 |
|
 |
|
|
 |
14-02-2021 |
Zondag |
Is ons Omega, ons eindpunt, al bepaald, eens ons Alfa, ons beginpunt, daar? Dan heeft het er alle schijn van dat we vanuit dit Omega, vanuit de toekomst geleid worden - Rupert Sheldrake waagde het dit voorop te stellen - en dan was het vooraf bepaald dat ik gisteren zou schrijven over het ‘Miserere mei’ van Gregorio Allegri en dus ook bepaald waarover ik vandaag ga schrijven. Het kan want ikzelf weet het nog niet.
Dit is maar al te gek - zo iets kun je enkel van mij verwachten - maar eens alles wat ik deze morgen kwijt wil, geschreven staat, is het alsof ik het wist voor ik eraan begon.
Wat ook ik ben er door ‘getroebleerd’. Elke morgen voel ik me vreemd als ik vaststel dat ik ben gaan neerzitten voor mijn klavier, mijn geschrift met pen is onleesbaar geworden, en uitgekomen ben waar ik uitkwam. Ik schrijf dus toe naar iets dat ik nog niet weet. Hoe dit gebeurt blijft me een raadsel, het mooie, het verrassende is dat dit zo gebeurt. Ik sta niet op met een theorie in mijn hoofd die ik ga verkondigen, neen, ik sta op met een leeg hoofd en toch komen de woorden, me aangeboden op een schoteltje, ze zijn er , ze komen aangelopen en ik moet ze maar nemen, en in feite is dit altijd zo geweest. Aan mijn vriend en lezer van gisteren die mijn blogs van 13 februari 2012, 2016, 2021 zal gelezen hebben zou ik vandaag ook mijn dagboekblog van zelfde dag van het jaar 1979. kunnen aanbieden[1], en elke dag zijn de woorden gekomen. Men noemt dit inspiratie, men noemt dit geïnspireerd zijn, maar dan door wie of wat[2].
De schrijver van de Bijbel was, leerden we, geïnspireerd door God - het was dus God zelf die, de schrijver gebruikte om Zijn ideeën uit te storten over de mens - want als het God niet was, wie was het dan wel?
Wie is het die mij zegt wat ik schrijven moet, wie is die iemand die ik nog niet ontmoet heb, maar ergens schuilt in mij, of buiten mij, in de met woorden gevulde ijlte omheen mij, een ijlte die reiken kan tot aan de Kaap de Goede Hoop van waar ze me worden aangereikt.
Een andere gekheid?
Wel ja, eens je er gaat over nadenken dagen de vragen op. Vragen waarop geen antwoord komt, een reden te meer opdat de vragen zouden gesteld blijven. Vragen voor een zondagmorgen, de morgen van de bezinning, om te beginnen voor zij die nog altijd ter kerke gaan, maar ook voor zij die de zondag nog zien als een rustpunt in de week, een kijken naar wat was en een vooruitzien naar wat komen gaat, een einde en een nieuw begin. De zondag heeft iets bijzonders, je ingesteldheid op de dingen is verschillend. Poëzie op een zondagnamiddag is verschillend van poëzie op een weekdag, omdat de zondag voor een westerling ingebakken zit in zijn genen. Het is de Bijbelschrijver die er ons attent op maakte dat God rusten ging de zevende dag? Met dien verstande dat, terwijl Hij rust, zijn schepping nog altijd verder loopt, Hij is dus rustende, maar of Hij, rustend, nog toekijkt hoe zijn schepping verder verloopt, betwijfel ik, als God heeft hij alles in gang gezet en als dusdanig hoeft er niets meer aan gewijzigd of toegevoegd, is er wat er moet zijn.
Of ik ook, schrijvend, ingesteld ben op een schepping die doorloopt, of ik ook, schrijvend, er deel van uit maak, is een andere mooie vraag. Ik denk van wel. Mijn aandeel is niet veel maar het is dan toch een deel. Schrijvend ben ik er een deel van en dit verheft me, het zet me op de lijn die de Kosmos volgt.
Ik weet nu waar ik uitkomen moest vandaag, op het feit dat het zondag is.
[1] Hij zou o.m. gelezen hebben van Winston Churchill: ‘Our preoccupation with youth has made us forget that often, people, considered too old have the youngest ideas of all.’
[2] ‘Discover what inspires you’, leert ons Eurosport.
14-02-2021, 15:55 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
13-02-2021 |
'Miserere mei' |
My morning writings are killing me slowly, for I haven’t the courage to put an end on it.
Ik ben een slaaf ervan geworden, zoals jullie er een slaaf van geworden zijn om ze te lezen. Dit gaat zo ver dat een lezer me schrijft dat hij elke dag niet alleen mijn blog van de dag leest maar ook deze van de corresponderende dagen van 2012 en 2016, wat dan ook een teken is van heel wat moed en inzet, maar, wat mij betreft, de impact van mijn geschriften doodt me zachtjes aan.
Nochtans, vroeg de dag beginnen biedt ook een zekere compensatie. Gisteren was er de sonate van Johannes Brahms, deze morgen is er het ontroerende ‘Miserere mei, Deus’.
Ik had het niet gevraagd en niet verwacht, maar het was er op het passende ogenblik, als een bevestiging van mijn inleidende woorden. Trouwens de laatste tijd ben ik het onderwerp niet uit de weg gegaan, integendeel ik ben er bijna telkens mee geëindigd als een gewoon iets, wat het dan ook is.
Ik denk dikwijls aan Hugo Claus, zoals ik denk aan mijn broer, zoals ik denk aan mijn vrienden, Guy M. en Jean-Pierre C. Ze hadden de moed te gaan. Zou ik de moed hebben indien ik in hun toestand zou terecht komen?
‘Miserere mei, Deus’ is dan ook het lied dat vooraan zou moeten staan in de top 100 van Klara. Ik heb er niet aan gedacht als ik mijn keuze heb gemaakt. Nu de sfeer, op het ogenblik van mijn eerste keuze, is omgeslagen moet ik een nieuwe keuze doen.
Zo, deze morgen had ik het geluk - dan toch, zoals je ziet, wat mijn te schrijven blog betreft - na het nieuws van zes, het ‘Miserere mei’ van Gregorio Allegri te horen. Ik kende het, had het al dikwijls gehoord, maar ditmaal trof het me heel, heel diep, ik werd er stil van, open gescheurd, bloot gelegd en de echo ervan is blijven hangen, lang blijven hangen. Een droefheid kwam over mij, een gevoel waarin ik opgenomen werd en meegevoerd, een onwezenlijke toestand van zijn. En het gevoel is me bijgebleven en is er nu nog altijd. Ik heb in de dag, het ‘miserere mei’ nog enkele malen beluisterd, mezelf pijnigend.
‘But, do I have to tell you all this, moet ik er een geschrift aan wijden, past het voor mijn blog van de dertiende?
Al ben ik niet bijgelovig, het cijfer dertien heeft toch een nagalm voor mij, al was het maar omdat mijn moeder er stellig in geloofde en het cijfer zo veel mogelijk uit de weg ging.
Komt erbij dat ik droomde deze nacht, een vreemde droom, alsof enkel het omringende bestond en ik versplinterd was in bos en weiden en korenvelden; ik niet wist wie ik was noch waar ik was, een wolk zijnde, vlottend, zwevend, een wolk van roze geurende bloesems en ik erin bewegen kon, zonder er als lichaam te zijn en ik woorden hoorde die niet uit mij kwamen: ik omhels je, ik omhels je en iemand mijn ogen bedekte toen ik ontwaakte op aarde, de ogen vochtig.
Was het toen al bepaald dat ik Allegri beluisteren zou en erover schrijven?
13-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
12-02-2021 |
Sonate |
In de winter als ik aan de vijver ben denk ik aan de zomer, ik meen niet dat ik aan de winter denk als ik er ben in de zomer. Maar waar ben ik als ik vroeg in de morgen luister naar een sonate van Johannes Brahms[1], in welk seizoen bevind ik me, en ik welk seizoen bevond zich Brahms als hij deze sonate componeerde? Beiden, hij en ik, in een seizoen, in een toestand van zaligheid: ik, omdat ik intens luisterde naar iets verheffends, hij omdat hij wist dat wat hij schreef een hoogtepunt was in zijn leven - hij heeft er heel wat gekend - iets van het beste dat hij ooit schreef.
