwakke en sterke kernkracht, bij elkaar brengt.
08-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-02-2019 |
Wildiers versus Vermeersch |
Mijn
lichaam verstramt, een te grote beweegloosheid speelt me parten. Tot daar nog
toe, maar het gevoel overheerst dat er ook een verstramming aan het optreden is
die mijn geest in zijn greep houdt, wat erger is.
Ik
zal, zo stel ik toch, wellicht niet meer ten volle meemaken wat zich voor het
ogenblik in de wereld van de fysica aan het voltrekken is: de impact van de New Physics en al wat hieruit
voortvloeit, op ons persoonlijk leven en op de samenleving in het algemeen. Een
diepgaande revolutie heeft plaatsgevonden en zet zich onhoudbaar verder. Wat
voorheen, een, hoogstens twee generaties terug, weinig zorgen baarde, de gevolgen
van de industrialisering, is nu onze diepste bekommernis. We zijn er ons van
bewust dat de gevolgen ervan voor onze levenskwaliteit catastrofaal zullen zijn
als er niet ingegrepen wordt. Noties als deze van bijvoorbeeld fijn stof, die
vroeger onopgemerkt bleven, kunnen nu gemeten worden. De impact van onze levensgewoontes
op de natuur wijzen nu, voor velen, in
de richting van een opwarming van de aarde, wat het ergste laat vermoeden voor
de toekomst - zo wordt toch gepredikt en betoogd - als niet wordt ingegrepen. Echter,
of we nog terug kunnen naar de toestand van vroeger, valt te betwijfelen, zoals
ook te betwijfelen valt of we in staat zijn een krachtige halt toe te roepen aan
wat vandaag gaande is.
Het
was echter niet mijn bedoeling hier de aandacht op te vestigen - want onnodig,
de media staat er bol van - wel op het feit dat we in staat zijn mathematisch
en wetenschappelijk de vervuiling vast te stellen en in cijfers uit te drukken
en, als we dit in staat zijn te doen, dit te danken is aan de enorme verfijning
van de kennis hoe de materie is opgebouwd; een kennis die dermate geëvolueerd
is dat we doorgedrongen zijn tot in het hart, zelfs tot in de ziel, het
allerbinnenste, van de materie. Wat ik een paar dagen terug vertelde over Jean Charon
en zijn wereld van het elektron is er een voorbeeld van.
Mijn
betoog van vandaag - niets wetenschappelijk want ik ben geen fysicus - is hier
op gericht dat de verfijning waarvan ik sprak in onze kennis van wat de materie
is, onvermijdelijk ook zijn weerslag moet kennen, eerder vroeg dan laat, op
een verfijning van wat van de geest is en, hieruit voortvloeiend, de impact van
beide op elkaar, met als gevolg - en dit schijnt me bijzonder belangrijk toe -
dat de filosofie die we gekend hebben op het punt staat een meer kosmologisch
gerichte filosofie te worden.
In
feite is deze zich al lang aan het voorbereiden, zelfs niet meer ondergronds,
Alfred North Whitehead (1861-1947), zag het Universum als een organisch geheel,
met de onderliggende metafysische besluitvorming eigen aan een
evolutionistische visie eraan verbonden.
Tegenover
de metafysica van het zijn van Aristoteles, plaatst Whitehead de metafysica
van het worden. Teilhard de Chardin van zijn kant, zal de mens, de homo
sapiens, inschakelijken in deze evolutie.
Ik
lees hierover - en het sterkt me in mijn
bewering dat ook de filosofie deze evolutie volgen zal - bij een belangrijke
filosoof van bij ons, een groot denker, iemand die, in tegenstelling tot een
Vermeersch, de diepte van het worden, tot in de fijnste (kosmische) verwevingen
ervan heeft opgezocht: Max Wildiers[1]
en dit ziet: als een nieuw verbond
tussen mens en universum, een nieuw verbond dat bepalend zal zijn voor de
toekomst.
Er is, mijns
inziens, geen enkel excuus om zijn boek,
De vijf vreugden van de geest dat voor de mens van de XXIste eeuw de spirituele waarde heeft van een
Bijbel, niet te lezen.
Wat
of wie heeft me deze morgen aangezet om dit te schrijven?
