 |
|
 |
|
|
 |
11-02-2012 |
Open Brief aan de Heer Barroso |
Open brief aan de Heer Barroso, bij gebrek aan een andere mogelijkheid.
Ik heb vandaag de keuze, ofwel te spreken over
Einstein en zijn visie, o.m. op het ontstaan van het Universum, ofwel een open
brief te richten aan de Heer Barroso die hij niet lezen zal, Verhofstadt
misschien wel als ik hem die stuur op zijn e-mail de twee teksten samen,
Einstein en Barroso, zou te lang uitvallen als blog, zo de eerste kan wachten,
mijn brief aan Barroso niet. Hier gaat die:
Had u, waarde Heer Barroso, als bewaker van
de Euro die U zo dierbaar is, zeven jaar geleden aan de Griekse boys die we
nu zien paraderen op ons scherm, één zevende opgelegd van de maatregelen die nu
aan de Grieken worden opgelegd en humanitair niet haalbaar zijn - waar zouden
de Grieken vandaag hebben gestaan wat hun openbare schuld betreft, zeker niet
met een torenhoge zoals dit nu het geval is?
Zo, als de Griekse Regering schuld heeft aan de
huidige toestand, zijn er nog die er schuld aan hebben en zeker niet in het
minst.
In plaats van de ganse Eurozone, en de in de Griekse
staatsfondsen beleggende banken, in de grootste verwarring te brengen, ware het
niet meer dan wenselijk dat:
. én de aan Griekenland opgelegde maatregelen om te
komen tot een afbouw van hun budgettair deficit, versoepeld en verzacht zouden
worden,
. én de terugbetaling op de vervaldag van de bestaande
Griekse staatsschuld, afgelost zou worden door nieuwe, door de Eurozone
gewaarborgde Griekse obligaties, tegen een redelijke rentevoet.
Als die hulp dan nog ontoereikend zou zijn zou hierbij
ook kunnen gedacht worden de vervallen Griekse openbare schuld of een deel
ervan - af te lossen door middel van de opbrengst van de uitgifte van Eurobonds
en de dienst ervan in te schrijven in het budget van de Eurozone.
In dit geval zal de ontstane Eurozone-schuld op een
correcte wijze moeten beheerd worden opdat u, na enkele jaren niet zou uitkomen
waar nu Griekenland is uitgekomen.
Ik bedoel hiermee dat u als Eurozone meer dan ooit zult
moeten besparen op uw uitgaven aan personeel, wedden, vertalingen,
verplaatsingen en dergelijke, om uw nieuwe verplichtingen, de dienst van uw
schuld, te honoreren. Het schijnt me toe dat op deze wijze, die enkele jaren
zou moeten volgehouden worden, een oplossing zou kunnen gevonden worden voor
het Griekse probleem.
En nog iets, wat de huidige Griekse Regering betreft, in
plaats van beroep te doen op Europa en het FMI, waarom geven ze geen lange-termijn-lening
uit in Griekenland waar uitsluitend de Griekse burgers als redders van het
vaderland vrijwillig of onvrijwillig - verplicht dus kunnen/moeten, op
intekenen?
Al begrijp ik nog altijd niet hoe de Griekse machthebbers
de steeds maar meer dreigende catastrofe niet hebben zien aankomen. Hun hoop op
de Europese solidariteit moet immens geweest zijn.
Als verantwoordelijke voor de Eurozone, Seigneur
Barroso, brengt u nu Europa en de Euro aan het wankelen met een grote weerslag
op de ganse wereldeconomie. Of het u een zorg is weet ik niet, maar u zou toch
eens kunnen nadenken of er, van uwentwege, geen schuldig verzuim in het spel
is, in plaats van zonder verpinken, het Griekse volk het mes op de keel te
zetten.
Wat het gaat kosten weet ik niet, ook niet wat een euro-catastrofe kosten zou?
11-02-2012, 05:41 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-02-2012 |
Lente hangt in de lucht |
Het
resultaat van mijn coloscopisch onderzoek is ruim geruststellend, mijn
dagelijkse blog komt voorlopig nog niet in gevaar. Echter, wat ik schrijf
vandaag en pas morgen 10 februari op mijn blog komt zijn maar wat nog half
verdoofde woorden. Mijn allerlaatste blog lijkt aldus veel verder af te liggen,
al is wat lijkt geen zekerheid, zeker is wel dat het leven, waar ook en van wie
ook, verder gaat.
Het
weze zo, maar ik ben gelukkig verder te kunnen woorden te vormen tot zinnen en
deze de wereld in te sturen, dankzij, ja, dankzij wie in de allereerste plaats?
Wel
dankzij de mens die voor het eerst zijn hand afdrukte op de rotswand en wiens
drang om te weten, uit te zoeken en het wonder van het Universum te ontdekken
om deze reden verliet de Ulysses van Dante, Penelope, zijn vader en zijn zoon
en zeilde hij uit met tien gezellen tot voorbij de bakens van Hercules en uit
te komen bij de e-mail en consoorten.
Maar
het was het Universum en wat erin verborgen steekt dat doorslaggevend was. Men
zoeke het maar uit, het loont de moeite, maar zwijg me van de theorieën én van Jacques
Monod ik las wat Einstein over toeval dacht - én van het succes van nu, Michel
Onfray, o.m. in zijn Traité de lAthéisme.
Je dévie largement des quelques lignes, écrites cet
après-midi dans ma chambre, de Maria Middelares Sint Jozef
Ik las daar in het
dagblad de woorden van de Heer Wiebe Wieling, die hoewel hij geen bemoedigende
woorden had over de Elfstedentocht - wat een zware klap was voor de natie en
ook voor mij die hoopte deel te nemen, voor de tv gezeten met een Glennfiddish
in de hand - toch wist Heer Wieling dat
we 9 februari waren en dat de lente al in de lucht hing. En hij, de man
van het ijs, kan het beter weten dan wie ook. Dit was dan het goede nieuws.
Wat de Grieken betreft
zwijg ik liever, mijn geest is nog steeds beneveld - die van hun leiders is het
al meer dan tien jaar en blijft beneveld.
Hopelijk is morgen, wat
mij betreft, de nevel opgetrokken. En wie weet, Nederland en Elfstedentocht van mijn hart,
misschien, misschien gaat het terug vriezen.
Karel, positief levend
terug!
10-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-02-2012 |
Nog vers 3, 19 van Genesis. |
Een
vriend vroeg me wat ik had tegen vers 3, 19 van Genesis:Je bent uit stof en tot stof keer je terug.
Alles,
heb ik geantwoord, het schijnt me toe een te goedkope wijsheid te zijn opdat
het gezien zou worden als komende van God.
En
dan baseer ik me ook op de vertaling van Paul Nothomb in zijn L'Homme immortel van 1984, en ver voor
hem, van Fabre d'Olivet in zijn La Langue
hébraïque restituée van 1824, die een
totaal andere vertaling brengen. Beide schrijvers zijn van oordeel dat onze
oorsprong de geest is en niet de stof en dat we keren zullen naar die geest.
De
vertaling door de Zeventig van het
Hebreeuws naar het Grieks, drie eeuwen voor Christus, laat ons niet de minste
opening: we zijn van stof en we lopen hier rond als een stoffelijk iets, een
stoffelijke machine. Precies alsof die stof geen levend, bewegend, en
integrerend element zou zijn bestaande uit atomen en elektronen en andere subatomaire
deeltjes in een innige binding niet alleen met elkaar maar eveneens en niet in
het minst met het ganse Universum. Als er een soort bewustzijn aanwezig is in
het Universum, en dat geloof ik, dan is een deeltje van dat bewustzijn ook
aanwezig in de mens.
