Hij is opgestaan in wat hij noemen wil het saturatiepunt van de nacht, het ogenblik waarop de rand van de zon schijnbaar de kim heeft bereikt, maar ook schijnbaar nog niet, om zijn dag te beginnen en neer te zitten onder de lamp aan de tafel en te volbrengen wat hij denkt volbrengen te hebben voor zijn eigen welzijn.
Hij herinnert zich een zin waarmee Miguel de Cervantes de Saavedra[1] zijn ‘Novellas ejemplares’, inleidt, hij denkt er dikwijls aan de laatste tijd. Cervantes is er aan begonnen ‘para distraer con ficciones las primeras melancolίas de su vejez’.
Evenwel, als hij begonnen is met zijn dagelijkse blog dan was het niet zoals bij Cervantes, om met verhalen de melancholie van het ouder worden te doorbreken, maar wel en zeer duidelijk omdat hij voorkomen wou dat het ouder worden een te grote greep op hem zou krijgen en hij kantelen zou in een morose omgeving, vast geankerd aan en stil gehouden door wat zich afspeelt op het televisiescherm.
Hij moet dit herhaaldelijk al geschreven hebben en zeker al herhaaldelijk gedacht, ingesteld als hij is op het blijvend provoceren van zijn geest, opdat deze strijdvaardig zou blijven en aldus niet vroegtijdig zou gaan inslapen. Zijn geest is trouwens het enige nog dat hem rest om de stijfheid, de ongemakken en de pijnen van het lichaam op te vangen, te ignoreren zelfs.
Maar het melancholische eigen aan de jaren begint ook bij hem de kop op te steken en verjaagt de drang om elke morgen, uitgelaten de dag te beginnen. Er is duidelijk hierin een moeheid op getreden in zijn bereidheid te zijn wie hij altijd geweest is.
Het is nog geen ontreddering, nog geen volledig stil vallen van wat hem tot nu toe heeft recht gehouden, maar dan toch een gevoel dat stilaan oprijst dat het genoeg is geweest. En denkt hij dus, stop ermee jezelf op te peppen en te denken dat je nog overloopt van krachten en je tot het einde toe kunt blijven schrijven over nieuwe dingen of, het herop frissen van oude, zoals vandaag, waar je dan een ander besluit aan vastknoopt, het effect dat de jaren er aan toegevoegd hebben.
Wat zeker is, je bent in het stadium aangekomen waar Cervantes zich bevond toen hij zijn ‘Novellas ejemplares’ aan het schrijven was. Hij had weinig meer dan schrijven om verder te leven en, wat hem restte aan dagen, zo actief mogelijk door te brengen, zoals hij zegt, met de voet in de stijgbeugel, con el pie en el estribo.
Hoe hij er zat om te schrijven kan ik me half voorstellen, rekening houdend met de mogelijkheden van toen en dan denk ik nog niet aan de zorg die hij moet gekend hebben om papier, pen en inkt te vinden, en voldoende kaarslicht, opgesloten in zijn wellicht schemerige kamer. Materiële zorgen die ik niet ken, enkel deze van het vinden van de woorden om te kunnen volhouden nog voor een tijd.
Het wordt eens te meer, geestelijk, een moeilijke dag. Er zijn er al enkele geweest de laatste tijd. Het is een slecht voorteken. En ook mijn lezers brokkelen af, het bewijs dat ik niet veel meer te vertellen heb dat interessant om horen overkomt. Mijn herinnering aan Cervantes zal hiervoor van geen grote hulp zijn, toch niet zoals voor mij. Je zult het me moeten vergeven.
[1] Miguel de Cervantes de Saavedra: ‘Novelas ejemplares’, Colección Austral, Editorial Espasa Calpe, 1997.
|