xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Gezeten in
de tuin voor een wit blad, in de schaduw van de hoge bomen. De zang van merels,
de zang van de wind, de zang van de woorden.
Terwijl de
oude kat van de gebuur zich aait om je benen en vraagt om gestreeld te worden, terwijl
de bomen om je heen zich afvragen wat soort boom jij wel bent en terwijl heel
traag de inspiratie loskomt in de cellen van je bloed.
Je weet van
vele zaken iets te vertellen, ook dus van de bomen en van de Muze. Maar je hebt
je dagblad nog niet geopend. Je hebt nog niet gelezen wat velen zoals jij, maar
ijveriger dan jij, geschreven hebben. Gedachten zaaiend waarvan ze hopen dat ze
een echo dragen zullen de volgende dag of de dagen erna. Waarvan ze weten dat ze,
eens gelezen of niet gelezen, achteraf verdwijnen zullen naar verre oorden om
aan te landen op een soort Paaseiland midden de Stille Oceaan, thuishaven van
alle ooit geschreven overbodige woorden.
En in een
kreek, onder de laatste, bloeiende palmboom een palmboom zoals deze waaronder
Maria van Jezus beviel
zoals het geschreven staat op een ongelukkig hoopje, mijn totaal overbodige woorden
en hun moeilijk te vatten boodschap, ongelezen.
Het geluid
van de zee is er over, de speling van de golven reikt tot aan de onderste laag
ervan, in het glinsterwit van de morgen en het glinsterdonker van de nacht.
Zo mijn
woorden en de woorden van allen die schreven, samengekomen op dat eenzame, ongekende
eiland, tijdloos overspoeld met licht en eeuwigheid.
Dat ze, betoverd
met de beweging er in en er over, moge rusten in vrede.
|