En
op deze basis waag ik te zeggen dat de hogergenoemde vertaling van de Zeventig,
een vertaling is die niet klopt en zeker de God van vandaag onwaardig is.
Misschien,
maar dit is dan ook maar een splintergedachte, komt die goddelijke revelatie in
diverse fases naar de mens toe. Waren de grottekeningen er een van, Stonehenge
en ander megalithische tempels er een van, was de Bijbel er een, de gotische
kathedraal, en komen we thans in een nieuwe fase, namelijk deze van de new physics, die als een revelatie
zonder woorden moet gezien worden.
Maar
dat ik enkel en alleen van stof zou zijn, geloof ik niet, en zal dit blijven
geloven. Het zal in dit geloof zijn dat ik vertrekken zal.
09-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-02-2012 |
Wat van vroeger was |
Ik
ben een huis voor de vele boeken die ik las, al las ik er duizend en nog meer
te weinig. De woorden eruit vermengden zich, verstrengelden zich met mijn
bestaan, waren en zijn een belangrijk deel ervan en onvermijdelijk dringen ze mijn
geschriften binnen. Daarom niet onmiddellijk herkenbaar, maar gebruikt als springplank
naar een ander beeld, geplaatst in een andere context. Het is alsof al wat ooit
geschreven werd, al wat de mens ooit gepresteerd en gedacht heeft lijk
stuifmeel omheen mij drijft en mijn geest bevrucht.
Zo
heb ik wat poëzie bedreven op dagen die zonovergoten waren en ruim, al was het
winter, al lag het huis en tuin en woud en velden bedekt met sneeuw en het diep
aan het vriezen was.
Heb
ik nu dagen zich opvolgen en in niets op elkaar gelijken, het vroeger geschrevene
herdacht, herwerkt, herschikt.
Het
effect van Dantes Muze die ons bezoekt van tijd tot tijd. Of moeten we denken
aan de morfische resonantie van
Rupert Sheldrake die ons, lijk een onzichtbaar golvenveld omringt en
beïnvloedt.
In Memoriam.
Wij
die overbleven spraken maar.
De
blauwe avond over de sneeuw gegoten,
de
lijster uit de struiken opgevlogen, een schreeuw
gekomen, een
siddering.
De
tijdloosheid die ons gevangen hield een ogenblik.
We
spraken maar, in woordeloze woorden uitgekleed
de wereld
waar we gisteren nog dwaalden,
of het
bestaande dat het onbestaande werd
en zij die
gingen erin opgevangen
en zoals bij
Dante, rondgeleid in cirkelgangen.
We
spraken maar. De laatste beelden opgeroepen :
het
dromen van de ogen dichtgesnoerd,
de
lippen op elkaar geschroefd,
een vleug
geheugen, kringen van wat regen
op het
watervlak.
En
onvermijdelijk de vraag gekomen,
wat
hebben we aangekleefd.
En
het niet geweten, maar onredelijk elk dogma
dat uit de
rede komt, omdat te brak, te eng, te ongekleurd
te
a-dimensionaal, terwijl structuur van elektron en quark
subtiel en
zo hartstochtelijk verweven. Terwijl die geest
van ons
oneindig is, uit de tijd tot ons gekomen.
We
spraken maar, we dachten dat het anders kon
het
anders had kunnen zijn. Zo zijn naam vernoemd
heel even,
zijn glimlach opgezocht,
en zagen we
in ons verbeelden, zijn ziel, zijn eigenheid,
een symfonie
van lichtbazalt uit lotusbloemen opgestegen
lijk een
jonge eend naar de Oriongordel toe, waar hij
wonen zal
voortaan en wachten zal zoals zovelen.
Wat
is er van de onsterfelijkheid ?
08-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-02-2012 |
Herinneringen en Joyce |
Herinneringen
die me bestormen, herinneringen die pijn zijn of in zich de pijn dragen van dingen
die ik deed of niet deed. Een grote verwarring van beelden is het, waarin dan
telkens een bepaald detail de kop opsteekt. Het zijn immer dezelfde herinneringen
die terugkeren die me overvallen zoals deze morgen bij het ontwaken.
Wat
vertelde Joyce over herinneringen die sins
zijn, of zegt Joyce in Ulysses, laat ze ons noemen zoals de wereld deze noemt, slechte
herinneringen.
Ik
ken slechts één verweer, opstaan uit het warme bed, de kilte van de morgen trotseren
en schrijven in mijn dagboek om de beelden kwijt te geraken. Schrijven met
stramme vingers zodat de letters verminkt worden neergezet en bijna niet te
herlezen zijn. En zo vulde ik een volledige pagina met weinige zeggende zinnen
waarvan op het einde hoogstens een paar woorden te onderlijnen zijn en te
bewaren, misschien.
Dit
is een slecht begin van de dag. Het begon gisteren al met de tekst die ik heb
ingelogd, een tekst over het Korenveld met kraaien van Van Gogh, een verloren
tekst die niet af is, waar ik nog gedachten en beelden wil aan toevoegen, maar
dan kom ik uit bij duizend woorden. Stel je voor een blog van duizend woorden,
wie leest zo iets.
Het
is een gekheid mij te willen concentreren én op het schrijven van een boek én
op het zoeken naar een onderwerp voor mijn blog.
Het
verdelen van le peu dinspiration is
verlammend en toch ga ik er mee verder. Ik ben een koppig man, een steenbok die
zijn wil doordrijft ongeacht het resultaat, en de gedachte er nog gedichten aan
toe te voegen blijft wegen op mij. Niets is me te veel opdat ik toch maar geen
dag zou overslaan.
Het
is duidelijk met de jaren zijn we geneigd alles te vertellen.
Op
9 februari moet ik een coloscopie ondergaan, de voorbereiding begint morgen al.
Het
kan dat mijn oud hart de verdoving niet doorstaat. Het kan, alles kan.
Ik
zal dan toch heel wat geschreven hebben, massas woorden die zullen blijven,
waar ik ze laten zal, laten waar ze zijn en voor wat ze zijn.
Noot:
Als
ik James Joyce erbij heb gehaald dan is het maar om te weten dat ik me geen
illusies moet maken. Ik weet waar ik sta als ik hier die fameuze passage
overneem als voetnoot.
There are sins or (let us call them as the world calls
them) evil memories which are hidden away by man in the darkest places of the
heart but they abide there and wait. He may suffer their memory to grow dim,
let them be as though they had not been and all but persuade himself that they
were not or at least were otherwise. Yet a chance word will call them forth
suddenly and they will rise up to confront him in the most various
circumstances, a vision or a dream, or while timbrel and harp soothe his senses
or amid the cool silver tranquillity of the evening or the feast at midnight
when he is now filled with wine. Not to insult over him will the vision come as
over one that lies under her wrath, not for vengeance to cut off from the
living but shrouded in the piteous vesture of the past, silent, remote,
reproachful.
07-02-2012, 01:26 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-02-2012 |
De Adem van de Dagen (20) |
In
het boek Infinite in all Directions,
van Freeman Dyson had hij gelezen over Socinus, een Italiaanse heretic die leefde in die hoogst
gevaarlijke (althans voor hem) XVIde eeuw. Socinus waagde het te beweren: that
God learns and grows as the universe unfolds.
Of
God nog iets te leren heeft betwijfelt hij, maar dat Hij groeit op de een of
andere wijze - in de mens, naarmate de mens meer sapiens-mens wordt kan hij aanvaarden omdat hij aldus, dichter
komt tot het beeld dat God wil dat de mens heeft van Hem.