[1] Max
Wildiers, 1904-1996, theoloog en cultuurfilosoof: De vijf vreugden van de geest,
uitgeverij Pelckmans, 1995.
07-02-2019, 06:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-02-2019 |
De stilte van het zijn |
Er
gebeurde heel wat de laatste dagen, ik ben heel ver geweest, verder dan de Big
Bang ben ik gaan kijken. Je moet het maar doen en het overleven. Thans, nuchter
van geest, blik ik terug op wat enerzijds zwaar, maar ook lichtend van inhoud was. Toch
voel ik dat ik hierover niet alles heb gezegd, is het een onderwerp dat me
altijd bezielen zal, tot in het eindige van mijn dagen, en zeker dan.
Het
is een geluk voor mij, dat dit onderwerp op mijn programma staat omdat het toegankelijk
is en uitgestreken kan worden omdat het oneindig is. Het is een kluif. Het is
meer dan een bos, het is een regenwoud waarin je, o zo gemakkelijk, verdwalen
kunt. Goed dat ik het weet. Goed dat ik nu en dan zeg dat wat ik verklaar
slechts peilingen zijn, slechts een aftasten is van mogelijkheden die zich
aanbieden, met dien verstande evenwel dat ze alle uitlopen op, toch voor mij
althans, één zekerheid: de dood is niet het einde maar een begin, een terugkeer
naar een Eden. Ik wandel aldus in een cirkel, ik vertrek telkens van uit deze
zekerheid en keer er, via een omweg naar terug.
Dit
is mijn publiek geheim, een ander heb ik niet. Ik denk dat het dit is dat maakt
dat ik niet leeg geschreven geraak, dat er nog altijd iets rest om op terug te
vallen en over uit te weiden met andere woorden, vertrekkende uit nieuwere
oorden om eens te meer aan te komen op een plaats waar ik nog niet was. Het is
dit landschap dat ik elke dag betreed, opneem in mij en waarin ik me beweeg, of
het nu realiteit is of inbeelding, het
maakt - buiten het voelen van de kille luchten - helemaal geen verschil, het
resultaat is het zelfde.
Zo
is het, alsof ik elke dag, door de velden die ik zo goed ken - de horizonlijn
heel laag als ik op de heuvel kom - naar
de vijver rijd. Dat ik er ben, er neerzit of er rondloop, wachtend op een
inval, liefst een verwrongen zin. Liefst een regel om er een gedicht, om er wat
proza uit te putten. Wat er op neer komt binnen te gaan in de beweegloosheid der
dingen en er, even beweegloos, even maar te zijn. Ingekeerd er te staan in het licht
dat nog tanend is met nog steeds een groot zwijgen in mij, roerloos, omwikkeld met
de stilte die van de naakte populieren is, van de grassen, van de struiken is,
die van het water is, van de weerspiegeling is, het enige dat hier beweegt,
trillend, ademend.
Hoe
ik ben, als ik er ben, als ik er niet ben: ik ben de stilte zelf, de wind die
van de stilte is, die van al de dingen is: de tafel en de stoelen op het
terras, de zonneschermen dicht gesnoerd, de blauwe zak met blikjes, roerloos kijkend,
niets hoeven ze te zeggen, alles spreekt. Ik er geen eenzaamheid ken, ik er
opgenomen ben om er weinig meer te zijn, immer wachtende tot er iets komen zal.
Ikzelf het wachten zijnde.
Wat
houd ik dan nog, welk verhaal valt er te vertellen nog?
Wat
houd ik nog dat van de lente, dat van de zomer was, van de herfst en het vallen
van de bladeren? En als ik rond de vijver wandel, wat houd ik nog van hier en
daar: de inktzwam sneeuwblank, en recht opgeschoten, een vriend die er niet
meer is, voor wie het heerlijk was, licht gebakken in de boter, zo zegde hij
toch. Een begin het is, een keren naar wat van het reële is.
Andere
beelden duiken op. Ik blijf maar schrijven.
