xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik lees dat zwart gekaft boekje Het Putje van Milete
waar ik mee rondloop in huis. Ik lees Stefan Hertmans.
Ik lees de grote soepelheid van de Nederlandse taal,
de rijkdom ervan, de kracht van de zinsbouw, de preciesheid waarmee gezegd
wordt wat is en niet is. Niet gemakkelijk om volgen als je niet de inspanning
doet die Hertmans heeft gedaan om het niveau van taal en zegging te bereiken.
Ik schrijf in mijn dagboek, en ik meen wat ik schrijf:
Ik lees over Adorno en over anderen, en vergelijk met
wat ik schrijf en hoe ik schrijf. Ik weet nu, dat over wat ik schrijf en hoe ik mijn zinnen formuleer, maar wat spelen is met woorden in de kindertuin
ook deze die ik nu schrijf. Hij drumt me in de hoek,
Ik herinner me een beeld uit mijn vroege jaren, de
speelplaats in de winter, de bijtende koude en wij allen, knapen onder het
afdak in een hoek gedrumd, dicht tegen elkaar aan, zingend, bibberend van de
koude, zoekend naar het greintje warmte van andere lichamen - zoals de monarch
vlinder van Freeman Dyson overleeft, op elkaar gekleefd aan een boomstam, in de
bossen van Mexico - en wij, meer roepend dan zingend: Kom maar bij, kom maar
dichter, dichter bij!
Ik denk dat vele schrijvers van bij ons in de hoek
worden gedrumd door Hertmans. Ik denk dat hij het niveau bereikt van George
Steiner, zo wat zijn taal betreft als zijn kennis van de literatuur, als wat de
kracht van zijn woordgebruik en zinsbouw betreft.
Heb het geniale in het werk van Steiner bewonderd, dacht
dat hij niet te evenaren was. Heb me nu duidelijk vergist, er is Stefan
Hertmans.
Ik schrijf dit niet om iets te schrijven, maar, lezer
van mijn proza, als literatuur en taalgebruik je iets zeggen, lees dan
Hertmans. Ik weet nu waar ik sta met mijn woorden.
En nog iets.
Ik heb de indruk, een paar dagen geleden, niet zo enthousiast te hebben gesproken over Paul Demets poëzie. Ik denk dat
ik verkeerd zit met te denken T.S.Eliot zit er voor iets tussen dat poëzie
voedsel moet zijn voor de geest. Het mag, maar het hoeft niet. Het kan ook een
spel van woorden zijn, woorden op elkaar ingehaakt op een wondere verrassende
manier en als ik het bekroonde gedicht van Demets lees en herlees, dan ontdek
ik er de poëzie in.
Zo, mea culpa. Maar of ik in staat ben een gedicht te
schrijven waar het woordenspel in primeert, weet ik niet, denk ik niet.
Karel
|