Om
deze reden ook maar hij herhaalt zich - is het absurd Genesis 3, 19 te
vertalen door je bent van stof en tot
stof keer je terug, want hoe kan ooit het evenbeeld van God, de Geest in
de mens, vergaan tot stof.
Er
zijn dus duidelijk twee dimensies, de dimensie van God die tijdloos is en de
dimensie van God in de mens, die evolueert in de richting van de mens die God
uiteindelijk wil als mens. En hij heeft hier niet gedacht aan de God van de
Kerk, maar aan de God van het Universum.
Het
korenveld van Van Gogh, en de manier waarop het geschilderd werd is het bewijs
van het creatieve in de mens Van Gogh, het creatieve dat eigen is aan het
Universum.
God
ontdekt als dan zichzelf in de mens Van Gogh, die als kunstenaar, als schepper
van zijn doek, de perfectie is van wat Hij gewild heeft dat de geest van de
mens zou zijn, scheppend kunstenaar.
En
Van Gogh, toen hij het korenveld schilderde, was niet de sukkelmens Van Gogh
die schilderde, het was de scheppende kracht van Van Goghs geest die
schilderde. En hij wist het, hij wist dat hij zichzelf verloor telkens hij aan
het schilderen was en dit tot de geest in hem was leeg-geschilderd en hij terug
de mens geworden was, geconfronteerd met alle ongemakken van zijn lichaam.
Hij
geloofde dat wat hij deed waardevol was, dat hij zijn tijd een generatie voor
was. En dat schilderen het teken was de geest van God in hem.
Zo
het korenveld verdween en Van Gogh verdween uit de zichtbare, tastbare wereld,
en een nieuw korenveld is gekomen en een nieuwe Van Gogh is ergens opgestaan om
in zijn nooit ophoudende beweging naar de diepte van het bestaan, God na te
volgen, en aldus te zijn, hoe minimaal ook, het spiegelbeeld van de levende,
groeiend-bewegende God.
En
nogmaals de vraag, Dante, waar zou jij Van Gogh gaan situeren in uw Commedia, zou je hem geplaatst hebben
bij Homerus, bij Ovidius, bij de groten der aarde of zou je hem gedumpt hebben
tot aan de voeten van Minos die over het lot van zijn ziel zou beslist hebben.
Ik geloof het niet, je zou hem de plaats gegeven hebben die hij verdiende als
scheppende mens, minstens in het Vagevuur met uitzicht op het Paradijs.
Het is duidelijk, de dode Van Gogh leeft. Hij
leeft in de geest van zijn doeken die zijn naam uitademen, hij leeft in de
geest van hen die voor zijn doeken staan, hij leeft in de geest van zij die die
bewuste avond rond zijn graf en dit van zijn broer Theo stonden geschaard,
terwijl het licht verzwakte, terwijl het regenen ging over hun graf, terwijl
het regenen ging over de velden, over Auvers-sur-Oise en over de weg, langs
waar hij die middag in juli met zijn schildersmateriaal op de rug voorbij was
gekomen
Zo,
het korenveld en je verzen, Dante, vermengen zich. Je laatste versregel, is
zijn laatste penseeltrek, misschien was het de laatste grote kraai die hij
tekende. En hij wist toen, na de laatste kraai, wat er gebeuren ging.
Ettelijke malen
heeft hij getracht de laatste gedachten van Van Gogh te achterhalen, des
nachts als de slaap niet kwam, des morgens bij het eerste licht dat binnenviel.
En telkens meende hij dat hij, dichter en dichter bij de realiteit van het
gebeuren kwam, alsof het zijn gebeuren was.
Maar
de gedroomde tekst is de perfecte tekst, precies omdat hij niet duidelijk
gekend is.
Dit wist Fernando Pessoa maar al te goed als hij leest
bij hem Jai composé tout en me
promenant, bien des phrases parfaites dont je ne me rappelle pas un mot, une
fois rentré chez moi. La poésie ineffable de ces phrases tient-elle à tout ce
quelles ont été, un bref instant, ou bien, au contraire, au fait même quelles
nont jamais été?
En
hij heeft niet vertaald wat al een vertaling was.
Fernando Pessoa : Livre de
lIntranquilité.
06-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-02-2012 |
T.S.Eliot |
Old
men ought to be explorers
Here
and there does not matter
We
must be still and still moving
Into
another intensity
For a
further union a deeper communion
Wat
ik, old man - die smeekt que je sois toujours dans labondance du
réveil - interpreteer als een dieper binnen dringen in het omringende, in
het mysterieuze van leven en sterven, om te komen tot een grotere levensintensiteit,
en een grotere verbondenheid met het minuscule als met het immense. Deel zijn
van de waarheid die we zoeken, zelfs al weten we pertinent dat de waarheid niet
te vinden is, toch zijn en blijven we explorers. En mijn
blog van elke dag is er het bewijs van.
Dit
is dan de poëzie, deze van T.S. Eliot die ik ook schrijven wil - wat een
pretentie ik heb - poëzie met een boodschap, die haakt in op wat ons verheft
als mens.
En
zegt Eliot: we must be still and still
moving. We moeten rust zijn, stilte zijn en altijd geestelijk in beweging.
Zoals
we lezen in logion 51 van het evangelie van Thomas:
Si lon vous interroge:
Quel est le signe de votre Père qui est en vous?
Dites-leur
Cest à la fois un mouvement et un repos.
05-02-2012, 00:23 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-02-2012 |
Longlist 'Gouden Boekenuil'. |
Over de longlist van de twintig boeken die een kans
maken op de Gouden Boekenuil, schrijft de Standaard, dat ze oogt het avontuurlijkst, omdat ook een striproman (De liefhebbers van Brecht Evens), een biografie (van dichteres M. Vasalis)
en een essaybundel (De mobilisatie van
Arcadia van Stefan Hertmans) mogen meedingen.
Maar daarmee is voor de redacteur de kous af, het zijn
Verhulst en Mortier die kans maken op de Gouden Boekenuil. Hij plaatst zelf
hun naam in een schijn-gouddruk bovenaan zijn artikel.
Als hij de moed gehad heeft Stefan Hertmans te lezen,
heeft hij dan niet opgemerkt dat we hier geconfronteerd worden met een meer dan
merkwaardig boek van een Vlaamse auteur die weet wat Literatuur is, en de kunde
heeft, de belezenheid en de rijkheid van taal om er op een briljante wijze over
te schrijven?
En zal de jury er wel oog voor hebben, de inspanning
doen zoals het moet als jurylid. En dan, waar ik minder vertrouwen in heb, de honderdkoppige
jury, zullen zij Hertmans lezen om hem naar waarde te beoordelen?
IK zelf heb slechts tot vandaag toe grote delen van
het genomineerd werk gelezen, maar wat ik las was hoogstaand, ik aarzelde niet
Hertmans te vergelijken met George Steiner, de man die ik leerde kennen via het
VPRO-programma van Wim Kayzer handelend
over de Schoonheid en de Troost en daarna uit de resem boeken die ik las van
hem.
Er is natuurlijk een groot bezwaar. De uitgevers
verwachten dat een hapklaar boek met de prijs zal gaan lopen en niet een boek
dat enkel een elite zal koesteren. Hij verdient het in elk geval voor mij.
Eind februari weten we waar we staan.
