Elke
dag draagt in zich een risico: ofwel een groot, het einde van de dag niet
halen, ofwel een minder, niet te weten over wat je schrijven zal. Het is, in
het eerste geval, een kwestie van overleven, in het andere, een kwestie van
gezichtsverlies. Beide mogelijkheden draag ik diep in mij, al is het de eerste
maal dat ik dit zo bruutweg neerschrijf. Zeker is dat ooit een van beide
gebeuren zal maar, is dit dan wel een risico? Is het niet iets dat een nasleep
is van mijn geboorte, dat beide, komen en gaan, innig met elkaar zijn verstrengeld:
de dood voortvloeiend uit, liggend in het verlengde van, het geboren worden?
En
de tijd tussen die twee eigenzinnige punten of toestanden, niets meer zijnde in
essentie, dan een geleidelijke opbloei die uitmondt in een geleidelijke verschrompeling;
zijnde een afname van mogelijkheden, een voorbereiding die ons leiden moet tot de
aanvaarding van ons aller lot.
Er
werd me een lange voorbereiding gegund. Wat voor velen niet het geval is
geweest. Daarenboven is het gebeurd, in toch wel zeer gunstige omstandigheden.
Ik beleef het, zelfs als ik het voor mijn lichaam houd bij een verschrompeling,
op een, niet alleen zeer aanvaardbare, maar ook toch wel, alles in acht genomen, zeer
dankbare als vruchtbare wijze. Ik haal er het maximum uit, ik schrijf erover. Ik
maak er een wedloop van waarbij ik het gevoel heb dat het een soort steekspel
is van twee gestalten die op elkaar afstormen, de ene positief, de andere
negatief, de speer hoog geheven. Wat kan iemand meer verwachten?
Het
leven is me heel ridderlijk geweest, ik hoop het nog wat te houden zo. Wie weet
welke ontdekkingen me nog te wachten staan tijdens deze verschrompeling van
dagen, ten minste zo mijn geest alert blijft voor elk teken, elke boodschap die
me wordt toegestuurd.
Want
alertheid is wat ik nodig heb, en deze zal er niet zijn als ik onder de dekens
blijf liggen of op de sofa, dit krijgt Dante in zijn Inferno, zijn Hel, te
horen van Vergilius. Dante, van wie ik ooit waagde te schrijven - ik was in
Toscane toen - dat we samen, hij in zijn donker gewaad, naar de sterren stonden
te kijken en ik hem vertelde dat ik hem aan het volgen was op zijn tocht door
de Hel.
Het
was de dag dat we - ik toen ondergedompeld in de lectuur van zijn Divina Commedia - in San Gimignano waren,
een middeleeuws stadje, dichtbij Siena, met een skyline van torens. We hadden er
gewandeld in de straten waar hij ook moet gewandeld hebben[1], en
voor het slapen gaan, na enkele glazen wijn, was ik op het terras gaan staan
van de B. & B. I FIAMMINGHI[2] en
dacht ik Dante naast mij. Zo heb ik toch gemeend het te mogen vermelden
achteraf in een blog die gelezen werd door velen. Ik weet dat mijn verbeelding
me toen parten heeft gespeeld maar deze was even aanvaardbaar en van een andere
aard dan de verbeelding eigen aan de Harry Potter verhalen en het succes dat ze
meekregen.
Ik
zie mijn verbeelding, wat Dante aangaat, en zijn aanwezigheid als ik schrijf of
converseer met hem, niet als een verschrompeling van de geest, integendeel, ik
ga op jacht ernaar en elke vondst dat ik doe zie ik als een winstpunt, dan toch
als een positief punt tegen de algehele verschrompeling van lichaam als van
geest.
Zo
is elk uur dat voorbijschuift, is elk ogenblik, een punt op de lijn die loopt,
beginnende van de bevruchting in de richting van de laatste ademstoot. Het
effect ervan wordt echter slechts zichtbaar en, voelbaar, naarmate de laatste
punten op de weg worden bereikt. Pas dan, met de eindafloop voor ogen, krijgt,
enkel wat het lichaam betreft, het woord
verschrompeling zijn volle betekenis.
Wat
de geest in dat lichaam of omheen dat lichaam aangaat, dit kan een totaal nieuw
beginnen zijn in een ander Universum, schreef ik ooit.
[1] Frans van Dooren schrijft er over in zijn boek Met Dante door Italië, Ambo/Amsterdam,
2005.
Hij vertaalde ook op een voor mij schitterende wijze de Divina Commedia in
Nederlands proza
[2] B.& B. in Montaione, Firenze/Toscane: www.I Fiamminghi.it
|