06-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-02-2019 |
Ruimte die ook de tijd is |
Ik
zegde het al, mijn blogs zijn een etmaal van elkaar gescheiden en een etmaal is
niet eentonig, is niet noodzakelijk eensluidend met het vorige, het kan alle
kanten op. Als je me leest met er tussen, dezelfde tijdsspanne, kan er geen
probleem zijn; lees je me sporadisch dan moet je er het etmaal zeker tussen
denken, moet je niet verwachten dat het een aaneensluitende tekst zou zijn.
Veel
betekent dit niet, elke blog is verantwoordelijk voor wat er staat, het werd me
ingegeven en ik heb het opgenomen. Van waar het komt weet ik niet, zal ik
nimmer weten. Ooit schreef ik, en ik dacht het toen ook, dat het kwam van
buiten mij, dat het kwam van de golven die er zijn omheen mijn lichaam en dat
in die golven ook mijn herinneringen aanwezig kon zijn. Maar een zekerheid,
zelfs niet een halve zekerheid - als zo iets zou bestaan - is dit niet. Een
normaal mens stelt dergelijke vragen niet echter, voor iemand zoals ik, die op
zoek is naar materie om over uit te weiden is het altijd een dankbaar onderwerp
geweest en gebleven.
Ik
heb hierover weinig gelezen. Wel weet ik van een schrijver, Jean E. Charon, fysicus
en filosoof, iemand die we plaatsen kunnen in het zog van Teilhard de Chardin, dat
hij elke elektron van ons lichaam ziet als een minuscuul black hole dat een
andere ruimte en een andere tijd bevat;
een ruimte-tijd die een deel geest bezit, die hierin alle gebeurtenissen
opslaat en ordonneert. Elke (denkende) elektron, elke eon van ons lichaam, beweert
hij, beschikt over de totaliteit aan kennis/aan herinneringen van ons.
Indien
hij het juist heeft gezien - en gaat het tegengestelde maar bewijzen - leven
we, zonder er enig benul van te hebben, gevat in een ontstellende oceaan van
elektronen, leven we in een niet te begrijpen wereld circulerend in en rondom ons.
Hij
ging nog verder en hij titelde zijn boek: Mort,
voici ta défaite, omdat, zo schreef hij,
volgens de wetten van de fysica deze deeltjes om zo te zeggen een eeuwig
leven kennen, zo in het verleden als in de toekomst:
Cela signigie que notre esprit prend ses
racines dans un passé aussi vieux que lUnivers lui-même et continuera, après
notre mort corporelle, à partager laventure du monde jusquà la fin des
temps.[1]
Ik
las hierover veertig jaar geleden en van dan af is deze idee altijd latent
aanwezig geweest in mij; heb ik er naar geleefd als ik schrijven/denken ging en
is al wat er uit mij ontstaan is, enigszins gedragen door de idee van de onsterfelijkheid, uitgetekend door Charon. Ik
kan me geen beeld vormen van wat is een eon/elektron; Ik weet alleen dat het
vreemde dingen zijn die de basiselementen vormen van het Universum; dat we van
daar uit moeten vertrekken om te weten, hoe we zijn, wat we zijn en waarom we
zijn.
Het
begon, wat ons betreft, allemaal met de Bijbel, deze in een boek - cfr. een
zekere Dimitri Verhulst - belachelijk maken is van het kleinste en het laagste
dat er is. Want het is van uit de Bijbel, wat er ook moge geschreven staan, dat
we vertrokken zijn om te komen tot wat Charon ons voorhoudt, terecht of
onterecht, maar in elk geval hoopgevend, en daar komt het op neer.
Ik
eindigde gisteren met de zin die vertrok van in het begin der tijden. Hij had
iets te maken met Carl Jung die vond dat we ons allen toch ooit ééns de vraag moesten stellen over wat de dood wel kon zijn. Deze gedachte uitstrijkend, denk
ik dat hij die nooit een mogelijk
verband heeft gezien tussen wat niet te
noemen is en de Big Bang, een
wanhopig iemand is.