04-02-2012, 00:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
Longlist 'Gouden Boekenuil'. |
Over de longlist van de twintig boeken die een kans
maken op de Gouden Boekenuil, schrijft de Standaard, dat ze oogt het avontuurlijkst, omdat ook een striproman (De liefhebbers van Brecht Evens), een biografie (van dichteres M. Vasalis)
en een essaybundel (De mobilisatie van
Arcadia van Stefan Hertmans) mogen meedingen.
Maar daarmee is voor de redacteur de kous af, het zijn
Verhulst en Mortier die kans maken op de Gouden Boekenuil. Hij plaatst zelf
hun naam in een schijn-gouddruk bovenaan zijn artikel.
Als hij de moed gehad heeft Stefan Hertmans te lezen,
heeft hij dan niet opgemerkt dat we hier geconfronteerd worden met een meer dan
merkwaardig boek van een Vlaamse auteur die weet wat Literatuur is, en de kunde
heeft, de belezenheid en de rijkheid van taal om er op een briljante wijze over
te schrijven?
En zal de jury er wel oog voor hebben, de inspanning
doen zoals het moet als jurylid. En dan, waar ik minder vertrouwen in heb, de honderdkoppige
jury, zullen zij Hertmans lezen om hem naar waarde te beoordelen?
IK zelf heb slechts tot vandaag toe grote delen van
het genomineerd werk gelezen, maar wat ik las was hoogstaand, ik aarzelde niet
Hertmans te vergelijken met George Steiner, de man die ik leerde kennen via het
VPRO-programma van Wim Kayzer handelend
over de Schoonheid en de Troost en daarna uit de resem boeken die ik las van
hem.
Er is natuurlijk een groot bezwaar. De uitgevers
verwachten dat een hapklaar boek met de prijs zal gaan lopen en niet een boek
dat enkel een elite zal koesteren. Hij verdient het in elk geval voor mij.
Eind februari weten we waar we staan.
04-02-2012, 00:33 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-02-2012 |
Psalm 139 (2) |
En nog Psalm 139.
Ik heb deze morgen mijn blog van 2 februari opgezocht en
heb begrepen dat mijn verwijzingen naar psalm 139 iets irreëels hadden, iets
fatalistisch.
Als ik het gedaan heb dan was het enkel en alleen om
erop te wijzen dat alles verloopt in het leven zoals het moet verlopen, om de
eenvoudige reden dat altijd komt wat komt en dat, wat de film van het leven
betreft, deze niet kan teruggedraaid worden of anders gemonteerd of met andere
filmmuziek of in andere kleuren. Alles is wat is. En als het leven niet is verlopen
zoals we verhoopt hadden dan is dit te wijten aan omstandigheden die maakten dat
gebeurde wat niet anders kon dan te gebeuren zoals het gebeurde.
Je steekt de straat over, een fractie van een ogenblik
onoplettendheid en je wordt gegrepen door een auto. Waarom, wat liep je te doen
op die plaats; aan wat dacht je zodat je onoplettend waart en waarom? Dit is
wat jou betreft, maar de chauffeur dan, wat maakte dat hij precies op dat
ogenblik voorbij kwam en niet een fractie vroeger of later?
De drie meisjes op de fiets die op een doodgewone
morgen, weggemaaid werden op de weg in Oosterzele ik kom er regelmatig
voorbij - waarom waren ze vertrokken op een ogenblik dat ze iets later of iets
vroeger hadden kunnen/moeten vertrekken, waarom reden ze niet iets trager/iets
vlugger, om op dat precieze diabolische ogenblik op die even duivelse plaats te
zijn waar ze beter niet waren,
En dan het geval van de chauffeur, waarom was hij niet
op een ander ogenblik op de plaats waar hij wel uit de bocht mocht gaan, maar
niet op dat precieze ogenblik dat de meisjes er waren?
Stond het geschreven in het Boek van Psalm 139, wel neen
natuurlijk, maar het stond wel geschreven in de massa omstandigheden die waren
wat ze waren.
Maar toch, alles overwogen, blijven we ons de vragen
stellen, waarop de auteur van Psalm 139 meende het antwoord te kennen.
Mijn forget it
van mijn vorige blog en mijn vermelding dat het geschreven stond moet
geïnterpreteerd worden dat er eveneens, omheen de aarde, een stroom van
gedachten drijft die nu en dan gecapteerd wordt en meegedeeld.
Carl Gustav Jung zou dit misschien synchronisatie
hebben genoemd. Ik weiger het in elk geval toeval te noemen.
03-02-2012, 07:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-02-2012 |
Een Vriend |
Een vriend, een man van de bloesems, zo van de
kerselaar als van de literatuur als van Janacek, stuurde me een dichtbundel van
Henry Bauchau,
in 1913 geboren die in 2010 en 2011 heerlijke gedichten schreef, al was het
maar om die ene zin waar mijn vriend, in zijn brief die vleugels had, de
aandacht op vestigde. Een zin lijk een gebed, een gebed dat ik, bijna maar
veel meer is niet nodig - met tranen in de ogen overneem:
Fais que je sois toujours
dans labondance de léveil.
En als ik het gedicht lees en herlees het is een
krachtige morgen, het licht limpide als water en, Mahler worden mijn ogen vochtig:
Tel lenfant qui sendort accroché au chiffon
A la protégeante odeur de sa mère
Fais que je sois toujours dans labondance de léveil.
Henry Bauchau schreef dit in mei 2010 op de ouderdom
van 97 jaar, groot levend. Biddend groot levend te blijven tot het einde van zijn dagen, van zijn werk, ces quelques points, ces quelques
virgules.
Is dit niet het gebed van ons allen, is er iets meer
nog te vragen als de dood om de hoek op ons wacht?
Ik ben vertederd omdat hij schrijft wat ik wou
schrijven.
Zijn bundel, tentatives
de louange, pogingen tot lofbetuiging een titel die zegt wat ik heb
willen zeggen aan de jongste van mijn kleinkinderen, in mijn verhaal het
zaadje van enkele dagen terug. En de dag erop toen ik sprak over de bloesems, met
vandaag de woorden van de vriend die zich toen, op die belangrijke dag voor
hem, vereeuwigen liet met zijn (kersverse) lieve echtgenote onder de kerselaar
in bloei.
Samenloop van omstandigheden?
Forget it, dingen die zich aankondigden, die neergeschreven waren in het Grote
Boek van Psalm 139.
Mijn dank is groot, waardevolle vriend.
Karel
Het is
Pierre Alain Bergher die in zijn boek over het mysterieuze in La Chartreuse de Parme van Stendhal me
wees op de inhoud van Psalm 139, vers 16. Wat me toen verraste is dat hij zijn
tekst haalde uit de King James versie van de Bijbel, van 1611:
Thine eyes did see my
substance, yet being unperfect; and in thy book all my members were written,
which in continuance were fashioned, when as yet there was none of them.
02-02-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-02-2012 |
Bloesems |
Ik wordt
belaagd - een iets te straf woord, ik beken het - door de boeken in de kamer, belaagd en achtervolgd, omdat ik nog enkel de
boeken lees die in mijn hoofd blijven hangen. Hoewel het ook nog gebeurt dat ik
er een opensla.
Zo zocht
ik, in verband met het zaadje van gisteren dat meegevoerd door de wind terecht
kwam op het blad van mijn dagboek, naar een haiku, die ik dacht gelezen te
hebben bij Roland Barthes, in zijn moeilijk te volgen boekje over Japan. Maar ik
vond het niet, noch bij hem, noch in andere haiku- boeken.
