xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het gebeurde dat een
Antwerpenaar, een D.C.Janssens, een goede kennis van de vriend van een vriend van
Ugo, op een bepaalde dag met zijn wagen, in Auvers-sur-Oise, in panne was
gevallen, juist vóór lauberge Ravoux,
een oude herberg die te koop stond. En die Janssens er wachten moest tot zijn
wagen opgehaald werd. Hij vernam daar, sprekend met de garagist, dat Vincent
Van Gogh, in een kamertje van die herberg, de
laatste dagen van zijn leven had doorgebracht.
Kleine gebeurtenissen hebben dikwijls
niet te voorziene gevolgen. Wat die kennis van de vriend van Ugos vriend toen
bezielde, welke inspiratie of welke levens hij toen met één zet van hem, - er
waren vele Japanners aanwezig toen Ugo er was - naar Auvers-sur-Oise zou lokken
kon niemand voorzien, maar in 1987 kocht hij, omwille van het kamertje, de auberge van mevrouw Micheline Tagliana.
Hij restaureerde de herberg
en maakte dit diets over de ganse wereld. Het bericht viel ook binnen in de Lions
Club van Ugo en omwille van dit kamertje werd een reis gepland met een groep vrienden, een reis naar, eerst
Versailles en Auvers-sur-Oise op de terugweg.
Het was in de dagen dat Ugo
Dante las, en niet alleen las, maar een binnen-gesprek had met hem, en dat hij
de woorden van dat gesprek optekende in een boekvorm. Hij was begonnen met het Inferno. Hij las de tekst in het
Italiaans en vertaalde die aan de hand van de vertalingen in zijn bezit, een
Engelse die hij al lang bezat, twee Franse en een Nederlandse de prozavertaling
van Van Dooren - hij kon er zelfs nog het werk van kanunnik A. De Beer, gekocht
bij De Slegte en gepubliceerd door het Davidsfonds, aan toevoegen.
De idee Dante te gaan lezen was
ontstaan uit een onooglijk gebeuren, de vondst in een boekenwinkel in Alicante van
Nueve ensayos dantescos van Jorge
Luis Borges en, dat hij na het lezen ervan, besloot al zijn nog resterende energie
te wijden aan de lectuur en de studie van de Divina Commedia. Het resulteerde in een soort gesprek dat hij had
met Dante. Twee jaar lang hij dacht met het Inferno klaar te komen op zes maanden - duurde het dat hij Dante en
Vergilius volgde doorheen de Hel. Pas toen hij zich realiseerde dat zijn
vrienden hem zagen als een Dantefreak, als iemand die verliefd was op Dante, ontwaakte
hij als uit een lange droom. Maar Dante verlaat je zo maar niet van vandaag op
morgen. Dante was in hem gegroeid, hij had er wortel geschoten en in de
eenzaamheid van zijn dagen in die oude halfvergane woning hij had vanmorgen
potten moeten plaatsen op de zolder om de regen op te vangen zette hij vele
avonden en morgens zijn gesprek met Dante verder.
En terug thuis gekomen na die
reis naar Versailles en Auvers-sur-Oise wou hij Dante vertellen over het geval
Van Gogh, de schilder die verging van armoede en dingen
schilderde die vandaag de wereld in vervoering brengen. En dan vooral hem
vertellen over dat ene doek, zijn Champs
de blé aux corbeaux, geschilderd met erin en erover het voorspel van het drama
dat erop volgen zou. Hij vond dat er in dat laatste doek te lezen stond, de
vreugde van het schilderen en de wrangheid van het leven. Wrang omwille van
teveel factoren: en meest van al, het falend succes van zijn werken. Maar
bezeten door het schilderen, zoals jij, Dante, bezeten waart door je Commedia - telkens en telkens een ander
onderwerp, om keer op keer geconfronteerd te worden met de hoop onverkochte werken
die zich opstapelden.
En
het was aldus dat hij dat korenveld schilderde, het rijke, warme leven onder
een dreigende, donkere lucht, met de (te grote) zwarte kraaien erover om
duidelijker het contrast tussen het leven en de nakende dood uit te beelden?
Hij
schilderde dit doek in één ruk, ruwweg, met tranen in de ogen, tranen van
onmacht omwille van het onbegrepen zijn, tranen van wanhoop en eenzaamheid. Hij
schilderde de halmen met volle trekken van het penseel, in en over elkaar, hij
schilderde de wind erover die hij voelde in zijn verhit gezicht. Hij schilderde
de wegel met wat groen afgeboord tussen de velden, hij schilderde de dreiging
van het nakende onweer, de dreiging van de dood, geaccentueerd door de wilde
wemeling van de kraaien. Hij schilderde alsof hij wist dat dit zijn testament,
zijn afscheid van het leven was.
Hij
had in die tijd een afbeelding van het schilderij op het scherm van zijn PC
geplaatst. In het licht van de morgen, in de donkerte van de nacht was hij
aldus geconfronteerd met wat eens uit de gedachtewereld van Van Gogh, uit zijn
geest en hand en penseel en tubes verf was ontstaan. Het proces en het product
van vele dagen van de man die dronken van het schilderen was en elke dag een
nieuw doek beginnen wou.
En
dan zijn vraag aan Dante, waar zou jij, in je wereld van Hel en Hemel Van Gogh
hebben geplaatst?
Zou
je hem in de Hel hebben geduwd bij de zelfmoordenaars?, of, zou je hem gezien
hebben tussen de groten der aarde; zou je hem misschien, als gedoopte, dan toch
een plaats hebben gegeven in je Limbo?
Wat
is er van de mens en wat is er van God, of wat is er van God in de mens? Hij
herinnerde zich dat Dante, in zijn Paradiso,
Beatrice laat vertellen over de reden van Gods schepping.
Haar
antwoord is klaar en duidelijk: Niet
opdat hij nog meer zou zijn voor zichzelf, want dit kan niet, maar opdat zijn
schittering in zijn weerspiegeling zou kunnen zeggen ik besta.
Hij
herinnerde zich het equivalent van deze zin al ontmoet te hebben bij Karen
Armstrong, maar bij haar kwam hij uit een hadith van de Profeet Mohammed Had
jij, Dante, enige kennis van deze hadith die je hier of daar, komende van de
Murciaan, Ibn al Arabi, kon gelezen hebben, en als je hem in je verzen hebt opgenomen
was het dan niet omdat het een zin zwaar van betekenis is die het doel en de
reden van ons bestaan hier op aarde behandelt?
Is
het dit wat je bedoeld hebt, Dante, dat God zichzelf wou kunnen zien via de
ogen, zijnde de geest van de mens; wat dan betekenen zou dat, bij afwezigheid
van de mens, niemand weten zou dat Hij is en dat Hij zou vergaan van
eenzaamheid en, dat God aldus nood heeft aan de mens opdat het geweten zou zijn
dat Hij, God bestaat of dat dan toch tenminste over Hem zou gesproken worden zo
door zij die in Hem geloven als door zij die niet in hem geloven.
Is
het ontdekken van de exponentiële toename van de gecompliceerdheid van natuur
en leven, het bewijs dat het correcte beeld van God in de mens, duidelijker en
duidelijker wordt?
Vragen
en nog, vragen tot in het oneindige en misschien ook vragen die jij je niet
openlijk hebt durven stellen omdat de geur van de brandstapels nog in je
neusvleugels hing.
Ugo
Non per aver a sé di bene acquisto /
chesser non può, ma perché suo splendore / potesse, risplendendo, dir
subsisto.( Paradiso, canto XXIX :
13-15).
|