[1]
Jean E. Charon: Mort voici ta
défaite, Albin Michel, 1979
05-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-02-2019 |
Waar ik vandaag ben terechtgekomen? |
Ik
heb geen wijsheden te verkondigen, geen levensregels op te stellen, ik heb
enkel te zijn en te weten dat ik ben, wat of wie ik ben en hoe ik ben, en van
hier uit te vertrekken om te weten waarom ik er ben. Het is een hele opdracht
die een gans leven in beslag neemt. Een leven van vragen en antwoorden; Van
vragen die zijn en van antwoorden die niet verder reiken dan gissingen. Carl
Popper wist dit heel duidelijk: er zijn geen antwoorden die geen nieuwe vragen oproepen. Hiermede moeten we rond komen. Het is weinig beloftevol maar, het houdt ons
levend en dit is al heel wat, we zijn geen dode levenden.
Het
is altijd mijn betrachten geweest - trouwens de uiting ervan is het feit dat
deze blog er is - een zoeker te zijn, een pelgrim naar wat is van het Woord dat
in den beginne was. Was ik het niet in mijn dagelijks doen en laten, ik was het
in de eenzaamheid van de geest, eens teruggetrokken in mijn oase, mijn huis - ook
dit van Khalil Gibran - in de woestijn. Pas eens daar, en ik ben er altijd als
ik aan het schrijven sla, ben ik ingesteld op vraag en antwoord en poog ik te
formuleren in welke innerlijke wereld ik er rondwandel. Ik word dan een andere
Ugo, iemand die buiten de realiteit der dingen fungeert. Getekend door het feit
dat ik gedoopt werd en opgegroeid ben, gericht naar een God die ook zegde dat
hij de enige was. Ik had aldus van in
den beginne een toevlucht. Wie
ware ik geweest indien ik deze niet had gehad, indien ik op de wereld ware
gekomen met een totaal lege hemel boven mij, een leerling van Boeddha, van Lao
Tseu? Dikwijls stel ik me deze vraag.
Of, wat indien ik vertrokken was vanuit de leegte boven mij, zou ik uitgekomen zijn
zoals ik ben, zou ik een oase in de woestijn gekend hebben, de drang om bezig
te zijn met woorden, zoals anderen bezig zijn met beeldhouwen, schilderen, componeren?
Ik denk dat ik een ander iemand ware geweest, iemand die geen behoefte had om
verder te kijken dan de leegte die hij voor zekerheid hield, zoals er velen
zijn en hen treft geen schuld, ze zijn er omdat ze er zijn. Maar ik, ik ben er
omdat, zoals me werd bijgebracht, geschapen werd door een God, wat het begin is
van elke redenering omdat ik deze regel, dit gegeven zo maar niet verbannen kan
uit mij, het zit er in gemetst. Eerder aanvaarden dat het zo wel zou kunnen
zijn om me toe te spitsen, van dat ogenblik af, Wie die God wel zou kunnen
zijn opdat ik zou kunnen begrijpen waarom hij het nodig heeft gevonden van mij
er bij te betrekken. Het geeft me, zoals ik het voel, een grotere
verantwoordelijkheid, dan ware ik geschapen uit het Niets van het Eeuwige, echter,
zelfs dan zou er in mij de neiging aanwezig zijn me af te vragen of ik ontstaan
ben uit de Big Bang of, wat heel wat anders is, ontstaan ben op het ogenblik
van de Big Bang.
In
het eerste geval kan ik zeggen - het is heel wat meer dan een geneigd zijn -
dat God de Big Bang was/is.
-
04-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-02-2019 |
Dagboek en wat over poëzie |
Ik
zegde het al, wat ik schrijf is mijn dagboek, iets waarmede ik begonnen ben in
1978 en nog altijd doorloopt. Het gaat wel niet over wat ik doe, waar ik mee
bezig ben, het gaat hem in de eerste plaats om de gedachten die ik had/heb op
een bepaald moment van de dag of van de nacht. Het is meer dan een gewoonte
geworden, het is een noodzaak.
Ik
zeg dit ook omdat ik begonnen ben met het herzien van mijn manuscript dat ik
afsloot op einde december. Het is tot nu toe onaangeroerd blijven liggen, maar
om te redden wat nog kan moet ik er nu werk van maken. A rato van tien paginas
per uur, zal het me dertig uren werk vergen en ik wil dat het af is voor ik
begin te denken aan de lente. Hoewel jij er, als lezer, niets aan hebt, ik heb
het toch neergezet opdat ik me herinneren zou waar ik aan toe ben.
