Ik nam gisteren, na mijn gedicht over mijn ‘beweegloos verbaasd zijn’, ‘The Tao of Physics’ van Fritjov Capra[1] uit zijn rek. Zo maar een ingeving het boek terug te nemen dat me destijds overrompelde.
Ik overliep het door mij met potlood onderlijnde erin in de hoop er iets te vinden voor mijn blog en viel op pagina 141 en 142 terug, op wat een draagvlak is geworden voor het telkens vermelden van wat voor mij tekenend was voor de ‘New Physics’:
Quantum theory thus reveals an essential interconnectedness of the universe. It shows that we cannot decompose the world into independently existing smallest units.
en,
Quantum theory forces us to see the Universe not as a collection of physical objects but rather as a complicated web of relations between the various parts of a unified whole.
Aldus heb ik begrepen dat de aarde en alles op aarde ‘interconnected’ was én met alle sterren van het Universum én met de allerkleinste deeltjes ervan, het Universum een groot web zijnde.
Ik had toen juist bij Nooteboom gelezen waar hij het heeft over Voyager 1 die ons zonnestelsel verlaten heeft en zich nu bevindt ‘eenzaam in een nooit helemaal lege leegte op weg naar de dichtsbijzijnde ster, of de Oortwolk, of waarschijnlijk niets meer’.
Hij vertelde ook dat Voyager 1, ook Voyager 2, nog altijd gevolgd worden door een achttal ‘gepensioneerden’ van de ruimtevaart, de enigen die nog bij machte zijn met de computers van toen de Voyagers te volgen en, nog steeds hun gegevens opvangen en interpreteren die meer dan zeventien uren nodig hebben om de aarde te bereiken.
De plaats waar ze zich thans bevinden moet dus ook deel zijn van het web, wat moeilijk te begrijpen is ware het niet dat we weten of menen te weten dat al wat is, het product is van de Big Bang waaruit een immens weefsel van deeltjes energie, voortdurend inwerkend op elkaar, is ontstaan die een Universum hebben voortgebracht, een Universum in beweging zoals we het kennen, alle deeltjes ervan innig met elkaar verbonden zegt Capra. Dus ook over alle mogelijke zonnestelsels heen.
Het boek van Capra is een groot boek waarin hij het begrip New Physics en wat dit betekent vergelijkt met Oosterse wijsheid en hierin grote gelijkenissen ontwaart. Ik heb me - ik las hem in de jaren tachtig - de visie van Capra eigen gemaakt, ik heb in hem geloofd zodat het beeld van die innige verbondenheid van al wat is, me parten speelt, want dan moet ik het hebben over de vlinder die opstijgt in China en een storm veroorzaakt in Siberië of waar ook, une image pour mieux me faire comprendre.
Capra lezend besluit ik ook dat Indien we de mogelijkheid hadden te zien wat er gebeurt op het niveau van de subatomaire flitsende deeltjes dan zouden we enkel deze deeltjes zien maar niet de entiteiten. Niet de sterren noch de planeten, niet de bomen noch de bloemen, niet de pennen noch de potloden. Niets van dat alles. In feite waar ligt het begin van een mens, van een boom, van een bloem, het allereerste begin ervan? Het zit hem in het zaad, niet in het zaad zelf maar in het verborgene in het zaad, het deeltje geest, het deeltje van de spirit van het Universum erin.
En dan, sprekend over schepping, wie of wat is het die dit onvoorstelbare en onnoembare aldus heeft én geconcipieerd én gerealiseerd zo dat het met het blote oog onzichtbaar blijft en het een kwestie is van IETS dat er is zonder er te zijn en er toch IS.
Nooteboom in zijn ‘533 Dagenboek’ spreekt hierover niet. Hij is een wijs man; hij schrijft over wat hij ziet en hij heeft voldoende om over te schrijven.
Ik laat me altijd verleiden. Eigenlijk zoek ik de verleiding op. Vandaag hield die me bezig tot nu, nu het nacht geworden is. Het was een lange ontbolstering van gedachten. En dan nog geen gedachten zoals die van Cees Nooteboom, zo wijs ben ik (nog) niet.
[1] Fritjov Capra : ‘The Tao of Physics’, Fontana/Collins pocket, 1982 (eerste uitgave 1975). Capra schreef hierover : Science does not need mysticism, and mysticism does not need science. But man needs both.
|