De haiku
ging over een dichter die met zijn boek in de hand en met het venster open in
slaap was gevallen en als hij wakker werd, je raadt het, hij bedekt was met
kersenbloesems.
Het kan
gebeuren, niets is onmogelijk wanneer de kerselaars in bloei staan herinner je
de kersenbloesems in de film The last
Samoerai is er iets poëtischer en is het geen eigenschap van de poëzie
alles te kunnen suggereren, ook het onrealistische?
Zo
gebeurde het ooit dat ik de wagen had geparkeerd onder de Japanse kerselaars in
bloei. Het was plots gaan regenen terwijl ik binnen was en toen ik terug naar
de wagen kwam, was deze niet meer wit maar roze bekleefd met kersenbloesems. Ik
reed weg met het venster open, als een gelukkig man, door de straten van de
stad. De mensen keken verrast en verbaasd en sommigen applaudisseerden zelf.
Het zijn
zaken die gebeuren kunnen als het lente is en het regent en je hebt een witte
Citroën die je parkeert onder Japanse kerselaars in bloei, en er een plotse
regenbui is met veel wind, en dit op een dag dat je pas een haiku hebt gelezen
over een dichter die in zijn slaap met bloesems wordt bedekt.
Kleine
dingen in het leven zijn ook belangrijk en mogen ook wel eens vermeld worden. Le curé de Crécy in le Journal dun Curé de Campagne van
Bernanos wist het ook: Les petites
choses nont lair de rien, mais elles donnent la paix.
Je
schrijft dit neer - denkend ook aan wat je gisteren schreef voor Lisa, Arnoud
en Margot om hen te wijzen op het belang van kleine dingen in het leven en ook
wat kleine dingen eigenlijk zijn je schreef dit in volle winter voor je blog
van 1 februari, en je weet dat al één twaalfde van je jaar voorbij is en je
ziet dat je al 16.883 woorden hebt geschreven, zijnde meer dan 50 paginas vol.
Het jaar zou dus 600 paginas kunnen bedragen, wat teveel is voor een boek
waarin niets gebeurt.
Maar zij
die me lezen zouden, krijgen er wel een jaar de tijd voor en één jaar is nu ook
niet nada. We hopen allen, en ik in
het bijzonder, er nog te zijn als de aarde haar jaar-baan zal hebben afgelegd.
Karel
01-02-2012, 00:06 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-01-2012 |
Het zaadje |
Verhaal voor Lisa, Arnoud en ook voor Margot.
Tussen de
bladen van mijn dagboek, een onooglijk zaadje, de kop van een lucifer groot.
Hoe het er gekomen is weet ik niet, wellicht met de wind door het raam dat even
heeft open gestaan. Veel is het niet, het was nodig dat het in het midden van
het wit blad terecht kwam opdat ik het zou opgemerkt hebben, en toch, als ik
eraan denk, is dat zaadje een klein wonder. Het volstaat dat het in goede aarde
valt opdat het ontkiemen zou, wortel en stengel vormen, bloem worden en honderd
identieke zaadjes zou verspreiden over de tuin.
Wat er
nog van is, het zaadje is een product van een evolutie, het wist, of iemand
wist, hoe plant en bloem en zaad zich hadden te ontwikkelen om de cyclus af te
ronden. Het zaadje op mijn blad weet welke cyclus het doormaken moet om eens
zijn tijd en de gelegenheid daar om honderd nieuwe zaadjes voort te brengen.
Ik mag
mijn boek sluiten met het zaadje tussen de bladen van 30 en 31 januari 2012,
het er jaren gevangen houden tot het boek op die plaats terug eens geopend
wordt en het met wat geluk door de wind wordt meegevoerd naar zijn bestemming.
Wie let
er op, wie stelt er zich vragen bij dit niemendalletje, wie vraagt zich af hoe
het mogelijk is, dat er binnenin een soort computer steekt, verbonden met de
kosmos, om identieke kopieën van het moederzaadje voort te brengen. Een moeilijk
te begrijpen proces, dat een herfst een winter, een lente en een zomer nodig
had om te zijn wat het is en nu een herfst, een winter, een lente en een zomer
om te worden wat het worden moet, want de computer erin blijft aan staan.
Wie stelt
er zich vragen bij en wie niet?
En als jij
je er vragen bij stelt, blijft het dan nog een niemendalletje?
Karel
31-01-2012, 00:18 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-01-2012 |
Paradiso, canto XXIX, 13-15. |
Een vraag die ik me stel, en wellicht enkel de Dante-liefhebbers
onder u zal interesseren of ik, de verzen 1315 van Paradiso, canto XXIX:
Non per aver a sé di bene acquisto
chesser non può, ma perché suo splendore
potesse, risplendendo, dir subsisto,
die ik na rijp beraad als volgt meende te mogen
vertalen:
Niet om voor zichzelf goed te verwerven, want dit
kan niet, maar opdat zijn schittering, zich weerspiegelend, zou kunnen zeggen ik
ben.
wel
correct heb geïnterpreteerd als ik hieruit afleid dat de weerspiegeling van
zijn schittering onvermijdelijk enkel via de geest van de mens naar Hem, de Eeuwige Liefde, toe kan weerschijnen
(Het is ook de Liefde, lAmor che move il sole e laltre stelle de allerlaatste versregel
van de Commedia - die de zon en de andere sterren bewegen doet, volgens Dante.
Als het verkeerd werd
begrepen dan moet Ugo zijn tekst over Van Gogh (De Adem van de Dagen, 19),
herzien want dan heeft hij zich laten misleiden door een hadith van de Profeet die
we vinden bij Ibn Arabi, aangehaald door Karen
Armstrong, in A History of God:
I was a hidden treasure
and yearned to be known. Then I created creatures to be known by them.
Het is trouwens Miguel Asin
Palacios die in zijn Boek Dante y el
Islam (1929) duidelijk heeft aangetoond dat Dante grote delen van de structuur van zijn Divina Commedia heeft
ontleend aan de Libro del nocturno Viaje (quitab al isrà) van Ibn Arabi en hij
dus het werk van deze Murciaan, van het begin van de XIIIde eeuw, moet gekend hebben.
Il faut donc que je fasse dautres
recherches, want dan is ook volgend
Genesis-gedicht in essentie fout:
Genesis
II
Uit het Woord de mens
geboren,
opdat het Woord zichzelf zou zien
met de ogen van het deeltje Woord
dat in elke mens aanwezig is.
Zoals Dante het wel
wist en anderen
voor hem, en Beatrice hem zeggen kon
dat God de wereld had geschapen
opdat Hij zichzelf zou kunnen zien
met de niet te ziene ogen van de mens.
Het Woord heeft dus
zichzelf gezocht
een spiegel in de mens geboren.
En hoorden we Augustinus niet:
Had je me niet gevonden,
je zou me niet hebben gezocht.
Of, had ik niet in
jou gewoond
je zou niet geweten hebben dat ik er was.
Zo was de mens een noodzaak
voor het Woord
dat anders, in zijn eenzaamheid
verstillen zou in overbodigheid.
Karel
30-01-2012, 00:39 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-01-2012 |
Stefan Hertmans en Paul Demets |
Ik lees dat zwart gekaft boekje Het Putje van Milete
waar ik mee rondloop in huis. Ik lees Stefan Hertmans.
Ik lees de grote soepelheid van de Nederlandse taal,
de rijkdom ervan, de kracht van de zinsbouw, de preciesheid waarmee gezegd
wordt wat is en niet is. Niet gemakkelijk om volgen als je niet de inspanning
doet die Hertmans heeft gedaan om het niveau van taal en zegging te bereiken.