Eigenlijk
- nog zo een vreemd woord - was ik deze morgen opgestaan ,hopende op een zin
die het zaad zou zijn voor een gedicht. Il
fut un temps dat dit heel spontaan gebeurde, dat de zin plots opdook en
uitliep tot een vel poëzie. Dit is iets dat ik kwijt ben, ik ben er niet meer
op ingesteld, ik ben heel arm geworden wat dit spontaan opwellen betreft; het
is moeite geworden en voor poëzie is dit verkeerd, poëzie is spontaneïteit, het
is er of het is er niet, er is geen tussenweg.
Ik kan het weten, heb al honderd gedichten geschreven, ze ontstonden
allemaal in een minimum van tijd, daarna bleven ze liggen; omfloerst met de
tijd werden ze van tijd tot tijd herzien, wat verkeerd was, want het magische
van het moment van de creatie was er niet meer, het had zich opgelost en het
volstond een woord ervan te wijzigen opdat het een ander gedicht worden zou.
Mijn
gedichten zijn dus een zorg in meer, een zorg die ik niet heb wat mijn
manuscript aangaat. Wat niet belet dat er nood is om ze in een zo beperkte mate
als nodig, aan te passen, beter in te schakelen in de trend die zich voor het
ogenblik aftekent in het gebruik van beelden die, inspelend op elkaar, een andere
vorm van poëzie kunnen brengen.
Ik
heb echter voorbeelden genoeg als ik de poëzie besprekingen volg in de Standaard
der Letteren, om te weten dat ik nimmer toetreden zal tot de trend die daar
besproken wordt. Volgens mij wordt daar het spontane het (te) ver gezochte, het
bijna ongepaste, wat weinig te maken heeft met het magische aspect eigen aan de
poëzie die ik aankleven wil en wens.
Ik
blijf uiteindelijk bij het gevoel dat ik mijn gedichten uitzuiveren moet, er is
teveel van het overtollige in opdat ze enige
kans zouden kunnen maken mee te gaan met de poëzie van het ogenblik. Of ik dit
nog kan weet ik niet, mijn stijl van schrijven zit vastgeroest, zoals de draad
van de afsluiting, gegroeid zit in de wilgen, een beeld dat me bijblijft.
Na
mijn kwelling van gisteren is dit een andere kwelling die oprijst, weliswaar van
een totaal andere aard.
03-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-02-2019 |
Zelfbeeld bij het 'rijzen' van de sneeuw |
Halsstarrigheid
is een vreemd woord, maar het is toepasselijk op mij. Ik jaag iets na wat niet
te bereiken is en ik blijf maar pogen om het onbereikbare te bereiken. Wie doet
zo iets, wie is zo crazy om hierin te volharden?
Later
- die later komt dichterbij - zal gezegd worden het was iemand die elke dag een
blog schreef die niet door velen gelezen werd, maar wel door enkele getrouwen
die hem volgden in zijn sterk persoonlijke bespiegelingen over wat was en niet
was. Het ene was hem even belangrijk als het andere. Hij was diepgaand en hij
was tezelfdertijd opstijgend, soms moeilijk te volgen, maar we lazen hem omdat
hij verrassen kon, omdat hij schreef over dingen waar niemand anders over schreef
en dan nog in een taal die hem eigen was, een taal die niemand nog gebruikte,
die van een vorige generatie was. Zoals zijn onderwerpen waren, was zijn wijze
van zien, zijn manier om de dingen te benaderen, even aan te raken en dan bloot
te laten liggen, als aas, niet voor de gieren maar voor de mens van goede wil.
Zal
men zeggen we hebben hem lief gehad, of laat ons stellen, geapprecieerd om wat
hij schreef?
Hij
trachtte altijd literatuur te bedrijven, hij was echter (te) weinig verhalend;
hij was geen man van de breedte, hij was er een van de diepte en de hoogte, zoals
Mahler; hij was niet van het aardse, hij was van het landschap van de geest,
een eerder eenzaam oord om te frequenteren maar, beperkt in wat hij wist of kende,
was het de plaats waar hij zich uitleven kon want, in het diepste van zijn
gedachten was hij poëet. Echter de poëzie heeft hem niet ver gebracht, niets
heeft hem ver gebracht en hij besefte het. Hierin toonde hij zijn halsstarrigheid,
een woord dat voor hem werd samengebracht als een vorm van star kijken, zo in
het verleden als in het nog komende, en blijven kijken alsof hij aldus de
dingen beïnvloeden kon, raken kon tot in het merg ervan. Hij zich vergiste
natuurlijk, schromelijk zelfs gezien de tijden waarin hij leefde.