Wondere momenten die de mens beleven kan, weg van de wereld te zijn, weg van het dagelijkse, van het gewone, maar ingetogen te zijn, naar binnen gekeerd, een spiraal te zijn en hij zich bewegend op de lijnen van de spiraal, reikend naar het centrale punt en dit punt bereikend, een kreet van groot geluk te zijn.
En ik later, voor mijn scherm, ik ook een sonate componeren ging in woorden, denkend aan de zomers van weleer, toen hij nog het bos in liep, toen hij het gevoel had gekomen te zijn in het meest centrale punt van het bos, gegrepen door het geruis van het leven erin, van het onzichtbare kloppend hart erin van varens, mossen, en bramen, van grassen en heide, van de kamperfoelie om een stam gewikkeld, in de wilde bruisende geuren waarin de zwoelte van de zomer hangt. Met de vlekken zon door het gebladerte, de schichten licht, de schaduwplaatsen.
En komende uit het bos, de open velden, de weide met bloemen bestrooid, zoals nooit voorheen, met bijen en vlinders, met kevers, en uitstekend boven de golvende korenvelden, in de verte, de kerktoren, het teken van de hunker in ons.
Hij kende die plaatsen zo goed, , een bos, een wegel tussen de velden, uit zijn verre, amper nog te bereiken jeugd, amper nog durvend er heen te gaan en er te verblijven, ogenblikken lang. verlost van wie hij geworden was; al die jaren achter hem houdend om terug jong te zijn, uit het bos te komen in de grote luchten en dan door de velden terugkerend naar het ouderhuis, waar moeder was, waar zijn broers waren, waar vader was.
He could have cried! Hij er bleef, hij er staande bleef middenin de velden, niet meer bewegend want als hij bewegen zou, hij zijn jeugd verliezen zou, zijn jonge jaren, zijn plaatsen in het bos en in de korenvelden waar hij Verne las of Claes of Knut Hamsun las.
Laat me er keren, zoals Johannes Brahms, neem me bij de hand en laat me er zijn om er groot levend te zijn. Alle krachten, alle levensadem in mij en naar toe gericht.
Voor een lange laatste tijd.
[1] Johannes Brahms : Sonate nr 1 voor viool en piano, Vivace ma non troppo.
12-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
11-02-2021 |
Is er een verschil? |
Ik ben een vreemd man, uiterst vreemd, want wie schrijft er in deze tijden over Erwin Hubble en zijn uitdeinend Universum of, over iets of iemand die er is zonder er te zijn en, dan nog, ik dacht er gisteren aan om tegenover de Hogere Intelligentie, de menselijke intelligentie te stellen, evenwel van een andere aard, en over te nemen wat ik vond in mijn Sterrengids van 2021[1] dat:
De SI-seconde (SI = Système International d’Unités) is gedefinieerd als de tijdsduur van 9.192.631.770 perioden van de elektromagnetische straling overeenkomend met de overgang tussen twee hyperfijnniveaus van de grondtoestand van het cesium-133 atoom’. De officiële tijd wordt dus gemeten met cesium-atoomklokken.
Alsof dit ook iemand onder jullie zou interesseren, maar, het zijn dergelijke zaken die me op een weg zetten om er verder over te schrijven en te zeggen dat ik me niet inbeelden kan wat het vibreren of het trillen van een cesium-atoom wel betekenen kan en hoe het aantal ervan, meer dan negen miljard trillingen per seconde, geteld kan worden in de tijd van één seconde.
Hierop ingaande kan ik evenmin aanvaarden - en dit is voor mij het allerbelangrijkste - dat, gezien zijn structuur, een atoom, om het even dewelke, of kleiner nog, het elektron of nog kleiner, het allerkleinste deeltje dat het Higgs boson wordt genoemd, het gevolg zou zijn van een toevalligheid, tot stand gekomen uit het niets, als de bouwsteen van het Heelal.
En het is hier dat ik vreemd ga, want, waarom vertel ik dit, waarom kom ik hier keer op keer op terug,
Eigenlijk ben ik een arm man, armer dan ik ooit was, een man zonder toekomst, zonder vooruitzichten, een man ‘con el pie en el estribo’, zoals Cervantes van een paar dagen terug, een uitdrukking om te onthouden vooral door iemand die schrijft en zich bewust is - of zou moeten zijn - van de toestand waarin hij zich momenteel bevindt.
In de tijd die me nog rest, zoek ik en blijf ik argumenten ophalen die een totaal ander licht moeten werpen op wat de dood betekent, want, wat een ongelooflijke sensationele wereld die beweegt om en in ons, uiteindelijk gedragen door het leven in het atoom, door de trillingen van de deeltjes van de atomen, of het woekerende, doch geordende leven in mij, onderhevig aan het woekerende, geordende leven in de natuur. Elektronen en andere subatomaire deeltjes die wegspatten uit ons en zich mengen in een minimale fractie van tijd met de oneindigheid, zodat ook alles in ons, Universum is.
Onmiskenbaar is ons lichaam aldus deel van het materieel aspect van dit Universum en onze geest die even onvermijdelijk moet bestaan uit die deeltjes Universum, even onvermijdelijk ermee en erin verweven.
Wie we dan zijn?
Wel, wat is er van het binnenste van de cluster elektronen die we zijn en welk is dan het verschil tussen een trillende elektron in een dood lichaam of in een levend? Is er wel een?
[1] Sterrengids 2021, www.stip.media.nl, pag 190)
11-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
10-02-2021 |
Er zijn zonder er te zijn. |
Waarover schrijf je elke dag, wat bezielt je als je wakker wordt en gaat neerzitten voor je scherm, wat is het dat je te binnenvalt of dat je ergens, ver weg, moet gaan zoeken?
Heb je er ooit al aan gedacht wat dit betekent? Gisteren - maar wat is, ‘gisteren’? - mijn laatste zin een vraag die ik onbeantwoord heb gelaten, omdat jullie als lezer van mijn blogs het antwoord kennen moeten. En ook omdat ik eigenlijk van de eerste woorden van mijn blog, de overgang van 8 naar 9 - de maand was nog maar pas begonnen - was afgedwaald want ik wou toen beginnen met een zin die ik ooit heb overgeschreven uit een oude National Geographic, namelijk dat Edwin Hubble in 1924 ontdekte dat het Universum zich niet beperkte tot ons melkwegstelsel maar verder uiteenschoof tot in het onvoorstelbare oneindig oneindige:
To-day we know that galaxies are as common as blades of grass in a meadow. They number perhaps a hundred billion ! Not only did Hubble vastly extend the measures of the Universe but he also ended the notion that the heavens are constant and unchanging. In 1929 he proved that the Universe is steadily expanding like a balloon. He showed that the galaxies are all in motion flying apart from each other at speeds proportional to their distances. This principle – the farther away a galaxy is the faster it moves - became established a Hubble’s law.’
De datum van Hubbles besluitvorming bleef hangen, ik was toen twee jaar, maar ik heb lang moeten wachten om Hubble te ontdekken wat niet betekent dat ik hem begrepen heb en erin geslaagd ben me het beeld dat Hubble oproept voor te stellen: een Universum dat maar blijft uitdeinen, ‘expanding like a balloon’, het is een logische idee maar onvoorstelbaar. Een expansie die maar verder en verder gaat is niet in te beelden, even onbegrijpelijk als de beweging in het blok staal naast mij.
Zo word je telkens als je de gewone weg verlaat, en de weg van het Universum opgaat dooreen geschud door de raadsels die van alle kanten opduiken, te moeilijk om te begrijpen.
Er niet teveel aan denken is het beste dat we doen kunnen, maar er niet aan denken betekent, hier rond te lopen de ogen gesloten wat ook de wetenschap ontdekken moge, en zeker al wat verband houdt met de Nieuwe Fysica en met wat Hubble ons voorhoudt.
Of is er een andere reden, zijn we bevreesd te ontdekken of te moeten besluiten dat er achter dit alles een vorm van hoge intelligentie moet aanwezig zijn die bepalend is voor hetgeen we (nog) niet bij machte zijn te begrijpen zodat we deze fenomenen liever in onze schemerzone achter laten en niet aan bod laten komen als een vaststelling die ons zou plaatsen voor een niet meer te negeren mogelijkheid.
Is het een oneer uit te kijken naar die Hogere Intelligentie, er zelfs een naam aan te geven wetende evenwel dat het een naam is die ontoegankelijk is, die geen gebeden, geen offers verwacht van niemand, een Hij of een Zij die er is van in den beginne en die er nog is. Telkens er is, zonder er te zijn.
Is dit in te beelden, er zijn zonder er te zijn?
10-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
09-02-2021 |
Een brok staal uit ex-SIDMAR |
Het is niet veel, het opschuiven van het cijfer 8 als dag in de maand naar het cijfer 9. We weten het pas als we de feitelijkheid ervan achter ons hebben. Het vlieden van de dagen, de wisseling van licht en donker, van dag en nacht, gaat, als we er niet opletten, als een schicht aan ons voorbij, zelfs geen leegte van één dag latend.
Het is onmiskenbaar, het leven is een voortdurend beloop van dingen die zijn, dingen die er al waren en dingen die komen. Sommige dingen, die er jaren lang al waren, stenen of stukken wortel die we raapten, een oude ‘Family Bible’, tekeningen die we maakten die werden weggegeven of bij een laatste verhuis achter gebleven; andere daarentegen die er ook al lang waren zijn om een of andere reden bewaard gebleven. Bijvoorbeeld naast hem, waar hij zit op zijn werktafel uitgestald, wel nu en dan eens weggenomen, maar dan telkens weer er teruggelegd, ligt een verwrongen stuk staal, waar de tijd is aan voorbij gegaan.
Het ligt daar, naast pen en potlood en laptop. Een vriend, ingenieur bij het vroegere SIDMAR die het hem schonk en hij waarvan hij wist waarom het hem geschonken werd.
Het ligt er, soms kijkt hij ernaar, soms ligt het er en merk hij het niet op. Soms is het er als een herinnering aan het vele dat ze samen beleefden; soms is het er als een getuigenis, van wat het in realiteit is en dan reikt het heel wat dieper, heeft het te maken met het stuk zelf, met het uitzicht en het gewicht ervan. En dan roept het onvermijdelijk de formule van Einstein op: ‘Energie is gelijk aan de massa vermenigvuldigd met de snelheid van het licht in het kwadraat’ - het kwadraat het teken zijnde van een hogere intelligentie.
Maar er is oneindig meer en dit is de reden waarom het hem gegeven werd, hij weet dat dit stuk staal een aggregaat is van miljarden atomen waarin de elektronen zich, met een enorme snelheid, die van het kwadraat, omheen de atoomkern slingeren, onophoudend, onophoudend. Hij ziet het niet, maar hij hoeft het niet te zien, hij weet dat het zo is en als hij er naar kijkt, als het stuk naar hem staart of tot hem spreekt, met de minisprankel geest in elke elektron ervan aanwezig, dan ontroert het hem en wordt hij er een ogenblik stil bij.
Hoe we het ons ook inbeelden of verbeelden het is zo. Het stuk staal, een kindervuist groot, dat roerloos op de tafel ligt, is sprankelend, oneindig innerlijk bewegend.
En, hoe ontdoen we ons, in ons dagelijks bestaan, van deze ‘wereld-binnenin’, in de wereld die we zien en betasten kunnen, overrompeld zoals we zouden moeten zijn?
Overrompeld wel als we er diep op ingaan, maar wijselijk, wijzigt het niets aan onze wijze van handelen, wel wijzigt het onze wijze van denken over de dood, over de betekenis ervan. Vragen we ons af, wat er gebeurt na dit leven , zeggen we met de elektronen van ons lichaam, sterven die ook?
09-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
08-02-2021 |
Sneeuw. |
We weten dat in het zuiden hoog boven het dak van de gebuur, het sterrenbeeld van Orion moet staan, en lager, in de verlenging van de gordel van Orion, Sirius, de helderste onder de wintersterren, maar het sneeuwt, de luchten zijn gesloten, een wriemelende massa en ik staar ernaar. De tijd is voorbij dat ik dit prachtig vond, dat ik buiten ging en erin wandelde alleen al voor het genot de sneeuwvlokken op te vangen in mijn gelaat en op mijn lippen. Het gebeurde dan dat ik in de dag het bos in liep en in een gewijde stilte het reuzelen hoorde van de dikke vlokken die liggen bleven, op de takken. Ik dacht toen dat dit grote momenten waren, het horen vallen van de sneeuw in de stilte van het bos. Ik heb die herinnering aan de val van de sneeuw nog in mij, ik hoor nog altijd hoe dit was, Ik, daar staande met de sneeuw in mijn haren, jong en krachtig met een gans leven nog voor mij. Ik vertoef er nog even in gedachten, nog even, wens niet terug te gaan naar de stilte van de kamer met KLARA ‘en sourdine’, amper hoorbaar, nu gemengd met het reuzelen van de sneeuw, mijn jonge jaren neergelegd op mijn oude dagen.
Een gekheid zo te denken, alsof beide met elkaar te verzoenen zijn maar ik duw de realiteit van de jaren van me weg, zo laat het sneeuwen, ‘let it snow, let it snow, let it snow’, zoals in een lied van Sinatra dat ik me nog herinner. laat het sneeuwen de ganse dag, laat het niet ophouden, laat al wat is dicht sneeuwen en hem bedekken met al wat is van vroeger.
Waagt hij het te schrijven dat plots zijn ogen vochtig worden omdat hij beseft dat hij er nu staat als man op hoge leeftijd, amper bewegend nog, wetende dat het bos geen wijding meer is voor hem geen geuren meer van humus en mossen en zwammen, maar vijandig de bomen, hem hard aankijkend. Zo beeldt hij het nu zich in.
In de sfeer van de kamer is hij een verloren man, is hij niets om over te zeggen, dat indruk maken zou. Hij heeft zelfs de moed niet meer om met een zekere nostalgie terug te denken aan de nacht dat hij met vader het bos introk en het sneeuwde, erger, veel erger dan nu, om er in de hoogste vrieskou een eik af te zagen, een mooie krachtige eik en de stam ervan op de schouders, door de sneeuw, naar huis te dragen. Hoe oud was hij toen. Maar het heeft geen belang meer, het was op het einde van de oorlog en het enige dat restte, vers eikenhout om het huis warm te houden. Het was een avontuur toen want de boswachter lag op de loer zegde vader, het stormde en het bos was vol geluiden, van stemmen en van takken slaande tegen elkaar.
Een detail uit zijn verre jeugd, hoe kan het dat hij zo ver gekomen is dat herinneringen van toen niet meer welkom zijn. Hij vertelde het vroeger als een exploot want het was een serieuze boom die ze hadden afgezaagd en naar huis gebracht, hun sporen dicht gesneeuwd. Maar nu raakt het hem niet meer, het is te ver af op dat de echo van die nacht nog zou gebleven zijn.
Zo alles brokkelt af, het bos is nog een vage schaduw van wat het geweest is, de sneeuw geen vreugde meer, geen blijheid meer, geen verrassingselement, maar een kilte, een onaangenaam gevoel.
Dit ook is een teken, het tanen van mijn overmoed. Misschien, misschien herpak ik me in de lente, zoals de vriend, tien jaar jonger dan ik, het hoopte in zijn mail aan mij.
Ik dank hem me te gedenken in zijn dagen, hoe die dagen ook mogen zijn voor hem, hij dacht aan mij en aan wat ik schreef.
08-02-2021, 06:52 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
07-02-2021 |
'Images' |
Het grote sidderende leven kent hij niet meer, hij wordt niet meer overvleugeld door gedachten die met zwier geschreven worden, hij moet zich tevreden stellen met wat golfbewegingen die hem bereiken zoals de golven die aanspoelen op het strand met de meeuwen erover drijvend op de fluisterwind en dit, in alle rust getekend, zoals hij het houden wil. Hij even geroerd zoals het schuiven van het water over het strand, aan en af, aan en af.
Hij hoort het geruis van de zee, hij kent nog de golven over het strand waar hij is, of opspringend tegen de rotsen waar hij is, alsof het woorden zijn van ver gekomen tot aan zijn voeten, alsof het stemmen zijn die het eeuwige zijn ingegaan en hem nu bestormen met hun roep. Hij nooit geweten heeft wat ze hem zeggen willen, omdat het geen woorden zijn die ze spreken, maar hij weet dat ze er zijn om er te zijn opdat hij niet vergeten zou, dat ze wachtend zijn op hem, hij opgenomen al, zijn stem dan toch, verloren in al de stemmen die er, in elkaar versmolten, galmen.
Hij weet het zo goed, als hij er loopt op de vloedlijn of neerzit op een stuk rots in zee geschoven. Het is maar als hij alles heeft losgelaten en opgestegen is naar die oorden waar hij is opgenomen, als hij er aan denkt, het lichaam vergetend wat het is en waar het is.
Hoe hij dit alles weet, hoe hij dit neemt als een zekerheid van stemmen die hem omringen, hem omhullen als met een deken dicht om hem heen geslagen, hij een wolk zijnde van herinneringen dicht op elkaar; hij niets meer dan herinneringen, hij niet verder kijken wil, niet meer de dag ingaan naar de middag toe, maar gehuld in zijn deken er staande en niet meer hoeven te bewegen, niet meer hoeven er te zijn; een standbeeld nog, een zoutpilaar, niets meer dan dat, een blok herinneringen met in de kern de persoon die hij is en die zich nu wil beklemtonen als er nooit geweest en nu afstand heeft genomen van wie hij is en hoe hij is bevrijdt van zichzelf, enkel een herinnering nog aan wie hij was.
Wat vermag hij nog waar hij nu hoopt te blijven voor enkele momenten nog, juist de tijd om het te schrijven: de zee, de vlakte van de zee voor hem uit, de l brede luchten, met de zon in de morgen, en op de middag, een gezang van zilver, een gezang van goud en als een boog van vuur als de avond valt, en om te sluiten de wassende maan in de nacht vol sterren.
Beelden - images de Debussy - die hij meegenomen heeft om nimmer ooit, los te laten, eerst een geklots van woorden, van letters tegen elkaar, beelden achterlatend. Hij alleen weet waar hij er als droom gegroeid staat. Niemand anders kan er hem zien oprijzend als een teer iets gehouwen door zijn dromen.
Van nu af aan zal hij er altijd blijven, zal hij wortel schieten in het dorre zand of in een spleet in de rots en van daar uit de wereld overschouwen om niets te zien en niets te zeggen, juist toekijken hoe alles draait en keert en op te tekenen wat hij opmerkt. Niets meer dan dat, eens in de morgen bij het eerste licht, eens op de middag, de zon heel hoog en eens op de avond de zon een rode gloed, om dan in de nacht onder de sterren stil te zijn, beweegloos naar buiten als naar binnen.
Heel wat staat hem nu te wachten.
07-02-2021, 16:14 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
06-02-2021 |
Cervantes en melancholie. |
Hij is opgestaan in wat hij noemen wil het saturatiepunt van de nacht, het ogenblik waarop de rand van de zon schijnbaar de kim heeft bereikt, maar ook schijnbaar nog niet, om zijn dag te beginnen en neer te zitten onder de lamp aan de tafel en te volbrengen wat hij denkt volbrengen te hebben voor zijn eigen welzijn.
Hij herinnert zich een zin waarmee Miguel de Cervantes de Saavedra[1] zijn ‘Novellas ejemplares’, inleidt, hij denkt er dikwijls aan de laatste tijd. Cervantes is er aan begonnen ‘para distraer con ficciones las primeras melancolίas de su vejez’.
Evenwel, als hij begonnen is met zijn dagelijkse blog dan was het niet zoals bij Cervantes, om met verhalen de melancholie van het ouder worden te doorbreken, maar wel en zeer duidelijk omdat hij voorkomen wou dat het ouder worden een te grote greep op hem zou krijgen en hij kantelen zou in een morose omgeving, vast geankerd aan en stil gehouden door wat zich afspeelt op het televisiescherm.
Hij moet dit herhaaldelijk al geschreven hebben en zeker al herhaaldelijk gedacht, ingesteld als hij is op het blijvend provoceren van zijn geest, opdat deze strijdvaardig zou blijven en aldus niet vroegtijdig zou gaan inslapen. Zijn geest is trouwens het enige nog dat hem rest om de stijfheid, de ongemakken en de pijnen van het lichaam op te vangen, te ignoreren zelfs.
Maar het melancholische eigen aan de jaren begint ook bij hem de kop op te steken en verjaagt de drang om elke morgen, uitgelaten de dag te beginnen. Er is duidelijk hierin een moeheid op getreden in zijn bereidheid te zijn wie hij altijd geweest is.
Het is nog geen ontreddering, nog geen volledig stil vallen van wat hem tot nu toe heeft recht gehouden, maar dan toch een gevoel dat stilaan oprijst dat het genoeg is geweest. En denkt hij dus, stop ermee jezelf op te peppen en te denken dat je nog overloopt van krachten en je tot het einde toe kunt blijven schrijven over nieuwe dingen of, het herop frissen van oude, zoals vandaag, waar je dan een ander besluit aan vastknoopt, het effect dat de jaren er aan toegevoegd hebben.
Wat zeker is, je bent in het stadium aangekomen waar Cervantes zich bevond toen hij zijn ‘Novellas ejemplares’ aan het schrijven was. Hij had weinig meer dan schrijven om verder te leven en, wat hem restte aan dagen, zo actief mogelijk door te brengen, zoals hij zegt, met de voet in de stijgbeugel, con el pie en el estribo.
Hoe hij er zat om te schrijven kan ik me half voorstellen, rekening houdend met de mogelijkheden van toen en dan denk ik nog niet aan de zorg die hij moet gekend hebben om papier, pen en inkt te vinden, en voldoende kaarslicht, opgesloten in zijn wellicht schemerige kamer. Materiële zorgen die ik niet ken, enkel deze van het vinden van de woorden om te kunnen volhouden nog voor een tijd.
Het wordt eens te meer, geestelijk, een moeilijke dag. Er zijn er al enkele geweest de laatste tijd. Het is een slecht voorteken. En ook mijn lezers brokkelen af, het bewijs dat ik niet veel meer te vertellen heb dat interessant om horen overkomt. Mijn herinnering aan Cervantes zal hiervoor van geen grote hulp zijn, toch niet zoals voor mij. Je zult het me moeten vergeven.
[1] Miguel de Cervantes de Saavedra: ‘Novelas ejemplares’, Colección Austral, Editorial Espasa Calpe, 1997.
06-02-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
05-02-2021 |
Tao of Physics |
Ik nam gisteren, na mijn gedicht over mijn ‘beweegloos verbaasd zijn’, ‘The Tao of Physics’ van Fritjov Capra[1] uit zijn rek. Zo maar een ingeving het boek terug te nemen dat me destijds overrompelde.
Ik overliep het door mij met potlood onderlijnde erin in de hoop er iets te vinden voor mijn blog en viel op pagina 141 en 142 terug, op wat een draagvlak is geworden voor het telkens vermelden van wat voor mij tekenend was voor de ‘New Physics’:
Quantum theory thus reveals an essential interconnectedness of the universe. It shows that we cannot decompose the world into independently existing smallest units.
en,
Quantum theory forces us to see the Universe not as a collection of physical objects but rather as a complicated web of relations between the various parts of a unified whole.
Aldus heb ik begrepen dat de aarde en alles op aarde ‘interconnected’ was én met alle sterren van het Universum én met de allerkleinste deeltjes ervan, het Universum een groot web zijnde.
Ik had toen juist bij Nooteboom gelezen waar hij het heeft over Voyager 1 die ons zonnestelsel verlaten heeft en zich nu bevindt ‘eenzaam in een nooit helemaal lege leegte op weg naar de dichtsbijzijnde ster, of de Oortwolk, of waarschijnlijk niets meer’.
Hij vertelde ook dat Voyager 1, ook Voyager 2, nog altijd gevolgd worden door een achttal ‘gepensioneerden’ van de ruimtevaart, de enigen die nog bij machte zijn met de computers van toen de Voyagers te volgen en, nog steeds hun gegevens opvangen en interpreteren die meer dan zeventien uren nodig hebben om de aarde te bereiken.
De plaats waar ze zich thans bevinden moet dus ook deel zijn van het web, wat moeilijk te begrijpen is ware het niet dat we weten of menen te weten dat al wat is, het product is van de Big Bang waaruit een immens weefsel van deeltjes energie, voortdurend inwerkend op elkaar, is ontstaan die een Universum hebben voortgebracht, een Universum in beweging zoals we het kennen, alle deeltjes ervan innig met elkaar verbonden zegt Capra. Dus ook over alle mogelijke zonnestelsels heen.
Het boek van Capra is een groot boek waarin hij het begrip New Physics en wat dit betekent vergelijkt met Oosterse wijsheid en hierin grote gelijkenissen ontwaart. Ik heb me - ik las hem in de jaren tachtig - de visie van Capra eigen gemaakt, ik heb in hem geloofd zodat het beeld van die innige verbondenheid van al wat is, me parten speelt, want dan moet ik het hebben over de vlinder die opstijgt in China en een storm veroorzaakt in Siberië of waar ook, une image pour mieux me faire comprendre.
Capra lezend besluit ik ook dat Indien we de mogelijkheid hadden te zien wat er gebeurt op het niveau van de subatomaire flitsende deeltjes dan zouden we enkel deze deeltjes zien maar niet de entiteiten. Niet de sterren noch de planeten, niet de bomen noch de bloemen, niet de pennen noch de potloden. Niets van dat alles. In feite waar ligt het begin van een mens, van een boom, van een bloem, het allereerste begin ervan? Het zit hem in het zaad, niet in het zaad zelf maar in het verborgene in het zaad, het deeltje geest, het deeltje van de spirit van het Universum erin.
En dan, sprekend over schepping, wie of wat is het die dit onvoorstelbare en onnoembare aldus heeft én geconcipieerd én gerealiseerd zo dat het met het blote oog onzichtbaar blijft en het een kwestie is van IETS dat er is zonder er te zijn en er toch IS.
Nooteboom in zijn ‘533 Dagenboek’ spreekt hierover niet. Hij is een wijs man; hij schrijft over wat hij ziet en hij heeft voldoende om over te schrijven.
Ik laat me altijd verleiden. Eigenlijk zoek ik de verleiding op. Vandaag hield die me bezig tot nu, nu het nacht geworden is. Het was een lange ontbolstering van gedachten. En dan nog geen gedachten zoals die van Cees Nooteboom, zo wijs ben ik (nog) niet.
[1] Fritjov Capra : ‘The Tao of Physics’, Fontana/Collins pocket, 1982 (eerste uitgave 1975). Capra schreef hierover : Science does not need mysticism, and mysticism does not need science. But man needs both.
05-02-2021, 05:45 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
04-02-2021 |
Onbeweeglijk |
Het schrijven is het leven dat ik leid naast mijn leven, welke het echte is, is soms moeilijk uit te maken. Het ene is van mijn dromen, het andere leidt me naar mijn einde, het ene is van de geest, het andere is van de materie.
Het is altijd mijn stelregel geweest bezig te zijn zoals ik bezig ben, of het veel zin heeft gehad betwijfel ik als ik indachtig ben de woorden van een belangrijke uitgever in dit land over de publicatie van boeken, namelijk dat vandaag nog enkel ‘hapklare’ boeken worden gepubliceerd en dat er geen ruimte meer wordt gegeven aan het mijmeren, Nooteboom werd dit trouwens verweten.
Ik ben aldus een verwittigd man, mijn ‘mijmeringen’, want dat willen ze zijn, maken geen kans, ze zullen dus niet hun sporen hebben uitgestrooid, zullen dus de ruimte niet zijn binnengedrongen, buiten dit enge kader van Bloggen, geen eigen, hoe beperkt van omvang ook, leven kennen en zich verspreiden, zoals een parfum van rozen en lavendel, ze zullen niet opgevangen worden door de massa en hun werk doen, zoals het gebeurt sedert eeuwen.
Ik heb aldus het gevoel dat ik inspanningen blijf doen die niet de minste gevolgen zullen kennen, evenwel, misschien hebben ze een waarde voor de enkele lezers die ik heb en dit is een troost, is wat me recht houdt in deze tijden van een te grote geborgenheid. En toch hoe de uitzichten ook moge zijn dit is wat hij bereiken wou:
Hij wou van uit zijn diepste stijgen tot de hoogste luchten, onvervaard zijn woorden schrijven, ook wat niet te schrijven is, in het grootse licht van duizend sterren, opdat hij er blijven zou, verbaasd en onbeweeglijk.
Hij wou vertrekkende van uit het binnenste van de aarde, klimmen langs de wortels, doorheen de stam van de hoogste boom, de lucht in gaan, de oneindigheid in om aan te komen waar niet aan te komen is opdat hij er blijven zou, verbaasd en onbeweeglijk.
Hij wou in één ademstoot, alle geslachten vóór hem raken om het punt te halen waaruit hij is opgestaan om het aan te kleden en er eenvoudig te bestaan, opdat hij er blijven zou, verbaasd en onbeweeglijk.
Hij wou dit niet te beschrijven gevoel wegschieten van hem de tijd tegemoet die op hem komt af gehold om pijl te zijn en alles te doorboren opdat hij er blijven zou, eeuwenlang,
verbaasd.
04-02-2021, 05:25 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
03-02-2021 |
Gestoken |
Ik luister naar poëzie in de morgen, ik luister hoe anderen zich leeg schrijven in een gedicht. Iemand die de bijl zet in de bomen in zijn tuin. Hard om horen hoe hij is voor zichzelf. Ik denk erbij het is gemakkelijker hard te zijn voor jezelf dan toegeeflijk voor wat verkeerd liep. Beter, geen de minste pardon te hebben dan de ogen te sluiten en verder te gaan alsof alles correct verlopen was.
Het geluk is een broos iets, iets van momenten, niet van dagen, niet volgehouden maar sporadisch, als je, je los hebt gewrikt van al wat was en ook van al wat nog komen kan, morgen of een van de dagen erna.
Vanwaar, denk je, die bitterheid die je niet heb verwacht toen je neerzat voor je klavier, wat is er dat je schort, mijn vriend, schrijver van deze woorden, waarom zo stug als het gaat over een vingerhoed geluk, ben je verkeerd opgestaan, is er dit dat je stoort?
Is het een moeheid, is het een afglijden naar het ‘ wat-maakt-het-uit’, zelfs naar het negatieve toe, zoals in je gedicht van gisteren, waarin je jezelf niet herkennen wilt?
Het is juist, broos is het geluk in deze dagen, je vraagt je af of de broosheid zelfs niet overdreven is, maar als zelfs het broos-zijn niet meer wordt bereikt, door welke angel werd je gestoken?
Je kunt stoppen nu, even wachten en later verder schrijven, of deze stemming onmiddellijk achterlaten en ingaan op het aanbod van KLARA en drie muziekstukken uitkiezen om verder te kunnen in de andere wereld, deze van het simpel zijn. Je denkt niet dat het je zal lukken, te ver al ben je weggegleden, beteren zal het niet.
Echter, nu je even stopte om te luisteren naar het Requiem voor koor en orgel dat Rossini schreef voor Puccini, eenmaal te spelen, zegde hij, daarna op te bergen, te sacraal voor hem en niet te verspreiden.
En waar je nu aan denkt zal je evenmin helpen maar deze gedachten ook zijn een ‘wrong in de tijd’, ze zijn aanwezig, een wolk die hangen blijft, niet nader komt maar ook niet afdrijven zal, over de velden weg, de vijver over tot voorbij de horizon. Het hoeft ook niet, je zoekt geen opluchting meer, je bent al te vertrouwd met die wolk, laat ze maar waar ze is. Ze is een teken, een omen en een amen.
Het licht in het venster gaat naar het blauwe toe, de donkerte is weg, is opgelost. Ik zal kiezen voor Ravel, zijn andante uit zijn pianoconcerto, ik zal kiezen voor het andante van Shostakovich uit zijn piano- of vioolconcerto en iets van wie anders dan van Bach, want ‘der Abschied’ van Mahler zal niet op de lijst staan, ik weet het zeker.
Mijn dag kan beginnen nu, zoals hij normaal had moeten beginnen maar door een of ander voorval, welk ook, nam ik the wrong way, een weg die er voorheen niet was, die niets te maken had met de weg blootvoets op de vloedlijn, of het pad in de rotsen naar de Lona-alp, boven Grimentz, een pad, een weemoed in meer die me overvalt. Het geluk droop eraf toen.
En als ik boven kom op de alp, links van mij, een bloemenveld, zoals er weinige te vinden zijn, heel weinige. Ik herleef als ik er aan denk, al was het maar à la soldanelle des Alpes, een rariteit.
We zijn opgestaan, eens te meer uit de geheimen van de duisternis en in de geest, gestoken als ik was door een vreemde angel van een vreemde bij die wellicht al dagen op de loer lag om toe te slaan. En nu ze haar slag geslagen heeft, aan mijn voeten ligt, wachtend op een volgend moment.
03-02-2021, 06:46 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
02-02-2021 |
Vervlechting |
Uiteindelijk zullen deze geschriften het beste creatief werk zijn dat hij zal gerealiseerd hebben in zijn leven, omdat het geschriften zijn waarin hij zich wentelen, zich keren kan, waarin zijn onrust spreekt, zijn verlangen geborgen wordt, waarin zijn stiltes en zijn dromen te kijk staan, waarin hij zich, in één woord, heeft uitgeleefd.
En hoe komt het dat hij niet uitgeschreven raakt, dat hij in staat is elke dag impressies op te tekenen van de persoon die hij is of niet is of zou willen zijn. Hoe lang houdt hij dit nog vol en, is het wel vol te houden? ‘Tell me’.
Het dagboek dat hij jaren heeft bijgehouden wordt met stof bedekt en de met de hand geschreven letters ervan verschralen, worden onleesbaar als geschrift. Het zal geen lezers kennen, en het heeft geen lezers nodig, het bijhouden was eigenlijk slechts een kwestie van het vullen van een pagina met woorden, wat er stond was bijzaak. Hij begon op de bovenlijn en schreef tot het blad vol was, zonder het ooit te herlezen. Het blad vullen was zijn doel, wat hij schreef was bijzaak.
Nu zet hij woorden neer die andere woorden oproepen, zet hij zinnen neer die reeds de erop volgende zin in zich dragen, maar hij voelt aan dat het moeilijker en moeilijker wordt. Het zijn schommelingen van de geest geworden en alles wat geest is schijnt te wijzen op een verstilling, een vervlechting van woorden, is een linnenmand geworden gevlochten door een ‘blinde’ man.
Vertrekkende van uit een andere hoek dacht hij in andere woorden over die vervlechting, luister:
Vervlechting van het woord in de zin, gezangen verhalend het verholene en aan te komen, ergens vaste grond te voelen waar je nog niet waart:
verwondering is er je deel.
Niet gekeken naar het voorbije niet naar het komende, het momentum genomen om het op te tekenen, te vermenigvuldigen tot een vaandel van het nu.
Maar het niet gehaald tussen de lijnen, gestruikeld.
Nochtans op hoogtes daar verwaaide boreale lichtfestijnen te interpreteren, als zaden in de grond, om er te groeien of om er te vergaan verkeerdelijk.
Vergrijsd, tot weinig nog in staat: zoals we gekomen zijn, zijn we weggegaan en aangekomen, waar het al lente was,
een wrong in de tijd.
02-02-2021, 04:18 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
01-02-2021 |
Februari. |
Je kunt even goed, luisteren op France deux - niet dat je geregeld luistert naar France deux, maar je werd er naar toe geleid - hoe weet je niet - naar de selectie van het chanson dat La douce France zal vertegenwoordigen op het Eurosongfestival in Rotterdam, om uit te komen, na er twaalf te hebben gehoord, elf ondergaan, op een chanson van een zekere Barbara, een jonge maar stevige verschijning die een schitterend lied, à la Edith Piaf heeft gebracht dat, het zou me sterk verbazen, als het niet ‘het’ lied van 2021 wordt in Europa.
De boog mag ook eens losjes gespannen staan en ontroering over iets dat je mooi vindt, je leeftijd is er op afgesteld, mag, al verbergt je het voor je echtgenote, maar ze kent je, ze weet dat je met ontroering ernaar gekeken en geluisterd hebt. Er zijn op dat gebied weinig geheimen tussen ons.
Zo, na Mahler is er Barbara, je voelt je er goed bij. Je weet nu al dat je in mei, indien het Eurosongfestival doorgaat, indien je er nog bent zoals je er nu nog bent, je kijken zult in de hoop het even glansrijk te zien winnen in Europa zoals het won in Frankrijk.Verras ik jullie hiermee?
Het kan, maar ‘honnie soit qui mal y pense’. Trouwens zo besta ik nu eenmaal, ik heb jullie niets te verbergen, toch niet mijn enthousiasme voor Barbara, waarvan ik de familienaam niet noteerde.
Dit alles is van de avond van 30 januari, die volgt op de avond van 29 toen er Mahler was en ik naar zijn muziek keek en luisterde met een zelfde ingesteldheid, maar hier ging het meer over de dood dan over het leven, wat een verschil maakt. Nu en later.
Het is morgen nu; Ik ben wakker geworden uit een droom die ik onmiddellijk vergeten ben en als ik neerzat om te schrijven heb ik genomen wat me werd aangeboden of, moet ik schrijven, waaraan ik dacht?
Weinigen stellen zich die vraag, het komt uit hun herinnering aan de gebeurtenissen van gisteren en van de vorige dagen, en dit betekent een massa dagen waarheen ze terug kunnen in hun wereld van de gedachten, ergens denken ze, in hun hersenen, wat het gemakkelijkst is om te denken en te onthouden. Maar hoe zijn de herinneringen er en hoe functioneren deze hersenen, heb je er enig idee over?
In het programma erna, op zelfde France deux, werd er gesproken over het boek van een jonge schrijfster, die, naar het me toescheen haar gedachten neerschreef zoals ze kwamen, waarbij niet kon worden opgemaakt of het gedachten van nu waren of van gisteren of van dagen ervoor. Zij wist het, gedachten zijn nu eenmaal zo, voor haar lagen ze gespreid in de tijd, maar als je het niet zegt, weet de lezer het niet en er is verwarring. De schrijfster gaf er een verklaring voor, maar heel duidelijk scheen het me niet toe, hoewel ik haar procedé begrijpen kon. Ik weet hoe het er aan toegaat, je schrijft maar en ondertussen duiken er andere beelden op die je normaliter terugduwt, maar wat indien je het niet doet, hoe kom je er uit en hoe kan een lezer je nog volgen.
Een vreemd geschrift vandaag bestemd voor een vreemde dag van een vreemde maand in het jaar, het jaar 2021, dat nu pas voor goed aan gang is, denk ik dan.
En kijk de volgende dagen eens uit, na Das Lied von der Erde, naar het ‘Voilà-lied’ van Barbara.
01-02-2021, 06:09 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
31-01-2021 |
Das Lied von der Erde |
Gustave Mahler en, ‘Das Lied von der Erde’ waar ik naar keek en luisterde, in een ‘streaming’ uitzending de avond van 29 januari, vanuit de vernieuwde Bijloke concertzaal in Gent. Durf ik erover schrijven, als niet-musicoloog, durf ik zeggen dat ik én overhoop word gehaald, zoals altijd als ik das Lied hoor, én tezelfdertijd enigszins ontgoocheld was omdat ik, in het orkest, bij momenten, passages ontmoette die de perfectie, zoals ik die meende te kennen, niet haalden: in de eerste plaats omdat ik de vereenvoudigde instrumentale versie van Arnold Schönberg niet kende, ik was er door in de war, en dan, wat sopraan (waar ik een alt verwachtte) en tenor betreft, het bestaan van een manke synchronisatie tussen beeld en woord dat storend was.
Daarenboven, Ik dacht de tekst van de Lieder te kennen maar weinig ervan heb ik bij het luisteren begrepen. Een fout van mij, ik had dit moeten voorzien, of lag het aan het ‘floue’ van de woorden?
Wat ook, het is, zoals ik het ken sedert de jaren vijftig, een kolossaal werk qua orkestratie en melodie, ik ken geen muziekstuk dat me zo ontroert door de schoonheid ervan. Het begin van het eerste Lied brengt me de tranen in de ogen, en niet alleen het begin ook vele andere passages verder in het werk - Dunkel ist das Leben, ist der Tod - grijpen me bij de keel. Het geheel kent, zes Lieder gebaseerd op een reeks Chinese gedichten, vertaald door Hans Betghe kennen een ongelooflijk mooie climax in het laatste lied, der Abschied, dat overkomt letterlijk en figuurlijk als een wegglijden uit het leven naar de eeuwigheid toe. En het is Mahler zelf die spreekt:
‘Er stieg vom Pferd. / Er sprach, seine Stimme war umflort, / du mein Freund, /mir war auf dieser Welt das Glück nicht hold / Wohin ich gehe? Ich wandre in die Berge / ich suche Ruhe für mein einsam Herz ich wandle nach der Heimat, meiner Stätte / ich werde niemals in die Ferne schweifen / still is mein Herz und harret seine Stunde.
Die liebe Erde allüberall / blüht auf im Lenz und grünt / aufs neu allüberall und ewig / blauen licht die Fernen. / Ewig… Ewig… Ewig…’
Google, Wikipedia, You Tube, weten er heel wat over. Ofwel, mijn vriend, bent je geïnteresseerd en zoek je het op, ofwel verkies je Mozart of Beethoven of Bach en laat je het voor wat het is.
Ik zelf loop er nu al zeventig jaar mee rond, het is voor mij een groot stuk kosmische muziek, een uitzondering op de regel. Mahler, een godsbegin?
PS.
Gustave Mahler, °7 juli 1860, overleed op 18 mei 1911. Zes maanden later, dirigeerde Bruno Walter de postume première van Das Lied von der Erde in München.
31-01-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
30-01-2021 |
Wie ben ik vandaag? |
Wie ben ik? Wie ben ik die het waagt - een spirituele waaghals zijnde - te beweren dat wat hij schrijft komt van ergens buiten hem, die dus zegt dat zijn geest functioneert als ontvangtoestel en dat zijn vingers het optekenen.
Hoe gerust ben ik erin dat het in realiteit zo gebeurt? Het zou in elk geval een ongelooflijk mooie gedachte zijn, het zou duidelijk stellen welke band we hebben met al wat van de Kosmos is, met de geest ervan - ik wou schrijven met God erin maar weerhield me - echter nogmaals, wie ben ik, wie beeld ik me in te zijn.
Ik ben, noch min noch meer, een ‘mens-die-schrijft’, die een deel van zijn tijd op aarde actief gebruikt om te schrijven en terwijl hij schrijft nadenkt - beter is luistert naar wat de stem hem zegt - over onze rol hier op aarde; over wat het betekent, ‘stof van de sterren’ te zijn zoals algemeen geproclameerd wordt, en hierover ideeën verkondigt, en, eens het schrijven gedaan, luistert soms naar poëzie, Jozef Brodsky bijvoorbeeld, zoals deze morgen op KLARA, die ons aanraadt ‘niet de kamer uit te gaan’, Brodsky die ook schrijft[1]:
A morning milkman, seeing milk that’s soured, Will be the first to guess that you have died here. Here you can live, ignoring calendars, Gulp Bromo, never leave the house; just settle And stare at your reflexion in the glass, As streetlamps stare at theirs in shrinking puddles.
Die ik dus een klein beetje ken, maar zeker niet door en door, zoals jullie die me dagelijks lezen me moeten kennen, misschien beter dan ik mezelf ken, want anders zou ik me niet afvragen wie ik wel ben.
Maar als stof van de sterren ben ik ook de geest van de sterren, want stof zonder geest is een kakofonie, is een nonsens, is een beteugeling van de realiteit der dingen. Als schrijver die voortdurend begaan is met het leven van de dingen: de levende als de dingen die bewegen in hun beweegloosheid; begaan is om die twee schijnbaar tegengestelde zaken trachten te verbinden in hun wereld van het atoom val ik stil eens leeg geschreven, om een simpel mens te zijn, een mens die zich laat uitbollen in de dag/in de nacht en, wacht tot wanneer hij terug de band herneemt die hij heeft met al wat omheen hem is, waarmede hij zich verbonden voelt tot in het diepste van zijn wezen en hij terug aan het schrijven slaat. Nog maar eens.
En als hij ‘uitbolt’, is hij lezend misschien, is lui liggend op de sofa misschien, is hij verloren in gedachten, in dromen zelfs, terug jong zijnde lopend in de bloemenweide waar hij neer gaat liggen met stuifmeel op de wimpers. Dit ook is hij dan, en veel meer nog. Ook, en niet het minst, het naderkomen van het nieuwe leven dat hem wacht om de hoek.
PS.
Het gedicht van Jozef Brodsky van deze morgen 29 januari op KLARA, kun je plukken op Google: Jozef Brodsky/don’t leave your room.
[1] Joseph Brodsky : ‘A Part of Speech’ Oxford University Press, reprinted 1987. Poem translated by George L. Kline
30-01-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
29-01-2021 |
Het 'Ergens'. |
Alles samen zit ik nu met een bundel geschriften van, ruw geraamd, meer dan vijf duizend pagina’s. Ze liggen er als van elkaar gescheiden fragmenten, chronologisch over elkaar, zoals de jaarringen in een boom. De verste in de tijd ervan liggen gewikkeld omheen het merg van de boom, omheen het kloppend hart van de boom, de meest recente liggen onder de schors, Het wordt een lange beweging om van de schors uit, punt na punt op de cirkel, terug te gaan naar het merg en te overzien al wat ik ontmoet ‘unterwegs’, want in feite, niets is verworven, niets is definitief, alles moet worden hernomen, herdacht, herschikt, herschreven, wat, zoals ik het nu zie, een onbegonnen werk is, de tijd ontbreekt en ook de moed om het te doen.
Dit is het gevoel dat ik eraan overhoud, en toch, moet ik verder, de volgende jaarring afmaken cel na cel of, woord na woord bij ebbe en vloed. Zo is het gebeurd dat er plots iets duidelijker is geworden, iets dat al lang aan het wachten was waarvan ik me nu afvraag, waar komt dit nu, ineens, vandaan.
Het betreft wat ik eergisteren beweerde dat al mijn gedachten hun oorsprong vinden, niet in mezelf, maar in de Kosmos, eigenlijk een te volumineus woord voor het kleine dat ik schrijf, een uitspraak die zo maar niet evident is om zonder slag of stoot aanvaard te worden. Maar ik zelf vind dit een belangrijke constatatie en dit is de reden waarom ik erop terug wil komen.
Ik ben namelijk niet de enige die dit zegt of schrijft of beweert, Umberto Eco was er duidelijk van overtuigd, en toen ik Freeman Dyson terugnam, zijn ‘Infinite in all Directions’ - wat een enorm beeld geeft als titel voor een boek - vond ik die idee ruimschoots terug in die voor mij fenomenale zin van hem: ‘the seeds of mind, de gedachten, ontspruiten out of the fertile soil of the universe.
Dit is, besluit ik, de plaats - het ‘Ergens’ - van waaruit de gedachten me worden toegestuurd en via mijn vingers neergezet op het blad.
Ik heb dit willen bekrachtigen met mijn blog van vandaag om te onderlijnen dat het een uitspraak is die ik zo maar niet lichtzinnig doe. Zelfs al weet ik dat er niet het minste wetenschappelijk bewijs voorhanden is, houd ik me aan deze uitspraak, me baserend op tal van laatste zinnen waarmede ik tal van mijn blogs beëindigd heb, een einde dat ik in het begin van de blog, niet had voorzien, maar waar ik, zonder het te weten of te voorzien, naartoe geschreven heb. Ideeën dus die ondoordacht zijn opgedoken, komende van ergens, een ergens dat in feite niet te bepalen is, maar waar kan het dan anders zijn dan van om me heen. En wat is dan dit ‘om-me-heen’?
Ik herinner me een passage uit ‘Vie et Destin’ van Vassili Grosman[1] waar Strum, een atoomgeleerde, een van de hoofdacteurs:
‘Il marchait dans la rue déserte et mal éclairée. L’idée surgit brutalement. Et aussitôt, sans hésiter, il comprit, il sentit que l’idée était juste. Il vit une explication neuve, extraordinairement neuve, des phénomènes nucléaires qui, jusqu’alors semblaient inexplicables, soudain les gouffres s’étaient changés en passerelles. Quelle simplicité, quelle clarté. Que cette idée était gracieuse et belle. Il lui semblait que ce n’était pas lui qui l’avait fait naître, mais qu’elle était montée à la surface, simple et légère comme une fleur blanche sortit de la profondeur tranquille d’un lac, et il s’exclama de bonheur en la voyant si belle’ (page 270).
Dit lees ik als een zin waar omheen je een roman kunt schrijven. Ik heb die zin altijd onthouden - ik las het boek in 1983 - een reden om het boek ‘qui explore la réalité soviétique à un moment crucial de son histoire: Stalingrad’, te lezen en niet meer te vergeten omdat Strum ook wist dat de idee niet van hem kwam maar van ‘ergens’.
Ik heb er een tijd moeten naar zoeken, maar ik wist nog waar precies op het blad ik het kon vinden in het boek van meer dan 800 pagina’s.
Wat, mijn vrienden, zou het leven zijn zonder boeken?
[1] Vassili Grossman : ‘Vie et Destin’, roman, traduit du Russe par Alexia Berelowitch. Julliard’/ l’Age de l’Homme, 1980.
29-01-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
28-01-2021 |
Poetry * |
Heb ik, de landouwen gegroet, de luchten en de bomen, het lichtend licht, de vijver hier gegroet, eigenwijs als ik was.
Heb ik?
Of, maar toegekeken, ik, mijn schamele ik, gekneld in de wisseling van dagen op weg naar waar ik nog niet wens te gaan.
Heb ik?
En toch, mijn vriend, de vijver, hij me bezielde alsof het lente was, onderhuids de aarde, ademend al was.
En ik er even ben gebleven de grote rust me overviel: hoe rijk ik er een lang ogenblik was.
Toen ik ging heb ik die rijkdom meegenomen als een gift, voor later.
*Ik schreef ‘poetry’ en niet ‘poëzie’, omdat ‘poetry’, licht en lichtend is als woord en ‘poëzie’ donker met een zwaarte achteraan. Zo voelde ik het deze morgen. Toen had ik al Mozart gehoord, zijn derde vioolconcerto, (andante), en Brahms gehoord, zijn eerste symfonie (allegretto e grazioso).
De muziek was er nog op de middag toen ik het gedicht herschreef. Ik hoorde ze nog in de valavond toen ik dacht dat het gedicht er stevig stond, onbeschaamd er te zijn, als een blauwe reiger op de rand van de vijver, waar hij sterven zou, eens de vijver dichtgevroren? Zoals we allen eens gaan zullen, de vijver dichtgevroren of niet, het maakt geen verschil wat dat betreft.
28-01-2021, 06:42 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
27-01-2021 |
De input van de Kosmos |
Elke morgenstond is een nieuw beginnen, is een drempel die ik overschrijd, een stap in het nog onbekende dat me wacht op het einde van de tocht. Heel dikwijls iets waar ik nog niet had aan gedacht, iets dat er in potentie lag te wachten, iets waar ik als een blinde word heen geleid en pas als ik aangekomen ben zien kan waar ik me bevind of met wie ik me er bevind.
In feite, is het telkens maar een klein gebeuren, niets dringends, niets spectaculairs, maar ik provoceer het opdat het er zijn zou, het is een wilsuiting, een drang om prestatie.
Waar ik het haal blijft me een raadsel, al moet het ergens toch aanwezig zijn in een of andere vorm, maar nog niet in woorden die ik maar over te schrijven heb. Het is er zoals een pak deeg in de trog, of eerder zoals een wolk van iets dat er is zonder er wezenlijk te zijn. Het procédé hoe ik het -‘het dat er ergens is’ - omzet in woorden die dan zinnen vormen weet ik niet, en hoe het kan dat ik het uit die ‘wolk’ zinnen pluk weet ik evenmin, maar het gebeurt. Het is telkens zelfs een heuglijk iets waar ik - durf ik het vernoemen? - prat op ga het te kunnen.
Wie helpt me erbij, hoe komt het dat ik het kan, dat ik, wat totaal onbekend zich in die wolk bevindt filtreren kan tot gedachten die ik overdragen kan via conventionele tekensm weet ik niet. Of beter ik ken niet het mechanisme hoe het zich afspeelt en toch realiseer ik het, soms met het meeste gemak, soms traag maar gestaag. Zoals het nu het geval is en was.
Ik val dan altijd terug op een groot wijs man, Freeman Dyson en wat hij schrijft in zijn machtig boek, ‘Infinite in all Directions’( Penguin books 1988): ‘The universe is like a fertile soil spread out all around us, ready for the seeds of mind to sprout and grow.
Of mijn woorden die ontstaan uit the fertile soil of the universe. Niet uit mezelf dus maar er zijnde omheen mij. En dit in alle sereniteit, in een lange intense beweging eigen aan het schrijven. Het schrijven waarover Dyson zegt - en ik herhaal me - ‘To me the most astounding fact in the universe, even more astounding than the flight of the Monarch butterfly is the power of mind which drives my fingers as I write these words.
Dit is wat ik getracht heb te onderlijnen met deze blog, de kracht van de geest als ik, als wij, aan het schrijven zijn.
Het is dus een groot gebeuren. Het omzetten van gedachten, komende van waar ook, of hoe ook ze er zijn, in conventionele tekens, heeft een binding met de Kosmos. Is misschien zelfs het werk van de Kosmos, het Universum.
Je moet evenwel veel etappes over om dit paradigma te bewijzen.
27-01-2021, 06:07 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
26-01-2021 |
De afstand die we willen houden |
Beelden uit zijn jeugd komen terug, beelden die hij niet meer houden kan. Hij is de knaap die op de weide is, onder de ruisende canadabomen, het is volle zomer, en het pad inloopt in het wondere bos van zijn jeugd, - Adonaï, de Heer, zorge ervoor dat elk kind een bos moge leren kennen in de zomer - , hij, bedwelmd door de geur van varens, van mossen, van paddenstoelen, van aarde en rottende blaren, verhit ook door het plotse jagen van zijn bloed dat hij niet immer bedwingen kan. Het wilde bloed van de geslachten die elkaar bezaten, tussen de varens op zwoele zomernachten als de roep er was van de uilen in de eiken.
Beelden die hem diep beroeren, die hij zou willen vatten in een lang gedicht dat de essentie houden zou van wat zijn prille jeugd is geweest. Een gedicht niet zoals bij Eliot, in zijn ‘The Waste Land’, bar, onherkenbaar en onvruchtbaar, maar precies het tegengestelde ervan, een land van rijk en welig leven, herbergzaam een land om te beschrijven in vol gedragen zinnen. Maar hij weet dat dit een droom zal blijven. Een van de vele dromen die hij nog waagt te houden, te beleven.
Maurice Roelants (1895-1966) in zijn tijd - die op weinig na ook die van hem was - schreef dat het leven een afstand doen is van onze dromen. Veel anders is er niet aan en het wordt duidelijker naarmate de jaren vorderen, het dromenvlak worden dunner en dunner, wordt een ijl ets: wat woorden op een blad waar je het moet mee doen. Het is geen blik meer in een lichtende toekomst, het is een mistige boel geworden, met nog een lichtpunt hier en daar dat je ontmoet bij anderen, als je hen leest en vaststelt hoe goed het geschreven staat, Nooteboom bijvoorbeeld. Het zijn maar openingen van korte duur in de realiteit van elke dag die zich vlug weer sluiten en je verarmd achterwege laten:
‘In diesem Dorfe steht das letzte Haus … und die das Dorf verlassen, wandern lang und viele sterben vielleicht unterwegs’,
zoals Rilke het wist. Eens naar het einde van de weg toe is er niet zoveel meer, je blijft beter waar je bent. Je neemt je dag op en je laat hem niet meer los, je vult hem met de dingen die er zijn, niet me deze die er niet zijn, of niet meer komen zullen.
Het is soms, bij leven en welzijn, hard om afstand te doen van je dromen en verwachtingen, maar het is beter het te doen dan er te blijven mee rond te lopen en te denken dat veel nog mogelijk is.
En terwijl hij dit schreef in te lange zinnen, de lippen op elkaar, er plots een lichtschijn nog was. Hij dacht aan een gesprek dat hij had met Jacques, een andere Roelandts, een collega van jaren, die er nu niet meer is, diepgelovig en wijd open voor het woord van Christus, op het terras van hun chalet in Crans- Montana, met het prachtigste zicht op de Alpen. De avond viel, de stilte neerstreek over de wereld en de toppen van de bergen die hij alle met naam kon noemen, en dan de nacht erover en de sterren traag verschoven met in het glas het laatste streepje licht. In hen de roep van de geest die hen hielp, met woorden te zeggen wat niet te zeggen was met woorden. Maar hoe goed ze elkaar begrepen en hoe gemakkelijk de grens van leven en dood en eeuwigheid te overschrijden was, al was het slechts één ogenblik.
Maar hun gesprek was niet ingebed in waarheden. Hun gesprek was de openheid die zich ontvouwde van het terras waar ze spraken tot ver voorbij het fonkelen van de sterren tot waar de ruimte was van wat hen door zinderde, het onbepaald bevreemdende dat niet genoemd hoefde te worden.
Hij vond het nodig dit er nog aan toe te voegen, om de ogenblikken van toen te bewaren. Echter, afstand doen is het besluit van een wijs man.
26-01-2021, 00:00 geschreven door Ugo d'Oorde 
|
|
|
 |
|
 |
E-mail mij |
Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
Gastenboek |
Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek
|
E-mail mij |
Druk oponderstaande knop om mij te e-mailen.
|
|
|
 |