Ik schrijf in mijn dagboek, en ik meen wat ik schrijf:
Ik lees over Adorno en over anderen, en vergelijk met
wat ik schrijf en hoe ik schrijf. Ik weet nu, dat over wat ik schrijf en hoe ik mijn zinnen formuleer, maar wat spelen is met woorden in de kindertuin
ook deze die ik nu schrijf. Hij drumt me in de hoek,
Ik herinner me een beeld uit mijn vroege jaren, de
speelplaats in de winter, de bijtende koude en wij allen, knapen onder het
afdak in een hoek gedrumd, dicht tegen elkaar aan, zingend, bibberend van de
koude, zoekend naar het greintje warmte van andere lichamen - zoals de monarch
vlinder van Freeman Dyson overleeft, op elkaar gekleefd aan een boomstam, in de
bossen van Mexico - en wij, meer roepend dan zingend: Kom maar bij, kom maar
dichter, dichter bij!
Ik denk dat vele schrijvers van bij ons in de hoek
worden gedrumd door Hertmans. Ik denk dat hij het niveau bereikt van George
Steiner, zo wat zijn taal betreft als zijn kennis van de literatuur, als wat de
kracht van zijn woordgebruik en zinsbouw betreft.
Heb het geniale in het werk van Steiner bewonderd, dacht
dat hij niet te evenaren was. Heb me nu duidelijk vergist, er is Stefan
Hertmans.
Ik schrijf dit niet om iets te schrijven, maar, lezer
van mijn proza, als literatuur en taalgebruik je iets zeggen, lees dan
Hertmans. Ik weet nu waar ik sta met mijn woorden.
En nog iets.
Ik heb de indruk, een paar dagen geleden, niet zo enthousiast te hebben gesproken over Paul Demets poëzie. Ik denk dat
ik verkeerd zit met te denken T.S.Eliot zit er voor iets tussen dat poëzie
voedsel moet zijn voor de geest. Het mag, maar het hoeft niet. Het kan ook een
spel van woorden zijn, woorden op elkaar ingehaakt op een wondere verrassende
manier en als ik het bekroonde gedicht van Demets lees en herlees, dan ontdek
ik er de poëzie in.
Zo, mea culpa. Maar of ik in staat ben een gedicht te
schrijven waar het woordenspel in primeert, weet ik niet, denk ik niet.
Karel
29-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-01-2012 |
De Adem van de Dagen (19) |
Het gebeurde dat een
Antwerpenaar, een D.C.Janssens, een goede kennis van de vriend van een vriend van
Ugo, op een bepaalde dag met zijn wagen, in Auvers-sur-Oise, in panne was
gevallen, juist vóór lauberge Ravoux,
een oude herberg die te koop stond. En die Janssens er wachten moest tot zijn
wagen opgehaald werd. Hij vernam daar, sprekend met de garagist, dat Vincent
Van Gogh, in een kamertje van die herberg, de
laatste dagen van zijn leven had doorgebracht.
Kleine gebeurtenissen hebben dikwijls
niet te voorziene gevolgen. Wat die kennis van de vriend van Ugos vriend toen
bezielde, welke inspiratie of welke levens hij toen met één zet van hem, - er
waren vele Japanners aanwezig toen Ugo er was - naar Auvers-sur-Oise zou lokken
kon niemand voorzien, maar in 1987 kocht hij, omwille van het kamertje, de auberge van mevrouw Micheline Tagliana.
Hij restaureerde de herberg
en maakte dit diets over de ganse wereld. Het bericht viel ook binnen in de Lions
Club van Ugo en omwille van dit kamertje werd een reis gepland met een groep vrienden, een reis naar, eerst
Versailles en Auvers-sur-Oise op de terugweg.
Het was in de dagen dat Ugo
Dante las, en niet alleen las, maar een binnen-gesprek had met hem, en dat hij
de woorden van dat gesprek optekende in een boekvorm. Hij was begonnen met het Inferno. Hij las de tekst in het
Italiaans en vertaalde die aan de hand van de vertalingen in zijn bezit, een
Engelse die hij al lang bezat, twee Franse en een Nederlandse de prozavertaling
van Van Dooren - hij kon er zelfs nog het werk van kanunnik A. De Beer, gekocht
bij De Slegte en gepubliceerd door het Davidsfonds, aan toevoegen.
De idee Dante te gaan lezen was
ontstaan uit een onooglijk gebeuren, de vondst in een boekenwinkel in Alicante van
Nueve ensayos dantescos van Jorge
Luis Borges en, dat hij na het lezen ervan, besloot al zijn nog resterende energie
te wijden aan de lectuur en de studie van de Divina Commedia. Het resulteerde in een soort gesprek dat hij had
met Dante. Twee jaar lang hij dacht met het Inferno klaar te komen op zes maanden - duurde het dat hij Dante en
Vergilius volgde doorheen de Hel. Pas toen hij zich realiseerde dat zijn
vrienden hem zagen als een Dantefreak, als iemand die verliefd was op Dante, ontwaakte
hij als uit een lange droom. Maar Dante verlaat je zo maar niet van vandaag op
morgen. Dante was in hem gegroeid, hij had er wortel geschoten en in de
eenzaamheid van zijn dagen in die oude halfvergane woning hij had vanmorgen
potten moeten plaatsen op de zolder om de regen op te vangen zette hij vele
avonden en morgens zijn gesprek met Dante verder.
En terug thuis gekomen na die
reis naar Versailles en Auvers-sur-Oise wou hij Dante vertellen over het geval
Van Gogh, de schilder die verging van armoede en dingen
schilderde die vandaag de wereld in vervoering brengen. En dan vooral hem
vertellen over dat ene doek, zijn Champs
de blé aux corbeaux, geschilderd met erin en erover het voorspel van het drama
dat erop volgen zou. Hij vond dat er in dat laatste doek te lezen stond, de
vreugde van het schilderen en de wrangheid van het leven. Wrang omwille van
teveel factoren: en meest van al, het falend succes van zijn werken. Maar
bezeten door het schilderen, zoals jij, Dante, bezeten waart door je Commedia - telkens en telkens een ander
onderwerp, om keer op keer geconfronteerd te worden met de hoop onverkochte werken
die zich opstapelden.
En
het was aldus dat hij dat korenveld schilderde, het rijke, warme leven onder
een dreigende, donkere lucht, met de (te grote) zwarte kraaien erover om
duidelijker het contrast tussen het leven en de nakende dood uit te beelden?
Hij
schilderde dit doek in één ruk, ruwweg, met tranen in de ogen, tranen van
onmacht omwille van het onbegrepen zijn, tranen van wanhoop en eenzaamheid. Hij
schilderde de halmen met volle trekken van het penseel, in en over elkaar, hij
schilderde de wind erover die hij voelde in zijn verhit gezicht. Hij schilderde
de wegel met wat groen afgeboord tussen de velden, hij schilderde de dreiging
van het nakende onweer, de dreiging van de dood, geaccentueerd door de wilde
wemeling van de kraaien. Hij schilderde alsof hij wist dat dit zijn testament,
zijn afscheid van het leven was.
Hij
had in die tijd een afbeelding van het schilderij op het scherm van zijn PC
geplaatst. In het licht van de morgen, in de donkerte van de nacht was hij
aldus geconfronteerd met wat eens uit de gedachtewereld van Van Gogh, uit zijn
geest en hand en penseel en tubes verf was ontstaan. Het proces en het product
van vele dagen van de man die dronken van het schilderen was en elke dag een
nieuw doek beginnen wou.
En
dan zijn vraag aan Dante, waar zou jij, in je wereld van Hel en Hemel Van Gogh
hebben geplaatst?
Zou
je hem in de Hel hebben geduwd bij de zelfmoordenaars?, of, zou je hem gezien
hebben tussen de groten der aarde; zou je hem misschien, als gedoopte, dan toch
een plaats hebben gegeven in je Limbo?
Wat
is er van de mens en wat is er van God, of wat is er van God in de mens? Hij
herinnerde zich dat Dante, in zijn Paradiso,
Beatrice laat vertellen over de reden van Gods schepping.
Haar
antwoord is klaar en duidelijk: Niet
opdat hij nog meer zou zijn voor zichzelf, want dit kan niet, maar opdat zijn
schittering in zijn weerspiegeling zou kunnen zeggen ik besta.
Hij
herinnerde zich het equivalent van deze zin al ontmoet te hebben bij Karen
Armstrong, maar bij haar kwam hij uit een hadith van de Profeet Mohammed Had
jij, Dante, enige kennis van deze hadith die je hier of daar, komende van de
Murciaan, Ibn al Arabi, kon gelezen hebben, en als je hem in je verzen hebt opgenomen
was het dan niet omdat het een zin zwaar van betekenis is die het doel en de
reden van ons bestaan hier op aarde behandelt?
Is
het dit wat je bedoeld hebt, Dante, dat God zichzelf wou kunnen zien via de
ogen, zijnde de geest van de mens; wat dan betekenen zou dat, bij afwezigheid
van de mens, niemand weten zou dat Hij is en dat Hij zou vergaan van
eenzaamheid en, dat God aldus nood heeft aan de mens opdat het geweten zou zijn
dat Hij, God bestaat of dat dan toch tenminste over Hem zou gesproken worden zo
door zij die in Hem geloven als door zij die niet in hem geloven.
Is
het ontdekken van de exponentiële toename van de gecompliceerdheid van natuur
en leven, het bewijs dat het correcte beeld van God in de mens, duidelijker en
duidelijker wordt?
Vragen
en nog, vragen tot in het oneindige en misschien ook vragen die jij je niet
openlijk hebt durven stellen omdat de geur van de brandstapels nog in je
neusvleugels hing.
Ugo
Non per aver a sé di bene acquisto /
chesser non può, ma perché suo splendore / potesse, risplendendo, dir
subsisto.( Paradiso, canto XXIX :
13-15).
28-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-01-2012 |
Gedichtendag |
Een dag te laat.
Mijn jongste dochter had een gedicht verwacht op mijn
blog maar in de plaats vond ze een gesofistikeerde moeilijk te volgen tekst. Ze
heeft gelijk, natuurlijk. De tekst is zo uit mij gevloeid, heb hem amper
herlezen, et voilà.
Ze heeft tweemaal gelijk, ze had een gedicht mogen
verwachten, maar ik liep de ganse dag met een zwart gekaft boek in de hand, zoals vroeger mijn leraar met zijn brevier, en ik dacht aan andere zaken om te schrijven dan een gedicht. Want wat
poëzie betrof - ooit schreef ik dat amper 0,50% van de bevolking zich
interesseerde aan poëzie - was er ook mijn ontgoocheling omdat het gedicht van
Sylvie Marie niet was uitverkoren als het beste gedicht voor de Herman de
Coninckprijs, maar wel Zonnehemel van Paul Demets.
Niet dat ik iets heb tegen Demets. Ik las wat Luuk
Gruwez wist te vertellen en het was heel wat - over zijn bundel Bloedplek, en
dat scheen me voldoende, om te begrijpen dat ik zijn gedichten niet moet meenemen
naar mijn bed om er enig voedsel in te vinden voor de geest. Hij zal wellicht
ook mijn gedicht hieronder, niet meenemen in de wintervelden.
Maar tot daar toe, lieve Cathy, hier gaat mijn gedicht
hoewel jij mijn gedicht zijt.
Vers 3, 19 uit Genesis;
Zo zul je nimmer vooraf weten wat je hand
zal schrijven als je zitten gaat en de roep er is
van een oude bijbel op de tafel en van stenen -
na Leibnitz gelezen die je raapte in de bergen,
gehouwen door wind en water, door de tijd.
En zo vlug de morgen weggeschoven,
de deemstering, de nacht gekomen
en in Jobs vergeelde woorden terug
vernomen dat de adem van de Almachtige
ons het leven gaf, al zegt ons niets of niemand
met enige zekerheid wie die Almachtige is,
een immanentie toch, een lichtbron toch
in ons gegleden, een oorsprong die bestemming is, en zo geweten
dat ons de eeuwigheid is toegemeten.
Kap dan, zoals je netels kapt, het stupiede vers,
je bent uit stof en tot stof keer je terug,
uit Genesis weg, want dit hoefde niet, voldoende
is geweten dat dit lichaam van atomen is, en ook
als er gelezen moet, zo leerden Fabre en Nothomb
en zo geloven we:
je bent uit geest en tot geest keer je terug.
De ene zin die zinnig is.
Karel
27-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-01-2012 |
Consciousness |
Ik
zocht, gisterenavond in Fragments of a
Journal van Eugene Ionesco, een
passage op die ik er aanwezig wist, Ionesco plaatste deze tekst tussen haakjes.
Een tekst die ergens voorkomt in of omheen zijn toneelstuk Le Roi se meurt,
maar die hij niet weerhouden had:
(Is
there a universal consciousness? Is consciousness all pervading? Is there a
dormant consciousness in stone, as I believe Leibnitz thought? Neither Planck,
nor Heisenberg, nor Einstein, nor de Broglie wholly rejects the idea of a
universal, cosmic consciousness. There may be some
plan, some intention. If there is an intention, there is consciousness. These
thinkers do not exclude the idea of a God who would be that consciousness).
Een
kosmisch bewustzijn aanwezig in de steen van Leibnitz, of wat ik deze
morgen, toen ik wakker werd, dacht ik ben er voor op gestaan - en wat indien
het Universum het levend lichaam van God zou zijn, zou er iemand me zeggen dat
dit niet kan, of iemand zeggen dat er én het Universum is, én God?
Mon
Dieu, ik ga deze gedachte: het Universum zijnde het lichaam van God, laten
rusten voor betere dagen, want wie of wat is de mens dan, een soort atoom, deel
van het Universum, deel van het lichaam van God? En wie lichaam zegt, zegt
geest, dus ook de mens deel van de geest van God, zoals de steen van Leibnitz
deel is van God of, al wat is of was of komen zal, atomen van God. Alles wat is
en niet is, één groot, massaal groot, onbegrijpelijk groot, kloppend, levend
lichaam, het Al in elkaar verweven en gegroeid.
En
de geest van de mens vandaag, atomen die te slim geworden zijn, die Hem imiteren
willen, verdringen willen. Had Hij dit voorzien, zal Hij dit blijven aanvaarden?
Deze-morgen-conclusie
die van ergens komt, die in de luchten hangt om genomen te worden, die anderen
voor mij moeten geformuleerd hebben, nu ze geschreven staat please, , man, laat
ze rusten nu.
Waag
ik het deze woorden, die neigen in de richting van Mevrouw Catherine Pozzi - van
een paar dagen terug - te laten binnendringen in mijn blogs?
Karel
26-01-2012, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
25-01-2012 |
N'être bon qu'à écrire |
25 januari
Nêtre bon quà écrire.