Van
wat hij schreef zal weinig overblijven, wat brijzels hier of daar, vergeten.
Niemand zal er naar uitkijken, te eenzijdig, te weinig vorm, te gelaagd in wat van
de wereld is en dus te voorbij gestreefd, te veel T.S. Eliot en te weinig Paul Auster,
niet meer passend om op te nemen in de massa Letteren die in de etalages liggen.
Zo, de tijd zal er overgaan en alles zal stof worden, het lot dat elk van ons
beschoren is en waaraan maar enkele ontsnappen: een Ovidius, een Dante, een
Shakespeare, een Proust, namen, diep uit de tijd der tijden die ons blijven volgen.
Hij
dacht aan Jules Verne, zijn eerste liefde. Dankzij die ene man, de hoofdonderwijzer
die voelde hoe hij was, die hem die lezen liet. Hij ze las tot in het ovenhuis,
tot in het golvend koren; hij, met het stuifmeel van het woord bestoven van
vroeg in zijn jaren. Zijn heimwee naar wat van het woord toen was, hem lang
heeft nagevolgd.
Te lang hij is blijven dromen.
02-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-02-2019 |
Gewoonte |
Het
gebeurt zelden dat mijn morgen zonder schrijven voorbij gaat, gisteren was zo
een van die dagen, een indigestie hield me lang
in bed. Het effect van de nieuwe sneeuw ontging me, ook als het licht
van de helle winterzon erover gleed, was er geen reactie in mij, de gloed
raakte me niet. Een gevaarlijk precedent als het lichaam de geest in bedwang
houdt op een ogenblik dat je ziet als een nieuw beginnen. Want het schijnt me
toe dat terug gaan van 31 naar 1 een afsluiten en een herbeginnen is. Hoewel het
maar inbeelding is, het gevoel is er toch, het houdt me bezig omdat ik weet dat
deze overgangen minder en minder zullen voorkomen. Dit is wel voor iedereen het
geval maar als de balans te ver overhelt
naar wat het einde is, schept dit een licht ongemak dat wordt opgemerkt, vooral
als je aan het schrijven bent. Het houdt je vast, meer dan wenselijk is.
Dit
is zo als je self-awareness aan het
woord is: als je ziet hoe het met jou is gesteld en het met jezelf is dat je
begaan bent, meer dan met wat je doet of wenst te doen; als je toekijkt op wat
binnen in jou aan het gebeuren moet zijn, een soort van aftakeling waar je
enkel naar het gissen hebt, maar dat onvermijdelijk plaats moet vinden, er zijn
voortekenen genoeg voorhanden; eigenlijk de moeite niet ze op te sommen, beter
is dat elkeen ze voor zijn eigen lichaam zoeken gaat.
Laat
ik zeggen dat het geen al te grote zorg is, zolang het geen beletsel is om te
gaan halen wat ik brengen wil elke dag, als er geen muur wordt opgetrokken die
me scheidt van het echte leven dit dat van de geest is. Hier sla ik elke
beweging gade, verontrustend is als ik zoeken moet naar een naam die ik
honderdmaal heb vernoemd en plots verdwenen schijnt, dit is dan een ander
voorteken, een dat me wel zorgen baart.
Ik
ben nu, in mijn betoog van vandaag aangekomen waar ik hoegenaamd niet dacht aan
te komen, in de verste verte niet, het was my
self-awareness dat aan het schrijven was, aan het toezien was op hoe het
gesteld is met de persoon, de schrijver die ik nog ben. Alles bij elkaar
genomen schijnt er weinig gewijzigd, ik kom nog altijd terecht als ik maar een
eerste zin heb om me aan vast te houden, om de zin toe te laten zich te
ontwikkelen, zich uit te smeren over mijn blad. Het is dan de zin zelf die het
werk doet, ik zelf hoef maar op te tekenen wat hij me zegt en, ik blijf me
afvragen wie of wat het is die me de woorden dicteert, iets dat is van het
bevreemdende dat van het leven is, en niet alleen van het leven, maar van het
feit dat we er zijn om dit te zeggen. Ik denk dan ook aan de 'dove' Beethoven die
zijn negende, noot na noot, ritme en volume, instrument na instrument optekent, enkel en alleen geleid door zijn levende geest.
Wat
mijn schrijven betreft, het is telkens
zo - of het enkel en alleen die van mij is, en die van Beethoven, weet ik niet
- maar ik word het gewoon.
01-02-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-01-2019 |
De maand die zich sluit |
Ik
sluit de maand zoals ik ze begonnen ben, niet wijzer, maar ook niet armer, niet
uitgelatener, maar ook niet gelatener. De dagen zijn over mij heengegaan - in
een boog, zoals Gaby Desmyter het zegt - lijk de wolken over de velden en de
huizen, ze hebben me amper geraakt, me niet leeg gehaald, me niet verrijkt. Ik
ben gebleven wie ik was, en hoop het nog een tijd te blijven: een man van
jaren.
Uitzonderlijk
is dat ik een dagboek bijhoud, maar dan een dat ik waag rond te strooien lijk
bladeren in de herfst. Er zijn er die terecht komen in de leestuin van hen die
vrienden geworden zijn, andere blijven vallen tot in het oneindige, het
oneindige van het van het niet-meer-zijn.
Ik
wil evenwel geen rekening houden met waar mijn woorden terecht komen of waar
niet, het relaas ervan, als ik bezig ben, zou me te ver leiden tot voorbij de
grenzen van het aangename. Ik houd
het zoals het is, gebaseerd op een
zwijgende overeenkomst: hun getrouwheid om even met mij te vertoeven in de
warmte van mijn woning of in de wandelgangen van wat van de wereld is. Met dit
voor ogen sta ik sterk.
Wel
vraag ik me af wat ik, in het tiende jaar dat ik bezig ben nog weet te
schrijven wat ik nog niet zou gezegd hebben. Maar ik ken ook schilders die al
een gans leven aan het schilderen zijn en toch regelmatig, nu en dan, met een
nieuw doek te voorschijn komen die relieken dragen die wijzen naar hun vorige
werken. Van mij kun je dan ook niet blijvend het tegengestelde verwachten, ik
ook heb er nood aan terug te blikken op wat van vroegere dagen was, in het
bijzonder van de vroegere werken die ik las.
Het
gebeurde immers dat ik steeds minder en
minder ben gaan lezen, dat ik de nieuwe, opkomende literatuur, op zij heb
gehouden omdat ik toegespitst was op w at
ik te schrijven had en dat elke nieuwe lectuur tijdverlies betekende voor mij. Ik
meende dat ik voldoende gelezen had
Ik
communiceer dus met een bagage aan werken van schrijvers die ver in de tijd
liggen. Mijn houvast is wel noch Jules Verne, noch Ernest Claes of Walschap, ik heb een tijd lang de
volgende generatie gevolgd, ik citeer nog altijd T.S. Eliot, Maurice Gilliams,
Saint John Perse, maar ik waag me niet aan de schrijvers van nu, uitgezonderd
Stefan Hertmans misschien, Houellebecq misschien. Maar dit is nu ook al een tijd geleden, de
tijd gaat heel vlug voorbij in dit land.
Ik
vergeet er natuurlijk, zo erg is het nu ook niet gesteld met mij, maar ik
herhaal, veel lees ik niet meer, ik schrijf en ik lees mezelf achteraf, niet
eenmaal maar ettelijke malen, soms tot vervelens toe. Echter,
eens dat stadium voorbij, me herlezen doe ik enkel uit noodzaak bij gebrek aan
beters. Zo
ligt er nog altijd het manuscript zoals ik het verlaten heb. Het dringt
nochtans dat ik het herneem en kuis van al het overtollige.
Het
is op deze beschouwing dat ik mijn zoveelste maand januari afsluit, men zegge
het voort.
31-01-2019, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |