Is ons Omega, ons eindpunt, al bepaald, eens ons Alfa, ons beginpunt, daar? Dan heeft het er alle schijn van dat we vanuit dit Omega, vanuit de toekomst geleid worden - Rupert Sheldrake waagde het dit voorop te stellen - en dan was het vooraf bepaald dat ik gisteren zou schrijven over het ‘Miserere mei’ van Gregorio Allegri en dus ook bepaald waarover ik vandaag ga schrijven. Het kan want ikzelf weet het nog niet.
Dit is maar al te gek - zo iets kun je enkel van mij verwachten - maar eens alles wat ik deze morgen kwijt wil, geschreven staat, is het alsof ik het wist voor ik eraan begon.
Wat ook ik ben er door ‘getroebleerd’. Elke morgen voel ik me vreemd als ik vaststel dat ik ben gaan neerzitten voor mijn klavier, mijn geschrift met pen is onleesbaar geworden, en uitgekomen ben waar ik uitkwam. Ik schrijf dus toe naar iets dat ik nog niet weet. Hoe dit gebeurt blijft me een raadsel, het mooie, het verrassende is dat dit zo gebeurt. Ik sta niet op met een theorie in mijn hoofd die ik ga verkondigen, neen, ik sta op met een leeg hoofd en toch komen de woorden, me aangeboden op een schoteltje, ze zijn er , ze komen aangelopen en ik moet ze maar nemen, en in feite is dit altijd zo geweest. Aan mijn vriend en lezer van gisteren die mijn blogs van 13 februari 2012, 2016, 2021 zal gelezen hebben zou ik vandaag ook mijn dagboekblog van zelfde dag van het jaar 1979. kunnen aanbieden[1], en elke dag zijn de woorden gekomen. Men noemt dit inspiratie, men noemt dit geïnspireerd zijn, maar dan door wie of wat[2].
De schrijver van de Bijbel was, leerden we, geïnspireerd door God - het was dus God zelf die, de schrijver gebruikte om Zijn ideeën uit te storten over de mens - want als het God niet was, wie was het dan wel?
Wie is het die mij zegt wat ik schrijven moet, wie is die iemand die ik nog niet ontmoet heb, maar ergens schuilt in mij, of buiten mij, in de met woorden gevulde ijlte omheen mij, een ijlte die reiken kan tot aan de Kaap de Goede Hoop van waar ze me worden aangereikt.
Een andere gekheid?
Wel ja, eens je er gaat over nadenken dagen de vragen op. Vragen waarop geen antwoord komt, een reden te meer opdat de vragen zouden gesteld blijven. Vragen voor een zondagmorgen, de morgen van de bezinning, om te beginnen voor zij die nog altijd ter kerke gaan, maar ook voor zij die de zondag nog zien als een rustpunt in de week, een kijken naar wat was en een vooruitzien naar wat komen gaat, een einde en een nieuw begin. De zondag heeft iets bijzonders, je ingesteldheid op de dingen is verschillend. Poëzie op een zondagnamiddag is verschillend van poëzie op een weekdag, omdat de zondag voor een westerling ingebakken zit in zijn genen. Het is de Bijbelschrijver die er ons attent op maakte dat God rusten ging de zevende dag? Met dien verstande dat, terwijl Hij rust, zijn schepping nog altijd verder loopt, Hij is dus rustende, maar of Hij, rustend, nog toekijkt hoe zijn schepping verder verloopt, betwijfel ik, als God heeft hij alles in gang gezet en als dusdanig hoeft er niets meer aan gewijzigd of toegevoegd, is er wat er moet zijn.
Of ik ook, schrijvend, ingesteld ben op een schepping die doorloopt, of ik ook, schrijvend, er deel van uit maak, is een andere mooie vraag. Ik denk van wel. Mijn aandeel is niet veel maar het is dan toch een deel. Schrijvend ben ik er een deel van en dit verheft me, het zet me op de lijn die de Kosmos volgt.
Ik weet nu waar ik uitkomen moest vandaag, op het feit dat het zondag is.
[1] Hij zou o.m. gelezen hebben van Winston Churchill: ‘Our preoccupation with youth has made us forget that often, people, considered too old have the youngest ideas of all.’
[2] ‘Discover what inspires you’, leert ons Eurosport.
|