Je
dacht dat het geen zin had, tweehonderdvijftig paginas en meer te schrijven om
die daarna, gebundeld, in je schuif te laten verdwijnen, maar de Ugo in jou
vond het een uitdaging, hij wou een boek, terwijl jij voldoende had aan het optekenen
van het gesprek dat je hield met jezelf dat nu ook je blog geworden is,.
Dit
was, wat jou betreft, de toestand vroeger, en na dertig jaar is er in feite,
wat er ook gedacht of gezegd wordt over je teksten, geen enkele geldige reden
om te stoppen. Toch nu nog niet.
Zo,
als je even terugblikt, ben je altijd blijven nadenken over wat er gebeurde in
de wereld, heb je altijd boeken gelezen, verrassende die je gelukkige momenten
bezorgden, andere waar je bij in slaap viel.
Je
vond openingen die, zo meende je toch, dicht de waarheid benaderden, al wist je
niet wat die waarheid wel was of zijn kon.
Je
las in de Bijbel over gebeurtenissen die van de hand Gods waren, maar je
twijfelde omdat deze niet strookten met het beeld dat je had van God. En toch
waren er die de Apocalyps lazen en ontcijferden en eruit puurden dat in het
jaar van nu het jaar van de Draak volgens de Chinezen - de wereld zal vergaan.
Jij las de brieven van Paulus en vernam aldus tot je verwondering dat hij, na
getroffen te zijn door de bliksem(!), naar Arabië was vertrokken om pas na drie
jaren Petrus en Jacobus op te zoeken in Jeruzalem. En je bleef je vragen
stellen hierover, tot je het meest vreemde boek las, wellicht ooit geschreven,
over het leven van Jezus en je dacht dat het een mogelijke opening kon zijn
naar de reden van Pauls verblijf in Arabië.
Je
las Boris Pasternak en Freeman Dyson, Fritjof Capra en Richard Feynman, je las
George Steiner en vele, vele anderen. En alles wat je dacht werd geschreven in
je hoofd en de woorden waren als gistende deeg in de trog en lieten je niet
los. Sommige van die ideeën werden opgetekend andere bleven ongeschreven en je
weet voldoende wat Pessoa zegt over wat in gedachten geschreven wordt.
En
je las Borges en wat hij wist over toeval en je las T.S.Eliot van wie schilfers
terug te vinden zijn in de weinige gedichten die je waagde te schrijven.
Je
las over de New Physics en je
ontdekte hierin een nieuwe Bijbel, ditmaal niet geschreven in woorden maar in
beelden die in te beelden waren.
En
door de dwingende osmose van de dingen aanwezig in je vingers, bleef je
schrijven al wist je wel dat je nergens uitkomen zou eigenlijk geldt dit meer
voor Ugo - je had de verwittiging nog maar pas deze morgen teruggevonden in een
hoop knipsels, zo uit Le Monde, het knipsel dat de reden is voor je
blog van vandaag:
Pourquoi écrit-on? Pourquoi des milliers de Français noircissent-ils du
papier à longueur dannée, sans la moindre garantie dêtre publiés?
Het
is een eenennegentigjarige schrijver, Roger Grenier, waarvan je nog nooit
hoorde, die deze gedachte opwerpt en wat hem zelf betreft, openlijk bekent:
Ecrire a tourné à lhabitude, pour ne pas dire à la manie. Une manie dans laquelle
je menfonce chaque jour davantage, de sorte quà présent, je suis incapable de
goûter aucune autre activité, aucune autre distraction.
Roger
Grenier haalt er de woorden van Beckett bij :
Schrijven omdat on nest bon quà
ça!.
Ik
weet dus aan welke ziekte ik lijd want ik ook, je ne suis bon quà ça.
Karel
25-01-2012, 00:37 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
24-01-2012 |
Terugblik |
Onder elke blog verschijnt de melding Geschreven door Ugo dOorde, het
is de fout van de beginner die ik was en die ik meedraag sinds 18 juli van
vorig jaar, de dag dat ik met een blog begonnen ben. Maar er zijn tot hier toe
meer teksten geschreven door Karel Mortier dan door Ugo dOorde, om deze reden
ga ik voortaan mijn blogs tekenen met Karel of met Ugo. Hoewel de lijn tussen
beide soms moeilijk te trekken valt want soms vloeien ze in elkaar.
Zo is Ugo nu begaan met een tekst over het laatste schilderij van Vincent
Van Gogh, een schilderij waarin hij Van Goghs afscheid van het leven meent te
lezen. Een van de komende dagen geef ik hem het woord en kan hij zich uitleven.
Ondertussen echter maak ik me zorgen over wat ik begonnen ben, een blog
bijhouden waar José Saramago aan de basis van ligt. En wel met één zin die ik
las in Le Monde, in verband met zijn
Cahier of Cuaderno, waarin hij op de dag van zijn 86ste verjaardag
schreef Ik omhels de woorden die ik schreef, ik wens ze een groot leven toe en
herbegin mijn schrijven daar waar ik het gelaten heb. Deze woorden werden
verspreid onder de vorm van blog.
Ik was toen, de dag
van 18 mei 2010, zo dwaas te schrijven:
Ik
ook omhels vandaag de woorden die ik schreef, wens ze een lang en groot leven
toe en ik begin nu, omdat ik niet kan stoppen met schrijven, mijn schrift, mijn cuaderno, dat doorlopen zal tot de dag
van mijn 83ste verjaardag. Zo hoop ik toch omdat ik hoop que Dieu me prètera vie jusque-là.
Maar op die
verjaardag ben ik niet gestopt, mijn wandeltocht in en met het woord liep
gewoon dag aan dag verder om van half juli van vorig jaar, in navolging van José
Saramago, dag aan dag, als blog te worden verspreid. Als een blok aan mijn been
schreef ik al eens.
Maar is het wel zo? Is het niet, omdat ik me wou laten opmerken en wel
als schrijver, als iemand die iets te zeggen had wat nog niet gezegd was, op
een wijze die nog niet gebruikt was, een Einzelgänger in de literatuur, zoals
elke schrijver er een denkt te zijn?
Ik mis mijn broer Daniël die veel te vroeg is weggegaan. Hij was mijn
mentor, hij zou me al lang gewezen hebben op mijn fouten, al lang gezegd
hebben, dan vooral wat De Adem van de Dagen betreft:
Man, stop ermee, je schrijft ouderwets over ouderwetse zaken op een
wijze die niemand nog interesseert. Je schrijft zoals een zondagsschilder aan
de Leie die zijn doek vult met fotografische koeien en bomen, met een kerktoren
middenin, zonder voldoende background, misschien met een vleugje Gilliams, een
vleugje T.S.Eliot, misschien, maar meer niet. De rest komt uit je
kleinburgerlijk zelf, en het ergste is, wat je schrijft is niet te begrijpen
voor de mens van vandaag, zoals het evenmin te begrijpen was voor de mens van
gisteren. Destijds, in je zelfgeborgenheid schreef je zonder argwaan, schreef
je omdat je hand stond naar het schrijven. Vandaag met dat fameuze blog van
jou, zijn er die je lezen, maar je schrijft vanuit je wereld naar je eigen
wereld. Je schrijft als vastgeketend op de contouren van een cirkel, langs je
lezers heen, je raakt hun klederen, maar je dringt niet binnen langs de poriën
van hun geest en evenmin van hun hart.
Zou hij dit zeggen tegen mij indien hij er nog was, en die andere broer,
Georges, die zwijgt, wat zou die kunnen zeggen: Man stop ermee maak dat ik in
jou nog mijn broer herken?
Karel
24-01-2012, 00:38 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |